NL9101999A - Restrictieklep voor een systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof. - Google Patents

Restrictieklep voor een systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof. Download PDF

Info

Publication number
NL9101999A
NL9101999A NL9101999A NL9101999A NL9101999A NL 9101999 A NL9101999 A NL 9101999A NL 9101999 A NL9101999 A NL 9101999A NL 9101999 A NL9101999 A NL 9101999A NL 9101999 A NL9101999 A NL 9101999A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
liquid
fluid
inlet
predetermined
Prior art date
Application number
NL9101999A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Aeroquip Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Aeroquip Ag filed Critical Aeroquip Ag
Publication of NL9101999A publication Critical patent/NL9101999A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D7/00Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
    • B67D7/02Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes for transferring liquids other than fuel or lubricants
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D7/00Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
    • B67D7/06Details or accessories
    • B67D7/08Arrangements of devices for controlling, indicating, metering or registering quantity or price of liquid transferred
    • B67D7/16Arrangements of liquid meters
    • B67D7/20Arrangements of liquid meters of rotary type
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D7/00Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
    • B67D7/06Details or accessories
    • B67D7/08Arrangements of devices for controlling, indicating, metering or registering quantity or price of liquid transferred
    • B67D7/30Arrangements of devices for controlling, indicating, metering or registering quantity or price of liquid transferred with means for predetermining quantity of liquid to be transferred
    • B67D7/302Arrangements of devices for controlling, indicating, metering or registering quantity or price of liquid transferred with means for predetermining quantity of liquid to be transferred using electrical or electro-mechanical means
    • B67D7/303Arrangements of devices for controlling, indicating, metering or registering quantity or price of liquid transferred with means for predetermining quantity of liquid to be transferred using electrical or electro-mechanical means involving digital counting
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D7/00Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
    • B67D7/06Details or accessories
    • B67D7/32Arrangements of safety or warning devices; Means for preventing unauthorised delivery of liquid
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F3/00Measuring the volume flow of fluids or fluent solid material wherein the fluid passes through the meter in successive and more or less isolated quantities, the meter being driven by the flow
    • G01F3/02Measuring the volume flow of fluids or fluent solid material wherein the fluid passes through the meter in successive and more or less isolated quantities, the meter being driven by the flow with measuring chambers which expand or contract during measurement
    • G01F3/04Measuring the volume flow of fluids or fluent solid material wherein the fluid passes through the meter in successive and more or less isolated quantities, the meter being driven by the flow with measuring chambers which expand or contract during measurement having rigid movable walls
    • G01F3/06Measuring the volume flow of fluids or fluent solid material wherein the fluid passes through the meter in successive and more or less isolated quantities, the meter being driven by the flow with measuring chambers which expand or contract during measurement having rigid movable walls comprising members rotating in a fluid-tight or substantially fluid-tight manner in a housing
    • G01F3/10Geared or lobed impeller meters
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04CROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; ROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04C2220/00Application
    • F04C2220/24Application for metering throughflow
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/3149Back flow prevention by vacuum breaking [e.g., anti-siphon devices]
    • Y10T137/3185Air vent in liquid flow line
    • Y10T137/3294Valved
    • Y10T137/3331With co-acting valve in liquid flow path
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/794With means for separating solid material from the fluid
    • Y10T137/8122Planar strainer normal to flow path
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/8158With indicator, register, recorder, alarm or inspection means
    • Y10T137/8225Position or extent of motion indicator
    • Y10T137/8242Electrical

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Mathematical Physics (AREA)
  • Theoretical Computer Science (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Loading And Unloading Of Fuel Tanks Or Ships (AREA)
  • Devices For Dispensing Beverages (AREA)
  • Jet Pumps And Other Pumps (AREA)

