NL9101215A - Tunnelbekisting. - Google Patents
Tunnelbekisting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9101215A NL9101215A NL9101215A NL9101215A NL9101215A NL 9101215 A NL9101215 A NL 9101215A NL 9101215 A NL9101215 A NL 9101215A NL 9101215 A NL9101215 A NL 9101215A NL 9101215 A NL9101215 A NL 9101215A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- tunnel
- connecting link
- formwork
- pin
- link
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G11/00—Forms, shutterings, or falsework for making walls, floors, ceilings, or roofs
- E04G11/02—Forms, shutterings, or falsework for making walls, floors, ceilings, or roofs for rooms as a whole by which walls and floors are cast simultaneously, whole storeys, or whole buildings
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Moulds, Cores, Or Mandrels (AREA)
- Lining And Supports For Tunnels (AREA)
Description
Korte aanduiding: Tunnelbekisting
De uitvinding heeft betrekking op een tunnelbekisting, bestaande uit twee staande bekistingswanden en een deze wanden overbruggende liggende bekistingswand, welke laatste wand volgens een in de tunnel-langsrichtïng verlopende deelnaad is verdeeld in twee secties, die elk star met een staande bekist ingswand zijn verbonden en aan hun naar elkaar toe gekeerde langsranden elk worden begrensd door een hoekpro-fiel, van welke hoekprofielen de in hoofdzaak in het bovenvlak van de betreffende secties gelegen horizontale flenzen in de bekistingsstand met hun vrije langsranden vrijwel tegen elkaar sluiten, terwijl de beide secties daarbij met elkaar zijn gekoppeld door een aantal in de tunnellangsrichting op een afstand van elkaar geplaatste, in vlakken loodrecht op de tunnellangsrichting gelegen verbindingsschakels, waarvan de einden elk met een passende opening om een nabij de vertikale flens van het betreffende hoekprofiel door een steunoor gedragen, zich in de tunnellangsrichting uitstrekkende schamierpen grijpen.
Een dergelijk tunnelbekisting is békend uit FR-A-2217973 (zie in het bijzonder fig. 5 en 6).
Bij deze bekende tunnelbekisting zijn beide gaten van elke ver-bindingsschakel rondom gesloten uitgevoerd en is één der schamierpen-nen als los inzetbare en uitneembare spiepen uitgevoerd cm de beide tunnelsecties met elkaar te kunnen verbinden respectievelijk weer van elkaar los te kunnen koppelen.
Het gaat hierbij cm een tunnelsysteem, waarbij de beide tunnelsecties afzonderlijk, als z.g.n. "halve" tunnel, worden geplaatst en vervolgens door middel van de verbindingsschakels met elkaar worden gekoppeld tot een volledige tunnel. Voorts worden de tunnelsecties na het uitharden van de gestorte wand- en vloerpartijen eveneens afzonderlijk - dus wederom als "halve" tunnel - van de stortplaats weggereden nadat zij door het uittrekken van de spiepennen van elkaar zijn losgekoppeld en men eerst één der secties een weinig ten opzichte van de andere sectie heeft laten zakken, waardoor beide secties van de gestorte staande wanden hébben kunnen loskamen.
Het bezwaar van deze bekende constructie is, dat het reeds bij de vervaardiging van de békistingssecties zeer moeilijk zo niet onmogelijk is de samenwerkende gaten in de steunoren en de verbindingsschakels voldoende nauwkeurig met elkaar te laten stroken. In de praktijk vormt het inbrengen van de spiepennen daardoor een zeer lastig en vaak moeilijk uitvoerbaar karwei, terwijl het uitnemen van de spieën eveneens lastig is. Daarbij valt (¾) te merken, dat het toepassen van speelruimte het gemak van aanbrengen respectievelijk verwijderen van de spiepennen weliswaar kan verhogen, doch tot een ondeugdelijke koppeling tussen de beide tunnelsecties zou leiden.
Een eerste oogmerk van de uitvinding is het verbeteren van de bovengenoemde békende, op de "halve-tunnel-mode" afgestemde wijze van koppelen van de tunnelsecties, in die zin, dat daarmede aan het bovengenoemde nadeel wordt tegemoetgekomen.
