NL9200409A - Brandkraan. - Google Patents

Brandkraan. Download PDF

Info

Publication number
NL9200409A
NL9200409A NL9200409A NL9200409A NL9200409A NL 9200409 A NL9200409 A NL 9200409A NL 9200409 A NL9200409 A NL 9200409A NL 9200409 A NL9200409 A NL 9200409A NL 9200409 A NL9200409 A NL 9200409A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fire hydrant
sealing ring
valve body
hydrant according
cylindrical sleeve
Prior art date
Application number
NL9200409A
Other languages
English (en)
Other versions
NL194379B (nl
NL194379C (nl
Original Assignee
Bopp & Reuther Armaturen
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bopp & Reuther Armaturen filed Critical Bopp & Reuther Armaturen
Publication of NL9200409A publication Critical patent/NL9200409A/nl
Publication of NL194379B publication Critical patent/NL194379B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL194379C publication Critical patent/NL194379C/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16KVALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
    • F16K1/00Lift valves or globe valves, i.e. cut-off apparatus with closure members having at least a component of their opening and closing motion perpendicular to the closing faces
    • F16K1/14Lift valves or globe valves, i.e. cut-off apparatus with closure members having at least a component of their opening and closing motion perpendicular to the closing faces with ball-shaped valve member
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03BINSTALLATIONS OR METHODS FOR OBTAINING, COLLECTING, OR DISTRIBUTING WATER
    • E03B9/00Methods or installations for drawing-off water
    • E03B9/02Hydrants; Arrangements of valves therein; Keys for hydrants
    • E03B9/08Underground hydrants
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16KVALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
    • F16K15/00Check valves
    • F16K15/18Check valves with actuating mechanism; Combined check valves and actuated valves
    • F16K15/182Check valves with actuating mechanism; Combined check valves and actuated valves with actuating mechanism
    • F16K15/1825Check valves with actuating mechanism; Combined check valves and actuated valves with actuating mechanism for check valves with flexible valve members
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03BINSTALLATIONS OR METHODS FOR OBTAINING, COLLECTING, OR DISTRIBUTING WATER
    • E03B9/00Methods or installations for drawing-off water
    • E03B9/02Hydrants; Arrangements of valves therein; Keys for hydrants
    • E03B2009/022Hydrants with a tubular valve seat

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Hydrology & Water Resources (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Check Valves (AREA)
  • Valve Housings (AREA)

