NL9201621A - Omsnoeringsinrichting. - Google Patents

Description

OMSNQERINGSINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het omsnoeren van een voorwerp met een strook kleefband, waarvan einden aan elkaar kunnen kleven, welke inrichting omvat: - een huis met een holte voor het accommoderen van een voorraadrol kleefband met: * middelen voor het geleiden van de band; * middelen voor het althans langs en tegen de klevende zijde van de eerste band voeren van een voorwerp; en * door een doorgevoerd voorwerp bedienbare snijmiddelen voor het afsnijden van de band, nadat het voorwerp de genoemde middelen is gepasseerd, - een met lichte wrijving roteerbaar sterwiel met een aantal spaken, die in hoofdzaak radiale, onder onderling gelijke hoekafstanden gerangschikte, identieke verdiepingen begrenzen, - twee onderling geregistreerde, aan één zijde open, in de respectievelijk de voorwand en de achterwand van het huis aanwezige sleuven, die samen een kanaal begrenzen, waardoorheen een te omsnoeren voorwerp vanaf de open zijde moet worden bewogen, - waarbij het kleefband over het bovendeel van het sterwiel wordt geleid met de klevende zijde naar buiten gericht, - waarbij het sterwiel ten opzichte van de sleuven zodanig is gevormd en gepositioneerd, dat een te omsnoeren voorwerp met klevende meeneming van de eerste band aangrijpt op het sterwiel in een verdieping daarvan, van welke verdieping de opening zich in het gebied van de sleuven bevindt, waardoor het sterwiel in rotatie wordt gebracht, zodat in de verdieping met doorgaande rotatie van het sterwiel het voorwerp met kleefband wordt omsnoerd, en - waarbij de snijmiddelen stroomafwaarts ten opzichte van het sterwiel zijn geplaatst en een rond een scharnieras scharnierbaar naar het kanaal toe en van het kanaal af beweegbaar kantelstuk met een bedieningsdeel omvatten, welk kantelstuk door veermiddelen wordt gedrongen naar een ruststand, waarin het snijmes zich op afstand van het kanaal bevindt en het bedieningsdeel zich in het gebied van het kanaal bevindt voor bediening van het kantelstuk door een door het kanaal gevoerd voorwerp met doorsnijding van de band waarmee een voorwerp is omsnoerd. Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend als sluiter voor zakken met levensmiddelen. De uitvinding stelt zich ten doel, een inrichting te verschaffen, waarvan de werking in hoofdzaak onafhankelijk is van de afmetingen van een doorgevoerd voorwerp. Een afgeleid doel van de uitvinding in dit verband is het verschaffen van een inrichting, die bijvoorbeeld geschikt is voor het sluiten van kunststofafvalzakken en het omsnoeren van bossen bloemen.

Een probleem bij bekende inrichtingen van het genoemde type is, dat de positionering van het sterwiel sterk afhankelijk kan zijn van de dikte van een doorgevoerd voorwerp. Bij het omsnoeren van een voorwerp dient het sterwiel zodanig te zijn gepositioneerd, dat een volgend voorwerp storingvrij in het kanaal kan worden ingevoerd om door de inrichting te worden omsnoerd.

Teneinde deze positionering, die wezenlijk is voor een goede en storingvrije werking van de inrichting, onder alle omstandigheden te verzekeren is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door een beweeglijk, bijvoorbeeld scharnierbaar aan het kantelstuk aangebrachte positioneringsarm, die in de stand, waarin het mes de band doorsnijdt, met zijn vrije einde ingrijpt in een verdieping in het sterwiel, waardoor dit sterwiel zodanig wordt gepositioneerd, dat een andere verdieping zich in het gebied van het kanaal bevindt en gereed is voor ontvangst van een te omsnoeren voorwerp. Deze configuratie heeft het aanvullende voordeel, slechts zeer weinig ruimte te vragen.

Bij voorkeur vertoont de inrichting het kenmerk dat het vrije einde van de positioneringsarm een vorm bezit die is aangepast aan de vorm van de verdiepingen. Hiermee is een geringe contactdruk verzekerd met behoud van de gewenste storingvrije werking.

Een positieve positionering wordt bereikt met een uitvoering, die het kenmerk vertoont dat de arm bij verplaatsing vanuit de onwerkzame stand van het kantelstuk naar de snijstand daarvan naar zijn positioneringspositie in een verdieping van het sterwiel wordt gebracht door een aan het kantelstuk aanwezige aanslag.