Volgens de uitvinding wordt dit oogmerk bereikt, doordat de opening aan het ene einde van elke verbindingsschakel de bodem vormt van een in de bovenwand van de schakel uitmondende sleuf en doordat nabij de met deze sleufvormige opening samenwerkende vast gemonteerde pen een grendelstang scharnierend is opgehangen, die voorzien is vaan een daarlangs beweegbaar en vastzetbaar aandrukelement, dat met de verbindingsschakel in ingrijping kan treden om deze laatste met zijn sleufvormige opening in ingrijping met de betreffende schamierpen te dwingen.
Daarbij zal het duidelijk zijn, dat het sleufvormige deel van de overeenkomstig de uitvinding gewijzigde opening zonder bezwaar betrékkelijk wijd ten opzichte van de pendiameter kan zijn gedimensioneerd, zodat in elk geval zonder enige moeite een eerste begin van ingrijping tussen het betreffende verbindingsschakeleinde en de betreffende (vast geworden) pen tot stand kan worden gebracht. Daarna biedt de verbeterde constructie volgens de uitvinding de mogelijkheid de grendelstang in zijn werkzame positie, met het er langs beweegbare aandrukelement in ingrijping met de verbindingsschakel, te plaatsen, waarna een beweging van het aandrukelement langs de grendelstang in de richting van de schamierpen de verbindingsschakel in werkzame ingrijping met de pen brengt.
Bij voorkeur zijn de schamierpennen tussen steunoren in de tweevlakshoeken van de betreffende hoékprofielen aangebracht, en wel zodanig, dat de verbindingsschakels in de békistingsstand met hun bovenranden rechtsstreéks aanliggen tegen de onderzijde van de in eikaars verlengde liggende horizontale hoekprofielflenzen. Op deze wijze dragen de verbindingsschakels er tevens toe bij, dat de horizontale profiel flenzen in de bekistingsstand nauwkeurig in één vlak komen te liggen.
Een verder oogmerk van de uitvinding is een verdere verbetering van resp. aanvulling op de overeenkomstig het eerste oogmerk verkregen tunnelbekisting te verwezenlijken, zodanig, dat deze door het toevoegen resp. verwijderen van constructief eenvoudige hulpelementen naar keuze volgens de "halve-tunnel-mode" of volgens de "vol-tunnel-mode" kan worden gehanteerd. Met de vol-tunnelversie wordt daarbij tevens een verbetering van de bekende voltunnel-uitvoeringen beoogd.
Bij de vol tunnel-mode zijn de beide tunnelsecties permanent gekoppeld en worden deze gezamenlijk (veelal met behulp van een zwaardere kraan) op hun plaats gezet respectievelijk gezamenlijk onder de gestorte tunnelconstructie vandaan gereden.
Volgens de uitvinding wordt ook dit tweede oogmerk bereikt, doordat een hulpschakel van kortere lengte aanwezig is, die met één einde permanent om de met de sleufvormige opening van de verbindingsschakel samenwerkende pen grijpt en met zijn andere einde scharnierend cm een van een tussenliggend punt van de verbindingsschakel uitstekende pen grijpt.
Een aldus uitgevoerd kcppelschamier heeft twee eindstanden, nl. een gesloten, gestrekte stand en een doorgeknikte eindstand . In de gesloten, gestrekte stand bevindt de (hoofd)verbindingsschakel zich in de koppelstand, d.w.z. staat deze met zijn sleufvormige opening in in-grijping met de bijbehorende pen, en zijn de beide bekistingssecties met hun bovenzijden in één vlak liggend met elkaar verbonden. De verbinding tussen de koppelsecties komt in deze toestand in feite overeen met die bij een gesloten verbindingsschakel zonder hulpschakel, terwijl ook de grendelstang in deze toestand een vergelijkbare functie kan vervullen.
De drie schamierpennen liggen in deze toestand (nagenoeg) op één lijn, waarbij de hulpschakel zich in hoofdzaak evenwijdig naast de (hoofd) verbindingsschakel uitstrekt en als koppel element eigenlijk geen functie vervult.
De functie van de hulpschakel komt pas goed tot zijn recht in de de doorgeknikte eindstand van het koppelschamier, alsook bij bewegingen tussen de beide eindstanden. In de doorgeknikte eindstand staat de (hoofd)verbindingsschakel met zijn sleufvormige opening buiten in-grijping met de bijbehorende pen en neemt deze schakel een van zijn permanente schamierpen neerhangende positie in. De beide tunnelsecties blijven in deze toestand echter met elkaar gekoppeld en kunnen dus op een bij de vol-tunnel-mode op zichzelf bekende wijze gezamenlijk, b.v. door een kraan, worden gehanteerd.