Description

Restrictieklep voor een systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof.
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof en in het bijzonder op een restrictieklep die fungeert als een uitlaatklep in een dergelijk systeem.
In de landbouw wordt op grote schaal gebruik gemaakt van chemische behandelingen van gewassen. Twee belangrijke toepassingsgebieden van chemische behandelingen zijn bemesting en insectenbestrijding. Teneinde de distributiekosten zo laag mogelijk te maken, worden de chemische stoffen gebruikelijker-wijs aan de groothandelaar in de vorm van grote hoeveelheden geconcentreerde vloeistof verkocht. De groothandelaar levert vervolgens kleinere hoeveelheden van de geconcentreerde vloeistof af aan de landbouwer door de benodigde hoeveelheid te pompen uit een bulkopslagtank. Daaraan voegt de landbouwer water toe teneinde de chemische stoffen te verdunnen tot de juiste concentratie alvorens deze aan te brengen op zijn gewassen.
Teneinde een optimaal effect van de chemische stof te bewerkstelligen zonder de gewassen te beschadigen, is de hoeveelheid van de gebruikte chemische stof uiterst kritisch. De chemische fabrikant zal een specificatie geven van de gewenste verhouding tussen chemische stof en water die moet worden gebruikt. De totale benodigde hoeveelheid van de chemische stof wordt vervolgens berekend en toegediend op basis van het totale volume van het reservoir van de landbouwer. Doordat de chemische stoffen geconcentreerd zijn, kunnen zij bovendien zeer kostbaar zijn. Een precieze besturing en nauwkeurige meting van de aan de landbouwer geleverde hoeveelheid zijn derhalve belangrijk. Er dient met voorzichtigheid te worden gehandeld, aangezien de chemische stoffen in hun geconcentreerde vorm een schadelijk effect zouden kunnen hebben op het milieu en een ieder die bij morsen daarmee in contact komt.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een restrictieklep, die zich bevindt aan het uiteinde van een lozingsslang in een systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof. De restrictieklep werkt als een uitlaatklep en is door middel van een koppeling met laag spillage verbonden met een reservoir waaraan de vloeistof moet worden toegediend.
De restrictieklep is voorzien van een antisifon-terugslagklep, welke voorkomt dat vloeistof vanuit het reservoir van de gebruiker terugstroomt naar het systeem.
De restrictieklep is tevens voorzien van een vloei-stofdetectie-inrichting voor het detecteren wanneer vloeistof het uiteinde van de lozingsslang heeft bereikt en voor het signaleren van deze situatie aan een elektronische besturing voor het toedieningssysteem. Na ontvangst van het signaal zal de elektronische besturing beginnen met het doseren van de hoeveelheid vloeistof die wordt afgeleverd. Hierdoor wordt gewaarborgd dat een willekeurige hoeveelheid vloeistof die in de lozingsslang wordt gepompt tijdens het vullen van het systeem met vloeistof, niet wordt geregistreerd als een gedeelte van de te doseren vloeistof.
De restrictieklep kan zijn voorzien van een vacuüm-regelklep, die is aangebracht aan het uiteinde van de lozingsslang direct vóór de antisifon-klep. Een vacuümregelklep is nodig voor het ondersteunen van systemen voor het toedienen van vloeistof, die zijn voorzien van een facultatieve "terug-stromings"-faciliteit. Tijdens de "terugstroming" wordt willekeurige vloeistof die in de lozingsslang achterblijft, teruggepompt in de voorraadtank van het systeem na voltooiing van de toedieningsbewerking. De vacuümregelklep gaat open teneinde lucht binnen te kunnen laten stromen in de lozingsslang wanneer men de pomp in omgekeerde richting laat werken voor het ledigen van de slang. Tussen de vacuümregelklep en de slang is een extra veiligheidsterugslagklep opgenomen en zorgt voor een verdere beheersing van de vloeistof in het geval dat de vacuümregelklep niet in staat is om te sluiten.
Andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding zullen voor deskundigen op dit gebied duidelijk worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving van de voorkeur suitvoeringsvorm, wanneer deze wordt beschouwd in het licht van de bijgevoegde tekening.
Fig. 1 is een schematische weergave van een toedieningssysteem waarin de wezenlijke kenmerken van de onderhavige uitvinding ten uitvoer zijn gelegd.
Fig. 2a en 2b zijn stromingsdiagrammen die de werking van het toedieningssysteem illustreren.
Fig. 3 is een bovenaanzicht van een toetsenbord van de elektronische besturing, welk toetsenbord kan worden gebruikt voor het bedienen van het systeem.
Fig. 4 is een schematische weergave van een alternatieve uitvoeringsvorm van het toedieningssysteem, dat is voorzien van middelen voor het laten terugstromen van vloeistof vanuit de lozingsslang naar de voorraadtank.
Fig. 5 is een schematische weergave van een andere alternatieve uitvoeringsvorm van het toedieningssysteem, dat middelen omvat voor het laten hercirculeren van de vloeistof door de voorraadtank.
Fig. 6 illustreert een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van het toedieningssysteem, waarin van een met een vlotter toegeruste ontluchtingsklep gebruik wordt gemaakt voor het detecteren wanneer het systeem met vloeistof is gevuld.
Fig. 7 is een schematische weergave van een alternatieve uitvoeringsvorm van het toedieningssysteem dat is voorzien van een met een aanzuigaftaster toegeruste voetklep en een terugstromings-overdrukklep.
Fig. 8 is een weergave van een doorsnede (over het algemeen langs de lijn 8-8 in fig. 10) door een tandwielpomp en pomphuis, die kunnen worden gebruikt met het systeem van de onderhavige uitvinding.
Fig. 9 is een doorsnede (langs de lijn 9-9 van fig. 8) door de tandwielpomp die is weergegeven in fig. 8.
Fig. 10 is een doorsnede langs de lijn 10-10 van fig. 8.
Fig. 11 is een doorsnede langs de lijn 11-11 van fig. 8.
Fig. 12 is een perspectivische weergave van een eerste type tandwieluiteinde-slijtplaat, die wordt gebruikt in de in fig. 8-11 weergegeven tandwielpomp.
Fig. 13 is een perspectivische weergave van een tweede type tandwieluiteinde-slijtplaat, die wordt gebruikt in de in fig. 8-11 weergegeven tandwielpomp.
Fig. 14 is een bovenaanzicht van een restrictieklep van het type dat wordt gebruikt in het "terugstromings·'-toedieningssysteem van fig. 4, dat is voorzien van een vacuüm- regelklep, die daarvan een wezenlijk bestanddeel uitmaakt.
Fig. 15 is een op vergrote schaal en gedeeltelijk weergegeven doorsnede langs de lijn 15-15 van fig. 14.
In fig. 1 is een systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof geïllustreerd, welk systeem algemeen is aangeduid met verwijzingscijfer 10 en waarin de wezenlijke kenmerken van deze uitvinding ten uitvoer zijn gebracht. In fig. 1 en de overige schematische voorstellingen zijn de elektrisch/ magnetische verbindingen en/of koppelingen tussen onderdelen weergegeven door middel van streeplijnen, terwijl vloeistof-verbindingen en/of -leidingen zijn weergegeven door middel van doorgetrokken lijnen. De vloeistof - meestal een geconcentreerde chemische stof - is opgenomen in een voorraadtank of reservoir ll, dat een willekeurige van een aantal inrichtingen zou kunnen zijn, variërend van een op een vrachtwagen gemonteerde tank tot een eenvoudig draagbare container met een inhoud van enige tientallen liters. De voorraadtank 11 is voorzien van een koppeling 12 met laag spillage en een ont-luchtingsleiding 13. De leiding 13 is toegerust met een ont-luchtingsfilter 14 teneinde te voorkomen dat door de lucht meegevoerde vloeistofdruppeltjes in de buitenlucht geraken. De koppeling 12 met laag spillage kan van het type zijn dat is beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage nr. 494.644, ingediend op 16 maart 1990, en hierin onder verwijzing is opgenomen.
De vloeistof in de voorraadtank 11 wordt gepompt met behulp van een tandwielpomp met positieve verdringing De tand-wielpomp 20 wordt aangedreven door een omkeerbare motor 21 via een vertragingsdrijfwerk 22. De overbrengingsverhouding van het vertragingsdrijfwerk 22 is gekozen met het oog op het laten overeenstemmen van de snelheid van de motor en de eisen die aan de pomp worden gesteld. Terwijl de motor 21 een willekeurige kan zijn van een aantal in de handel verkrijgbare motoren, is een 12-volt gelijkstroommotor geschikt voor gebruik indien het toedieningssysteem op een voertuig, zoals een vrachtwagen, dient te worden gemonteerd, aangezien de motor dan compatibel is met het elektrische systeem van het voertuig.
De vloeistof wordt door de tandwielpomp 20 via een zuigslang 23 aangezogen vanuit de voorraadtank 11 en vervol gens via een lozingsslang 24 gepompt naar een restrictieklep 25, die op haar beurt is verbonden met een toedieningskoppe-ling 26 met laag spillage. De restrictieklep 25 is voorzien van een antisifon-terugslagklep 27, die in de meeste gevallen rechtstreeks is verbonden met de toedieningskoppeling 26 teneinde terugstroming van de vloeistof naar de lozingsslang 24 te voorkomen. De vloeistof wordt geloosd in een reservoir 28 van de gebruiker, welk reservoir eveneens kan zijn voorzien van een ontluchtingsleiding 28a. Het reservoir 28 van de gebruiker kan een willekeurige zijn van een aantal inrichtingen. Het kan bijvoorbeeld de voedingstank zijn op een door een trekker voortgetrokken veldsproeier. Meestal wordt water toegevoegd aan het reservoir 28 teneinde de chemische stoffen te verdunnen tot een concentratie die veilig op de gewassen kan worden aangebracht. Elektrisch vermogen wordt aan de motor en andere onderdelen van het overbrengingssysteem geleverd door een externe voedingsbron 29, zoals bijvoorbeeld een accu.
