NL1004027C1 - Gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen .

De uitvinding heeft betrekking op een gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen of dergelijke bouwwerk-openingen, waarbij het gordijn op een wikkelas opwikkelbaar is en het gordijn alsmede eventueel ook de wikkelas vóór de 5 vensteropening, in het kozijndagstuk of, bij meerlagige beglazing, tussen of vóór de beglazing is aangebracht, de wikkelas onder of aan de in de ingebouwde stand onderste rand van de vensteropening, het kozijndagstuk of de beglazing is aangebracht, aan de in de ingebouwde stand bovenste 10 rand van de vensteropening, het kozijndagstuk of de beglazing geleidingselementen zijn aangebracht en met de zij-einden van de in de afwikkelrichting voorste rand van het gordijn trekelementen verbonden zijn.

Een dergelijk gordijn is bijvoorbeeld bekend uit DE-U-15 93 02 614.

Een dergelijk gordijn dient in het bijzonder als anti-verblindingssysteem voor werkplaatsen met beeldschermen. Volgens de aangegeven stand van de techniek zijn gordijnen in rolgordijnvorm bekend, die van onder naar boven toe 20 gesloten worden. Daardoor kan het onderste storende ven-stervlak bedekt worden, terwijl in het bovenste deel het daglicht in de diepte van de ruimte naar binnen kan schijnen.

De bekende systemen zijn echter duur in de montage en 25 gevoelig voor de juiste afstelling, in het bijzonder als gevolg van het reflectiebeeld dat het gordijn vormt, omdat het gordijn vaak uit gedeeltelijk reflecterende materialen, in het bijzonder voorzien van een aluminiumlaag of -opdam-ping, bestaat. Daarnaast bestaan de bekende systemen uit 30 een groot aantal afzonderlijke onderdelen, zodat zij relatief duur zijn.

De uitvinding heeft tot doel een gordijn van het aangegeven type te verschaffen, die eenvoudig te installe- 1004027 - 2 - ren en goedkoop te vervaardigen is.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt doordat aan de van het gordijn afgekeerde einden van de trekelemen-ten trekgewichten zijn bevestigd, of dat de einden van de 5 trekelementen, die niet aan het gordijn bevestigd zijn, nabij het boveneinde van de vensteropening of dergelijke vast aan het kozijn zijn bevestigd, waarbij elk trekelement over een nabij de bevestigingsplaats aan het kozijn bevestigde omkeerinrichting, in het bijzonder een omkeerrol, is 10 geleid en dat aan het tussen de bevestigingsplaats en de omkeerinrichting aanwezige deel van het trekelement een trekgewicht is aangebracht.

Met voordeel worden de trekelementen door koorden of snoeren gevormd, die in aan elkaar evenwijdige, aan het 15 kozijn bevestigde zijprofielen langs de zijranden van het gordijn zijn geleid en aan het boveneinde van de uittrekweg elk door middel van een geleidingseleroent in de tegenovergestelde richting zijn geleid, en zijn de aan de einden van de trekelementen vastgemaakte trekgewichten elk binnenin 20 een zich bij voorkeur in verticale richting uitstrekkend geleidingsprofiel geleid, waarbij de geleidingsprofielen eventueel deel uitmaken van de zijprofielen.

In het bijzonder is bij dergelijke rolgordijnachtige gordijnen die met de hand dienen te worden aangedreven 25 voorzien dat met de wikkelas een snoerhaspel verbonden is, waarop een treksnoer kan worden gewikkeld, door middel waarvan het gordijn tegen de trekkracht van de trekgewichten in op de wikkelas kan worden gewikkeld.

Bovendien is bij voorkeur voorzien dat het treksnoer 30 door middel van een vastzetmiddel in de eindstand (bij volledig afgewikkeld gordijn) of ook in een tussenstand kan worden vastgezet.

Bovendien is het treksnoer bij voorkeur door een zijprofiel vanaf de snoerhaspel tot aan een bovenste om-35 keerinrichting geleid, en strekt zich vanaf de omkeerinrichting naar buiten het zijprofiel in de richting van het ondereinde daarvan uit.

Een dergelijk rolgordijnachtig gordijn wordt zodanig i 004027 - 3 - geïnstalleerd, dat het gordijn naar boven toe uittrekbaar is, waarbij het gordijn in verticale richting of bijvoorbeeld ook in een naar boven toe onder een schuine hoek staand vlak kan worden uitgetrokken.