Description

Korte aanduiding: Brandkraan.
De uitvinding heeft betrekking op een brandkraan volgens de inleiding van conclusie 1.
Een dergelijke brandkraan, die als ondergrondse of bovengrondse brandkraan kan zijn uitgevoerd, is bijvoorbeeld qp een in de grond liggende waterleiding aansluitbaar. Aan het boveneinde ervan is gewoonlijk een bedieningsinrichting aanwezig voor het openen en sluiten van een hoofdklep, alsook een koppeling voor het aansluiten van een standpijp voor een afvoerleiding, bijvoorbeeld een slang. De brandkraan is in hoofdzaak vertikaal opgesteld en heeft een mantelbuis en een daarop in neerwaartse richting aansluitend klephuis. In het klep-huis respectievelijk in het daarop aansluitende gedeelte van de mantelbuis is een hoofdklep met een hoofdkleplichaam aanwezig, dat bij het onttrekken van water door middel van de bedieningsinrichting, bijvoorbeeld een in de mantelbuis geleide stang, geopend wordt. Onder de hoofdklep bevindt zich een terugslag- respectievelijk veiligheidsklep, die onder invloed van de druk in de waterleiding sluit en op deze wijze de hoofdklep kan ontlasten. De kleplichamen zijn daarbij zo aangebracht, dat bij het openen van de hoofdklep het kleplichaam daarvan tegelijkertijd het kleplichaam van de terugslagklep tegen de waterdruk van de waterleiding in in de geopende stand brengt.
Om de constructie eenvoudig te houden is de mantelbuis bij een brandkraan bij voorkeur tezamen met het klephuis als één gietstuk uitgevoerd. De onderste opening, d.w.z. de instrocmopening van het klephuis dient derhalve zo groot te zijn, dat zowel de beide kleplichamen alsook de betreffende klepzittingen door deze opening heen in het klephuis kunnen worden geplaatst. Daarbij is het in het bijzonder lastig de klepzittingen aan de mantelbuis respectievelijk aan het klephuis te bevestigen, daar de binnen de mantelbuis respectievelijk - het klephuis voor het toepassen van gereedschap ter beschikking staande ruimte zeer beperkt is.
Er is een brandkraan met een de mantelbuis en het klephuis vormend gietstuk bekend, waarbij voor het afdichten van de terugslagklep een ringvormige neus van een rubber-elastisch materiaal aan het terug-slag-kleplichaam is gevormd, die in de sluitstand van de terugslagklep tegen een deel van de wand van het klephuis komt aan te liggen. Op deze wijze is weliswaar de vorming van een afzonderlijke klepzitting vermeden, doch wordt door het aanliggen van de rubber-elastische neus tegen het oppervlak van het gegoten klephuis geen goede afdichting verkregen. Dit geldt des te meer, cmdat in het water meegevoerde deeltjes, zoals zand- en grinddelen, de afdichtende werking kunnen beïnvloeden. Bovendien dient bij de békende brandkraan, om een afdichtende werking te verkrijgen, ervoor te worden gezorgd, dat de neus steeds (¾) het vooraf bepaalde punt tegen het klephuis komt aan te liggen. Hiertoe wordt het terugslagkleplichaam binnen het klephuis geleid door middel van een houder, die wordt gevormd door een dwars door de stromingsdoortocht verlopende rug met een in het midden daarvan aanwezige draadbus en een hierin geschroefde stang. De stang dient als geleiding voor het terugslagkleplichaam en tegelijkertijd als geleiding en ondersteuning voor een veer, waarmede het kleplichaam wordt belast. Op deze wijze is sprake van een betréidielijk kostbare constructie, terwijl deze constructie bovendien stromingstechnisch gezien ongunstig is, daar dwars op de stromingsdoortocht verlopende obstakels aanwezig zijn, die tot schommelingen in de stroming kunnen bijdragen en tot drukverliezen aanleiding kunnen geven.
De uitvinding nu beoogt een brandkraan te verschaffen, die een eenvoudige en betrouwbare montage van de hoofdklep en van de terugslagklep mogelijk maakt en waarbij een goede afdichting ter plaatse van de klepzittingen gewaarborgd is.
Dit doel wordt volgens de uitvinding door een brandkraan met de in conclusie 1 vermelde kenmerken bereikt.