In een voorkeursuitvoering vertoont de inrichting het kenmerk dat de veermiddelen een trekveer omvatten, die enerzijds met het huis is verbonden en anderzijds met de positioneringsarm in een zone, die zich aan de van het genoemde vrije einde afgewende zijde van die positioneringsarm bevindt. Hier worden twee functies met elkaar gecombineerd, namelijk het terugstellen van het kantelstuk in zijn bedrijfsklare positie en het terugtrekken van de positioneringsarm.

Om de klevende, tegen elkaar liggende uiteinden van het omsnoeringsband zo goed mogelijk tegen elkaar te drukken kan de inrichting zijn gekenmerkt door een eerste verende lip, die in het gebied van het kanaal tegen de uiteinden van de spaken van het sterwiel drukt. Voor dit zelfde doel kan de inrichting zijn gekenmerkt door een zich tussen het sterwiel en de snijmiddelen in het kanaal uitstrekkend deflectie-orgaan, dat bij het omsnoeren van een voorwerp de naar elkaar gerichte klevende oppervlakken van het kleefband met vergrote kracht op elkaar drukt.

Teneinde de langsgeleiding van een voorwerp door het kanaal, ongeacht zijn afmetingen, zo goed mogelijk te doen zijn kan in een voorkeursuitvoering de inrichting zijn gekenmerkt door een zich in de langsrichting van het kanaal met een zijde in dat kanaal uitstrekkende, verend naar een van de langsranden van het kanaal belaste strook, zodanig dat een doorgevoerd voorwerp met zijn door kleefband omsnoerde zone tussen de begrenzing van het kanaal en de genoemde langsrand een aandrukkende kracht ondervindt. De vorm van de werkzame langsrand van de strook is aangepast aan de vorm van de daartegenover gelegen begrenzing van het kanaal. De strook vormt met zijn langsrand een lichte indrukking in het behandelde voorwerp, waardoor een positieve geleiding tot stand komt. Een zijdelings wegschuiven van het voorwerp wordt hierdoor voorkomen. Dit zijdelings wegschuiven is ongewenst, omdat daardoor de kwaliteit van de omsnoeringsbewerking te wensen over zou kunnen laten.

In het bijzonder kan deze uitvoering het kenmerk vertonen dat de strook aan de invoerzijde van het kanaal scharnierbaar is aangebracht.

De inrichting kan zodanig zijn uitgevoerd dat de strook veerbelast is door een tweede verende lip.

Deze laatste variant kan het kenmerk vertonen dat de eerste verende lip en de tweede verende lip één geheel vormen. De genoemde verende lippen kunnen van elk geschikt materiaal zijn, bijvoorbeeld verenstaal.

Om de klevende werking van het drukgevoelige kleefband zo sterk mogelijk te doen zijn kan de inrichting het kenmerk vertonen dat het kantelstuk een tegenover het bedieningsdeel geplaatst aanduwdeel omvat, dat bij voortgaande kanteling van het kantelstuk op het doorgevoerde voorwerp een aanduwkracht kan uitoefenen.

Zoals reeds vermeld is het wezenlijk, dat voor een goede werking van de inrichting het sterwiel onder alle omstandigheden correct kan worden gepositioneerd door de positioneringsarm, ongeacht de afmetingen van een doorgevoerd voorwerp. Bij voorkeur vertoont in dit verband de uitvinding tevens het kenmerk dat de einden van de spaken van het sterwiel en het vrije einde van de positioneringsarm zodanig zijn gevormd en samenwerken, dat het genoemde vrije einde in elke stand van het sterwiel een verdieping kan binnentreden met vermijding van een dood punt.

Voor het vervaardigen van de inrichting komt in principe elk geschikt materiaal in aanmerking. Het verdient evenwel de voorkeur om gebruik te maken van een sterke kunststof, die zich door spuitgieten laat bewerken. In het bijzonder kan de inrichting het kenmerk vertonen dat de inrichting in hoofdzaak bestaat uit een sterke kunststof uit de groep, waartoe behoren: ABS en polycarbonaat.

Het nadeel van de genoemde kunststoffen is, dat ze relatief kostbaar zijn, hetgeen voor eenvoudiger inrichting van het genoemde type, bijvoorbeeld voor consumententoepassing, een commercieel beletsel kan zijn. Het is dan ook gewenst, met behoud van redelijke eigenschappen van sterkte een materiaal te kiezen, dat goedkoper is. In dit verband kan de inrichting het kenmerk vertonen dat de inrichting in hoofdzaak bestaat uit polypropeen met een wapening van steenwol-vezels. De combinatie van polypropeen met steenwol-vezels heeft het grote voordeel, in hoofdzaak dezelfde thermische eigenschappen te bezitten als de reeds genoemde kunststof ABS en zich dan ook in dezelfde spuitgietmatrijzen te laten verwerken als ABS.