De toedieningsbewerking wordt bestuurd door een met een microprocessor toegeruste elektronische besturing 30, die rechtstreeks op het samenstel bestaande uit de tandwielpomp en de motor kan worden gemonteerd of kan worden verbonden door middel van een kabelgeleiding. De gebruiker voert specifieke gegevens met betrekking tot een specifieke toedieningsbewerking in in de besturing 30 door middel van een toetsenbord 31. De besturing 30 is tevens voorzien van een alfanumeriek LCD 32 teneinde de gebruiker door het bijbehorende programma te leiden en hem informatie te verschaffen tijdens de toedieningsbewerking. Zoals zal worden besproken, houdt de besturing 30 toezicht op verschillende parameters met betrekking tot de werking van het systeem en regelt de werking van de motor 21 teneinde een gewenste voorgeprogrammeerde toedieningsbewerking te bewerkstelligen.
Doordat de tandwielpomp van een type met positieve verdringing is, wordt een nauwkeurig bekende, vaste hoeveelheid vloeistof verplaatst bij elke omwenteling of gedeelte van een omwenteling van de pompdrijfas. Overeenkomstig de onderhavige uitvinding is een omzetter 33 aangebracht voor het opnemen van de rotatie van een roterend onderdeel in het samenstel bestaande uit de tandwielpomp, het vertragingsdrijf-werk en de motor. Zo kan de omzetter 33 bijvoorbeeld de rota tie van de drijfas van de tandwielpomp opnemen door het tellen van het aantal tanden van een aangedreven tandwiel of detectiewiel, en deze informatie afgeven aan de elektronische besturing 30. Nadat het systeem is gevuld met vloeistof, kan de besturing de hoeveelheid te doseren vloeistof nauwkeurig regelen door toezicht te houden op van de rotatie van de drijfas. De omzetter kan er een van verschillende algemeen bekende configuraties zijn, zoals bijvoorbeeld een passieve, met een variabele reluctantie toegeruste magnetische omzetter, of een inrichting op basis van het Hall-effect.
In de restrictieklep 25 is een inrichting 35 voor vloeistofdetectie aangebracht teneinde de besturing 30 te signaleren wanneer het vullen van de lozingsslang 24 met vloeistof is voltooid. De inrichting 35 kan bijvoorbeeld een tong-schakelaar zijn, die reageert op de beweging van een op de antisifon-terugslagklep 27 aangebrachte magneet, welke magneet ervoor is ontworpen dat hij de tongschakelaar uitsluitend na detectie van vloeistofstroming kan bekrachtigen. Tijdens het vullen van de lozingsslang met vloeistof, terwijl de in de slang 24 aanwezige lucht door de restrictieklep 25 wordt geperst, is ter plaatse van de klep geen vloeistof aanwezig en zal de -tongschakelaar niet zijn bekrachtigd, waardoor aan de elektronische besturing een signaal wordt gegeven dat er geen vloeistof wordt geloosd. De elektronische besturing 30 rekent de vloeistof die tijdens het vullen van het systeem met vloeistof wordt gepompt, niet mee als deel van de vulhoeveelheid. Wanneer vloeistof eenmaal aanwezig is, zal de tongschakelaar worden bekrachtigd en zal de elektronische besturing beginnen met toezicht te houden op de hoeveelheid vloeistof die wordt gepompt. Ook in het geval dat er een luchtbel aanwezig mocht zijn in de lozingsslang 24 tijdens een toedieningsbewerking, zal de bekrachtiging van de tongschakelaar worden weggenomen teneinde deze situatie te signaleren aan de elektronische besturing, en zal dit luchtvolume niet aan de gewenste toe te voeren vulhoeveelheid worden toegevoegd.
Hoewel de in fig. 1 getoonde vloeistofdetectie-inrichting 35 door middel van draden rechtstreeks is verbonden met de elektronische besturing 30, dient te worden opgemerkt dat het in sommige gevallen wenselijk zou kunnen zijn om gebruik te maken van een "draadloze" verbinding. In dit geval zou de restrictieklep 25 zijn voorzien van een kleine, op een batterij werkende zender en zou een ontvanger zijn aangebracht ter plaatse van de elektronische besturing 30.
De werking van het toedieningssysteem door een typische gebruiker zal nu in meer details worden beschreven aan de hand van de stroomdiagrammen van fig. 2a en 2b, onder verwijzing naar de schematische weergave van het toetsenbord in fig. 3 en het overzicht van fig. 1. De gebruiker sluit allereerst de toedieningskoppeling 26 aan op het (in fig. 1 weergegeven) reservoir 28 van de gebruiker. Zoals is getoond in stap 100 van fig. 2a, sluit hij vervolgens de voeding aan door het verbinden van het systeem met de voedingsbron 29. Nadat de voeding is ingeschakeld, wordt door de elektronische besturing 30 een aantal tests met betrekking tot de integriteit van het systeem geïnitialiseerd in stap 101. Allereerst wordt een aantal zelf-diagnostische tests uitgevoerd. Indien een willekeurige van de diagnostische tests een fout oplevert, wordt een fout-boodschap weergegeven (zoals is weergegeven in fig. 3) op de bovenste regel 32a van het LCD 32 en wordt de besturing 30 buiten bedrijf gesteld. Indien het systeem is toegerust met een facultatieve hercirculatieklep (die hieronder is beschreven onder verwijzing naar fig. 5), dan wordt de klep gecontroleerd in stap 102 teneinde te waarborgen dat deze zich in de toedieningsstand bevindt.
Vervolgens wordt in stap 103 gecontroleerd of het systeem is gevuld met vloeistof. Vóór registratie van de hoeveelheid vloeistof die wordt gepompt, moet de lozingsslang 24 met vloeistof zijn gevuld. Deze slang kan nogal lang zijn wanneer vloeistof moet worden overgebracht vanuit een met voor-raadtank uitgeruste vrachtwagen naar landbouwwerktuigen op het veld. De vloeistofdetectie-inrichting 35 is - zoals boven is vermeld - aangebracht teneinde de besturing 30 te signaleren wanneer het vullen van de lozingsslang 24 met vloeistof is voltooid. De detectie-inrichting 35 is geïntegreerd in de restrictieklep 25, die is aangebracht grenzend aan de toedieningskoppeling 26. Indien geen vloeistof aanwezig is ter plaatse van de detectie-inrichting 35, zal de boodschap "NOT PRIMED" worden weergegeven op de bovenste regel 32a van het LCD 32 en dient de gebruiker de lozingsslang 24 met vloeistof te vullen. Dit wordt bewerkstelligd door te drukken op een willekeurige toets op het toetsenbord 31, waardoor de pomp gedurende een voorafbepaalde tijd in werking wordt gesteld teneinde het vullen met vloeistof tot stand te brengen. Wanneer de lozingsslang 24 wordt gevuld met vloeistof, wordt lucht via de restrictieklep 25 overgebracht naar het reservoir 28 van de gebruiker. Nadat is gedetecteerd dat vloeistof aanwezig is, wordt een signaal gestuurd naar de elektronische besturing 30, wordt de tandwielpomp 20 stopgezet en worden de tests met betrekking tot de integriteit voortgezet. Indien binnen een voorafbepaalde tijd geen signaal is ontvangen ter indicatie dat het vullen met vloeistof is voltooid, wordt verondersteld dat er een storing is opgetreden in de werking van de apparatuur en zal de besturing 30 het toedieningssysteem stilleggen. Nadat het vullen met vloeistof is bevestigd, wordt in stap 104 het hoofdgeheugen gecontroleerd.
Na succesvolle afronding van alle tests met betrekking tot de integriteit van het systeem, zal de besturingseenheid de boodschap "IDLE" weergeven op de bovenste regel 32a van het LCD 32. Door in stap 105 op een willekeurige toets te drukken, wordt door het systeem (in stap 106) op de onderste regel 32b van het LCD de laatst resterende vulhoeveelheid en -eenheden, dat wil zeggen gallons, quarts, enzovoort weergegeven die aanwezig waren op het moment van de daaraan voorafgaande afschakeling van het systeem. De gebruiker kan (in stap 107) de eenheden wijzigen door te drukken op een toets "UNITS11 op het toetsenbord 31. Telkens wanneer de toets "UNITS" wordt ingedrukt, zal een alternatieve keuze voor de eenheden worden weergegeven. De bewerking wordt herhaald totdat de gewenste eenheden worden getoond. Elke op de onderste regel 32b weergegeven vulhoeveelheid zal op nul worden gesteld wanneer de eenheden worden gewijzigd. Het systeem reageert vervolgens in stap 108 met de boodschap "READY" op de bovenste regel 32a van het LCD.
De gebruiker voert nu (in stap 109) de toe te dienen vulhoeveelheid in, welke hoeveelheid op de onderste regel 32b van het LCD 32 zal worden weergegeven. Indien een fout is gemaakt, kan vanaf stap 110 eenvoudig worden gecorrigeerd in stap lil door op een toets "ZERO" op het toetsenbord 31 te drukken en de hoeveelheid opnieuw in te voeren. Zodra dè cor recte hoeveelheid is ingevoerd, wordt in stap 112 gedrukt op een toets "PUMP ON/OFF" op het toetsenbord 31 teneinde het overbrengen van de vloeistof te starten. De besturing 30 voert in stap 113 opnieuw een controle uit teneinde te bevestigen dat het systeem is gevuld met vloeistof. Indien het systeem inderdaad is gevuld met vloeistof, wordt door de besturing 30 in stap 114 (in fig. 2b) de motor 21 gestart en begint de tandwielpomp 20 vloeistof te pompen vanuit de voorraadtank 11. Zoals eerder is opgemerkt, tast de omzetter 33 de rotatie van de drijfas van de tandwielpomp af en stuurt de informatie naar de elektronische besturing 30, die het volume berekent van de vloeistof die wordt gepompt. De op de onderste regel 32b van het LCD 32 weergegeven hoeveelheid wordt verminderd overeenkomstig het signaal dat wordt ontvangen van de omzetter 33.