Volgens de uitvinding worden de klepzitting van de hoofdklep en de klepzitting van de terugslagklep aangebracht op één enkel onderdeel in de vorm van een cilindrische bus. De cilindrische bus als zodanig dient daarbij als klepzitting voor de hoofdklep, zoals bij brandkranen, die geen terugslagklep hébben, qp zichzelf békend is (Duits Offenlegungsschrift 26 21 163). Aan zijn benedeneinde draagt de cilindrische bus een af dicht ingsring, die als klepzitting voor de terugslagklep dient. Qp deze wijze is het mogelijk, de afdichtings-ring vóórgemonteerd op de cilindrische bus aan te brengen en deze voorgemonteerde eenheid dan in één enkele montagegang in de mantel-buis respectievelijk het klephuis te plaatsen en vast te zetten. Daar de beide klepzittingen een voorgemonteerde eenheid vormen en daar een fabriekmatige vóórmontage gewoonlijk met een zeer hoge graad van precisie kan worden uitgevoerd, is een voorafbepaalde onderlinge positie van de klepzittingen te verwezenlijken. Volgens de uitvinding wordt het derhalve mogelijk, bij een eenvoudige montage voor zcwel de hoofdklep alsook voor de terugslagklep een afzonderlijke klepzitting te vormen en deze telkens aan de zich voordoende constructieve uitgangspunten alsmede de gewenste afdichtende werkingen aan te passen.
Het aanbrengen van de afdichtingsring in een uitsparing van het klephuis waarborgt een nauwkeurige positionering daarvan en garandeert een ononderbroken cmtreksoantact van de afdichtingsring met het klephuis, zodat de door de terugslagklep op de afdichtingsring uitgeoefende krachten in het klephuis en de mantelbuis worden afgeleid en de sluitkracht van het terugslagkleplichaam tegelijkertijd de afdichting ten opzichte van het huis ondersteunt.
Het is daarbij van voordeel, dat de afdichtingsring U-vormig is uitgevoerd en deze om een zich in hoofdzaak radiaal naar buiten uitstrekkend omtréksuitsteeksel van de cilindrische bus heengrijpt. Daar de afdichtingsring op bekende wijze uit een elastisch, bij voorkeur een rubber-elastisch materiaal bestaat, kan op deze wijze de bevestiging van de afdichtingsring aan de cilindrische bus door de veerkracht van de U-benen plaatsvinden. Daar het cmtreksuitsteeksel van de cilindrische bus in hoofdzaak radiaal naar buiten reikt ai de afdichtingsring dus in de vorm van een liggende, naar de as van de brandkraan toe open U is aangebracht, werkt de door de U-benen opgewekte klem-respectievelijk veerkracht in hoofdzaak in axiale richting. De aan-ligging van het terugslagkleplichaam tegen de klepzitting vindt gewoonlijk in axiale richting plaats zodat de door het terugslagkleplichaam op de afdichtingsring uitgeoefende sluitkracht in hoofdzaak in dezelfde richting werkt.
Volgens een voordeel biedende verdere uitwerking van de uitvinding is het onderste, de klepzitting voor het terugslagkleplichaam vormende en zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkende been van de U-vormige ring langer dan het onderste, zich eveneens in hoofdzaak radiaal uitstrekkende been van de afdichtingsring. Het langere been aan de naar het terugslagkleplichaam toegekeerde zijde zorgt voor een voldoend grote, eventueel gestructureerde af dicht ingszone, terwijl het kortere been in hoofdzaak slechts tot taak heeft de afdichtingsring op zijn plaats te houden.
De concave uitvoering van de afdichtingsring aan zijn naar het klephuis toegekeerde buitenoppervlak, volgens conclusie 5, leidt ertoe, dat de afdichtingsring in hoofdzaak via twee ringvormige zones tegen de wand van de uitsparing in het klephuis aanligt. Dit brengt een goede afdichtende werking tussen de afdichtingsring en het klephuis met zich mede. Op deze wijze werkt de afdichtingsring bovendien nog als onderste afdichting van de cilindrische bus, doordat de spleet tussen de binnenwand van het klqphuis en de buitenzijde van de cilindrische bus er door wordt af gedicht.