In de doorgknikte stand zal de de grendelstang dragende tunnel- sectie t.o.v. de de neerhangende verbindingsschakel dragende tunnel-sectie een weinig lager en naar binnen gekanteld liggen, waarbij de beide hoekprofielen een elkaar overlappende stand innemen, zoals dit bij volgens de vol-tunnel-mode gehanteerde tunnelbekistingen van ander type <p zichzelf bekend is.
Bij voorkeur ligt de derde, tussengelegen schamierpen in de neerhangende eindstand van de verbindingsschakel een weinig opzij van de loodlijn door de bovenste, permanente schamierpen en wel aan de kant van de de grendelstang dragende pen. De "doorgezakte" tunnel kan in dat geval eenvoudig met behulp van een op de met de hulpschakel verbonden tunnelsectie aangrijpende kraan in zijn werkzame positie worden "getild" daar de daarbij uitgeoefende trekkracht dan een moment rond de permanente schamierpen uitoefent, onder invloed waarvan de (hoofd) verbindingsschakel naar zijn koppelstand wordt geleid.
Een andere, eenvoudiger manier cm het koppelschamier vanuit de doorgeknikte stand in de gestrekte koppelstand te brengen biedt de grendelstang, die daartoe zover naar de neerhangende verbindingsschakel toe wordt uitgezwaaid, dat het in een onderste stand op deze stang bevindende aandrukelement achter de neerhangende verbindingsschakel kan grijpen. Door vervolgens het aandrukelement langs de stang naar boven te brengen wordt de verbindingsschakel geleidelijk, onder geleiding van de hulpschakel, in zijn gestrekte koppelstand gébracht en tegelijk vergrendeld.
Verdere kenmerken van de tunnelbekisting volgens de uitvinding worden hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoor-beeld nader toegelicht.
Fig. IA toont een schematisch eindaanzicht van een volgens de halve-tunnel-mode gehanteerde tunnelbekisting in de gekoppelde of be-kistingsstand; fig. 1B toont het de beide bekistingstunnelsecties volgens fig. IA verbindende koppelschamier volgens de uitvinding, waarbij de hulpschakel is weggelaten en de grendelstang terwille van de duidelijkheid niet is weergegeven; fig. IC toont een schematisch eindaanzicht van de tunnelbekisting volgens fig. IA, doch thans in de ontkoppelde of ontkistings-stand; fig. 1D toont het koppelschamier volgens de uitvinding in zijn bij de ontkistingsstand volgens fig. IC behorende onwerkzaam neerhangende positie; fig. 2A toont een schematisch eindaanzicht van een volgens de vol-tunnel-mcde gehanteeerde tunnelbekisting in de gekoppelde of be-kistingsstand; fig. 2B toont het de beide tunnelbekistingssecties volgens fig. IA verbindende kcppelschamier volgens de uitvinding, met inbegrip van de hulpschakel, doch met weglating van de grendelstang; fig. 2C laat de tunnelbekisting volgens fig. 2A in de ontkis-tingsstand zien; fig. 2D toont het kcppelschamier in zijn bij de ontkistings-stand volgens fig. 2C behorende doorgeknikte stand; en fig. 3 toont een aanzicht in perspectief, gezien van onderaf, van het koppelschamier volgens de uitvinding, en wel in de versie met hulpschakel.
De in fig. 1A-1D en 2A-2D qp schematische wijze weergegeven tun-nelbekistingen bestaan uit twee staande bekistingswanden 1 en 2 en een deze wanden overbruggende liggende bekistingswand 3. De liggende be-kistingswand 3 is daarbij volgens een in de tunnellangsrichting verlopende deelraad 4 verdeeld in twee secties 3a resp. 3b, die elk star met een staande bekistingswand 1 resp. 2 zijn verbonden en aan hun raar elkaar toegekeerde langsranden elk worden begrensd door een hoek-profiel 5 resp. 6. De horizontale flenzen 5a resp. 6a liggen daarbij in hoofdzaak in het bovenvlak van de betreffende liggende wandsectie 3a resp. 3b.