Het LCD 32 geeft dus tijdens het overbrengen van de vloeistof de resterende hoeveelheid over te brengen vloeistof aan. Op de bovenste regel 32a van het LCD zal tijdens het overbrengen van de vloeistof de boodschap "PUMPING" worden weergegeven.
Indien het systeem niet met vloeistof is gevuld, wordt de weergegeven hoeveelheid constant gehouden terwijl de tandwielpomp 20 draait totdat ofwel het vullen van het systeem met vloeistof is voltooid ofwel een voorafbepaalde tijd is verstreken. Indien de voorafbepaalde tijd is verstreken zonder dat het met vloeistof vullen van het systeem tot stand is gebracht, dan wordt het systeem in stap 115 (fig. 2a) stopgezet en wordt op de bovenste regel 32a van het LCD een boodschap "NOT PRIMED" weergegeven.
De vloeistof wordt via de restrictieklep 25 gepompt in het reservoir 28 van de gebruiker. Wanneer de vloeistof wordt overgebracht, worden door de besturing 30 voortdurend de boven beschreven tests herhaald met betrekking tot de integriteit van het systeem (in stap 116 in fig. 2b). Een fout die optreedt in een willekeurige van de diagnostische tests of in de geheugencontrole, zal de tandwielpomp doen stoppen en een geschikte foutcode op de bovenste regel 32a van het LCD 32 doen verschijnen. Indien het vullen van het systeem met vloeistof niet naar behoren is verlopen, zal de besturing 30 proberen om het vullen met vloeistof opnieuw te bewerkstelligen, zoals boven is beschreven. Indien de omzetter 33 stopt met het sturen van een signaal, zal de weergave van de hoeveelheid gedurende een voorafbepaalde tijd constant worden gehouden. Indien de bewerking van de omzetter niet wordt hervat nadat de tijd is verstreken, wordt het systeem stopgezet en zal een boodschap "SENSOR COUNT" op de bovenste regel 32a van het LCD 32 worden weergegeven.
Het pompen kan op een willekeurig moment worden onderbroken (in stap 117) door te drukken (in stap 118) op een willekeurige toets van het toetsenbord 31, die de pomp afsluit en de weergave bevriest (in stap 119). Door te drukken op een toets "TOTAL" zal de totale afgeleverde hoeveelheid vloeistof worden weergegeven. Het pompen wordt hervat in stap 120 door te drukken op de toets "PUMP ON/OFF" in stap 121. Het systeem zal in stap 122 verder gaan met het overbrengen van de vloeistof vanuit de voorraadtank 11 naar het reservoir 28 van de gebruiker, totdat het weergegeven totaal op de onderste regel 32b van het LCD 32 de waarde nul bereikt. Wanneer de waarde nul is bereikt in stap 123, schakelt de besturing 30 de motor 21 alsmede de tandwielpomp 20 uit en wordt de overbrengings-cyclus beëindigd in stap 124.
De elektronische besturing 30 is ook geschikt voor andere functies, die voor de leverancier van het vloeistofpro-dukt van belang zijn. Het systeem kan opnieuw worden geijkt indien een vloeistof met een afwijkende viscositeit moet worden gepompt. Voor het opnieuw ijken zal de leverancier allereerst dienen te drukken op een toets "SECUR" (secure) op het toetsenbord 31 en vervolgens een vooraf toegewezen numerieke code dienen in te voeren, welke code op de onderste regel 32b van het LCD 32 zal worden weergegeven. Indien er een fout optreedt in de ingevoerde numerieke code, zal de leverancier dienen te drukken op de toets "ZERO" teneinde de invoer te wissen en vervolgens de numerieke code opnieuw dienen in te voeren. Wanneer de code correct is ingevoerd, drukt de leverancier op een toets "CAL" (calibrate) teneinde de ijkgegevens te laden in de elektronische besturing 30.
De leverancier kan eveneens een in de geheugeneenheid van de besturing opgeslagen lopend totaal op nul stellen. Het lopend totaal geeft de totale hoeveelheid aan van de tijdens verschillende afgiften toegediende vloeistof. Tot slot .kan de leverancier het laagste niveau van de veiligheidscode "LCODE" (Lower Code Number) wijzigen teneinde te voorkomen dat onbevoegde personen de ingestelde ijkgegevens wijzigen of het opgeslagen lopende totaal op nul stellen.
Een alternatieve uitvoeringsvorm van deze uitvinding is weergegeven in fig. 4, waarbij het systeem van fig. 1 is voorzien van middelen met behulp waarvan de vloeistof die in de lozingsslang 24 na afloop van de gedoseerde toedieningsbe-werking achterblijft, terug te laten stromen in de voorraad-tank 11. Hierdoor wordt wederzijdse verontreiniging van de vloeistoffen (wanneer de voorraadtank 11 wordt verwisseld met een andere voorraadtank die een andere vloeistof bevat) voorkomen en wordt er bovendien voor gezorgd dat de gebruiker geen vloeistof in rekening wordt gebracht die hij niet heeft gebruikt en anders in de slang 24 zou achterblijven. Teneinde de lozingsslang 24 te ledigen, laat men de pomp in omgekeerde richting werken en is een gewijzigde restrictieklep 25' voorzien van middelen voor het laten binnenstromen van lucht in het uiteinde van de slang 24 teneinde te voorkomen dat een overmatige vacuümdruk ontstaat, waardoor de motor van de pomp zou kunnen afslaan of kunnen worden overbelast en de slang mogelijkerwijs in elkaar zou kunnen klappen. In het bijzonder omvat de restrictieklep 25' - zoals is weergegeven in fig. 4 -een vacuümregelklep 36, die na detectie van een positief drukverschil tussen de druk van de buitenlucht en de druk van de slang 24, open zal gaan teneinde lucht in de slang 24 binnen te kunnen laten stromen.
Voor het onwaarschijnlijke geval dat de vacuümregelklep 36, wanneer het systeem na terugstroming is teruggekeerd in de toedieningsstand, niet blijkt te kunnen worden gesloten, is het systeem voorzien van extra veiligheidsmaatregelen teneinde te voorkomen dat vloeistof uit het systeem weglekt. Allereerst bevindt zich - zoals is getoond in fig. 4 - tussen de vacuüm-overdrukklep 36 en de slang 24 een terugstromingsbe-veiliging-terugslagklep 37 teneinde te voorkomen dat vloeistof stroomt door de klep 37. Ten tweede, voor het geval dat zowel de vacuümregelklep 36 als de terugslagklep 37 niet in staat zijn om de vloeistof in bedwang te houden, is een luchtinlaat-filter 38 aangesloten op de luchtinlaatzijde van de klep 36 teneinde te voorzien in een voldoende beperking om te voor- komen dat vloeistof weglekt met een hoge stromingssnelheid.
Het filter 38 voorkomt eveneens verontreiniging van het systeem met door de lucht meegevoerde deeltjes.
Het ledigen van de lozingsslang 24 wordt automatisch geregeld door de elektronische besturing 30. Teneinde een "terugstromings"-cyclus te initiëren, drukt de gebruiker achtereenvolgens op de toetsen "PUMP" en "SECURE" op het toetsenbord 31. De elektronische besturing keert dan de draairichting van de motor 21 om en doet daardoor de tandwielpomp 22 pompen in de richting afgekeerd van het reservoir 28 van de gebruiker naar de voorraadtank 11. De antisifon-klep 27 voorkomt verwijdering van vloeistof uit het reservoir 28 van de gebruiker. Wanneer de druk in de slang 24 beneden de druk van de buitenlucht komt, gaat de vacuümregelklep 36 open teneinde lucht binnen te laten in de lozingsslang 24 via de terugslagklep 37 wanneer de vloeistof vanaf de leiding 24 in de voorraadtank 11 wordt gepompt. Men laat de pomp 20 in omgekeerde richting werken gedurende een voorafbepaalde tijd die is gebaseerd op de capaciteit van de slang 24. Gedurende deze tijd zal de boodschap "DRAINING" op het LCD verschijnen. Nadat de voorafbepaalde tijd is verstreken, wordt de pomp 20 afgeschakeld en zal de luchtdruk in de slang 24 gelijk worden aan de druk van de buitenlucht, waardoor de vacuümregelklep 36 sluit. Het ledigingsprocédé kan door de gebruiker op elk moment worden gestopt door op een willekeurige toets op het toetsenbord 31 te drukken.
Een andere alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding is getoond in fig. 5, waarbij het systeem van fig. 1 is voorzien van middelen voor het laten hercirculeren van vloeistof door de voorraadtank 11 teneinde de inhoud daarin grondig te mengen. De functie van het laten hercirculeren is een typische vereiste wanneer het wenselijk is dat in de vloeistof mogelijk aanwezige, op microscopische schaal ingebedde deeltjes in suspensie te houden. Teneinde deze functie te bewerkstelligen is een drieweg-, niet-doserende en handbediende hercirculatieklep 39 opgenomen in de lozingsslang 24 tussen de tandwielpomp 20 en de restrictieklep 25. De hercirculatieklep 39 kan de vloeistof vanaf de slang 24 leiden naar een hercirculatieleiding 40, via een hercirculatiekoppeling 41 en naar de voorraadtank 11. De hercirculatiekoppeling 41 kan zijn uitgevoerd als een koppeling met laag spillage. Aangezien de klep 39 van het niet-doserend type is, kan de vloeistof niet tegelijkertijd zowel naar de slang 24 als naar de leiding 40 stromen. Een hercirculatiesensor 42 is gekoppeld teneinde af te tasten wanneer de klep 39 zich in de hercirculatiestand bevindt en signaleert deze situatie aan de elektronische besturing. De sensor kan een tongschakelaar en een in de klep-structuur geïntegreerde magneet zijn.
De hercirculatiemodus wordt door de operateur geïni-tialiseerd door het met de hand bewegen van de klep 39 in een hercirculatiestand. Wanneer de klep 39 in deze stand is gezet, leidt zij de vloeistofstroom om naar de voorraadtank 11 en geeft aan de elektronische besturing 30 een signaal om de motor te starten. In deze modus zal de besturing 30 de boodschap "RECIRCULATING" en de totaal verstreken hercirculatie-tijd weergeven op het LCD 32. Op deze manier kan de gebruiker nauwkeurig elke aanbeveling van de fabrikant met betrekking tot de hercirculatietijden voor een specifieke vloeistof volgen. Terwijl de hercirculatiemodus in gebruik is, is de besturing 30 verhinderd om de hoeveelheid vloeistof die wordt gepompt, op te nemen.
Wanneer de benodigde tijd voor hercirculatie is verstreken, kan de gebruiker de klep 39 terugzetten in haar oorspronkelijke doorstromingsstand. Wanneer dit gebeurt, schakelt de hercirculatieklep 39 de vloeistofstroming terug naar de lozingsslang 24 en doet de elektronische besturing 30 het overbrengingssysteem terugkeren naar de "READY"-status.
Een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van deze uitvinding is getoond in fig. 6, waarbij is voorzien in alternatieve middelen voor het detecteren wanneer vloeistof de antisifon-klep 27 heeft bereikt, waarmee wordt aangegeven dat het systeem met vloeistof is gevuld. In deze uitvoeringsvorm loopt een tweede vloeistofleiding 43 met een kleinere diameter langs de hoofdlozingsslang 24 en is verbonden tussen de stroomopwaarts gelegen zijde van de antisifon-klep 27 en een met een vlotter toegeruste ontluchtingsklep 44, en kan worden gekoppeld teneinde een tongschakelaar 45 te bekrachtigen, die aan de elektronische besturing een signaal afgeeft dat het systeem is gevuld met vloeistof. Tussen de klep 44 en de voorraadtank 11 is een overloopleiding 46 opgenomen. Wanneer vloeistof volledig door de slang 24 is gepompt en via de leiding 43 is teruggevoerd naar de pomp teneinde de vlotter omhoog te bewegen en de tongschakelaar 45 te bekrachtigen, zal de besturing een signaal krijgen dat het systeem met vloeistof is gevuld. Er dient te worden opgemerkt dat, in deze uitvoeringsvorm, de toedieningskoppeling 26 ontkoppeld dient te blijven van het reservoir 28 van de gebruiker, totdat het systeem met vloeistof is gevuld. Anders kan tijdens het ontluch-tingsproces enige vloeistof worden toegediend en niet worden geregistreerd en kan het systeem zich niet zelf ontluchten. Aangezien de toedieningskoppeling 26 is uitgevoerd als een koppeling met laag spillage, is in de klep een afsluitinrich-ting ingebouwd ter voorkoming van lekkage van vloeistof wanneer zij ontkoppeld is.
Teneinde overbelasting van de motor van de pomp tijdens het ontluchtingsproces te voorkomen, kan een (niet-weer-gegeven) thermisch bekrachtigde stroomonderbreker worden aangebracht teneinde toezicht te houden op het stroomverbruik van de motor 21. Indien een voorafbepaalde druk in de lozingsslang 24 wordt overschreden, zal het toegenomen stroomverbruik van de motor 21 ertoe leiden dat de stroomonderbreker vrijkomt en de voeding naar de motor 21 wordt onderbroken.
Fig. 7 illustreert een alternatieve uitvoeringsvorm van het toedieningssysteem dat is getoond in fig. 4, waarbij in het systeem een (op de koppeling 12 aangesloten) met aan-zuigaftaster toegeruste voetklep 47 is opgenomen, alsmede een (tussen de leiding 23 en een koppeling 49 aangesloten) terug-stromings-overdrukklep 48, teneinde te voorkomen dat vloeistof in het systeem terugstroomt naar de voorraadtank 11 nadat het pompen tijdelijk is gestaakt. De voetklep 47 verbetert de nauwkeurigheid van het systeem door terugstroming naar de tank als gevolg van opzwellen van de lozingsslang 24 en omstandigheden met betrekking tot het gelijkmaken van de druk, te voorkomen, terwijl de normale terugstromingsklep 48 is opgenomen teneinde de terugstromingsfunctie mogelijk te maken, welke plaatsvindt wanneer men de motor in omgekeerde richting laat werken en de leiding 23 onder druk wordt gezet teneinde de voorbelasting van de veer in de klep 48 op te heffen. In sommige gevallen kan het gewenst zijn om de overdrukklep 48 te verbinden met de tank 11 via de koppeling 12.
Nadat de verschillende bedieningssystemen van de onderhavige uitvinding zijn beschreven, zullen nu enkele van de specifieke onderdelen van het systeem in meer details worden besproken. In het bijzonder zal nu, allereerst onder verwijzing naar fig. 8-13, de tandwielpomp 20 worden besproken, tezamen met het vertragingsdrijfwerk 22 en de aandrijfmotor 21. De pomp 20 is een tandwielpomp met positieve verdringing en rechte evolvente vertanding. De pomp omvat een pomphuis 50 en een op het huis 50 door middel van een aantal tapbouten 54 bevestigd deksel 51. Het deksel 51 omvat een paar pompopenin-gen 51a en 51b voor aansluiting op de aanzuigslang 23 respectievelijk de lozingsslang 24.
Het pomphuis 50 en het deksel 51 vormen tezamen een kamer waarin een paar rechte tandwielen 55 en 56 draaibaar zijn ondersteund. Het rechte tandwiel 55 is een aangedreven tandwiel en is vastgemaakt aan een drijfas 57 teneinde rotatie van het tandwiel 55 ten opzichte van de as 57 te voorkomen. De drijfas 57 is draaibaar ondersteund binnen het pomphuis 50 door middel van een lagering 60, die door het pomphuis 50 is ondersteund. Zoals nog zal worden besproken, kunnen het tandwiel 55 en de drijfas 57 enigszins in een axiale richting worden verschoven teneinde ervoor te zorgen dat het tandwiel 55 zich in de pomp op de juiste positie bevindt. Eén uiteinde van de drijfas 57 strekt zich uit in het vertragingsdrijfwerk 22. Het pomphuis 50 is voorzien van een patroon 63 dat twee zich tegenover elkaar bevindende afdichtingsranden 63a en 63b omvat en het buitenoppervlak van de drijfas 57 omgeeft. De afdichtingsranden 63a en 63b functioneren ter verschaffing van een effectieve afdichting wanneer in de bijbehorende pompkamer positieve respectievelijk negatieve relatieve drukken heersen.
Het rechte tandwiel 56 is een vrijlopend tandwiel en is draaibaar bevestigd op een vrijlopende as 64 en is eveneens vrij om axiaal te worden verschoven langs de vrijlopende as 64 teneinde ervoor te zorgen dat het tandwiel 56 op een juiste positie kan worden gebracht in de pomp. De vrijlopende as 64 is hol en wordt in een in het pomphuis 50 aangebrachte cylin-drische uitholling 65 geduwd.
Overeenkomstig één kenmerk van de onderhavige uitvinding zijn op tegenover elkaar liggende zijden van de aangedreven en vrijlopende rechte tandwielen 55 en 56 een binnenste "beweegbare" slijtplaat 69 en een buitenste "vaste" slijtplaat 70 aangebracht. De slijtplaten 69 en 70 zijn vervaardigd van een materiaal met lage wrijving, zoals een koolstofgrafiet-materiaal, dat bijvoorbeeld kan bestaan uit "zuivere koolstof", klasse P6038C2. De binnenste slijtplaat 69, zoals is getoond in fig. 12, heeft de vorm van een ovaal en is voorzien van een paar aan de buitenzijde gelegen uitsparingen 69a en 69b, die zijn aangebracht aan één zijde van de tandwielplaat, die is toegekeerd naar en werkzaam is verbonden met de rechte tandwielen. Door de slijtplaat heen zijn een paar gaten 69c en 69d aangebracht teneinde de drijfas 57 respectievelijk de vrij lopende as 64 op te nemen. Een door de slijtplaat 69 lopend, klein, derde gat 69e, waarvan het nut hierna zal worden toegelicht, bevindt zich in één van de oppervlakte-uitspa-ringen 69a en 69b, en is in het bijzonder getoond in fig. 12 in de uitsparing 69a. De buitenste slijtplaat 70 - zoals is getoond in fig. 13 - heeft een epicycloïdale vorm met een paar aan de binnenzijde gelegen uitsparingen 70a en 70b, die zijn aangebracht in één zijde die is toegekeerd naar en werkzaam is verbonden met de rechte tandwielen. De uitsparingen 69a, 69b, 70a en 70b functioneren teneinde de druk tussen de tanden van de tandwielen tijdens de werking van de pomp te ontlasten.
Door de slijtplaat 70 heen zijn een paar gaten 70c en 70d aangebracht teneinde de stroming van vloeistof tussen de pomp-kamer en de pompopeningen 51a respectievelijk 51b mogelijk te maken.
De slijtplaat 69 wordt tegen de aangrenzende zijwanden van de rechte tandwielen 55 en 56 voorgespannen door een binnenste 0-vorming ring 71a, die is aangebracht in een om de omtrek van de binnenste slijtplaat 69 gevormde kraag 69f. De binnenste 0-vormige ring 71a drukt de binnenste slijtplaat 69 tegen de zijwanden van de rechte tandwielen. Aangezien de rechte tandwielen 55 en 56 zijn gemonteerd voor beperkte axiale beweging, worden de rechte tandwielen door de binnenste 0-vormige ring 7la uitgeoefende kracht eveneens tegen de buitenste vaste slijtplaat 70 gedrukt. Het gat 69e voorziet in drukvereffening aan weerszijden van plaat 69 teneinde ervoor te zorgen dat de kracht die de plaat 69 tegen de tandwielen voorspant, hoofdzakelijk wordt uitgeoefend door de 0-vormige ring 71a. Door minimalisering van de speling rondom .dè pomp- tandwielen neemt het vacuüm- of aanzuigvermogen van de pomp 20 aanzienlijk toe.Door gebruik te maken van een koolstofgrafiet-materiaal voor de vervaardiging van de slijtplaten 69 en 70, kan de pomp 20 bovendien doelmatig droog draaien zonder extra smeermiddelen.
Zoals het duidelijkst is getoond in fig. 11, is een buitenste 0-vormige ring 71b aangebracht in een sleuf 50a, die is gevormd in het aan het buitenste uiteinde gelegen oppervlak van het pomphuis 50 teneinde een afdichting te vormen tussen het pomphuis 50 en de buitenste vaste slijtplaat 70. Een paar 0-vormige ringen 71c en 7ld zijn aangebracht in de cirkelvormige groeven 70e en 70f, die zijn aangebracht in de buitenste slijtplaat 70, en functioneren ter vorming van een afdichting voor de dekselopeningen 51a respectievelijk 51b.