Wanneer de afdichtingsring vormgesloten op de cilindrische buis wordt vastgehouden, zijn geen verdere maatregelen ter bevestiging van de afdichtingsring noodzakelijk, waardoor de montage van de afdichtingsring bijzonder eenvoudig is. Zouden echter bijvoorbeeld de door het terugslagklepl ichaam op de afdichtingsring uitgeoefende krachten onvoldoende door een door de vorm van de afdichtingsring bepaalde wijze van bevestigen kunnen worden opgenanen, dan zou het van voordeel kunnen zijn de afdichtingsring door kitten aan de cilindrische bus te bevestigen. Gewoonlijk zal het echter voldoende zijn, wanneer de U-vormige afdichtingsring onder voorspanning over het ring-vormige uitsteeksel van de cilindrische bus heen is getrokken.
Het ingrijpen van een spits toelopende neus van de afdichtingsring in een dienovereenkomstig gevormde groef van de cilindrische bus, volgens conclusie 8, stabiliseert de bevestiging van de afdichtingsring aan de cilindrische bus op een eenvoudige wijze en voorkomt het radiaal uitwijken van het langere been onder invloed van de sluit-kracht van het terugslagkleplichaam.
Zoals reeds werd beschreven, wordt de cilindrische bus tezamen met de eraan bevestigde afdichtingsring door de intreeopening heen in het klephuis respectievelijk de mantelbuis gébracht en daarin bevestigd. Een constructief eenvoudige bevestiging kan worden bereikt, wanneer de cilindrische bus ter plaatse van een ondersnij ding op de mantelbuis wordt gefixeerd. Daarbij kan de bevestiging op velerlei wijze plaatsvinden. Bij voorkeur echter grijpt de cilindrische bus daarbij achter de ondersnij ding, met een in hoofdzaak radiaal naar buiten gerichte verwijding, die na het plaatsen van de cilindrische bus zonder problemen is te vormen. Aldus wordt de cilindrische bus met de eraan bevestigde afdichtingsring bedrij fszeker in de mantelbuis gefixeerd.
Door voorts ook van boven een afdichtingsring tussen de buitenzijde van de cilindrische bus en de binnenwand van de mantelbuis aan te brengen, wordt de spleetruimte tussen de mantelbuis en de cilindrische bus op effectieve wijze afgedicht. Daarbij kan door het aanbrengen van een uitsparing aan de buitenzijde van de cilindrische bus, waarin de betreffende afdichtingsring wordt geplaatst, een zékere en nauwkeurige positionering van deze afdichtingsring worden verkregen.
Wanneer het terugslagkleplichaam uit een kogel bestaat, is geen gedwongen geleiding nodig, daar het terugslagkleplichaam op grond van de kogelvorm niet kan gaan kantelen of schuin gaan staan; een doeltreffende en bedrij fszekere afdichting is dan steeds gewaarborgd. Bovendien wordt dan het aanbrengen van onderdelen binnen de strcmings-doortocht vermeden, zodat de stroming in het klephuis niet negatief wordt beïnvloed.
Daarbij bestaat de kogel volgens een met voordeel toe te passen uitvoeringsvorm uit een vormvaste kern en een rubber-elastische mantel. De kern kan bijvoorbeeld uit staal of een harde kunststof bestaan, terwijl voor de mantel bij voorkeur een elastomeer wordt toegepast. Mits de vormvastheid van de kogel is gewaarborgd, kan deze ook als holle kogel zijn uitgevoerd, waardoor een besparing aan gewicht wordt bereikt en de kogel reeds bij een lage tegendruk in de sluit-stand wordt gedrukt en door de rubber-elastische mantel een doeltreffende afdichting wordt bewerkstelligd en wel ook wanneer daarbij deeltjes in de zitting ingéklemd zouden komen te zitten.
Door een buikvormige verwijding van het klephuis in het gebied van het terugslagkleplichaam is gewaarborgd, dat niettegenstaande de aanwezigheid van het terugslagkleplichaam toch een voldoende stro-mingsdoortocht in het klephuis bestaat. Het terugslagkleplichaam kan in axiale richting vrij beweegbaar in de buikvormige verwijding van het klephuis zijn geleid, zodat een vaste bewegingsrichting van het terugslagkleplichaam en een doeltreffende afdichting in de sluitstand gewaarborgd zijn. Na het aansluiten van de brandkraan aan de waterleiding heeft men de zekerheid, dat het terugslagkleplichaam (¾) een vooraf bepaalde wijze met de afdichtingsring in ingrijping treedt.
