NL9100709A - Houder voor het opslaan en afgeven van goederen. - Google Patents

Description

UITTREKSEL

Overeenkomstig de uitvinding wordt een houder verschaft met zich verticaal uitstrekkende inwendige geleidings-ribben, die aan hun bovenzijde eindigen in draagschouders, die zich op enige afstand onder de open bovenzijde van de houder bevinden. In de houder is een inzetstuk verticaal verschuifbaar aangebracht, welk inzetstuk een bodemplatform bezit dat met de positie van de geleidingsribben corresponderende uitsparingen aan zijn omtrek bezit. De uitsparingen zijn complementair aan de ribben voor een verticale, een rotatie verhinderende, geleiding van het inzetstuk. Het platform kan boven de schouders worden geroteerd teneinde op de schouders te komen rusten.

Houder voor het opslaan en afgeven van goederen

Bepaalde goederen, en in het bijzonder voedingsmiddelen zoals augurken en dergelijke, worden opgeslagen in houders die door hun aard problemen veroorzaken ten aanzien van de toegankelijkheid en het afgeven van de goederen.

Augurken worden bijvoorbeeld normaal in een houder ondergedompeld in pekel of een andere geschikte vloeistof opgeslagen. De toegankelijkheid tot de augurken wordt verkregen via de bovenzijde van de houder en omvat het vastgrijpen van het bovenste uiteinde van de afzonderlijke augurken, hetzij met de hand hetzij onder gebruikmaking van een instrument, zoals een vork. In beide gevallen, en in het bijzonder wanneer de houder vol is, kan het wegnemen van afzonderlijke augurken moeilijk zijn. Tevens ontstaat, bij een gedeeltelijk lege houder, het probleem van het uit de pekel "vissen" van de augurk.

Een gebruikelijke oplossing voor het afgeven van voedingsmiddelen uit diepe een vloeistof bevattende houders omvatten het toepassen van een verticaal beweegbaar deel in de houder, dat de voedingsmiddelen tot de geopende bovenzijde van de houder optilt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 2.904.205, 3.249.250, 3.380.592 en 4.179.040.

In het Amerikaanse octrooischrift 4.179.040 bezit het deel een handgreep die samenwerkt met een geleidingsorgaan in de houder teneinde een juiste uitlijning te handhaven wanneer het deel wordt bewogen. De handgreep steekt uit boven de houder teneinde goed toegankelijk te zijn.

De in de andere octrooischriften beschreven delen bezitten handgrepen ter plaatse van of onder de bovenzijde van de houder en vereisen waarschijnlijk het verwijderen van een gedeelte van de voedingsmiddelen, zoals wordt gesuggereerd in het Amerikaanse octrooischrift 3.249.250, voordat de handgreep goed toegankelijk is. Het laatstgenoemde octrooischrift omvat tevens een glijdend slot dat langs de steel van de optilvoor-ziening verschuifbaar is en over de bovenrand van de houder haakt teneinde de voorziening op een gewenst niveau vast te houden. Dit octrooischrift licht niet toe, hoe het slot binnen de houder is aangebracht, wanneer het niet aangrijpt op de bovenrand.

De houder volgens de onderhavige- uitvinding, die weliswaar in het algemeen bruikbaar is voor het opslaan en afgeven van diverse goederen, is in het bijzonder geschikt voor het opslaan en afgeven van voedingsmiddelen, die moeten worden opgeslagen in een vloeistof. In overeenstemming hiermee verschaft de houder een specifieke en vaste afgiftepositie, naar welke de inhoud van de houder vanuit de opslagpositie, waarin de inhoud is ondergedompeld in een vloeistof, wordt opgetild en hierin wordt blootgesteld voor een rechtstreekse en vrije toegankelijkheid daarvan.