Fig. IA toont de volgens de halve-tunnel-mode gebruikte tunnelbekisting in stortgerede positie, d.w.z. met de hoékprofielflenzen 5 en 6 in één vlak en met hun langsranden nagenoeg op elkaar aansluitend, en roet de bekistingswanden 1 en 2 op de juiste hoogte ingesteld en aan het benedeneinde aanliggend tegen op een reeds bestaande vloer 7 aangebrachte "opstortingen" 8. De beide turmelsecties worden in de stortgerede stand gehouden, doordat zij zijn gekoppeld met behulp van het in fig. 1B op grotere schaal weergegeven koppelschamier 25 volgens de uitvinding. Dit koppelschamier zal hieronder afzonderlijk in detail worden besproken. Voorafgaande aan de stortgerede positie volgens fig. IA zijn de beide bekistingturmelsecties eerst los van elkaar, bijvoorbeeld met behulp van een betrekkelijk lichte kraan, op de vloer 8 geplaatst, waarbij schoorconstructies 9 en 10, met raar beneden uitdraaibare steunwielen 11 resp. 12, dienst doen als tijdelijke ondersteuning voor de nog los van elkaar staande tunnelsecties. Het op hoogte stellen van de bekisting geschiedt met behulp van aan de verti- cale bekistingswarden aangebrachte vijzels 13 en 14.
Fig. IC toont de toestand na het storten en harden van twee opstaande wanden 8a en een deze wanden overbruggende vloer 7a. Om de tunnelbekisting uit de aldus gevormde tunnel te kunnen verwijderen, zijn de beide tunnelbekistingssecties van elkaar losgekoppeld, waardoor de verbindingsschakel 26 van het koppelschamier 25 om zijn permanente schamierpen los naar beneden is komen te hangen (zie fig. 2D). Hierna heeft men de rechter tunnelbekistingssectie van de zojuist gereedgekomen vloer 7a vrijgemaakt door de rechter vijzel(s) 14 en de rechter steunwielen 12 op een kleinere hoogte in te stellen, en wel na eerst een aantal rolblokken 15 onder de aan de onderzijde van de staande bekistingswand 2 vastzittende rail 16 te hebben geplaatst. De rechter tunnelbekistingssectie komt aldus op de loopwielen 12 en de rolblokken 15 te steunen en kan daarop vervolgens naar buiten worden gereden. Daarna worden de beschreven handelingen herhaald bij de linker tunnelbekistingssectie.
Fig. 2A toont de volgens de halve-tunnel-mode gébruikte tunnelbekisting in stortklare positie. Op dezelfde wijze als in fig. IA liggen de horizontale flenzen van de hoekprofielen 5 en 6 daarbij in één vlak en sluiten de langsranden ervan nagenoeg op elkaar aan. De bekis-tingswanden 1 en 2 steunen van onderen tegen de "opstortingen" 8 en zijn op de juiste hoogte gesteld door middel van de vijzels 13 en 14.
Anders dan bij de aan de hand van fig. 1A-D beschreven wijze van werken, is de bekisting volgens fig. 2A-D in zijn geheel geplaatst, doordat de beide tunnelbekistingssecties in dit geval permanent door het koppelschamier 25 met elkaar zijn verbonden.
Het plaatsen geschiedt daarbij in een toestand, waarin de staande bekistingswanden met behulp van een strak getrokken verbindingsket-ting 17 een weinig naar elkaar toe zijn getrokken, terwijl het koppelschamier 25 in zijn doorgeknikte positie (fig. 2D) staat. In dit geval is een deel van de bij de wijze van werken volgens fig. 1A-D noodzakelijke schoorconstructies 9 en 10 in feite overbodig en daarom in fig. 2A-D slechts met streeplijnen aangeduid. Daar staat tegenover, dat van de beide met volgetrokken lijnen aangeduide schoren 9' en 10' er één (in het getekende voorbeeld de schoor 10') als knikstang is uitgevoerd, zoals cp zichzelf bij "vol-tunnel-systemen" bekend is.
Nadat de tunnelbekisting op de vloer 7 is neergezet, wordt de ketting 17 "gevierd", zodat de staande bekistingswanden 1 en 2 zijdelings naar de cpstortingen 8 toe kunnen uitwijken.
Om het koppelscharnier 25 vanuit de doongéknikte positie volgens fig. 2D in de gestrekte positie volgens fig. 2B te brengen zou, bijvoorbeeld met behulp van een kraan, een naar boven gerichte trekkracht P op de linker tunnelbekistingssectie in fig. 2B kunnen worden uitgeoefend. Het zal duidelijk zijn, dat dan aan de neerhangende verbindingsschakel 26 dan een naar links en naar boven gerichte zwaaibewe-ging rond zijn bovenste, permanente schamierpen wordt opgelegd en dat het scharnier dan geleidelijk in de positie volgens fig. 2B karnt. Het kan echter ook anders (en wel zonder kraan) door gébruik te maken van de tot dusver nog niet nader beschreven grendelstang. Verwezen wordt hiertoe naar fig. 3, waarin het kqppelschamier 25 in perspectief, in zijn doorgeknikte positie is weergegeven.