Bij het openen van de hoofdklep - door bediening van de stang daarvan - stuit het hoofdkleplichaam tegen het terugslagkleplichaam en wordt dit laatste kleplichaam tegen de waterdruk in de waterleiding in in de geopende stand geplaatst. Om er zéker van te zijn, dat het hoof dklepl ichaam en het terugslagkleplichaam goed met elkaar in ingrijping komen, is het van voordeel, het hoofdkleplichaam aan zijn naar het terugslagkleplichaam toegekeerde oppervlak overeenkomstig de kromming van het terugslagkleplichaam concaaf uit te voeren. Op deze wijze komt het terugslagkleplichaam over een betrékkelijk groot oppervlak gelijkmatig tegen het hoofdkleplichaam aan te liggen.
In de sluitstand van de brandkraan zou de zich boven de hoofdklep bevindende ruimte van de mantelbuis kunnen worden ontwaterd, zoals dit op zich bekend is (Duits Offenlegungsschrift 26 21 163). Dit kan op eenvoudige wijze worden verwezenlijkt, door het water via een rondgaand kanaal in het buitenoppervlak van het hoofdkleplichaam, dat in de sluitstand van de hoofdklep met een in de cilindrische bus aanwezige opening en een daarop aansluitende ontwateringsleiding samenwerkt, af te voeren.
In het onderstaande wordt aan de hand van de bijgevoegde tekeningen een uitvoer ingsvoorbeeld van de uitvinding nader toegelicht.
Fig. 1 toont het onderste gedeelte van een ondergrondse brandkraan in doorsnede en fig. 2 toont de cilindrische bus en de afdichtingsring op vergrote schaal.
De in fig. 1 afgebeelde ondergrondse brandkraan 10 heeft een uit één stuk bestaand huis, dat een bovenste mantelbuis 12 en een van onderen daarop aansluitend klephuis 12a omvat. Aan het benedeneinde van het klephuis 12a is een flens 14 gevormd. De brandkraan 10 wordt met behulp van niet nader weergegeven bevestigingsmiddelen via de flens 14 op een waterleidingnet aangesloten. De afdichting tussen de brandkraan 10 en de waterleiding vindt plaats onder tussenkomst van een afdichting 16. Voor het in stand houden van een voldoende stromingsdoortocht heeft het klephuis 12a een buikvormige verwijding.
In de mantelbuis 12 is een cilindrische bus 26 geplaatst, die aan de binnenzijde de klepzitting voor een zuigerachtig hoofdkleplichaam 20 en tezamen daarmede de hoofdklep vormt. Het hoofdkleplichaam 20 is verbonden met een stang 18, die in het niet weergegeven bovenste gedeelte van de brandkraan door middel van een handwiel of dergelijk orgaan kan worden bediend. Het hoofdkleplichaam 20 wordt bovendien met vinvormige uitsteeksels in de cilindrische bus 26 geleid. Het kleplichaam bestaat uit een vormvaste kern, die rondom door een rubber-elastisch materiaal, bijvoorbeeld een bekleding 22 van rubber of een elastomeer, wordt omgeven.
Onder de hoofdklep is in de buikvormige verwijding van het klephuis 12a een terugslagkleplichaam in de vorm van een kogel 38 aangebracht, welk kleplichaam met behulp van geleidingselementen, bijvoorbeeld in de vorm van ribben, in axiale richting vrij beweegbaar in het klephuis 12a is geleid. De kogel 38 vormt het gedeelte van een terugslagklep, dat gesloten is, wanneer het kleplichaam 20 van de hoofdklep zich in de aan de rechterzijde in fig. 1 weergegeven gesloten stand bevindt en de kogel 38 zich als gevolg van de in het leidingnet heersende druk - waarvan de werkrichting door de pijl D is aangeduid - aanligt tegen een als klepzitting dienende afdichtings-ring 40, die aan het benedeneinde van de cilindrische bus 26 is bevestigd. De kogel 38 bestaat uit een vormvaste, eventueel holle kern, alsmede een rubber-elastische mantel (in de tekening is dit niet nader weergegeven).
Wanneer het hoofdkleplichaam 20 met behulp van de stang 18 vanuit de gesloten stand naar beneden, in de geopende stand, wordt bewogen, komt een aan het benedeneinde van het hoof dklepl ichaam 20 gevormd concaaf oppervlak 34 aan te liggen tegen de kogel 38, waardoor deze laatste vanuit de sluitstand in de aan de linkerzijde van fig. 1 weergegeven stand wordt gébracht. Beide kleppen zijn dan geopend, zodat het water via de onderste intreeopening van de brandkraan 10 naar een in het bovenste gedeelte van de brandkraan 10 aanwezige, niet getekende afvoeropening respectievelijk naar een daarop aangesloten standpijp kan stromen.
