NL9100471A - Hooiverwervingsmachine. - Google Patents

Description

- Uittreksel -

De uitvinding heeft betrekking op een hooiverwervings-machine met een dwars-chassis, dat de door middel van steun-wielen op de bodem ondersteunde arbeidswaaiers draagt en waarvan de aan beide zijden gelegen buitendelen in de trans-portstand omhooggezwenkt kunnen worden en dat is verbonden met een aan de trekker te koppelen langs-chassis, waarbij aan diens achtereinde een dwarsligger .met een paar loopwielen gemonteerd is, waarbij de loopwielen in de arbeidsstand vrij zwenkbaar aangebracht zijn en een arrêteerinrichting bezitten.

Hooiverwervingsmachine.

De uitvinding heeft betrekking op een hooiverwervingsmachine met een dwars-chassis, dat de door middel van steun-wielen op de bodem ondersteunde arbeidswaaier draagt, en waarvan de zich aan beide zijden bevindende buitendelen in transportstand omhooggezwenkt kunnen worden en dat is verbonden met een aan de trekker te koppelen langs-chassis, waarbij aan diens achtereinde een draagarm met een paar loopwielen gemonteerd is.

Bij deze hooiverwervingsmachines staat Veelvuldig het bereiken van een hoge oppervlaktecapaciteit op de voorgrond, wat tot gevolg heeft, dat de arbeidsbreedte steeds groter wordt. Hiertoe kan het aantal arbeidswaaiers worden vergroot. Anderzijds kan ook de diameter van de harkwerktuigen van de afzonderlijke waaiers worden vergroot. Begrijpelijkerwijs leidt de aanpassing aan de bodem onder de vergrote arbeidsbreedte van de machine, wat in het bijzonder bij een oneffen terrein en in ligging op een helling storend werkt. Men heeft derhalve reeds twee zwadmachines naast elkaar gekoppeld en met behulp van een scharnierende verbinding tussen beide inrichtingen een bruikbare aanpassing aan oneffenheden van de bodem verkregen. Gewoonlijk wordt het chassis van de hooiverwervingsmachines door zich onder de arbeidswaaier bevindende loopwielen ondersteund en geleid. Daar echter voor het transport over de weg de machinebreedte werkzaam verminderd moet worden en hiertoe de zich aan beide zijden bevindende buitenste chassisdelen omhooggezwenkt worden, is een extra onderstel onder het de arbeidswaaiers dragende chassis aangebracht, waarvan de wielen in de transportstand de ondersteuning en geleiding van de machine overnemen. Deze transportwielen zijn stijf bevestigd, zodat de machine praktisch als een eenassige aanhanger achter de trekker wordt geleid. Daartegenover zijn de loopwielen onder de arbeidswaaier vrij draaibaar aangebracht, zodat een onberispelijk nalopen van de inrichting tijdens de arbeid gewaarborgd is. De stijve transportwielen belemmeren wel het keren van dergelijke machines, en deze hebben dientengevolge een relatief aanzienlijke keerradius nodig. Dit nadeel komt biedt de inrichting volgens EP-A 0 316 896 daardoor het hoofd, dat de loopwielen bestuurbaar zijn. De stuurbeweging wordt afgeleid van de betreffende hóek tussen trekdisselboom van de machine en het trekvoertuig. De stuurinrichting kan zowel mechanisch als hydraulisch werken. Deze regeling komt in hoofdzaak overeen met een bij meerscharige bietploegen bekende regeling. De stuurinriöhting voor de loopwielen is constructief moeilijk. Door de tussen de afzonderlijke verbindingsorganen van de stuurinrichting noodzakelijkerwijs optredende speling wordt de naloop van de hooiverwervingsma-chine beslist onrustig. Bij de arbeid in liggingen op een helling heeft de maatregel het effekt, dat praktisch de gehele geleiding van de verhoudingsgewijs zware inrichting alleen door de loopwielen moet worden overgenomen, want de steunwielen slingeren vrij onder de arbeidswaaiers. Bovendien heeft deze regeling een bijzonder nadelig effekt bij het achteruit rijden, want deze werpt voor de bestuurder van de trekmachine ongewone stuurproblemen op door de tegenstu-ring van de loopwielen.