5 Het gordijn is bij voorkeur een gedeeltelijk doorzich tige reflector.

Voor het verstijven van de constructie kan ook zijn voorzien, dat het gordijn aan zijn vrije einde een afsluit-staaf heeft, waarop de trekelementen aangrijpen.

10 Aan beide einden van deze staaf is een dun treksnoer bevestigd, die binnenin de zijprofielen, die bijvoorbeeld uit aluminium kunnen bestaan, naar het boveneinde daarvan geleid is en daarvandaan via een omkeerinrichting, bijvoorbeeld een rol of een oog, wordt omgeleid en weer in de 15 verticale richting of in een onder een schuine hoek staand vlak wordt geleid. Aan de einden van de aan beide zijden in de profielen aangebrachte treksnoeren is een trekgewicht bevestigd. Deze trekgewichten glijden in de geleidingspro-fielen, die deel kunnen uitmaken van de zijgeleidingen, 20 overeenkomstig de zwaartekracht naar beneden, waardoor het gordijn naar boven toe getrokken en van de as afgewikkeld wordt. Het gordijn is met zijn andere einde aan de wikkelas bevestigd. Door de draaiing van de wikkelas wordt het treksnoer op een haspel gewikkeld, die onverdraaibaar met 25 de wikkelas verbonden is. Indien het gordijn weer opgewikkeld moet worden, dat wil zeggen naar onderen toe moet worden bewogen, dan wordt het treksnoer, dat op een vast-zethaak of dergelijke is vastgezet, los gemaakt en aangetrokken. Hierdoor wordt het gordijn opgewikkeld en worden 3 0 de gewichten naar boven getrokken. Het sluiten of ook het openen kan op elk gewenst punt gestopt worden en het treksnoer kan dan op het betreffende vastzetmiddel worden vastgezet. De trekgewichten houden dan het gordijn strak, waarbij in het bijzonder de aanbrenging van de afsluitstaaf 35 een vorming van golven in het gordijn voorkomt.

Bij een variant volgens de uitvinding overeenkomstig het alternatief van conclusie 1 en in een verdere uitvoeringsvorm volgens conclusie 7 en 8 wordt bereikt, dat het t0G4Üi7 - 4 - treksnoer nogmaals is omgeleid en dat het gewicht aangrijpt op het treksnoer, terwijl het niet aan het gordijn bevestigde einde van het treksnoer boven het gewicht is bevestigd aan het kozijn, zodat het gewicht slechts de halve 5 verplaatsing van het gordijn hoeft af te leggen. Hierdoor is een ruimtebesparende bouwvorm mogelijk.

üitvoeringsvoorbeelden volgens de uitvinding zijn in de tekening weergegeven en worden hieronder nader beschreven. Hierin toont: 10 fig. 1 een gordijn volgens de uitvinding in aanzicht; fig. 2 een detail in doorsnede gezien; fig. 3 het werkingsprincipe in zijaanzicht; fig. 4 een variant in vooraanzicht; en fig. 5 een detail in doorsnede gezien.

15 Er is een gordijn 1 voor het verduisteren van venster openingen 2 voorzien, waarbij het gordijn 1 op een wikkelas 3 onder de onderste randzijde van de vensteropening 2 is aangebracht. Aan de in de ingebouwde stand bovenste rand van de vensteropening 2 zijn geleidingselementen 4 aange-20 bracht. Met de zij-einden van de in afwikkelrichting voorste randzijde van het gordijn 1 zijn trekelementen 5 verbonden, die over de geleidingselementen 4 zijn geleid. Aan de van het gordijn 1 afgekeerde einden van de trekelementen 5 zijn trekgewichten 6 vastgehouden. De trekelementen 5 25 worden gevormd door koorden of dunne snoeren, die in aan elkaar evenwijdige, aan het kozijn bevestigd zijprofielen 7 langs de zijranden van het gordijn 1 zijn geleid en aan het bovenste einde van de uittrekweg telkens door middel van een geleidingselement 4 in de tegenovergestelde richting 30 worden geleid. De zijprofielen kunnen eveneens voor de zijgeleiding van de zijranden van het gordijn 1 dienen.