In het buitenomtreksvlak van het hoof dklepl ichaam 20 is een rondgaand kanaal 24 gevormd, dat in de sluitstand van de hoofdklep met een in de cilindrische bus 26 aanwezige radiale opening 32 en een daarop aansluitende, opzij van de roantelbuis 12 aangebrachte ont-wateringsleiding 30 samenwerkt. Aldus wordt de mantelbuis, nadat water uit het waterleidingnet is onttrokken, ontwaterd en ontlast.
De cilindrische bus 26 heeft aan zijn benedeneinde een radiaal naar buiten gericht ringvormig uitsteeksel 26c en aan zijn kopse zijde een rondgaande groef 26b (fig. 2). De afdichtingsring 40 heeft een U-vormige (dwarsdoorsnede, die gevormd wordt door een zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkend bovenste U-been 41, een zich eveneens in hoofdzaak radiaal uitstrekkend onderste U-been 43, alsmede een de beide U-bensn 41 respectievelijk 43 met elkaar verbindend lijf 42, dat in hoofdzaak axiaal verlocpt. De opening van het U-vormige dwarsdoor-snedeprofiel van de afdichtingsring 40 is naar binnen gericht, terwijl het lijf 42 aan de buitenzijde 45 concaaf gevormd is. Het onderste U-been 43 is langer uitgevoerd dan het bovenste U-been 41 en heeft aan zijn naar de cilindrische bus 26 toegekeerde binnenzijde een spits toelopende neus 44, die in ingrijping kan treden met de zich cp de kopse zijde van de cilindrische bus 26 gevormde groef 26b. Het U-vormige dwarsdoorsnedeprofiel vormt een opneemruimte 47 voor het ringvormige uitsteeksel 26c van de cilindrische bus 26. Na het monteren grijpt het bovenste U-been 41 cm het ringvormige uitsteeksel 26c heen, terwijl de neus 44 van het onderste U-been 43 in de groef 26b grijpt. Op deze wijze is de afdichtingsring 40 vormgesloten ten opzichte van de cilindefbus 26 gefixeerd.
De uit de cilindrische bus 26 en de afdichtingsring 40 bestaande eenheid wordt voor het aanbrengen van de flens-afdichting 16 (fig. 1) door de onderste inlaatopening heen axiaal in het klephuis 12a van de brandkraan 10 geplaatst, waarbij de cilindrische bus 26 met zijn buitenoppervlak tegen de cilindrische binnenwand van de mantelbuis 12 komt aan te liggen, terwijl de met de cilindrische bus 26 verbonden afdichtingsring 40 in een uitsparing 36 van het klephuis 12a karnt te liggen. Door het ringvormige uitsteeksel 26c en de afdichtingsring 40 respectievelijk door de bodem van de uitsparing 36 is tegelijkertijd een begrenzingsaanslag voor de inbrengbeweging van de eenheid gevormd. Nabij de bovenkant van de cilindrische bus 26 is aan de buitenzijde daarvan een afdichtingsring 28 aangebracht, die een bovenste afdichting van de spleet tussen de mantelbuis 12 en de cilindrische bus 26 bewerkstelligt. De onderste afdichting wordt door de afdichtingsring 40 verzorgt, die afdichtend in de uitsparing 36 is cpgenomen, waarbij het concaaf gevormde buitenoppervlak 45 met de zijwand van de uitsparing 36 in contact komt. Hierbij worden voornamelijk de in fig. 2 aangegeven ringvormige zones 46a en 46b afdichtend werkzaam. Om de afdichtingsring 28 ten opzichte van de cilindrische bus 26 te positioneren, kan de afdichtingsring 28 in een aan de buitenzijde van de cilindrische bus 26 gevormde uitsparing of schouder zijn aangebracht. Cp deze wijze kan ook de afdichtingsring 28 vóóraf op de cilindrische bus 26 worden aangebracht.
Nadat de cilindrische bus 26 met de afdichtingsring en de ring-afdichting 40 in de brandkraan is geplaatst en daarbij zijn in fig. 1 weergegeven positie heeft ingencmen, wordt de cilindrische bus 26 aan de bovenkant radiaal verwijd. De aldus ontstaande verwijding 26a grijpt daarbij rond een aan de binnenzijde van de mantelbuis 12 aanwezige ondersnijding, die bijvoorbeeld door een rondgaande verdikking 12b, een ringvormige verdieping of dergelijke kan zijn gevormd.
Door de getekende positionering en wijze van aanbrengen van zowel de klepzitting voor de hoofdklep als ook van de klepzitting voor de terugslagklep is een snelle en doeltreffende montage in één enkele montagegang mogelijk.