Dientengevolge bestaat er een dringende behoefte om uitkomst te verschaffen door een inrichting, die een onberispelijke geleiding en ondersteuning van de machine ook onder ongunstige bodem- en/of terreinverhoudingen toestaat en tenslotte de transporteigenschappen verbetert en dit bereikt in een doelmatige en ongecompliceerde constructie. Hiertoe beoogt men met de uitvinding, dat bij een hooiver-wervingsmachine van de in het begin aangeduide soort de . loopwielen in arbeidsstand vrij zwenkbaar aangebracht zijn en een arrêteerinrichting bezitten. Doelmatig zijn de steunwielen bij deze inrichting stijf geplaatst en niet zwenk- , baar. De naar keuze stijve of slingerende instelling van de loopwielen heeft het voordeel van de onberispelijke geleiding van de machine zowel in de arbeidsstand, in welke een hoge mate van keerbaarheid verlangt wordt, terwijl de trans-portstand een betrouwbare vaste geleiding van de machine achter de trekker verlangt. De inrichting volgens de uitvinding blijkt verrassenderwijs bijzonder geschikt te zijn voor in tandemplaatsing onder de arbeidswaaiers aangebrachte steunwielen, daar bij deze asconstructie vrij draaibare resp. slingerende wielen alleen met een zeer aanzienlijke constructieve inspanning kunnen worden aangebracht.

Het ligt in het kader van de uitvinding, dat de arrêteerinrichting is verbonden met een de loopwielen in de transportstand zwenkende inrichting. Door deze maatregel kunnen de loopwielen in de betreffende bedrijfsstand willekeurig verzwenkt worden en bij het bereiken van de bijbehorende positie worden gearrêteerd, zodat ze nu het machine-chassis stijf geleiden. Deze zwenkinrichting kan volgens een verder kenmerk van de uitvinding minstens één op de dwarsligger aangebrachte hydraulische cilinder bezitten. Deze inrichting is bijzonder bedieningsvriendelijk. In plaats daarvan kan natuurlijk ook een mechanische arrêtering komen.

Het is bijzonder doelmatig gebleken, wanneer de arrêteer- en verzwenkinrichting is gekoppeld met de inrichting voor het omhoogzwenken van het zijdelingse dwars-chas-sis.

Het ligt verder in de bedoeling van de uitvinding, om het per ongeluk losmaken van de arrêtering te verhinderen, wanneer bijvoorbeeld de klep naar de trekker wordt geopend, om de hydraulische leiding tijdens het transport te ontlasten. De zwadmachines zijn in de voor het transport omhooggezwenkte stand van de chassisdelen mechanisch vergrendeld, zodat ze ook bij een geopende terugstroomleiding in de orahooggezwenkte positie blijven. Voor het neerlaten wordt door middel van een lijn de vergrendeling opgeheven. Om nu de hydraulische vergrendeling van de loopwielen eveneens te garanderen, is in de hydraulische leiding voor de arrêteer-cilinder een afsluitklep ingebouwd, die door een mechanische , verbinding met het chassis van de zwadmachine de leiding in omhooggezwenkte toestand van de zwadmachine afsluit, zodat bij een geopende klep naar de trekker dat deel van de hydraulische leiding, dat van de afsluitklep naar de arrêteer-cilinders leidt, gesloten blijft. Bij het laten wegvallen van de zwadmachines wordt op tegengestelde wijze de afsluitklep geopend. Om een veilige eindpositie van de bedienings-cilinders voor de loopwielarrêtering te verkrijgen, is parallel aan de afsluitklep een terugslagklep geschakeld. Daardoor kan ook bij een reeds gesloten afsluitklep nog de volledige hydraulische druk op de arrêteercilinders worden verkregen.

Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding blijken uit de volgende beschrijving van een voorkeuruitvoe-ringsvorm van de uitvinding evenals aan de hand van de tekening. Hierbij toont:

Fig. 1 een bovenaanzicht en

Fig. 2 een zijaanzicht van een op de wijze volgens de uitvinding uitgevoerde hooiverwervingsmachine;

Fig. 3 in detail de arrêteerinrichting voor een loopwiel in zijaanzicht en

Fig. 4 in bovenaanzicht.

De in de tekening weergegeven hooiverwervingsmachine draagt twee arbeidswaaiers 1 aan beide zijden van het langs-chassis 2, waarvan het voorste deel 3 naar beneden is omgebogen en is voorzien van een dwarsjuk 4 voor de aansluiting aan de onderverbindingen van de driepunts ophanging van een trekmachine. Het dwarsjuk 4 is om de vertikale bout 5 ten opzichte van het langs-chassis 2 zwenkbaar. Vast verbonden met het langs-chassis 2 is een in zijn geheel met 6 aangeduid dwars-chassis, dat hier bestaat uit de beide parallel aangebrachte lassen 7. Aan deze zijn aan beide zijden om de horizontale assen 8 zwenkbare buitenste chassisdelen 9 bevestigd, van welke elk één van de arbeidswaaiers 1 draagt. Deze bestaan uit de aandrijfkop 10 en de daarop gemonteerde harkarmen 11, waarvan de arbeidswerktuigen 12 bij het ronddraaien zodanig bestuurd worden, dat de tandvormige werktuigen 12 op een deel van de omwenteling de bodem raken en het oogstgoed samenharken, terwijl ze op een verder deel van hun omwenteling omhoogzwenken en het oogstgoed ih een zwad kunnen neerleggen.