De aan de einden van de trekelementen 5 vastgemaakte trekgewichten 6 zijn elk binnenin een zich bij voorkeur in verticale richting uitstrekkend geleidingsprofiel 8 geleid, 35 waarbij de geleidingsprofielen 8 eventueel deel uit kunnen maken van de zijprofielen 7. Het profiel 7, 8 kan bijvoorbeeld als geëxtrudeerd aluminiumprofiel zijn uitgevoerd.

Met de wikkelas 3 is een snoerhaspel 9 verbonden, 1004oc: - 5 - waarop een treksnoer 10 kan worden gewikkeld, door middel van welke het gordijn l tegen de zwaartekracht van de trekgewichten 6 in op de wikkelas 3 kan worden gewikkeld. Het treksnoer 10 kan door middel van een vastzetmiddel 11 5 in de eindstand, bij volledig afgewikkeld gordijn 1, of ook in een tussenstand worden vastgezet. Het treksnoer 10 is door een zijprofiel 7 vanaf de snoerhaspel 9 tot aan een bovenste omkeerinrichting 12 geleid en vanaf de omkeerin-richting 12 naar buiten het zijprofiel 7 in de richting van 10 het onderste einde daarvan naar beneden hangend aangebracht. Aan het einde van het treksnoer is een handgreep 13 uitgevoerd. Bij voorkeur heeft het gordijn 1 aan zijn vrije einde een afsluitstaaf 14, waarop de trekelementen 5 aangrijpen.

15 In plaats van de snoerhaspel kan voor het bedienen ook een zogenaamd eindloos snoer, een kettingaandrijving, of een in de wikkelbuis geplaatste electrische aandrijving worden toegepast.

Door de uitvoering volgens de uitvinding is een een-20 voudige installeren bij gebruik van weinig onderdelen mogelijk, waarbij bovendien een bijzonder nauwkeurige en eenvoudige bediening mogelijk is. Indien het gordijn 1 voor de vensteropening 2 dient te worden afgerold, kan het treksnoer 10 losgemaakt worden, zodat het gordijn onder de 25 invloed van de zwaartekracht op de trekgewichten 6 van onder naar boven voor de vensteropening wordt bewogen. De gewenste stand kan door het vastzetten van het treksnoer 10 worden gefixeerd. Indien het gordijn 1 weer opgerold dient te worden, dan wordt het treksnoer 10 los gemaakt en naar 30 beneden getrokken, waardoor het gordijn 1 op de wikkelas 3 wordt gewikkeld en de trekgewichten 6 naar boven worden getrokken. Door de verbinding van de trekgewichten 6 met de afsluitstaaf 14 wordt het gordijn in zijn geheel strak gehouden.

35 Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 en 5 is bij een verder identieke of vergelijkbare opbouw, het einde van het trekelement 5, dat niet aan het gordijn 1 bevestigd is, nabij het bovenste einde van de vensteropening of derge- 1004027 - 6 - lijke aan het kozijn bevestigd. Het trekelement 5 is daarbij over een nabij de bevestigingsplaats 15 aan het kozijn bevestigde ontkeer inrichting 12, in het bijzonder omkeer-rollen, geleid. Aan het tussen de bevestigingsplaats 15 en 5 de omkeerinrichting 12 aanwezige deel van het trekelement 5 is het trekgewicht 6 gehangen, en wel door middel van een aan het trekgewicht 6 bevestigde, draaibare omkeerrol 16. De bevestigingsplaats 15 en de omkeerinrichting 12 zijn in verticale richting boven het trekgewicht 6 aangebracht. 10 Door deze plaatsing hoeft het trekgewicht 6 bij een volledig uittrekken van het gordijn 1 slechts de halve weg af te leggen, zodat een ruimtebesparende uitvoering bereikt is. Daarnaast betreft het bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 en 5 een element, waarmee tussen de glasplaten een isola-15 tiebeglazing kan worden aangebracht. Het zijprofiel 7 is daarbij een afstandsprofiel voor de isolatiebeglazingen, terwijl het geleidingsprofiel 8 een met het afstandsprofiel 7 verbonden profiel is, waarin een kamer voor het trekgewicht 6 gevormd is. Het geleidingsprofiel 8 heeft daarnaast 20 benen 17, die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken en waartussen de randzijden van het gordijn 1 tezamen met de afsluitstaaf 14 geleid is.