In hoofdzaak worden de goederen bewogen tussen een voorafbepaalde opslagpositie in de houder en een vaste afgiftepositie door middel van een inzetstuk, dat een verticaal beweegbaar draagplatform omvat in de houder, dat wordt gehanteerd door een zich omhoog uitstrekkende handgreep, die voldoende hoog is om zich tot aan het bovenste uiteinde van de houder uit te strekken alsmede voldoende hoog is boven de inhoud teneinde goed toegankelijk te zijn.

De houder is voorzien van zich verticaal uitstrekken-de geleidingsribben, die integraal zijn gevormd ter plaatse van gelijkmatig verdeelde punten. Elke ribbe eindigt ter plaatse van zijn bovenste uiteinde in een vlakke schouder op een hoogte, die bij benadering gelijk is aan 2/3 tot 3/4 van de hoogte van de houder.

Het inzetstuk, en in het bijzonder het platform daarvan, is voorzien van omtreksuitsparingen, die corresponderen met de ribben van de houder teneinde een verticale geleiding daarlangs en een stabilisatie van het platform te veroorzaken, wanneer het inzetstuk in verticale richting wordt bewogen. Na het optillen van het platform tot het niveau van de schouders maakt een beperkte rotatie van het platform de plaatsing van het platform in een vaste ondersteunde positie op de schouders mogelijk op een hoogte, waarop de door het platform gedragen inhoud van de houder althans nagenoeg geheel uit de conserverende vloeistof is verwijderd en blootgesteld is teneinde goed toegankelijk te zijn. Goederen zullen, totdat ze geheel zijn verwijderd, door het zich boven de schouders uitstrekkende gedeelte van de houder bijeen gehouden worden. De ribben en schouders combineren derhalve een geleidingsfunctie met een ondersteuningsfunctie voor het inzetstuk.

Het geniet de voorkeur, dat het platform is voorzien van twee keer zoveel uitsparingen als het aantal houderribben, teneinde de rotatiebeweging te beperken, die vereist is om het platform ten opzichte van de verticale ribben tussen de draag-positie en de geleidingspositie te bewegen. Het platform zelf bezit, door een lichte boiling daarvan en de toepassing van gekromde afwateringssleuven, eveneens een specifieke vormgeving voor een onbelemmerde doorgang van de vloeistof, wanneer het inzetstuk wordt opgetild. Het inzetstuk omvat een integraal met het platform gevormde en zich daar vandaan omlaag uitstrekkende voet teneinde het platform op enige afstand van de bodem van de houder te houden en aldus te zorgen voor voldoende ruimte teneinde te vermijden, dat het platform op een de beweging daarvan beperkende wijze aangrijpt op de bodem, in het bijzonder ter plaatse van de randen daarvan.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van de houder volgens de uitvinding;

Fig. 2 toont een perspectivisch aanzicht van het inzet stuk;

Fig. 3 toont een verticale dwarsdoorsnede door de houder, waarbij het deksel is verwijderd en waarbij het inzetstuk zich in de laagste positie in de houder bevindt;

Fig. 4 toont een doorsnede overeenkomstig fig. 3, waarbij het inzetstuk zich in de opgetilde positie bevindt;

Fig. 5 toont op grotere schaal een aanzicht volgens de lijn 5-5 in fig. 3;

Fig. 6 toont een op grotere schaal weergegeven detail van de aangrijping tussen het platform en een draagschouder;

Fig. 7 toont in perspectief een detail van de binnenzijde van het bovenste gedeelte van de houder, en

Fig. 8 toont op grotere schaal een doorsnede volgens de lijn 8-8 in fig. 1.

Zoals blijkt uit de tekeningen bestaat de houder 10 uit een houderdeel 12, een deksel 14 en een inzetstuk 16.