Voor de reeds genoemde toepassingen zoals het sluiten van huisvuilzakken en het omsnoeren van bloemen kan het van voordeel zijn, dat de inrichting is voorzien van een handgreep.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening. Hierin tonen: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een gedeeltelijk weggebroken zijaanzicht van de inrichting volgens figuur 1; en figuren 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 langsdoorsneden door de inrichting volgens figuur 1 in opeenvolgende fasen van omsnoering van een voorwerp.

Figuur 1 toont een omsnoeringsinrichting 1 voor het omsnoeren van een voorwerp, bijvoorbeeld een huisvuilzak, met een strook kleefband. De inrichting omvat een huis 2 met een holte 3 voor het accommoderen van een voorraadrol kleefband, die in figuur 2 duidelijk te zien is. In deze uitvoering maakt de holte deel uit van een naar buiten scharnierbaar deksel 4, waardoor de holte 3 toegankelijk is voor het inleggen van een rol 5 kleefband. Het inleggen vindt zodanig plaats, dat de klevende zijde van het kleefband 6 naar buiten is gericht en zich op de in figuur 2 getoonde wijze uitstrekt aan de invoerzijde 7 van een kanaal 8, waardoorheen een te omsnoeren voorwerp dient te worden verplaatst om door de inrichting 1 met kleefband te worden omsnoerd.

Nu wordt verwezen naar de figuren 3-9. Figuur 3 toont de inrichting in zijn rusttoestand. In deze toestand is het kleefband 6 zodanig ingelegd, dat het met zijn niet-klevende zijde aanligt tegen de spaken 9 van een met lichte wrijving in het huis 2 roteerbaar gelagerd sterwiel 10. De spaken 9 begrenzen verdiepingen 11. Een verenstalen strook 12 vertoont met een naar het sterwiel 10 gerichte deel 13 een daaraan aangepaste gekromde vorm, die overeenkomt met de afmetingen en de plaatsing van het sterwiel 10, zodanig dat het gebogen deel 13 een aandrukkende kracht in de richting van de einden van de spaken 9 uitoefent. Hierdoor is het kleefband 6 gehecht aan dit gebogen deel 13.

Het sterwiel 10 is zodanig geplaatst en gedimensioneerd, dat een in het kanaal 8 ingevoerd voorwerp 15 (zie figuur 4) eerst in aangrijping komt met het band 6 en vervolgens dit band tegen de bodem van een verdieping 11 van het sterwiel 10 drukt. Hierdoor vindt een rotatie volgens pijl 14 van het sterwiel 10 plaats naar de in figuur 5 getoonde positie.

Na voortgaande verplaatsing van het voorwerp 15 en na het passeren van het sterwiel 10 zijn de klevende, buiten het voorwerp 15 uitstekende einden van het kleefband klevend met elkaar gekoppeld. Vervolgens wordt het voorwerp 15 verder verplaatst door het kanaal 8.

Figuur 7 toont, dat het voorwerp vervolgens in aanraking komt met het bedieningsdeel 16 van een scharnierbaar in het huis 2 gelagerd kantelstuk 17 dat een mes 18 draagt. Het scharnier is met 19 aangeduid. Het voorwerp 15 drukt het kantelstuk 17 met zijn bedieningsdeel 16 weg in de richting van het kanaal 8, waardoor dit kantelstuk 17 een kanteling volgens pijl 20 ondergaat.

Tijdens deze verplaatsing wordt het inmiddels door kleefband 6 omsnoerde voorwerp 15 vanaf de achterzijde aangedrukt door een aandrukdeel 21. Inmiddels is de aandrukkracht tussen de op elkaar gelegen klevende delen van het band 6 vergroot doordat het band met kracht is omgeleid door een zich in het kanaal 8 uitstrekkend stijf deflectie-orgaan 22.

Als gevolg van de in figuur 8 getoonde kanteling van het kantelstuk 17 wordt het mes 18 zodanig verplaatst, dat het de band 6 kan doorsnijden, waardoor de aan elkaar gehechte klevende einden worden gescheiden van het kleefband, dat aan de strook 12 is gehecht en gereed is voor omsnoering van een volgend voorwerp.

Door voortgaande verplaatsing van het voorwerp 15 wordt het kantelstuk in zijn in figuur 9 getoonde stand gebracht, waarin het volledig omsnoerde voorwerp 15 zich in het einde van het kanaal 8 bevindt en uit de daar aanwezige blinde eindzone 23 zijdelings kan worden uitgenomen. Op hierna te beschrijven wijze vindt na beëindiging van de kantelkracht op het kantelstuk een terugstelling daarvan plaats.