Zoals fig. 3 laat zien, is de verbindingsschakel 26 dubbel uitgevoerd en samengesteld uit twee in de tunnellangsrichting op een afstand van elkaar gelegen en door een afstandsbus 28 met elkaar verbonden delen 26a en 26b. De aldus gevormde verbindingsschakel 26 is tussen twee in de tweevlakshoek van het hoekprofiel 5 vastgelaste steuno-ren 29a en 29b scharnierend gemonteerd rond een door deze oren en de afstandsbus 28 heengaande schamierpen 30. In de in fig. 3 weergegeven positie hangt de verbindingsschakel 26 neer langs de binnenzijde van de verticale flens 5b.
In de tweevlakshoek van het hoekprofiel 6 is een tweetal oren 31a en 31b vastgelast, waartussen een bus 32 om een schamierpen 33 scharnierend is gemonteerd.
Aan de buitenzijde van elk steunoor 31a resp. 31b is voorts een hulpschakel 27 met zijn ene einde om dezelfde schamierpen 33 gemonteerd. De beide hulpschakels 27 nemen een nagenoeg vaste positie in de tweevlakshoek van het hoekprofiel 6 in en zijn met hun andere einde om een pen 34 scharnierend verbonden in een tussenliggend punt 35 van de verbindingsschakel 26.
De beide delen 26a en 26b van de verbindingsschakel 26 zijn daartoe in het punt 35 aan de buitenzijde voorzien van een de schar-nierpen 34 doorlatende verdikking, waarvan de kopvlakken een afstand tot elkaar hébben, die overeenkomt met de afstand tussen de buitenzijden van de steunoren 31a en 31b.
De beide delen 26a en 26b van de verbindingsschakel 26 hébben nabij hun benedeneinde elk een in een langsrand (in fig. 3 de verticaal staande linker langsrand) uitmondende sleufvormige opening 37. De bodems van de sleuven 37 zijn half-cilindrisch gevormd, terwijl de beide sleuf flanken een weinig in de richting van de betreffende langs-rand van de verbindingsschakel 26 divergeren.
De hartafstand tussen de beide scharnierpennen 33 en 34 is gelijk aan die tussen de scharnierpen 34 en de as van het half-cilindri-sche gedeelte van de sleuven 37, zodat bij draaiing van de verbindingsschakel 26 in een richting met de wijzers van een uurwerk mee rond de schamierpen 34, de sleufvormige openingen 37 van de verbindingsschakel 26 in ingrijping treden met de bus 32. Deze draaibeweging nu kan op eenvoudige wijze worden bewerkstelligd met behulp van de thans te beschrijven grendelstang. Deze grendelstang is in fig. 3 met 36 aangegeven en is vastgelast aan de rond de schamierpen 33 draaibare bus 32. De stang 36 reikt daarbij tussen de beide delen 26a en 26b van de verbindingsschakel 26 heen naar de voorgrond van de tekening en heeft nabij zijn vrije einde een gedeelte 36a met schroefdraad. Op de stang 36 zit los verschuifbaar een busvormig aandrukelement 38, dat aan zijn naar de verbindingsschakel 26 toegekeerde einde is voorzien van twee zijdelings uitstekende, cilindrische nokken 39, die in de in de tekening weergegeven positie in ingrijping zijn met een tweetal ligplaatsen, die aan de naar de voorgrond van de tekening gekeerde langsranden van de verbindingsschakel 26 tussen nokken 40 zijn geformeerd.
