NL9101728A - Pekelinjectie-inrichting. - Google Patents

Description

PEKELINJECTIE-INRICHTING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met een vloeistof injecteren van voedingsmiddelen, bijvoorbeeld stukken vlees, omvattende: - een steun voor de te injecteren stukken vlees; - een boven de steun geplaatste naaldendrager, die in vertikale richting beweegbaar is; - aan de naaldendrager bevestigde, zich naar beneden toe uitstrekkende injectienaalden; - toevoermiddelen voor het aan elk van de injectienaalden toevoeren van de te injecteren vloeistof; en - ten minste één aandrijfmechanisme voor het in vertikale richting aandrijven van de naaldendrager.

Dergelijke inrichtingen zijn algemeen bekend.

Het aandrijfmechanisme van dergelijke bekende inrichtingen wordt in het algemeen gevormd door een krukasmechanisme, waaruit volgt dat de beweging in vertikale richting van de naaldendrager nagenoeg een sinusvormige beweging is.

Uiteraard is een dergelijke aandrijfinrichting tamelijk eenvoudig, doch de hieruit resulterende sinusvormige beweging heeft het nadeel, dat de verdeling van de te injecteren vloeistof in het vlees in de vertikale richting als gevolg van de sinusvormige beweging niet gelijkmatig is.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke, tegen een lage kostprijs te vervaardigen inrichting, waarbij tijdens de neergaande beweging van de naalden de injectie plaatsvindt, de snelheid van de injectienaalden zoveel mogelijk constant wordt gehouden.

Dit doel wordt bereikt, doordat het aandrijfmechanisme een planetair tandwielstelsel omvat.

Als gevolg van het feit, dat het aandrijfmechanisme een dergelijke planetair tandwielstelsel omvat, ont staan zoveel vrijheidsgraden voor het bepalen van de beweging, dat het mogelijk is de neergaande slag van de naalden zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid te doen uitvoeren.

Overigens is uit EP-A-0191712 een dergelijke injectie-inrichting bekend, waarbij eveneens een nagenoeg constante beweging in neergaande richting wordt verkregen, doch waarbij sprake is van een aandrijfsysteem, dat voorzien is van een nok en een nokkenschijf.

Deze bekende inrichting heeft echter het nadeel, dat de nokkenschijf, niet bijzonder geschikt is voor het opnemen van grote krachten, zodat bij deze bekende inrichting de werksnelheid beperkt is. Bovendien is deze bekende inrichting in hoge mate aan slijtage onderhevig.

Bij de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is daarvan geen sprake.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: fig. 1: een perspectivisch, gedeeltelijk weggebroken aanzicht van een injectie-inrichting volgens de uitvinding; fig. 2: een zijaanzicht van een enkele aandrijfinrichting volgens de uitvinding; fig. 3: een doorsnedeaanzicht van de in fig. 2 afgebeelde aandrijfinrichting; fig. 4: een grafiek, die de beweging van de naaldendrager in vertikale richting weergeeft als funktie van de rotatiehoek van de aandrijfas; en fig. 5: een schematisch perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.

De in fig. 1 afgebeelde injectie-inrichting 1 wordt gevormd door een grondplaat 2, waarop twee zijplaten 3 zijn aangebracht, waarvan er slechts één is weergegeven. Op enige afstand van de grondplaat 2 zijn beide zijplaten 3 verbonden door een steunplaat 4. Boven de steunplaat 4 is een transportband 5 aangebracht, waarmee de te injecte- ren stukken vlees 6 worden aangevoerd.

Het is uiteraard mogelijk de teruggaande gang van de transportband onder de plaat 5 door te laten lopen. In plaats van de transportband 5 is het mogelijk andere transportmechanismen toe te passen, maar het is eveneens mogelijk de stukken vlees met de hand te plaatsen.

Op de steunplaat 4 zijn twee wangen 7 aangebracht, op elk waarvan een stang 8 bevestigd is. De wangen 7 dienen voor het geleiden van de transportband, terwijl de stangen 8, die aan hun bovenzijde door een verbindings-strook 9 met elkaar zijn verbonden en tevens met de zij-platen 3 zijn verbonden, dienen voor het geleiden van geleideblokken 10. De geleideblokkeri 10 zijn in vertikale richting beweegbaar.

Beide geleideblokken 10 zijn verbonden door een naaldendrager 11. Aan de naaldendrager 11 is een groot aantal, volgens een matrix gerangschikte naalden 12 bevestigd.