Het kantelstuk 17 draagt via een scharnier 24 een positioneringsarm 25, die dient voor het correct positioneren van het sterwiel 10. Daartoe vertoont het kantelstuk 17 een aanslag 26 die bij de overgang tussen figuur 8 en 9 een positief meevoeren van de positioneringsarm 25 volgens pijl 27 verzekert. Zoals figuur 9 toont vindt hierdoor een ingrijpen van het vrije einde 28 van de positioneringsarm 25 in de betreffende verdieping 11 van het sterwiel 10 plaats. Hierdoor wordt dit sterwiel positief in de in figuur 3 getoonde stand geplaatst, waarin een spaak 9 zich in hoofdzaak in dwarsrichting ten opzichte van het kanaal 8 uitstrekt en gereed is voor behandeling van een volgend voorwerp. De arm 25 is aan zijn van het vrije einde 28 afgewende einde belast door een met het huis 2 verbonden trekveer 29. Deze trekveer 29 verzorgt de terugstelling van het kantelstuk 17 en de arm 25 in de in figuur 3 getoonde ruststand. Daartoe omvat het kantelstuk tevens een met de arm 25 samenwerkend terugstel-aanslagvlak 30.

Door de vrij scharnierbare bevestiging van de positioneringsarm 25 aan het kantelstuk 17 kan het vrije einde 28 van de arm 25 zich gemakkelijk de juiste weg zoeken naar de bodem van de betreffende verdieping 11. De vorm van het betreffende einde 28 is aangepast aan de vorm van de verdiepingen 11, die alle identiek zijn gevormd en equidistant zijn gegroepeerd. De vorm van de verdiepingen 11 is asymmetrisch. Het aandrukvlak 31 van elke verdieping, waartegen een ingevoerd voorwerp drukt, is in hoofdzaak recht, terwijl het daartegenover gelegen vlak 32 een terugwijkende, afgeronde vorm bezit. De getoonde en beschreven configuratie verzekert een positieve positionering van het sterwiel 10 door het vrije einde 28 van de arm 25, met vermijding van de mogelijkheid, dat er een dode zone tussen beide bestaat.

Het huis 2 omvat een handgreep 33, waardoor de inrichting zich gemakkelijk met de hand laat opnemen om met één doorgaande beweging bijvoorbeeld een huisvuilzak te sluiten. De verplaatsingsrichting van de inrichting 1 voor dit doel is met 34 aangeduid in de figuren 4-9.

Ter wille van een zo groot mogelijke sterkte is het huis 2 voorzien van een interne ribben-structuur, die algemeen met 35 is aangeduid. Het huis bestaat uit twee helften die op bekende wijze met elkaar kunnen worden verbonden, hetzij door een snapverbinding dan wel met lijm, schroeven of elk andere geschikte bevestiging.

Het kanaal 8 wordt begrensd door een eerste been 36 en een tweede been 37. Aan het eerste been sluit een derde been 38 aan, daaraan een vierde been 39 en daaraan vijfde been 40, dat het tweede been 37 draagt. Het tweede been 37 is verbonden met het derde been 38.

Door deze min of meer spiraalvormige opbouw wordt een eenvoud van constructie gecombineerd met de functionele vereisten, namelijk een voldoende sterkte, de aanwezigheid van een handgreep en een kanaal.

Aan de invoerzijde 7 van het kanaal 8 bevindt zich een scharnier 41, dat een geleidingsstrook 42 draagt. Deze geleidingsstrook is veerbelast door het onderste deel 43 van de verenstalen strook 12 en wordt daardoor in de richting van het sterwiel 10 en het kantelstuk 17 gedrongen. De invoerzijde 7 van het kanaal 8 is betrekkelijk ruim voor het gemakkelijk invoeren van een voorwerp. Een ingevoerd voorwerp wordt tijdens zijn verplaatsing door het kanaal 8 geleid door de daartegen met veerkracht drukkende strook 14. Deze is daartoe voorzien van een min of meer scherp toelopende werkzame rand 44. De vorm van deze rand 44 is aangepast aan de daartegenover gelegen begrenzingsrand 45 van het kanaal 8.

Claims (15)

1. Inrichting voor het omsnoeren van een voorwerp met een strook kleefband, waarvan einden aan elkaar kunnen kleven, welke inrichting omvat: - een huis met een holte voor het accommoderen van een voorraadrol kleefband met: * middelen voor het geleiden van de band; * middelen voor het althans langs en tegen de klevende zijde van de eerste band voeren van een voorwerp; en * door een doorgevoerd voorwerp bedienbare snijmiddelen voor het afsnijden van de band, nadat het voorwerp de genoemde middelen is gepasseerd, - een met lichte wrijving roteerbaar sterwiel met een aantal spaken, die in hoofdzaak radiale, onder onderling gelijke hoekafstanden gerangschikte, identieke verdiepingen begrenzen, - twee onderling geregistreerde, aan één zijde open, in de respectievelijk de voorwand en de achterwand van het huis aanwezige sleuven, die samen een kanaal begrenzen, waardoorheen een te omsnoeren voorwerp vanaf de open zijde moet worden bewogen, - waarbij het kleefband over het bovendeel van het sterwiel wordt geleid met de klevende zijde naar buiten gericht, - waarbij het sterwiel ten opzichte van de sleuven zodanig is gevormd en gepositioneerd, dat een te omsnoeren voorwerp met klevende meeneming van de eerste band aangrijpt op het sterwiel in een verdieping daarvan, van welke verdieping de opening zich in het gebied van de sleuven bevindt, waardoor het sterwiel in rotatie wordt gebracht, zodat in de verdieping met doorgaande rotatie van het sterwiel het voorwerp met kleefband wordt omsnoerd, en - waarbij de snijmiddelen stroomafwaarts ten opzichte van het sterwiel zijn geplaatst en een rond een scharnieras scharnierbaar naar het kanaal toe en van het kanaal af beweegbaar kantelstuk met een bedieningsdeel omvatten, welk kantelstuk door veermiddelen wordt gedrongen naar een ruststand, waarin het snijmes zich op afstand van het kanaal bevindt en het bedieningsdeel zich in het gebied van het kanaal bevindt voor bediening van het kantelstuk door een door het kanaal gevoerd voorwerp met doorsnijding van de band waarmee een voorwerp is omsnoerd, gekenmerkt door een beweeglijk, bijvoorbeeld scharnierbaar aan het kantelstuk aangebrachte positioneringsarm, die in de stand, waarin het mes de band doorsnijdt, met zijn vrije einde ingrijpt in een verdieping in het sterwiel, waardoor dit sterwiel zodanig wordt gepositioneerd, dat een andere verdieping zich in het gebied van het kanaal bevindt en gereed is voor ontvangst van een te omsnoeren voorwerp.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vrije einde van de positioneringsarm een vorm bezit die is aangepast aan de vorm van de verdiepingen.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de arm bij verplaatsing vanuit de onwerkzame stand van het kantelstuk naar de snijstand daarvan naar zijn positioneringspositie in een verdieping van het sterwiel wordt gebracht door een aan het kantelstuk aanwezige aanslag.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de veermiddelen een trekveer omvatten, die enerzijds met het huis is verbonden en anderzijds met de positioneringsarm in een zone, die zich aan de van het genoemde vrije einde afgewende zijde van die positioneringsarm bevindt.

5. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een eerste verende lip, die in het gebied van het kanaal tegen de uiteinden van de spaken van het sterwiel drukt.

6. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een zich tussen het sterwiel en de snijmiddelen in het kanaal uitstrekkend deflectie-orgaan, dat bij het omsnoeren van een voorwerp de naar elkaar gerichte klevende oppervlakken van het kleefband met vergrote kracht op elkaar drukt.

7. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een zich in de langsrichting van het kanaal met een zijde in dat kanaal uitstrekkende, verend naar een van de langsranden van het kanaal belaste strook, zodanig dat een doorgevoerd voorwerp met zijn door kleefband omsnoerde zone tussen de begrenzing van het kanaal en de genoemde langsrand een aandrukkende kracht ondervindt.

8. Inrichting volgens conclusie 7, roet het_Jcenmerk. dat de strook aan de invoerzijde van het kanaal scharnierbaar is aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de strook veerbelast is door een tweede verende lip.

10. Inrichting volgens conclusies 5 en 9, met het kenmerk. dat de eerste verende lip en de tweede verende lip één geheel vormen.

11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het kantelstuk een tegenover het bedieningsdeel geplaatst aanduwdeel omvat, dat bij voortgaande kanteling van het kantelstuk op het doorgevoerde voorwerp een aanduwkracht kan uitoefenen.

12. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de einden van de spaken van het sterwiel en het vrije einde van de positioneringsarm zodanig zijn gevormd en samenwerken, dat het genoemde vrije einde in elke stand van het sterwiel een verdieping kan binnentreden met vermijding van een dood punt.

13. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting in hoofdzaak bestaat uit een sterke kunststof uit de groep, waartoe behoren: ABS en polycarbonaat.

14. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting in hoofdzaak bestaat uit polypropeen met een wapening van steenwol-vezels.

15. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een handgreep.