Het zal duidelijk zijn, dat, wanneer het busvormige aandrukelement 38 over de stang 36 naar rechts (naar de voorgrond) wordt geschoven, de nokken 39 uit hun ligplaatsen vrijkomen en dat de stang 36 dan naar een verticaal neerhangende positie kan worden gezwenkt. Omgekeerd kan de stang 36 vanuit een verticaal neerhangende positie naar de in de tekening weergegeven stand worden gedraaid en kan het aandrukelement 38 door verschuiving naar links (naar achteren) in ingrijping met de verbindingsschakel 26 worden gebracht. Door nu op het van schroefdraad voorziene einde van de stang 36 een moer of schroefbus te draaien en deze met een daartoe geschikt stuk gereedschap aan te draaien vindt de hierboven reeds genoemde draaibeweging van de verbindingsschakel 26 plaats en wordt als gevolg daarvan het hoekprofiel 6 geleidelijk gelicht naar de met streep-puntlijnen aangegeven stand. Het koppelschamier komt daarbij in zijn gestrekte positie, overeenkomende met die volgens fig. 2B. Opgemerkt wordt daarbij dat de stang 36 in werkelijkheid onder een veel steilere hoek zal zijn gericht in verband met de omstandigheid, dat in de tekening voor de duidelijkheid de hartafstand tussen de schamierpennen 33 en 34 groter is getekend dan overeenkomt met de werkelijkheid.
Na het bovenstaande zal het duidelijk zijn, dat de voor vol-tun-nel-gébruik bestemde bekisting volgens fig. 3 eenvoudig in een voor hal f-tunnel-gébruik geschikte bekisting is "cm te vormen" door de hulpschakels 27 te verwijderen.
Een laatste opmerking betreft de wijze, waarop het koppelschar-nier 25 vanuit de gestrekte positie volgens fig. 2A, 2B in de doorgeknikte positie volgens fig. 2C, 2D en fig. 3 komt. In het bovenstaande is in dit verband reeds opgemerkt, dat het voor het in de ontkistings-stand brengen nodig is, dat de schoor 10' als knikstang is uitgevoerd. Deze schoor zal dus bij een doorgeknikt koppelscharnier 25 zijn geknikte stand innemen en wordt bij het strekken van het scharnier (zie boven) automatisch gestrékt. De schoor wordt normaal in zijn gestrekte toestand vergrendeld om in de werkzame bekistingsstand ook daadwerkelijk als schoor te kunnen fungeren. Wanneer nu in deze situatie - bij in zijn gestrekte stand vergrendelde schoor 10' - het aandrukelement 38 op de grendelstang 36 wordt gelost, blijft de bekisting en daarmede het koppelschamier, in principe in zijn gesloten stand staan. Zodra echter vervolgens de vergrendeling van de schoor 10' wordt opgeheven, valt de bekisting terstond in zijn ontkistingspositie - met doorgeknikt koppelschamier - terug.
Claims (10)
1. Tunnelbekisting, bestaande uit twee staande bekistingswanden en een deze wanden overbruggende liggende bekistingswand, welke laatste wand volgens een in de tunnellangsrichting verlopende deelnaad is verdeeld in twee secties, die elk star met een staande bekistingswand zijn verbonden en aan hun naar elkaar toe gekeerde langsranden elk worden begrensd door een hoekprofiel, van welke hoekprofielen de in hoofdzaak in het bovenvlak van de betreffende secties gelegen horizontale flenzen in de bekistingsstand met hun vrije langsranden vrijwel tegen elkaar sluiten, terwijl de beide secties daarbij met elkaar zijn gekoppeld door een aantal in de tunnellangsrichting qp een afstand van elkaar geplaatste, in vlakken loodrecht op de tunnellangsrichting gelegen verbindingsschakels, waarvan de einden elk met een passende ope-ning om een nabij de vertikale flens van het betreffende hoekprofiel door een steunoor gedragen, zich in de tunnellangsrichting uitstrekkende schamierpen grijpen, met het kenmerk, dat de cpening aan het ene einde van elke verbindingsschakel de bodem vormt van een in de bovenwand van de schakel uitmondende sleuf, en dat nabij de met deze sleufvormige opening samenwerkende vast gemonteerde pen een grendel-stang scharnierend is opgehangen, welke grendelstang is voorzien van een daarlangs beweegbaar en vastzetbaar aandrukelement, dat met de verbindingsschakel in ingrijping kan treden cm deze laatste met zijn sleufvormige opening in ingrijping met de betreffende schamierpen te dwingen.
2. Tunnelbekisting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de grendelstang om de vastgemonteerde pen scharnierend is opgehangen.
3. Tunnelbekisting volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de schamierpennen tussen steunoren in de tweevlakshoeken van de betreffende hoekprofielen zijn aangebracht en wel zodanig, dat de verbindingsschakels in de bekistingsstand met hun bovenranden rechtstreeks aanliggen tegen de onderzijde van de in eikaars verlengde liggende horizontale hoékprofielflenzen.