Het houderdeel 12 bestaat uit een in hoofdzaak vlakke bodem 18, een omtrekswand 20, die integraal is gevormd met de omtrek van de bodem 18 en zich van daaruit verticaal in bovenwaartse richting uitstrekt, en een open bovenzijde 22, die wordt gevormd door de zich buitenwaarts verwijdende bovenrand 24 van de wand 20. De omtrekswand 20 is cilindrisch met een cirkelvormige dwarsdoorsnede, die over de effectieve hoogte van de wand constant is teneinde het in zetstuk 16 verticaal te kunnen verschuiven, zoals hierna zal worden beschreven.

De omtrekswand 20 is, ter plaatse van drie op gelijke afstanden van elkaar gelegen punten op de omtrek, voorzien van binnenwaarste verdiepingen 26 die zich vanaf de bodem 18 verticaal uitstrekken tot een hoogte, die bij benadering gelijk is aan 2/3 tot 3/4 van de hoogte van het houderdeel 12. Deze verticale vervormingen of verdiepingen 26 definiëren in het inwendige van het houderdeel verticale ribben 28, die elk een gelijkmatige constante dwarsdoorsnede, zoals getoond bij voorkeur gekromd, bezitten vanaf de bodem tot aan vlakke schouders 30, die zich horizontaal in het inwendige van het houderdeel 12 uitstrekken op ongeveer 1/4 tot 1/3 van de hoogte daarvan onder de open bovenzijde 22. De ribben 28 functioneren als geleidingen voor het inzetstuk 16, terwijl de schouders 30 functioneren als ondersteuningen voor een opgetild inzetstuk, zoals zal worden toegelicht.

Het inzetstuk 16 is voorzien van een bodemvormig draagplatform 32 met een enigszins omhoog gerichte convexe vorm en een in hoofdzaak cirkelvormige buitenomtrek, die correspondeert met het inwendige van het houderdeel.

De omtrek van het platform 32 is voorzien van een reeks uitsparingen 34, in de getoonde uitvoeringsvorm gekromd, met een vorm die correspondeert met de binnenwaarts uitstekende ribben 28 van het houderdeel 12. De ribben 28 en de uitsparingen 34 vormen geleidingsorganen die een vrije verschuiving alsmede geleide beweging van het platform verticaal binnen het houderdeel toestaan. Het platform 32 is, in omtreksrichting gezien tussen aangrenzende uitsparingen 34, voorzien van de volledige diameter bezittende of uitstekende sectoren 36 die, wanneer ze aan weerszijden van een ribbe zijn geplaatst, een rotatiebeweging van het platform tijdens de verticale beweging langs de ribben 28 verhinderen.

Een verticale beweging van het platform 32 wordt bewerkstelligd door een handgreep 38, bij voorkeur een beugel die is bevestigd aan en zich in bovenwaartse richting uitstrekt vanaf tegenover elkaar gelegen sectoren 36 en die een hoogte bezit die in hoofdzaak samenvalt met de. open bovenzijde 22 van het houderdeel 12, wanneer het inzetstuk 16 daarin ge- heel is opgenomen. Het dwarsdeel van de handgreep 38 en het inwendige van het daarboven gelegen deksel 14 zullen een zodanige vorm hebben dat de handgreep zowel zo hoog mogelijk uitsteekt alsmede door het deksel geheel wordt omhuld.

Een integrale cilindrische wand 40 strekt zich in benedenwaartse richting centraal vanaf het platform 32 onder het vlak van de buitenomtrek van het platform 32 uit en vormt een voet voor het enigszins boven de bodem 18 van het houder-deel 12 ondersteunen van het geheel aangebrachte platform 32, teneinde een neiging van het platform 32 om zich vast te klemmen tegen of tussen de bodemhoeken van het houderdeelinwendige tegen te gaan. De cilindrische wand 40 is voorzien van een paar tegenover elkaar gelegen zich in hoofdzaak over de gehele hoogte uitstrekkende groeven 42, die de vorming van een luchtkussen of een luchtzak verhinderen, welke een vrije beweging van het inzetstuk 16 zou kunnen hinderen.