De uitvinding beperkt zich niet tot het uitvoerings-voorbeeld, maar kan binnen de beschermingsomvang van de 25 aanvrage op velerlei manieren worden gewijzigd.

Alle nieuwe, in de beschrijving en/of tekening geopenbaarde afzonderlijke of gecombineerde kenmerken worden als onderdeel van de uitvinding beschouwd.

1 ü ü4 0 2

Claims (8)

1. Gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen of dergelijke bouwwerkopeningen, waarbij het gordijn op een wikkelas opwikkelbaar is en het gordijn alsmede eventueel ook de wikkelas vóór de vensteropening, in het kozijndag-5 stuk of, bij meerlagige beglazing, tussen of vóór de beglazing is aangebracht, de wikkelas onder of aan de in de ingebouwde stand onderste rand van de vensteropening, het kozijndagstuk of de beglazing is aangebracht, aan de in de ingebouwde stand bovenste rand van de vensteropening, het 10 kozijndagstuk of de beglazing geleidingselementen zijn aangebracht en met de zij-einden van de in de afwikkelrich-ting voorste rand van het gordijn trekelementen verbonden zijn, net het kenmerk, dat aan de van het gordijn (1) afgekeerde einden van de trekelementen (5) trekgewichten (6) 15 zijn bevestigd, of dat de einden van de trekelementen (5), die niet aan het gordijn (1) bevestigd zijn, nabij het boveneinde van de vensteropening of dergelijke vast aan het kozijn zijn bevestigd, waarbij elk trekelement (5) over een nabij de bevestigingsplaats (15) aan het kozijn bevestigde 20 omkeerinrichting (12), in het bijzonder een omkeerrol, is geleid en dat aan het tussen de bevestigingsplaats (15) en de omkeerinrichting (12) aanwezige deel van het trekelement (5) een trekgewicht (6) is aangebracht.

2. Gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen volgens conclusie 1, net het kenmerk, dat de trekelementen (5) worden gevormd door koorden of snoeren, die in aan elkaar evenwijdige, aan het kozijn bevestigde zijprofielen (7) langs de zijranden van het gordijn (1) zijn geleid en 30 aan het boveneinde van de uittrekweg elk door middel van een geleidingselement (4) in de tegenovergestelde richting zijn geleid, en dat de aan de einden van de trekelementen (5) vastgemaakte trekgewichten (6) elk binnenin een zich bij voorkeur in verticale richting uitstrekkend geleidings-35 profiel (8) zijn geleid, waarbij de geleidingsprofielen (8) eventueel deel uitmaken van de zijprofielen (7). 1 0 Ü 4 ΰ 2 7’ - 8 -

3. Gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen volgens conclusie 1 of 2, eet het kenmerk, dat met de wikkelas (3) een snoerhaspel (9) verbonden is, waarop een treksnoer (10) kan worden gewikkeld, door middel waarvan 5 het gordijn (1) tegen de trekkracht van de trekgewichten (6) in op de wikkelas (3) kan worden gewikkeld.

4. Gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het treksnoer 10 (10) door middel van een vastzetmiddel (11) in de eindstand (bij volledig afgewikkeld gordijn (1)) of ook in een tussenstand kan worden vastgezet.

5. Gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen 15 volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het treksnoer (10) vanaf de snoerhaspel (9) tot aan een bovenste omkeerinrichting (12) door een zijprofiel (7) is geleid en zich vanaf de omkeerinrichting (12) buiten het zijprofiel (7) in de richting van het ondereinde daarvan uitstrekt. 20

6. Gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen volgens één van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het gordijn (1) aan zijn vrije einde een afsluitstaaf (14) heeft, waarop de trekelementen (5) aangrijpen. 25

7. Gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen volgens één van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het trekgewicht (6) is opgehangen aan het tussen de bevesti-gingsplaats (15) en de omkeerinrichting (12) aanwezige deel 3. van het trekelement (5) door middel van een draaibaar met het trekgewicht (6) verbonden omkeerrol (16).

8. Gordijn voor het verduisteren van vensteropeningen volgens één van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de 35 bevestigingsplaats (15) en de omkeerinrichting (12) in verticale richting boven het trekgewicht (6) zijn aangebracht . t 004027