4. Tunnelbekisting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat een hulpschakel van kortere lengte aanwezig is, die roet één einde permanent scharnierend om de met de sleufvormige opening van de verbindingsschakel samenwerkende pen grijpt en met zijn andere einde scharnierend om een van een tussenliggend punt van de verbindingsschakel uitstekende pen grijpt.
5. Tunnelbekisting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de derde, tussengelegen scharnierpen in de onwerkzame, neerhangende eindstand van de verbindingsschakel een weinig opzij van de loodlijn door de permanente schamierpen van de verbindingsschakel ligt, en wel aan de kant van de de grendelstang dragende pen.
6. Tunnelbekisting volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de verbindingsschakel dubbel is uitgevoerd en de samenstellende helften ervan door een op de permanente scharnierpen gelegerde afstandsfous met elkaar zijn verbonden.
7. Tunnelbekisting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de grendelstang radiaal uitstekend op een qp de met de sleufvormige ope-ning(en) van de verbindingsschakel samenwerkende pen gelegerde bus is bevestigd en in de grendelpos itie door de tussenruimte tussen de ver-bindingsschakelhelften heen naar de van de sleufvormige openingen afgekeerde langsrand(en) van de verbindingsschakel reikt.
8. Tunnelbekisting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het aandrukelement een op het buiten de verbindingsschakel uitstekende grendelstanggedeelte geschoven bus is, die aan zijn naar de verbindingsschakel toegekeerde einde twee diametraal uitstekende nokken draagt, die kunnen grijpen in corresponderende ligplaatsen, die aan de andere zijde van de ligplaatsen, in de van die openingen afgekeerde langsranden van de verbindingsschakelhelften zijn gevormd, waarbij het vrije grendelstangeinde van schroefdraad is voorzien en een moenele-ment draagt, met behulp waarvan de van nokken voorziene bus in de richting van de de grendelstang dragende schamierpen verplaatsbaar is.
9. Tunnelbekisting volgens conclusies 6-8, voor zover voortbouwend cp conclusie 4, met het kenmerk, dat aan de buitenzijde van elk der beide, de schamierpen met de grendelstang steunende oren een hulp-schakel is aangebracht, waarbij de beide verbindingsschakelhelften ter plaatse van de schamierverbinding met de hulpschakels naar buiten toe naafvormig zijn verbreed tot een gezamenlijke breedte, die correspondeert met de uitwendig gemeten afstand tussen de steunoren.
10. Tunnelbekisting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de hulpschakels een nagenoeg vaste hoekstand in de tweevlakshoek van het betreffende hoekprofiel innemen.
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9101215A NL9101215A (nl) | 1991-07-10 | 1991-07-10 | Tunnelbekisting. |
EP92202124A EP0522664B1 (en) | 1991-07-10 | 1992-07-10 | Tunnel shuttering |
DE69207966T DE69207966T2 (de) | 1991-07-10 | 1992-07-10 | Raumschalung |
US07/911,753 US5269633A (en) | 1991-07-10 | 1992-07-10 | Tunnel shuttering |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9101215A NL9101215A (nl) | 1991-07-10 | 1991-07-10 | Tunnelbekisting. |
NL9101215 | 1991-07-10 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9101215A true NL9101215A (nl) | 1993-02-01 |
Family
ID=19859501
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9101215A NL9101215A (nl) | 1991-07-10 | 1991-07-10 | Tunnelbekisting. |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5269633A (nl) |
EP (1) | EP0522664B1 (nl) |
DE (1) | DE69207966T2 (nl) |
NL (1) | NL9101215A (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2007132413A1 (en) * | 2006-05-11 | 2007-11-22 | Mesa Imalat Sanayi Ve Ticaret Anonim Sirketi | Tunnel formwork system |
AU2010213342B2 (en) * | 2009-02-10 | 2017-10-19 | Precast Modular Solutions Pty Ltd | Modular building construction arrangement |