Het inzetstuk 16 wordt gecompleteerd door de toepassing van langgerekte gekromde sleuven 44 door het platform 32 langs en direct buitenwaarts van tegenover elkaar gelegen zijden van de cilindrische wand 40, teneinde een verbeterde afwatering van vloeistof toe te staan wanneer het inzetstuk wordt opgetild terwijl de voedingsmiddelen worden gedragen door het platform 32.

Tijdens gebruik zal het inzetstuk 16 in het algemeen langgerekte voedingsmiddelen zoals augurken of dergelijke in een conserverende vloeistof dragen. Na het optillen van het inzetstuk wordt het voedingsmiddel, of ten minste een groot gedeelte daarvan, verticaal uit de vloeistof genomen en in een eenvoudig toegankelijke positie geplaatst. Het inzetstuk wordt opgetild tot een niveau, alwaar het platform 32 zich onmiddellijk boven de schouders 30 van de ribben bevindt. Het inzetstuk 16 wordt vervolgens geroteerd teneinde gekozen sectoren 36 boven aangrenzende schouders 30 te plaatsen teneinde daarop te rusten. Het voedingsmiddel is thans, zonder verdere hantering van het inzetstuk, direct toegankelijk en kan rechtstreeks uit de opslaghouder worden afgegeven zonder de gebruikelijke problemen bij het verwijderen van augurken uit potten, of zonder de noodzaak om het inzetstuk voor elke augurk opnieuw te moeten optillen.

De plaatsing van de schouders 30, en derhalve van het ondersteunde platform 32, op een niveau dat bij benadering gelijk is aan 1/4 tot 1/3 van de hoogte van het houderdeel onder de open bovenzijde daarvan, zorgt voor het blootstellen van een groot gedeelte van de inhoud, terwijl tevens een betrouwbare omhulling wordt verschaft teneinde het per ongeluk afgeven van de inhoud uit het houderdeel tegen te gaan.

Alhoewel drie uitsparingen 34 kunnen zijn toegepast die corresponderen met drie inwendige ribben 28 van het houderdeel 12, geniet het de voorkeur dat zes gelijkmatig verdeelde uitsparingen 34 in de omtrek van het platform 32 zijn gevormd. Op deze wijze is een beperkte verdraaiing van het inzetstuk voldoende om de uitsparingen 34 op één lijn te brengen met de ribben 28 wanneer het inzetstuk vanuit de bovenste, ondersteunde positie naar binnen dient te worden bewogen. Tevens zullen de extra uitsparingen zorgen voor een effectievere afwatering van de vloeistof door het platform, waarbij de enigszins omhoog gerichte boogvormige vorm van het platform een volledige afwatering van de vloeistof vanaf het bovenoppervlak van het platform garandeert.

Het deksel 14, dat elke geschikte vorm kan bezitten, zal zich over het flensvormige bovenuiteinde 24 van de houder-wand 20 uitstrekken en bezit bij voorkeur een omlaag gerichte binnenrand 46, die losneembaar is vastgesnapt in het inwendige van het bovenste gedeelte van het houderdeel, bijvoorbeeld door geschikte vasthoudorganen 48. Het inwendige van het deksel 14 heeft een vorm, die correspondeert met het bovenste uiteinde van de handgreep 38 van het inzetstuk 16.

De houder kan worden vervaardigd uit geschikte materialen, die verenigbaar zijn met de op te slaan en af te geven inhoud. Bij voedingsmiddelen kan bijvoorbeeld een synthetisch harsvormig materiaal, zoals polycarbonaat of een polypropyleen, worden toegepast.

Indien gewenst kan het houderdeel 12 transparant of opaak zijn. Indien het opaak is kunnen de verdiepte gedeelten 26, welke de inwendige ribben 28 vormen, transparant zijn uitgevoerd teneinde de inhoud van de houder selectief zichtbaar te maken.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijze kan worden gevarieerd.