Claims (22)

1. Brandkraan met een mantelbuis en een uit één stuk hiermede gevormd klephuis, dat onder tussenkomst van een afdichtingsorgaan op een waterleiding aansluitbaar is, alsmede met een hoofdklep, waarvan het kleplichaam met een klepzitting samenwerkt en door middel van een in de mantelbuis geleide stang bedienbaar is, en met een onder de hoofdklep aangebrachte terugslagklep, waarvan het kleplichaam met een verdere klepzitting samenwerkt en in het klephuis is geleid, met het kenmerk, dat de klepzitting van de hoofdklep door een in de mantelbuis (12) geplaatste en ten opzichte hiervan gefixeerde cilindrische bus (26) wordt gevormd en de klepzitting van de terugslagklep door een afdichtingsring (40) wordt gevormd, die aan het naar het klephuis (12c) toegekeerde benedeneinde van de cilindrische bus (26) is bevestigd.
2. Brandkraan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afdichtingsring (40) afdichtend in een uitsparing (36) van het klephuis (12a) is geplaatst.
3. Brandkraan volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de afdichtingsring (40) in hoofdzaak U-vormig is uitgevoerd en om een in hoofdzaak radiaal naar buiten gericht ringvormig uitsteeksel (26c) van de cilindrische bus (26) heengrijpt.
4. Brandkraan volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat een onderste, zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkend been (43) van de U-vormige afdichtingsring (40) langer is uitgevoerd dan een bovenste, zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkend been (21) van de afdichtingsring (40) en de klepzitting voor het kleplichaam van de terugslagklep vormt.
5. Brandkraan volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de U-vormige afdichtingsring (40) aan zijn naar de wand van de uitsparing (36) in het klephuis (12a) toegekeerde buitenzijde (45) van het U-lijf concaaf is uitgevoerd.
6. Brandkraan volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de afdichtingsring (40) vormgesloten ten opzichte van de cilindrische bus (26) is gefixeerd.
7. Brandkraan volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de afdichtingsring (40) onder voorspanning over het zich radiaal uitstrékkende ringvormige uitsteeksel (26c) van de cilindrische bus (26) heen is getrokken.
8. Brandkraan volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de afdichtingsring (40) cp de cilindrische bus (26) is vastgekit.
9. Brandkraan volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat een spits toelopende neus (44) aan de binnenzijde van het onderste been (43) van de afdichtingsring (40) in een overeenkomstig gevormde groef (26b) van de cilindrische bus (26) grijpt.
10. Brandkraan volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de cilindrische bus (26) tezamen met de afdichtingsring (40) via de inlaatopening van het klephuis (12a) is geplaatst en ter plaatse van een ondersnijding ten opzichte van de mantelbuis (12) is gefixeerd.
11. Brandkraan volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de cilindrische bus (26) door middel van een in hoofdzaak radiaal naar buiten gerichte verwijding (26a) achter de ondersnijding van de mantelbuis (12) grijpt.
12. Brandkraan volgens een der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat onder de verwijding (26a) van de cilindrische bus (26), tussen de buitenzijde daarvan en de binnenzijde van de mantelbuis (12), een afdichtingsring (28) is aangebracht.
13. Brandkraan volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de afdichtingsring (28) in een uitsparing aan de buitenzijde van de cilindrische bus (26) is aangebracht.
14. Brandkraan volgens een der conclusies 1-13. met het kenmerk, dat het terugslagkleplichaam (38) een kogel is.
15. Brandkraan volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de kogel (38) een holle kogel is.
16. Brandkraan volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat de kogel uit een vormvaste kern en een rubber-elastische mantel bestaat.
17. Brandkraan volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de kern van de kogel uit staal of een vormvaste kunststof bestaat.
18. Brandkraan volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de mantel van de kogel uit een elastomeer bestaat.
19. Brandkraan volgens een der conclusies 1-18, met het kenmerk, dat het klephuis (12a) een buikvormige verwijding voor het opnemen van het terugslagkleplichaam (38) heeft.
20. Brandkraan volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het terugslagkleplichaam (38) in axiale richting vrij beweegbaar in de buikvormige verwijding van het klephuis (12a) is geleid.
21. Brandkraan volgens een der conclusies 1-20, met het kenmerk, dat het hoofdkleplichaam (20) aan zijn naar het terugslagkleplichaam (38) toegekeerde vlak (34) overeenkomstig de kromming van laatstgenoemd lichaam concaaf is uitgevoerd.
22. Brandkraan volgens een der conclusies 1-21, met het kenmerk, dat het hoofdkleplichaam (20) aan zijn buitenoppervlak een rondgaand kanaal (24) heeft, dat in de sluitstand van de hoofdklep met een in de cilindrische bus (26) aanwezige radiale opening (32) en een daarop aansluitende ontwateringsleiding (30) samenwerkt, waarbij de afdich-tingsring (28) boven en de afdichtingsring (40) onder de radiale opening (32) is aangebracht.
NL9200409A 1991-03-13 1992-03-04 Brandkraan. NL194379C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE4107981 1991-03-13
DE4107981 1991-03-13