MD4161C1 (ro) * | 2011-01-10 | 2012-10-31 | Николае Попеску | Procedeu de executare a construcţiei monolite, a complexului de construcţii monolite şi echipament tehnologic pentru realizarea acestuia |
Family Cites Families (11)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE622786C (de) * | 1935-12-06 | Johann Usspurwies | Nachgiebiger, aus Profileisen zusammengesetzter Grubenausbau | |
DE977123C (de) * | 1948-07-30 | 1965-03-11 | Karl Gerlach | Gelenkverbindung fuer unter der Wirkung einer Spannvorrichtung verschwenkbare Kappen fuer den Grubenausbau |
FR1369466A (fr) * | 1963-07-02 | 1964-08-14 | Outinord Sa Ets | Perfectionnements aux coffrages pour construction en matériau coulé |
FR2061987A5 (nl) * | 1969-10-07 | 1971-06-25 | Delos Et Fils Ets | |
US3601996A (en) * | 1969-12-30 | 1971-08-31 | Building Equipments Corp Sa | Retractable tunnel-type shuttering |
FR2256671A5 (en) * | 1973-12-28 | 1975-07-25 | Outinord St Amand | Half shell tunnel lining formwork - has simultaneous operation of link pins and simplified angle reduction |
SU812929A1 (ru) * | 1978-01-06 | 1981-03-15 | Специальное Конструкторско-Технологическоебюро "Главтоннельметростроя" | Опалубка передвижна |
FR2432073A1 (fr) * | 1978-07-25 | 1980-02-22 | Outinord St Amand | Perfectionnements aux coffrages tunnels retractiles |
NL8000601A (nl) * | 1980-01-30 | 1981-09-01 | Maco Veenendaal B V | Intrekbare tunnelbekisting. |
NL8300511A (nl) * | 1983-02-11 | 1984-09-03 | Ind Handelsonderneming En Meta | Verplaatsbare tunnelbekisting voor betonconstructies. |
US4561282A (en) * | 1984-09-28 | 1985-12-31 | Hadden Sr Edward L | Diminishing arm toggle linkage |
-
1991
- 1991-07-10 NL NL9101215A patent/NL9101215A/nl not_active Application Discontinuation
-
1992
- 1992-07-10 EP EP92202124A patent/EP0522664B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1992-07-10 US US07/911,753 patent/US5269633A/en not_active Expired - Lifetime
- 1992-07-10 DE DE69207966T patent/DE69207966T2/de not_active Expired - Fee Related
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP0522664B1 (en) | 1996-01-31 |
EP0522664A1 (en) | 1993-01-13 |
DE69207966T2 (de) | 1996-09-12 |
DE69207966D1 (de) | 1996-03-14 |
US5269633A (en) | 1993-12-14 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
KR100969992B1 (ko) | 교각용 거푸집 시스템 | |
NL1034591C2 (nl) | Staande draagconstructie voor een kermisattractie, in het bijzonder een reuzenrad. | |
NL9101215A (nl) | Tunnelbekisting. | |
US1722038A (en) | Form for use in constructing monolithic sewers and the like | |
CN114481763A (zh) | 路缘石靠背混凝土模板装置及其施工方法 | |
NL2012595B1 (nl) | Verkeersregelinrichting en werkwijze voor het oprichten daarvan. | |
US5474151A (en) | Folding scaffold for a construction work | |
FR2742798A1 (fr) | Coffrage tunnel multidimensionnel et pluriforme et procede pour sa mise en oeuvre | |
US2738563A (en) | Shuttering assembly | |
JP7231297B2 (ja) | コンクリート型枠装置の構成部材用の起立台、コンクリート型枠装置の構成部材ユニット、コンクリート型枠装置の構成部材ユニットの搬送方法、コンクリート型枠装置の構築方法及びコンクリート型枠装置の解体方法 | |
US2546676A (en) | Sidewalk bridge scaffold | |
CN100387795C (zh) | 脚手架、用于该脚手架的横梁以及搭建该脚手架的方法 | |
KR102471695B1 (ko) | 개량형 보 거푸집 지지장치 | |
BE1018056A5 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het veilig opbouwen en afbreken van een steiger. | |
NL1039724C2 (en) | Mobile bridge and method for erecting a bridge. | |
NL1034183C2 (nl) | Schoor met begrenzingsmiddelen. | |
US1750869A (en) | Scaffold construction | |
CN216211958U (zh) | 一种公路养护工程指示牌用的稳定装置 | |
US1304945A (en) | Concrete-eorm | |
CN217601256U (zh) | 一种涵洞墙身整体浇筑移动平台 | |
CN114277696B (zh) | 现浇钢筋混凝土可拆卸组合式护栏及施工方法 | |
CN216342190U (zh) | 一种大弯道变节台车 | |
JPH0726370B2 (ja) | アーチ橋用巻立作業車 | |
NL1028026C2 (nl) | Bekistingselement voor een tunnelvormig bouwsegment en koppelinrichting voor de dakdelen van een dergelijk bekistingselement. | |
NL8300634A (nl) | Steunorgaan voor een opstaande bekistingswand. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |