NL9101956A - Inrichting voor het transporteren van een voorwerp langs een geleidebaan. - Google Patents

Description

Inrichting voor het transporteren van een voorwerp langs een geleidebaan

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren van een voorwerp langs een geleidebaan , welke inrichting in hoofdzaak omvat een bij die baan behorend gestel, een door het gestel gedragen, aangedreven flexibel lang element, zoals een ketting, ten minste een aan dat lang element bevestigde drager voorzien van een om een as zwenkbaar daaraan gekoppelde arm met een drukvlak voor het langs de baan voortduwen van het voorwerp.

Dergelijke transportinrichtingen zijn veel gebruikt bij slachterijen, waarbij het slachtdier aan een haak is opgehangen, welke haak langs de geleidebaan voort te schuiven of te rollen is. Hierbij dient het voorwerp tijdelijk langs de geleidebaan te worden gestopt zonder dat de aandrijving van het lang element en derhalve de beweging van het lang element dient te worden gestopt. Ter plekke waar het voorwerp moet worden gestopt, wordt de arm zodanig verzwenkt door middel van een bij de geleidebaan behorend oploopvlak, dat het drukvlak van de arm langs het voorwerp wordt gevoerd. Deze beweging vraagt tamelijk veel kracht en derhalve veel aandrijfvermogen op het lang element, waarbij bovendien het gevaar bestaat van vastlopen of stuiken van de arm tegen het oploopvlak langs de geleiding.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren te ondervangen en verschaft daartoe een inrichting, die zich onderscheidt, doordat de arm voorbij de zwenkas is verlengd met een nok, en het gestel is voorzien van een of meer aanslagen in de bewegingsbaan van de nok, voor het ver-zwenken van de arm en het van de geleidebaan wegvoeren van het drukvlak daarvan.

Omdat de nok aan de tegenover de geleiding gelegen zijde van het lang element ligt, zal bij het stuiten van de nok tegen de aanslag de arm gemakkelijk te lichten zijn, omdat nu het lichten met de bewegingsrichting meegaat. Hierdoor ontstaat een gunstiger krachtenspel.

In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft de arm een geknikte gestalte, waarmee het mogelijk wordt het drukvlak van de arm in of nabij een vlak dwars op de langsas van het lang element door het zwenkpunt van de arm te brengen. Hierdoor wordt de invloed van slijtage, die spelingen veroorzaakt bij de scharnierpunten minder, omdat de nok niet of nauwelijks zal zakken, waardoor geen gevaar van vastlopen met de geleidebaan ontstaat.

Het verdient de voorkeur om de hartlijn van de zwenkas van de arm de hartlijn van het lang element te laten snijden. Hierdoor ontstaat een gunstiger krachtverdeling op de drager.

Als het lang element de vorm heeft van een ketting, is de drager bij voorkeur uitgevoerd als een schalm daarvan, waarbij de zwenkas van de zwenkarm ligt op de verbindingslijn tussen de twee scharnierpunten van de schalmendrager.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen hieronder nader worden toegelicht in de figuurbe-schrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening toont: fig. 1 een zijaanzicht van een deel van het gestel, lang element en geleiding, voorzien van een drager met zwenkarm, fig. 2 een vooraanzicht volgens de lijn II-II in fig. 1.

Met het cijfer 1 is het gestel aangegeven dat hier bestaat uit een profielbalk 2, die op passende wijze aan een deel van een bouwwerk kan zijn bevestigd. De profielbalk 2 heeft een omgekeerd U-vormige gestalte, waarbij aan de benen van de U telkens twee naar elkaar wijzende U-profielen 3 zijn vastgelast. De ü-profielen 3 dienen als geleiderails voor loopwielen 4, welke kunnen draaien om een as 5, die : door een hieronder nader toe te lichten drager 6 is heengevoerd. De drager 6 is door middel van scharnierpennen 7 met de schalmen van een schalmenketting 8 verbonden, welke schalmenketting zich uitstrekt onder de profielbalk 2 en de vorm daarvan volgt.

Het gestel 1 is voorts op regelmatige afstand van elkaar voorzien van een omlaagwijzend L-vormig steunorgaan 9, op het korte been waarvan een buis 10 is vastgelast. De buis 10 dient als geleidebaan voor haken 11, waaraan een voorwerp V kan worden opgehangen. De haak 11 is voorzien van een glijvlak 12, welke over het bovenvlak van de buis 10 kan glijden. Eventueel kan er een vrij draaibare rol op het korte been van de haak 11 zijn aangebracht, teneinde de haak 11 over de buis 10 te kunnen afrollen.

De drager 6 bestaat uit een tweetal parallelle platen 15, welke op passende wijze onderling zijn verbonden door bijvoorbeeld de scharnierassen 7. Om de draaiingsas 5 is tussen de platen 15 een zwenkarm 16 aangebracht, welke een geknikte vorm vertoont. De knie van de hefboom 16 rust tegen een aanslag 17, die vast tussen de platen 15 is bevestigd. De arm 16 is aan de van het zwenkpunt 5 afgekeerde zijde verlengd met een nok 18, waarvan de punt in de kanaalvormige ruimte van het profiel 2 steekt. In die kanaalvormige ruimte zijn aanslagen 19 aangebracht en wel op plaatsen daar waar een zwenkbeweging van de arm 16 wordt gewenst.

Het ondereinde van de arm 16 is voorzien van een drukvlak 20, dat op zodanige hoogte boven de geleidebaan 10 ligt, dat telkens het haakvormige bovendeel 12 van de haak 11 kan worden opgeduwd.

Bovenbeschreven inrichting werkt als volgt.

Het zal duidelijk zijn, dat door niet getoonde aandrijfmiddelen het lang element in de vorm van de ketting 8 tussen de U-vormige profielen 3 kan worden voortbewogen in de richting van de pijl PI. Daarbij neemt de ketting 8 de drager 6 in dezelfde richting mee als zowel de zwenkarm 16. Het drukvlak 20 van de arm 16 komt tegen het linker zijvlak van de haak 11 in -fig. 1 te liggen en zal de haak 11 langs de geleidebaan 10 in de richting van de pijl PI voortduwen. De ketting 8 wordt geleid door de wielen 4 in de U-vormige profielen 3.

Daar waar het gewenst is om de haak 11 tijdelijk te stoppen op de geleidebaan 10 zonder dat de aandrijving van de ketting 8 dient te worden gestopt, wordt een aanslag 19 aangebracht, zodat bij het passeren van de drager 6 de nok 18 van de arm 16 tegen de aanslag 19 stuit, en bij de voortbeweging de arm 16 in de richting van de pijl P2 omhoog doet zwenken tot in de in fig. 1 met onderbroken lijn aangegeven stand. Doordat het drukvlak 20 nu vrij komt van de haak 11 blijft de haak 11 staan en kan de arm 16 vrij over de haak heen verder bewegen met de ketting 8 mee. Bij het passeren van de aanslag 19 door de nok 18 zwenkt de nok 18 met arm 16 ten gevolge van het eigen gewicht weer terug in de met volle lijn in fig. 1 getekende stand totdat de knie de aanslag 17 raakt.

Zoals blijkt uit fig. 1 kan met de lijn A-A worden aangetoond, dat het drukvlak 20 nagenoeg verticaal onder het zwenkpunt 5 ligt dankzij de geknikte vorm van de arm 16. Eventuele slijtage op de draaipunten veroorzaakt weliswaar een ver zwenking van de arm 16 ten opzichte van het zwenkpunt 5, maar zal de onderzijde van het drukvlak 20 van de arm 16 qua hoogte ten opzichte van de geleiding 10 nauwelijks verplaatsen dankzij deze verticaal onder het zwenkpunt gelegen plaats daarvan. Hierdoor wordt het vastlopen tegen eventuele oneffenheden van de geleidebaan 10 voorkomen.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm.

Claims (5)

1. Inrichting voor het transporteren van een voorwerp langs een geleidebaan, welke inrichting in hoofdzaak omvat een bij die baan behorend gestel, een door het gestel gedragen, aangedreven flexibel lang element, zoals een ketting, ten minste een aan dat lang element bevestigde drager voorzien van een om een as zwenkbaar daaraan gekoppelde arm met een drukvlak voor het langs de baan voortduwen van het voorwerp, met het kenmerk, dat de arm voorbij de zwenkas is verlengd met een nok, en het gestel is voorzien van een of meer aanslagen in de bewegingsbaan van de nok, voor het verzwenken van de arm en het van de geleidebaan wegvoeren van het drukvlak daarvan.

2. Inrichting volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de arm een geknikte gestalte vertoont.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de hartlijn van het draaipunt van de zwenkarm die van het lang element snijdt.

4. Inrichting, waarbij het lang element is gevormd door een ketting, volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hartlijn van de zwenkas van de zwenkarm door de verbindingslijn tussen de scharnierpunten van de als schalm uitgevoerde drager loopt.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geleidebaan dient voor het glijdend of rollend geleiden van haakvormige elementen voor de voorwerpen, en het lang element boven de drager is aangebracht.