Voor het toevoeren van injectievloeistof aan de naalden is een eveneens groot aantal toevoerslangen 13 aangebracht. De slangen 13 worden gevoed door een niet in de tekening weergegeven pomp voor de toevoer van injectievloeistof. In het algemeen zal deze injectievloeistof door pekel worden gevormd.

Onder de naaldendrager 11 is een balkvormige afsluiter 35 aangebracht, die normaliter de toevoer van injectievloeistof naar de naalden afsluit, en slechts wanneer bij in contact met het te injecteren vlees de injectievloeistof naar de naalden toe doorlaat. Aldus wordt bereikt dat de naalden slechts in het vlees injecteren.

Voor het in vertikale richting bewegen van de naaldendrager is op de grondplaat 2, doch onder de steunplaat 3, een aandrijfinrichting aangebracht, die gevormd wordt door een elektromotor 14, die op een tandwielkast 15 is bevestigd. De tandwielkast 15 rust door middel van een console 16 op de grondplaat 2.

Vervolgens zal de aandrijfinrichting nauwkeuriger worden besproken, mede aan de hand van de figuren 2 en 3.

Tegen beide zijden van de tandwielkast 15 is een holle as 17 bevestigd, die aan zijn einde afgesloten wordt door een flens 18. Tegen de flens 18 is door middel van een boutverbinding 19 een bus 20 bevestigd, die aan één zijde van een vertanding 21 is voorzien. Deze vertanding 21 vormt het zonnewiel. In de bus 20 is verder een lager 22 aangebracht, waarin de zich concentrisch met de holle as 17 uitstrekkende aandrijfas 23 is gelagerd.

Op de aandrijfas, die zich tot voorbij de bus 20 uitstrekt, is een schijf 24 bevestigd. In de schijf 24 is door middel van een lager 25 een bus 26 gelagerd, waarop een tandwiel 27 is bevestigd. Het tandwiel 27 is in aan-grijping met de vertanding 21, en vormt tevens een pla-neettandwiel van het planetaire tandwielstelsel.

Concentrisch ten opzichte van de as is op de bus 26 de asstomp 28 bevestigd. Op deze asstomp is door middel van een lager 29 een krukstang 30 bevestigd. In het andere einde van de krukstang 30 is door middel van een lager 31 een asstomp 32 gelagerd, die vast verbonden is met een drijfstang 33. De drijfstang 33 is vast verbonden met het geleideblok 10. Voor het geleiden van de krukstang 30 is op de wang 7 een geleider 34 aangebracht. Aldus kan de krukstang 30 slechts in vertikale richting bewegen.

Vervolgens zal de werking van de bovenbeschreven inrichting worden beschreven.

Wanneer door middel van de elektromotor 14 de beide aandrijfassen 23 worden aangedreven, zal bij elke aandrijfinrichting de aandrijfas 23 de schijf 24 doen roteren. Als gevolg daarvan zal het tandwiel 27 in rotatie worden meegenomen, en zal dit door aangrijping in de stilstaande vertanding 21 tevens om zijn eigen as roteren. De bus 26 voert aldus een samengestelde, cycloïde beweging uit.

De asstomp 28, die niet noodzakelijkerwijs, doch bij voorkeur concentrisch op de bus geplaatst is, zal aldus tevens een cycloïde beweging uitvoeren. Deze samengestelde beweging wordt overgedragen aan de krukstang 30, en daarmee aan de aandrijfstang 33, zodat aldus beide geleideblokken 10 in vertikale richting worden aangedreven.

Omdat deze constructie een groot aantal te kiezen variabelen kent, wordt het mogelijk de geleideblokken 10 en aldus de naalden 12 een zodanige vertikale beweging te laten uitvoeren, dat tijdens de neergaande slag de beweging nagenoeg constant is. Het is dan tevens mogelijk de terugtrekkende slag zo snel mogelijk uit te voeren om tijdverlies en verlies van injectievloeistof zo gering mogelijk te laten zijn.

Het zal duidelijk zijn dat een dergelijk mechanisme een groot aantal vrijheidsgraden omvat; zo is het bijvoorbeeld mogelijk de verhouding tussen de aantallen tanden op beide tandwielen te wijzigen, is het mogelijk de hoekpositie van de asstomp 28 op de bus 26 te wijzigen, en is het mogelijk het ene tandwiel verschoven aan te brengen.

Elk van deze veranderingen leidt tot een andere beweging, zodat een groot aantal vrijheidsgraden ontstaat. Bij de in fig. 4 weergegeven grafiek is een voorbeeld van een dergelijke beweging weergegeven.

Uit de grafiek blijkt dat tijdens de neergaande beweging de snelheid nagenoeg constant is, terwijl tijdens de opgaande beweging de snelheid zo groot mogelijk is.

Tevens blijkt uit de grafiek dat slechts over een deel van de slag de injectienaalden zich tot in het vlees uitstrekken. Aldus bestaat de mogelijkheid de dikte van de te injecteren stukken vlees te laten variëren? in elk geval mag de dikte niet zo hoog zijn, dat de naalden niet vrij komen in hun hoogste punt. Van belang is ook dat de naalden wel de onderste rand van het vlees bereiken, en zich in de onderste positie eventueel door het vlees heen uitstrekken, doch de tijdsduur, waarbinnen dit gebeurt, moet zo klein mogelijk zijn om verlies van injectievloei- stof te voorkomen. Om plaats te bieden aan de naalden is de steun dan ook geperforeerd.

Ten slotte toont fig. 5 een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding. Bij deze uitvoeringsvorm is slechts sprake van één dwarsgeplaatste aandrijfinrichting, waarvan de krukstang 30 gekoppeld is met een juk 36, dat gevormd wordt door een plaat 37, waarop de krukstang 30 aangrijpt. Het juk omvat verder twee stangen 38, die met de naaldendrager 11 zijn verbonden. De stangen 38 worden beide geleid door in de wangen 7 aangebrachte gaten. Het is uiteraard tevens mogelijk andere soorten geleiding toe te passen, bijvoorbeeld door rollen.

Het zal duidelijk zijn dat diverse wijzigingen aan de constructie kunnen worden aangebracht zonder van de uitvinding af te wijken.

Claims (13)

1. Inrichting voor het met een vloeistof injecteren van voedingsmiddelen, bijvoorbeeld stukken vlees, omvattende: - een steun voor de te injecteren stukken vlees; - een boven de steun geplaatste naaldendrager, die in vertikale richting beweegbaar is; - aan de naaldendrager bevestigde, zich naar beneden toe uitstrekkende injectienaalden; - toevoermiddelen voor het aan elk van de injectienaalden toevoeren van de te injecteren vloeistof; en - ten minste één aandrijfmechanisme voor het in vertikale richting aandrijven van de naaldendrager, met het kenmerk, dat het aandrijfmechanisme een planetair tandwielstelsel omvat.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het planetaire tandwielstelsel een zonnewiel en een planeetwiel omvat, en dat het zonnewiel en het planeetwiel dezelfde diameter hebben en hetzelfde aantal tanden hebben.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat het planeetwiel gelagerd is op een in rotatie aangedreven drager, dat het zonnewiel stilstaat, en dat op een op het planeetwiel aangebrachte pen één einde van een krukstang is gelagerd.

4. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de pen excentrisch op het planeetwiel is aangebracht.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4 met het kenmerk, dat het andere einde van de krukstang tevens verbonden is met een drijfstang voor het in vertikale richting aandrijven van de naaldendrager.

6. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de inrichting twee van dergelijke aandrijfmechanismen omvat, die aan beide zijden van de naaldendrager zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat de dragers van elk van de aandrijfmechanismen op een gemeenschappelijke as zijn aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 3 of 4 met het kenmerk, dat het andere einde van de krukstang verbonden is met een juk voor het in vertikale richting aandrijven van de naaldendrager.

9. Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat het juk zich rondom de steun uitstrekt, en dat het onderste deel van het juk door een plaat gevormd wordt, waarop de krukstang aangrijpt, en dat de stangen van het juk zich aan twee zijden van de steun uitstrekken.

10. Inrichting volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat de inrichting één aandrijfmechanisme omvat, waarvan de as zich dwars op het juk uitstrekt.

11. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de toevoermiddelen zijn ingericht voor het onder constante druk aan elk van de naalden toevoeren van een vast debiet van de te injecteren vloeistof.

12. Inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat afsluitmiddelen zijn aangebracht tussen de toevoermiddelen en de injectienaalden, welke afsluitmiddelen slechts geopend zijn als de naaldendrager het vlees raakt.

13. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de steun voor de stukken vlees door een in horizontale richting intermitterend beweegbaar transportorgaan gevormd wordt.