Zoals is getoond in fig. 9, vormen de rechte tandwielen 55 en 56, in samenwerking met het pomphuis 50, tezamen afzonderlijke linker en rechter kamers 72 respectievelijk 73, die zijn gelegen aan de tegenovergestelde zijden van de rechte tandwielen. De kamer 72 staat in verbinding met één van de dekselopeningsholten 51a (die is weergegeven met stippellijnen in fig. 9), terwijl de kamer 73 in verbinding staat met de andere, dekselopeningsholte 51b (eveneens met stippellijnen aangegeven in fig. 9). Afhankelijk van de specifieke draairichting van de rechte tandwielen 55 en 56 functioneert één van de dekselopeningen 51a en 51b als een inlaat, terwijl de andere van de openingen functioneert als een uitlaat. Zo kan bijvoorbeeld in bedrijf, wanneer de rechte tandwielen draaien in de richting A - zoals is getoond door de pijlen in fig. 9 -, de zich in de linker kamer 72 bevindende vloeistof rondom de buitenzijde van de tandwielen worden getrokken en in de rechter kamer 73 worden gevoerd. Bij draaiing in de richting A is de ene dekselopening 51a dus een inlaat, terwijl de andere dekselopening 51b fungeert als een uitlaat. Bij draaiing in de richting B fungeert de ene dekselopening 51a echter als een uitlaat, terwijl de andere dekselopening 51b fungeert als een inlaat.
Zoals eerder is vermeld, wordt de tandwielpomp 20 aangedreven door de motor 21 via het vertragingsdrijfwerk 22. Het vertragingsdrijfwerk, dat het duidelijkst is te zien in fig. 8, is van een conventioneel type met planeetwiel. Het vertragingsdrijfwerk 22 is bevestigd op het pomphuis 50 door middel van een aantal bouten 77. Het vertragingsdrijfwerk 22 wordt aangedreven door een motoras 80. Door het gebruik van een vertragingsdrijfwerk van het type met planeetwiel is het mogelijk om de motoras 80 en de drijfas 57 van de tandwielpomp uit te richten op een gemeenschappelijke as.
Op de motordrijfas 80 is tussen de motor 21 en het vertragingsdrijfwerk 22 een detectiewiel 81 aangebracht, dat aan zijn omtrek is voorzien van een aantal tanden. De rotatie-sensor 33 is in fig. 8 getoond als een in de vorm van een variabele magnetische weerstand uitgevoerde, passieve magnetische omzetter 86, die is gemonteerd op de bodem van het pomphuis 50 en is voorzien van een poolstuk 87, dat is gelegen grenzend aan de omtrek van de tanden van het detectiewiel.
In fig. 14 en 15 is een klepstructuur weergegeven, die kan werken als de gewijzigde restrictieklep 25', welke schematisch is weergegeven in fig. 4, 5 en 7. Zoals is getoond in fig. 15, omvat de klep een buitenste buis 90 van kunststof. Een standaard-toedieningskoppeling met laag spillage is algemeen weergegeven met verwijzingscijfer 26 en is voorzien van schroefdraad tot op de bodem van het buitenste huis 90. Het bovenste uiteinde van het huis 90 is uitgevoerd in een T-vor-mig gedeelte 91. Eén uiteinde van het T-vormige gedeelte 91 heeft een cylindrische vorm teneinde in het buitenste uiteinde van de lozingsslang 24 te worden gestoken en omvat een aantal getande slangbevestigingsweerhaken 93, die aangrijpen op het binnenoppervlak van de slang 24. Een ring 94 kan rondom de buitenzijde van het slanguiteinde worden aangebracht ten behoeve van een verdere stevige verbinding. Het andere uiteinde 95 van het T-vormige gedeelte 91 omvat de vacuümregelklep 36, die hierna zal worden beschreven.
Het klephuis 90 omvat een centrale vloeistofdoorlaat 96, die de antisifon-terugslagklep 27 omvat. In fig. 15 is de klep 27 weergegeven als een door een veer belaste schotelklep, die is voorzien van een schotel 97, die een hol buslichaam 98 omvat, waarvan één uiteinde verschuifbaar is opgenomen in een holle centrale geleiding 99. De geleiding 99 is voorzien van een aantal radiale openingen 99a, waardoorheen vloeistof kan stromen vanuit de centrale vloeistofdoorlaat 96 naar de toe-dieningskoppeling 26. Het tegenoverliggende uiteinde van het buslichaam 98 is voorzien van een daarop door middel van schroefdraad bevestigde eindkap 100 en vormt tezamen met het buslichaam 98 een buitenste ringvormige groef voor het opnemen van een 0-vormige afdichtingsring 101. Er is een drukveer 102 aangebracht teneinde de schotel 97 voor te spannen in een richting waarin de O-vormige ring 101 drukt tegen een kegelvormig afdichtingsoppervlak 103, dat is gevormd in het bovenste gedeelte van de centrale vloeistofdoorlaat 96. De kap vormt een zich in axiale richting uitstrekkend cylindrisch gedeelte 100a, dat - zoals in fig. 15 is getoond - een lengte X heeft en verschuifbaar is opgenomen in een gedeelte met kleinere diameter, welk gedeelte is aangebracht aan de bovenzijde van de doorlaat 96 direct boven het kegelvormige oppervlak 103.
Zoals reeds eerder is vermeld, wordt de aanwezigheid van vloeistof ter plaatse van de restrictieklep 25' waargenomen door de vloeistof-detectieschakelaar 35. In fig. 15 is de vloeistof-detectieschakelaar weergegeven als een tongschake-laar 104, die door middel van schroefdraad is aangebracht in een in het huis 90 gevormde holte 105. De tongschakelaar 104 reageert op de beweging van een magneet 106, die is gelegen in het holle buslichaam 98. De antisifon-terugslagklep 27 is zodanig uitgevoerd en de tongschakelaar 104 en de magneet 106 zijn zodanig aangebracht, dat de schakelaar 104 uitsluitend kan worden bekrachtigd door de aanwezigheid van een vloeistof. Wanneer aldus in bedrijf de luchtdruk in de lozingsslang 24 toeneemt ten opzichte van de luchtdruk in de centrale vloeistofdoorlaat 96, zal de schotel 97 enigszins worden verschoven teneinde de 0-vormige ring 101 op te tillen van zijn afdichtingsoppervlak 103, waardoor lucht door de klep kan stromen. Deze kleine verschuiving manifesteert zich over een axiale afstand die onvoldoende is om de tongschakelaar 104 te bekrachtigen. Door de aanwezigheid van een vloeistof ter plaatse van de schotel 97 wordt de magneet 106 door de schotel echter in axiale richting verschoven over een voldoende afstand (ongeveer de in fig. 15 getoonde afstand X) om de tongschakelaar 104 te bekrachtigen. Wanneer de schakelaar is bekrachtigd, wordt aan de elektronische besturing 130 een signaal afgegeven dat vloeistof de restrictieklep 25' heeft bereikt en dat het systeem met vloeistof is gevuld.
In fig. 15 zijn eveneens de verschillende onderdelen van de vacuümregelklep getoond, met behulp waarvan het systeem zijn terugstromingsfunctie kan realiseren. In het bijzonder zijn deze onderdelen, bestaande uit de terugstromingsbeveili-ging-terugslagklep 37, de vacuümregelklep 36 en het luchtfilter 38 gehuisvest, in een holte 110, die is gevormd in het uiteinde 95 van het T-vormige gedeelte 91 van het klephuis 90. De holte 110 is door middel van een korte doorlaat 111 verbonden met de centrale doorlaat 96 op een plaats juist boven de schotel 97. In fig. 15 is de terugslagklep 37 getoond als een conventionele kogelklep 112, die, in het geval dat er (ten opzichte van de druk van de buitenlucht) een positieve druk heerst in de doorlaat 111, tegen een klepzitting 113 zal worden gedrukt. De vacuümregelklep 36 omvat een kogel 114, die tegen een O-vormige afdichtingsring 115 wordt gedrukt door een drukveer 116. Het filter 38 bestaat uit een scherm 117, dat is gelegen grenzend aan het buitenste uiteinde van de vacuümregelklep 36. Een van schroefdraad voorziene holle eind-plug 118 is aangebracht teneinde de onderdelen vast te houden in de holte 110.
De restrictieklep 25 van fig. 1 en 5 kunnen zijn voorzien van een structuur die in hoofdzaak gelijk is aan die van de klep 25' in fig. 15, met uitzondering van het feit dat de onderdelen in het T-vormige gedeelte van de klep met betrekking tot het kenmerk inzake de vacuümregelinrichting daarin niet zijn opgenomen.
Terwijl verschillende alternatieve uitvoeringsvormen van deze uitvinding zijn beschreven, zal het duidelijk zijn dat de verschillende kenmerken en uitvoeringsvormen naar behoefte kunnen worden gecombineerd of weggelaten. Zo kan bijvoorbeeld het in fig. 5 weergegeven systeem worden gewijzigd teneinde daarin het kenmerk inzake de terugstroming achterwege te laten. In sommige gevallen kan het ook wenselijk zijn om de restrictieklep 25 of 25' te vervangen door een (niet-weergege-ven) klep/tuit, die door de gebruiker wordt vastgehouden en bediend. In dat geval zou de klep (tuit) kunnen zijn toegerust met een trekker, die door de gebruiker handmatig wordt bediend. De elektronische besturing zou daaraan kunnen worden gekoppeld teneinde de bediening van de trekker te detecteren en de pomp te besturen overeenkomstig voorgeprogrammeerde instructies, of vloeistof "op aanvraag", dat wil zeggen wanneer de trekker wordt bediend, toe te dienen.
Het is derhalve duidelijk dat deze uitvinding zeer nauwkeurige middelen verschaft voor het afgeven van voorafbepaalde hoeveelheden vloeibare produkten onder zorgvuldig gecontroleerde omstandigheden. Verder bezit het systeem kenmerken teneinde blootstelling van de gebruiker aan het produkt te minimaliseren en het omringende milieu te beschermen tegen per ongeluk morsen van het produkt.
De principes en werkingswijze van deze uitvinding zijn toegelïcht en geïllustreerd in de voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. Men dient echter te begrijpen dat deze uitvinding op een andere manier in de praktijk kan worden gebracht dan zoals specifiek is toegelicht en geïllustreerd, zonder het bereik van de hiernavolgende conclusies te buiten te gaan.

Claims (10)

1. Restrictieklep voor het gebruik in een systeem voor gedoseerd toedienen van vloeistof, welke restrictieklep kan worden aangesloten op het uiteinde van een lozingsslang van het toedieningssysteem en bruikbaar is voor het lozen van vloeistof in een opneemreservoir, welke restrictieklep is voorzien van een huis, dat een doorlaat vormt met een inlaat voor aansluiting op het uiteinde van de lozingsslang en een uitlaat voor aansluiting op het opneemreservoir, en een door middel van een veer voorgespannen, verschuifbaar anti-sifon-terugslagklepelement, dat is bevestigd in de doorlaat teneinde vloeistof via de restrictieklep in uitsluitend een uitlaat-richting te kunnen laten doorstromen, en middelen voor het detecteren van de aanwezigheid van vloeistof in de doorlaat.
2. Klep volgens conclusie 1, waarbij het terugslag-klepelement bruikbaar is om te schuiven over een voorafbepaalde eerste afstand naar aanleiding van de aanwezigheid van onder druk staande lucht ter plaatse van de inlaat teneinde lucht te kunnen laten ontsnappen uit de lozingsslang tijdens de initiële pompbewerking, en bruikbaar is om te schuiven over een voorafbepaalde tweede afstand, die groter is dan de voorafbepaalde eerste afstand wanneer onder druk staande vloeistof aanwezig is ter plaatse van de inlaat teneinde vloeistof door de klep te kunnen laten stromen, welke middelen voor detectie bruikbaar zijn voor het opwekken van een signaal dat overeenkomt met vloeistofstroming uitsluitend nadat het terugslag-klepelement over de voorafbepaalde tweede afstand is bewogen.
3. Klep volgens conclusie 2, waarbij het terugslag-klepelement is voorzien van een zich in axiale richting uitstrekkend gedeelte, dat verschuifbaar is opgenomen in een zich in axiale richting uitstrekkend gedeelte van de doorlaat, waarbij de dwarsdoorsneden van de eerste en tweede gedeelten zijn voorzien van samenwerkende configuraties, waarin onder druk staande lucht ter plaatse van de inlaat teweegbrengt dat het element over de voorafbepaalde eerste afstand schuift en waarin onder druk staande vloeistof ter plaatse van de inlaat teweegbrengt dat het element over de voorafbepaalde tweede afstand schuift.
4. Klep volgens conclusie 2, waarbij de middelen voor detectie zijn voorzien van een magneet, die wordt gedragen door en beweegbaar is met het antisifon-terugslagklepelement naar aanleiding van de aanwezigheid van vloeistofstroom door de doorlaat, en schakelmiddelen, die zijn genoteerd in het huis en reageren op voorafbepaalde beweging van de magneet.
5. Klep volgens conclusie 4, waarbij de schakelmiddelen bestaan uit een tongschakelaar.
6. Klep volgens conclusie 1 en verder voorzien van een vacuümregelklep, die is opgenomen tussen de inlaat en de buitenlucht.
7. Klep volgens conclusie 6, waarbij de vacuümregelklep is voorzien van een kogel, die door middel van een veer is voorgespannen en bijgevolg werkzaam is verbonden met een afdichtingsring.
8. Systeem volgens conclusie 6 en verder voorzien van een terugslagklep, die is opgenomen tussen de vacuümregelklep en de inlaat teneinde te voorkomen dat vloeistof stroomt vanaf de inlaat naar de vacuümregelklep.
9. Klep volgens conclusie 6, welke klep verder is voorzien van filtermiddelen, die zijn opgenomen tussen de vacuümregelklep en de buitenlucht.
10. Klep volgens conclusie 1, waarbij de uitlaat is voorzien van een koppeling met laag spillage ten behoeve van aansluiting op het opneemreservoir, waarbij de koppeling bruikbaar is teneinde willekeurige vloeistofstroming vanuit de uitlaat te voorkomen wanneer de koppeling wordt ontkoppeld van het opneemreservoir.
NL9101999A 1990-11-30 1991-11-29 Restrictieklep voor een systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof. NL9101999A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US62144590A 1990-11-30 1990-11-30
US62144590 1990-11-30
US77277091 1991-10-07
US07/772,770 US5234017A (en) 1990-11-30 1991-10-07 Restrictor valve for a metered liquid dispensing system