Onder elk van de arbeidswaaiers zijn steunwielen 13 aangebracht. Bij de in de tekening weeergegeven uitvoeringsvorm zijn ze paarsgewijs in tandemplaatsing aangebracht. De aandrijving van de arbeidswaaiers 1 geschiedt door de tapas van de trekker via een scharnieras 14 naar de aandrijfas 15, het centrale aandrijfwerk 16 en de aan beide zijden gelegen scharnierassen 17 naar de aandrijfkoppen 10. De steunwielen 13 onder de waaiers l zijn stijf en niet zwenkbaar aange- bracht.

Aan het achtereinde 18 van het langs-chassis 2 is een dwarsligger 19 stijf bevestigd, waarbij aan elk van de beide uiteinden een loopwiel 20 om een vertikale as 21 zwenkbaar gemonteerd is. Onder de dwarsligger 19 is aan elke zijde een hydraulische cilinder 22 bevestigd, aan de uitschuifbare zuigerstang 23 waarvan een drukstuk 24 is bevestigd. Op de as 21 van het loopwiel 20 is een zich dwars ten opzichte van de dwarsligger 19 uitstrekkende las 25 bevestigd, die aan elk van zijn beide einden een vrijdraaiende rol 26 draagt. De afstand van de beide rollen 26 komt in hoofdzaak overeen met de breedte van .het drukstuk 24 van de hydraulische cilinder 22, zodat deze bij het uitschuiven van de zuiger-stang 23 vanuit de in Fig. 4 met streeppuntlijn weergegeven ruststand in aanslag tegen de rollen 26 geraakt. Daardoor Wordt vastzetting van de as 21 van het loopwiel 20 in de in de Figuren 3 en 4 afgebeelde positie bewerkstelligd, die overeenkomt met de transportstand, daardoor zijn de loopwielen 20 stijf ingesteld en veroorzaken nu een betrouwbare geleiding van de machines in transporstand. Niet in detail weergegeven, daar van zichzelf duidelijk, is de koppeling van de hydraulische cilinders 22 voor de arrêtering van de loopwielen 20 met de op conventionele wijze uitgevoerde inrichting voor het omhoogzwenken van de de arbeidswaaiers 1 dragende buitenste chassisdelen 9 van het dwars-chassis 6.

- conclusies -

Claims (7)

1. Hooiverwervingsmachine met een dwars-chassis, dat de door middel van steunwielen op de bodem ondersteunde arbeidswaaiers draagt en waarvan de aan beide zijden gelegen buitendelen in transportstand omhooggezwenkt kunnen worden en dat is verbonden met een aan de trekker te koppelen langs-chassis, waarbij aan diens achtereinde een dwarsligger met een paar loopwielen gemonteerd is, m e t het ken - merk, dat de loopwielen (20) in de arbeidsstand vrij zwenkbaar aangebracht zijn en een arrêteerinrichting bezitten.

2. Hooiverwervingsmachine volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de arrêteerinrichting is verbonden met een de loopwielen (20) in de transporstand zwenkende inrichting.

3. Hooiverwervingsmachine volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de zwenkinrichting minstens één op de dwarsligger (6) aangebrachte hydraulische cilinder (22) bezit.

4. Hooiverwervingsmachine volgens de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de arrêteer- en verzwenkinrichting is gekoppeld met de inrichting voor het omhoogzwenken van de zijdelingse dwars-chassisdelen (9).

5. Hooiverwervingsmachine volgens de conclusies 1 tot 4,met het kenmerk, dat een afsluitklep van de arrêteercilinders een opheffing van de arrêtering bij het openen van de hydraulische klep naar de trekker voorkomt.

6. Hooiverwervingsmachine volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de afsluitklep door het omhoogzwenken van de zwadmachines wordt gesloten en bij het neerlaten wordt geopend.

7. Hooiverwervingsmachine volgens de conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat parallel aan de afsluitklep een terugslagklep geschakeld is, die ook bij een gesloten afsluitklep de oliedruk laat werken op de hydraulische cilinder van de arrêtering, maar een terugstroming verhindert.