Claims (13)

1. Houder voor het opslaan en afgeven van goederen, gekenmerkt door een van een zich verticaal uitstrekkende om-trekswand, een gesloten bodem en een open bovenzijde voorzien houderdeel, waarbij de omtrekswand en de bodem het inwendige van het houderdeel bepalen, een in het inwendige van het houderdeel verticaal verschuifbaar inzetstuk, dat een platform alsmede een daaraan bevestigde en zich van daaruit in verticale richting uitstrekkende handgreep bezit, waarbij het platform, door de verticale verschuiving van het inzetstuk, beweegbaar is tussen de bodem en de open bovenzijde, en door ten minste één op de wand aangebrachte, binnenwaarts in het inwendige van het houderdeel gerichte schouder, die zich in verticale richting op een afstand boven de bodem bevindt en die naar keuze het platform draagt op een verticale afstand boven de bodem.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen de bodem en de schouder een geleidingsorgaan is aangebracht voor het stabiliseren en geleiden van het platform tijdens de beweging daarvan tussen de bodem en de schouder, welk platform, boven de schouder, ten opzichte van het houderdeel verstelbaar is voor een dragende aangrijping van de schouder op het platform.

3. Houder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het geleidingsorgaan ten minste één zich in verticale richting uitstrekkende ribbe omvat op de wand, die zich naar het inwendige van het houderdeel uitstrekt, waarbij het platform een omtreksrand bezit die in hoofdzaak correspondeert met het inwendige van het houderdeel, terwijl ten minste één uitsparing is gevormd in de rand van het platform voor het opnemen van de ribbe ten einde een rotatie van het platform te verhinderen en een geleide beweging daarvan in de verticale richting van de ribbe te verschaffen.

4. Houder volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de ribbe eindigt in een bovenste uiteinde dat de schouder vormt, waarbij het platform aan weerszijden van de uitsparing sectoren bezit die zich voorbij de uitsparing in buitenwaartse richting uitstrekken en na een rotatie van het platform boven de schouder op de schouder kunnen aangrijpen.

5. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat drie identieke zich verticaal uitstrekkende en op gelijke afstanden gelegen ribben zijn toegepast op het inwendige van het houderdeel, teneinde een driepuntsondersteuning van het platform te verschaffen, waarbij het platform ten minste drie uitsparingen bezit, die de drie ribben gelijktijdig kunnen opnemen, terwijl de sectoren en de uitsparingen elkaar afwisselen.

6. Houder volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat zes uitsparingen zijn toegepast in het platform die gelijkmatig over de rand daarvan zijn verdeeld voor het om en om gelijktijdig opnemen van de drie ribben.

7. Houder volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het inwendige van het houderdeel in hoofdzaak cilindrisch is, terwijl het platform in bovenwaartse richting convex is en een paar gekromde afwateringssleuven bezit die zich binnenwaarts van de platformrand bevinden.

8. Houder volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het platform een voet bezit die een integraal deel daarvan uitmaakt en zich centraal daarvan uit naar beneden uitstrekt, welke voet zich binnenwaarts bevindt van de platformrand en zich tot onder deze rand uitstrekt.

9. Houder volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de voet een omlaag gerichte omtrekswand omvat, waarin zich zijdelingse doorgangen bevinden.

10. Houder volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de handgreep is verbonden met en zich verticaal uitstrekt vanaf een paar tegenover elkaar gelegen sectoren.

11. Houder volgens conclusie 10, gekenmerkt door een deksel voor het naar keuze sluiten van de open bovenzijde van het houderdeel, en middelen voor het losneembaar bevestigen van het deksel aan het houderdeel.

12. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schouder zich in verticale richting op enige afstand onder de open bovenzijde van het houderdeel bevindt.

13. Houder volgens één der conclusies 3 tot 12, met het kenmerk, dat de ribben en uitsparingen in hoofdzaak gekromde dwarsdoorsneden bezitten.