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9200409A true NL9200409A (nl) 1992-10-01
NL194379B NL194379B (nl) 2001-10-01
NL194379C NL194379C (nl) 2002-02-04

Family

ID=6427100

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9200409A NL194379C (nl) 1991-03-13 1992-03-04 Brandkraan.

Country Status (3)

Country Link
AT (1) AT399182B (nl)
LU (1) LU88077A1 (nl)
NL (1) NL194379C (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DK3470586T3 (da) * 2017-10-16 2021-08-16 Vonroll Infratec Invest Ag Spærreorgan til anvendelse i en brandhane, brandhane og hovedventilsæde

Also Published As

Publication number Publication date
AT399182B (de) 1995-03-27
ATA40792A (de) 1994-08-15
NL194379B (nl) 2001-10-01
NL194379C (nl) 2002-02-04
LU88077A1 (de) 1992-10-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0941433B1 (en) Non-return device
US20180106025A1 (en) Internal drain hair and debris straining assembly
KR20120112409A (ko) 일반적으로 바닥 배수구에 삽입되는 회전 플랩형의 역류 방지 밸브 어셈블리
WO1992014888A1 (en) Waste valve fittings
NL194400C (nl) Brandkraan.
US11408163B2 (en) Floor drain
NL9200409A (nl) Brandkraan.
WO2014188185A1 (en) Drainage fitting
KR101843321B1 (ko) 세면기용 배수트랩 결합구조
KR20120127107A (ko) 악취 및 역류 방지 기능을 갖는 배수구 개폐 조절 장치
KR20160081728A (ko) 배수트랩
RU2695456C2 (ru) Сливное устройство и раковина, содержащая такое сливное устройство
KR20190089667A (ko) 세면대용 배수장치
JP2562115B2 (ja) 排水管用臭気止めトラップ
DE4119104A1 (de) Unterflurhydrant
US6311721B1 (en) Residential drain line stop valve
KR102210653B1 (ko) 오래된 건물의 욕실배수구에 악취방지를 위하여 설치되는 배수트랩
WO2021058237A1 (en) Adjustable plumbing trap with shut off valve
CN110546333B (zh) 虹吸管
KR102671513B1 (ko) 높이 및 각도 조절이 용이한 맨홀 장치를 구비한 밸브실
KR102370423B1 (ko) 사이펀식 바닥배수장치
KR102536793B1 (ko) 배수트랩 어셈블리
KR102355060B1 (ko) 층상배관용 배수트랩
CA1198964A (en) Sewer restriction plate
EP3399112A1 (de) Hydrant mit im oberteil vorhandenem rückflussverhinderer

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: JOHANNES ERHARD, H. WALDENMAIER ERBEN SUEDDEUTSCHE

Owner name: IWKA INDUSTRIEANLAGEN GMBH

TNT Modifications of names of proprietors of patents or applicants of examined patent applications

Owner name: JOHANNES ERHARD, H. WALDENMAIER ERBEN SUEDDEUTSCHE

Owner name: VAG - ARMATUREN GMBH

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20071001