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9101999A true NL9101999A (nl) 1992-06-16

Family

ID=27088963

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9101999A NL9101999A (nl) 1990-11-30 1991-11-29 Restrictieklep voor een systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof.

Country Status (10)

Country Link
US (1) US5234017A (nl)
CA (1) CA2056705C (nl)
DE (1) DE4138676A1 (nl)
DK (1) DK192691A (nl)
ES (1) ES2085191B1 (nl)
FR (1) FR2669986B1 (nl)
GB (1) GB2251476B (nl)
IT (1) IT1252700B (nl)
NL (1) NL9101999A (nl)
NO (1) NO914611L (nl)

Families Citing this family (29)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB9309067D0 (en) * 1993-05-01 1993-06-16 Forest Uk Ltd Improvements in liquid dispensing apparatus
DE4432577A1 (de) * 1994-09-13 1996-03-14 Siemens Ag Einrichtung zur Einbringung einer Flüssigkeit in ein Strömungsmedium
US5727933A (en) * 1995-12-20 1998-03-17 Hale Fire Pump Company Pump and flow sensor combination
DE19821559C2 (de) * 1998-05-14 2001-04-19 Gossler Fluidtec Gmbh Einrichtung zur Abgabe meßbarer Mengen von unterschiedlichen Flüssigkeitssorten
DE19934138A1 (de) * 1999-11-08 2001-05-10 Johannes Willems Vorrichtung zum Entleeren von Schlauchtrommeln
US20050107896A1 (en) * 2003-09-22 2005-05-19 Glen Kucera Remote controlled paint sprayer
US7288138B2 (en) * 2004-11-22 2007-10-30 Eaton Corporation Three-phase cyclonic fluid separator
DE102005027297B4 (de) * 2005-03-02 2009-12-31 Thyssenkrupp Krause Gmbh Verfahren und Vorrichtung zur Versorgung eines Verbrennungsmotors oder eines Getriebes mit einer Flüssigkeit
CA2609616A1 (en) * 2005-05-24 2006-11-30 Ashmin Lc Apparatus and method for closing a fluid path
US7147004B1 (en) 2005-09-15 2006-12-12 Jeffrey Hartman Check valve for cam lock fitting
US7288139B1 (en) 2006-09-06 2007-10-30 Eaton Corporation Three-phase cyclonic fluid separator with a debris trap
US8123256B1 (en) 2010-04-19 2012-02-28 Jeffrey Hartman Safety lock for cam lock fitting
US10415732B2 (en) 2015-11-10 2019-09-17 George L Williamson Safety lock for cam lock fitting
US10836490B2 (en) * 2016-02-09 2020-11-17 Sell Gmbh Wall vent and flushing method using same
US10443774B1 (en) 2016-02-11 2019-10-15 George L Williamson Rotating female portion and safety lock for cam lock fitting
US9562639B1 (en) 2016-03-19 2017-02-07 Jeffrey Hartman Method for cam lock fitting
US9732894B1 (en) 2016-03-19 2017-08-15 Jeffrey Hartman Double cam levers and safety lock for cam lock fitting
US10274119B2 (en) 2016-12-14 2019-04-30 Jeffrey Hartman Double cam levers and safety lock for cam lock fitting
US10655769B1 (en) 2017-01-26 2020-05-19 Jeffrey Hartman Safety lock for cam lock fitting
CN106763921A (zh) * 2017-02-10 2017-05-31 宁夏百辰工业产品设计有限公司 缓闭止回阀管路作业介质流向限制装置
US10473249B1 (en) 2018-07-20 2019-11-12 Jeffrey Hartman Double cam levers and safety lock for cam lock fitting
US11136235B2 (en) * 2018-10-25 2021-10-05 Texas Fueling Services, Inc. Methods and systems for on demand fuel supply
KR102219427B1 (ko) * 2018-12-28 2021-02-25 중앙엔지니어링 주식회사 설비보호제 투입 장치 및 이를 구비한 냉난방 시스템
US11221095B2 (en) 2019-02-26 2022-01-11 Jeffrey Hartman Ergonomic safety lock for cam lock fitting
US10557581B1 (en) 2019-02-25 2020-02-11 Jeffrey Hartman Ergonomic safety lock for cam lock fitting
US11131413B2 (en) * 2019-07-19 2021-09-28 Jeffrey Hartman Rotating female portion and ergonomic safety lock for cam lock fitting
US11187363B2 (en) * 2019-09-13 2021-11-30 Jeffrey Hartman Cam lock fitting with vent and safety lock
US11585476B2 (en) 2020-04-03 2023-02-21 Jeffrey Hartman Pivoting lock for double lever cam lock fitting
US11719370B1 (en) 2022-07-02 2023-08-08 Jeffrey Hartman Pivoting lock for double lever cam lock fitting

Family Cites Families (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1755993A (en) * 1926-08-16 1930-04-22 William C Groeniger Water-supply system
US2306012A (en) * 1941-06-11 1942-12-22 John Eley Jr Check valve
US2772693A (en) * 1948-10-22 1956-12-04 Cherry Burrell Corp Double acting valve
DE1195118B (de) * 1963-03-01 1965-06-16 Teves Kg Alfred Impulsgeber mit einem in einer Bohrung eines Ventilgehaeuses bewegbaren Steuerglied
US3551620A (en) * 1969-03-14 1970-12-29 Jimmie N Hoover Flow,no-flow device
US3857350A (en) * 1973-01-31 1974-12-31 J Rohan Fuel vent tank
US3896280A (en) * 1974-03-13 1975-07-22 Us Army Valve position indicator
JPS57137782A (en) * 1981-02-17 1982-08-25 F M Valve Seisakusho:Kk Vacuum breaker
AU1582983A (en) * 1982-07-02 1984-01-05 Sperry Corp. Pilot operated, flow feedback controlled hydraulic valve
DE3306922A1 (de) * 1983-02-26 1984-08-30 Leifeld und Lemke Maschinenfabrik GmbH & Co KG, 4993 Rahden Steuerungseinrichtung zum abfuellen von fluessigkeiten
US4603707A (en) * 1983-08-02 1986-08-05 Motorola, Inc. Purge block for gas systems
IT1179044B (it) * 1983-08-15 1987-09-16 Nils O Rosaen Meccanismo di trattamento di un fluido
GB2151383A (en) * 1983-12-17 1985-07-17 Stephan Paul Michlig Flow detection device
US4618824A (en) * 1984-07-16 1986-10-21 Westinghouse Electric Corp. Method of testing the operability of check valves
DE3603503A1 (de) * 1986-02-05 1987-08-06 Grohe Armaturen Friedrich Mischbatterie mit schlauchbrausenauslauf
DE3805462C2 (de) * 1988-02-22 1995-10-26 Grohe Armaturen Friedrich Armaturenbelüftungsvorrichtung
US4986782A (en) * 1989-11-24 1991-01-22 Severtson Lyndon W Liquid flow detector system
US4986304A (en) * 1990-01-16 1991-01-22 Ingersoll-Rand Company Quick and dry coupling

Also Published As

Publication number Publication date
ES2085191A1 (es) 1996-05-16
FR2669986A1 (fr) 1992-06-05
GB9125631D0 (en) 1992-01-29
GB2251476A (en) 1992-07-08
IT1252700B (it) 1995-06-26
DE4138676A1 (de) 1992-06-04
DK192691A (da) 1992-05-31
DK192691D0 (da) 1991-11-27
FR2669986B1 (fr) 1996-01-12
CA2056705A1 (en) 1992-05-31
ITMI913202A0 (it) 1991-11-29
ES2085191B1 (es) 1996-12-01
CA2056705C (en) 1996-08-06
US5234017A (en) 1993-08-10
NO914611L (no) 1992-06-01
NO914611D0 (no) 1991-11-25
GB2251476B (en) 1994-10-26
ITMI913202A1 (it) 1993-05-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9101998A (nl) Systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof.
NL9101999A (nl) Restrictieklep voor een systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof.
NL9102000A (nl) Tandwielpomp voor een systeem voor het gedoseerd toedienen van vloeistof.
US11118580B1 (en) Proportioning pump, control systems and applicator apparatus
RU2325927C2 (ru) Инфузионный насос
KR100853051B1 (ko) 혈관조영 인젝터 부조립체
CA2528390C (en) Improvements in and relating to portable liquid dispensers having peristaltic pumps
EP0650738B1 (en) Multi-patient fluid dispensing
US4642098A (en) IV system and controller and combination IV filter and pump assembly for use therein and method
US4332246A (en) Positive displacement intravenous infusion pump device and method
US20110079659A1 (en) Sprayer system
US3459337A (en) Injection cartridge
US6648177B2 (en) Mobile oil dispenser
US20220203008A1 (en) Peritoneal dialysis system and method having intraperitoneal pressure sensing
US5195873A (en) Chemical transfer system
KR101699762B1 (ko) 무동력 약품투입장치
US20220178362A1 (en) Peristaltic pump systems
EP0094998A1 (en) Positive displacement intravenous infusion pump device and method
FR2959122A1 (fr) Systeme de preparation et/ou d'administration de fluides de traitement medical

Legal Events

Date Code Title Description
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed