NL9101436A - Werkwijze voor het aanbrengen van een vuurvaste en/of slijtvaste bekleding. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het aanbrengen van een vuurvaste en/of slijtvaste bekleding.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een vuurvaste en/of slijtvaste bekleding op uit metaal vervaardigde voorwerpen.

In de techniek is het algemeen gebruikelijk om aan hoge temperaturen en/of mechanische en/of chemische belasting blootgestelde, uit metaal vervaardigde onderdelen, zoals bijvoorbeeld bij het kraken van aardolieprodukten gebruikte vaten of dergelijke te voorzien van een uit vuurvast en/of slijtvast materiaal bestaande bekleding. Om daarbij een goede verankering van de vuurvaste en/of slijtvaste bekleding aan het desbetreffende voorwerp te verkrijgen, is het gebruikelijk om op de wand, waarop de bekleding moet worden aangebracht, verankeringsorganen aan te brengen in de vorm van een uit gevouwen en met elkaar verbonden metalen strippen vervaardigd rooster, waarbij de strippen althans in hoofdzaak zeshoekige uitsparingen begrenzen, die na het aan het desbetreffende voorwerp vast!assen van het rooster worden opgevuld met het nog plastische vuurvaste en/of slijtvaste materiaal.

De vervaardiging van een dergelijk rooster, waarbij de strippen veelal aan elkaar zijn bevestigd met behulp van uit de strippen uitgestanste lippen, die in in naburige strippen aangebrachte openingen worden gestoken, is op zich reeds duur. Ook het bevestigen van een dergelijk rooster aan het van een bekleding te voorziene voorwerp is arbeidsintensief, daar de strippen met de hand aan het desbetreffende voorwerp worden gelast. Daarbij is het, gezien het grote aantal lassen, dat moet worden gelegd, ook bijzonder moeilijk om een gelijkmatige kwaliteit te handhaven.

Ook het repareren van plaatselijke beschadigingen biedt moeilijkheden bij deze bekende constructie.

Het aanbrengen van het plastische bekledingsmateriaal in het genoemde roostervormige verankeringsorgaan is zeer moeilijk en tijdrovend. De kans op fouten is zeer groot aangezien het bekleden van deze verankeringsorganen geheel is gebaseerd op handwerk. Een goede verdichting van de vuur- en/of slijtvaste materialen en een gelijkblijvende hoge kwaliteit van de bekleding is zeer moeilijk te bereiken.

Met de uitvinding wordt beoogd een werkwijze van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de aan de tot nu toe gebruikelijke werkwijze klevende nadelen kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat men op het desbetreffende voorwerp stiften last, waarna men op de stiften ver-ankeringsorganen bevestigt en met vervolgens vuurvast en/of slijtvast bekledingsmateriaal in kneedbare vorm op het voorwerp en rondom de ver-ankeringsorganen aanbrengt en laat uitharden.

De stiften kunnen op eenvoudige en op zichzelf bekende wijze met behulp van een geschikt gereedschap snel op de te bekleden wand van het voorwerp worden gelast, door het met het gereedschap tegen de wand aandrukken en verwarmen van de uiteinden van de vast te lassen stiften, zodat een snelle bevestiging van de stiften aan de te bekleden wand kan worden bewerkstelligd onder het handhaven van steeds eenzelfde kwaliteit van de lassen. De verankeringsorganen, die verhoudingsgewijs klein zijn, kunnen daarop snel op de stiften worden aangebracht, bijvoorbeeld door opschroeven om vervolgens het vuurvaste bekledingsmateriaal aan te brengen.

Het vervangen van oude verankeringssystemen door de verankeringsorganen volgens de uitvinding is technisch zeer eenvoudig uit te voeren onder het bereiken van een hoge kwaliteit. Dit is ook te realiseren bij combinaties en/of aansluitingen van verschillende verankeringssystemen .

Bij optredende beschadigingen behoeven slechts plaatselijk de verankeringsorganen eventueel te worden vernieuwd.

Een verder voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is, dat er zorg voor kan worden gedragen, dat de verankeringsorganen op enige afstand van de met vuurvast materiaal te bedekken wand worden opgesteld, zodat slechts de aan de te bekleden wand bevestigde stiften rechtstreeks met de wand in aanraking zijn waardoor een aanzienlijke vermindering van warmte-overdracht ten opzichte van de gebruikelijke constructies wordt verkregen. Daarbij zijn de verankeringsorganen ook volledig in het vuurvaste materiaal ingebed, hetgeen het gevaar voor beschadiging van de vuurvaste bekleding blijkt te verminderen.

Door juiste keuze van materiaal kwaliteit, materiaaldikte en profiel vorm wordt tevens de erosie van de verankeringsmiddelen aanzienlijk verminderd ten opzichte van tot nu toe gebruikte constructies.

De uitvinding wordt hieronder nader uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

Fig. 1 toont een aanzicht op een uitgestanst plaatdeel, waaruit een verankeringsorgaan volgens de uitvinding wordt vervaardigd met een in het hart daarvan vastgelaste moer.

Fig. 2 toont een bovenaanzicht op het verankeringsorgaan, dat is vervaardigd uit het in fig. 1 weergegeven plaatdeel.

Fig. 3 toont een zijaanzicht op fig. 2.

Fig. 4 toont een aanzicht op een stift, welke wordt gebruikt voor het bevestigen van een verankeringsorgaan aan een van een vuurvaste en/of slijtvaste bekleding te voorzien voorwerp.

Het in de fig. 2 en 3 weergegeven verankeringsorgaan 1 is vervaardigd uit het in fig. 1 weergegeven uitgestanste plaatdeel.

Zoals uit fig. 1 blijkt, omvat het uitgestanste plaatdeel een althans in hoofdzaak zeshoekig gevormd basisdeel 2. Op de zes zijkanten van dit basisdeel sluiten rechthoekig gevormde lippen 3 aan. Tussen de opeenvolgende lippen zijn de hoekpunten van het basisdeel afgerond op de in fig. 1 weergegeven wijze.

In het uitgestanste plaatdeel zijn verder een zestal zich ten opzichte van het hart van het basisdeel radiaal uitstrekkende sleuf-gaten 4 aangebracht, welke zich over een deel van hun lengte in het basisdeel 2 en over een deel van hun lengte in de lippen 3 uitstrekken. Verder is in het hart van het basisdeel 2 een gat 5 aangebracht en ter hoogte van dit gat 5 is een moer 6 vastgelast aan het basisdeel, zodanig, dat de hartlijn van de moer 6 samenvalt met de hartlijn van het gat 5.

Voor het vormen van het verankeringsdeel 1 zijn de lippen 3 ten opzichte van het basisdeel 2 over een hoek van 90° omgebogen, zoals duidelijk zal zijn uit de fig. 2 en 3.

Op de met een vuurvaste en/of slijtvaste bekleding te bedekken wand van een voorwerp worden nu eerst in een regelmatig patroon van schroefdraad voorziene stiften van bijvoorbeeld in fig. 4 weergegeven vorm vastgelast. Zoals uit fig. 4 blijkt, zijn dergelijke stiften aan een uiteinde voorzien van een schachtgedeelte 8, waarvan de diameter een weinig kleiner is dan de diameter van het van schroefdraad voorziene gedeelte van de stift 7. Dergelijke stiften kunnen nu op gebruikelijke wijze met een op zich bekend gereedschap aan de te bekleden metalen wand van het voorwerp worden gelast, door de uiteinden 8 met het desbetreffende gereedschap met een bepaalde kracht tegen de betreffende wand te drukken en gelijktijdig te verhitten. Daar de aandrukkracht en de doorgevoerde stroom door het gereedschap zelf worden bepaald, kan dus steeds een goede 1 askwaliteit voor de bevestiging van de stiften aan het voorwerp worden gewaarborgd.

Nadat de stiften 7 in het gewenste patroon en met het gewenste aantal op het te bekleden voorwerp zijn gelast, kan op ieder van de stiften 7 een verankeringsorgaan 1 afgebeeld in fig. 2 en 3 worden geschroefd. Bij voorkeur zijn daarbij de moeren 6 op op zichzelf bekende wijze zodanig uitgevoerd, dat de moeren 6 zich stevig vastklemmen op de stiften 7. De opstellen van de verankeringsorganen 1 wordt daarbij bij voorkeur zodanig gekozen, dat er tussen de van een vuurvaste bekleding te voorziene wand en de naar de desbetreffende wand toegekeerde gedeelten van de verankeringsorganen een zekere tussenruimte achterblijft. Bij het vervolgens aanbrengen van het dan nog in kneedbare vorm zijnde vuurvaste en/of slijtvaste materiaal, zal dan ook de ruimte tussen de verankeringsorgaan en de te bekleden wand worden opgevuld met vuurvast en/of slijtvast materiaal, dat ook door de sleufgaten 4 kan dringen, zodat een goed en volledig inbedden van de verankeringsorganen in het vuurvaste en/of slijtvaste materiaal en daarmede een goede hechting van de vuurvaste en/of slijtvaste bekleding aan het te bekleden voorwerp kan worden bewerkstelligd.

Claims (8)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een vuurvaste en/of slijtvaste bekleding op van metaal vervaardigde voorwerpen, met het kenmerk, dat men op het desbetreffende voorwerp stiften last, waarna men op de stiften verankeringsorganen bevestigt en men vervolgens het vuurvaste en/of slijtvaste bekledingsmateriaal in kneedbare vorm op het voorwerp rondom de verankeringsorgaan aanbrengt en laat uitharden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de verankeringsorganen zodanig op de stiften aanbrengt, dat er ruimte aanwezig blijft tussen het voorwerp en de verankeringsorganen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat men van schroefdraad voorziene stiften aanbrengt en men de verankeringsorganen op de stiften schroeft.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat men een verankeringsorgaan vervaardigd uit een vlak veelhoekig plaatdeel door de buitenste delen van de plaat ten opzichte van het middelste gedeelte van het plaatdeel over een hoek van ± 90° om te vouwen om een hoek met elkaar insluitende vouwlijnen.

5. Verankeringsorgaan bestemd voor gebruik bij het toepassen van de werkwijze volgens een der voorgaaande conclusies, met het kenmerk, dat het verankeringsorgaan is opgebouwd uit een veelhoekig basisdeel en op de zijkanten van dit basisdeel aansluitende, een geheel met dit basisdeel vormende en zich althans nagenoeg loodrecht op dit basisdeel uitstrekkende lippen.

6. Verankeringsorgaan volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat in het basisdeel sleufgaten zijn aangebracht.

7. Verankeringsorgaan volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de in het basisdeel aangebrachte sleufgaten zich tot in de lippen uitstrekken.

8. Verankeringsorgaan volgens conclusie 5-7, met het kenmerk, dat in het hart van het basisdeel een gat is aangebracht en ter hoogte van dit gat aan het basisdeel een moer is gelast.