NL9002131A - Inrichting voor gebruik in een spuitgietmachine. - Google Patents

Inrichting voor gebruik in een spuitgietmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9002131A
NL9002131A NL9002131A NL9002131A NL9002131A NL 9002131 A NL9002131 A NL 9002131A NL 9002131 A NL9002131 A NL 9002131A NL 9002131 A NL9002131 A NL 9002131A NL 9002131 A NL9002131 A NL 9002131A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sprue
annular
plate
passage
mold half
Prior art date
Application number
NL9002131A
Other languages
English (en)
Other versions
NL193077C (nl
NL193077B (nl
Original Assignee
Mca Disco Vision
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NLAANVRAGE7808979,A external-priority patent/NL187734C/nl
Application filed by Mca Disco Vision filed Critical Mca Disco Vision
Priority to NL9002131A priority Critical patent/NL193077C/nl
Publication of NL9002131A publication Critical patent/NL9002131A/nl
Publication of NL193077B publication Critical patent/NL193077B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193077C publication Critical patent/NL193077C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/26Moulds
    • B29C45/263Moulds with mould wall parts provided with fine grooves or impressions, e.g. for record discs
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/26Moulds
    • B29C45/27Sprue channels ; Runner channels or runner nozzles
    • B29C45/2701Details not specific to hot or cold runner channels
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/38Cutting-off equipment for sprues or ingates
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/26Moulds
    • B29C45/263Moulds with mould wall parts provided with fine grooves or impressions, e.g. for record discs
    • B29C2045/2653Moulds with mould wall parts provided with fine grooves or impressions, e.g. for record discs using two stampers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Manufacturing & Machinery (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Moulds For Moulding Plastics Or The Like (AREA)

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor gebruik in een spuitgietmachine.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor gebruik in een spuitgietmachine voor het vormen van centraal van openingen voorziene onderdelen uit ingespoten verwarmd materiaal, waarbij de inrichting is voorzien van eerste en tweede vormhelften.
Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooi 3.989.436.
In het bijzonder bij het vervaardigen van videoschijven en dergelijke is het voor een juist opnemen en aflezen van informatie op de schijf van groot belang, dat een nauwkeurige vervaardiging van de videoschijf wordt bewerkstelligd, in het bijzonder wat betreft de concentrische ligging van het centrale in de schijf aangebrachte gat en de in de plaat aangebrachte informatiesporen.
Volgens de uitvinding is hiertoe voorzien in een inrichting voor gebruik in een spuitgietmachine voor het vormen van centraal van openingen voorziene onderdelen uit ingespoten verwarmd materiaal, waarbij de inrichting is voorzien van eerste en tweede vormhelften en iedere vormhelft een plaat omvat evenals een ringvormige stamper en middelen om de ringvormige stamper aan de plaat te bevestigen, waarbij de plaat in ieder van de vormhelften een ondiepe ringvormige uitsparing heeft voor het opnemen van de ringvormige stamper en de radiale lengte van de uitsparing groter is dan die van de stamper, zodanig, dat de stamper radiaal kan uitzetten onder de invloed van de warmte van het geïnjecteerde verwarmde materiaal.
Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding wordt voorkomen, dat bij uitzetten van de stamper ongewenste vervormingskrachten op de stamper worden uitgeoefend.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.
Figuur 1 to'ont schematisch een dwarsdoorsnede over een spuitgiet-inrichting voor het repliceren van een centrale opening en spiraal vormige sporen bezittende platen volgens de uitvinding, gezien volgens de lijn 1-1 in figuur 7.
Figuur 2 toont een met figuur 1 overeenkomende doorsnede gezien volgens de lijn 2-2 in figuur 7.
Figuren 3-6 tonen schematisch opeenvolgende stappen van de werking uitgevoerd met de spuitgietinrichting afgebeeld in figuur T en 2.
Figuur 7 toont een aanzicht op de in figuur 1 afgebeelde bewegende helft.
Figuur 8 toont een'omgekeerd aanzicht op de vaste helft van het in figuur 1 afgebeelde vormsamenstel.
Figuur 9 toont op grotere schaal een doorsnede over het in figuur 1 omcirkelde gebied 9.
Figuur 10 toont op grotere schaal een doorsnede over het in figuur 1 omcirkelde gebied 10.
Figuur 11 toont op grotere schaal een doorsnede over het in figuur 1 omcirkelde gebied 11.
Figuur 12 toont op grotere schaal een doorsnede over figuur 1, gezien volgens de lijn 12-12.
Figuur 13 toont een grafiek waarin een wijzigende verhouding in waarde van dubbele breking vergezeld gaande aan een wijzigende verhouding in de dikte van een acceptabele videoschijf is weergegeven.
Figuur 14 toont een grafiek waarin een wijzigende verhouding in waarde van dubbele breking vergezeld gaande aan een wijzigende verhouding in de dikte van een niet acceptabele videoschijf is weergegeven.
In de figuren 1 en 2 is een gereedschap 10 weergegeven bestemd om te worden gebruikt in combinatie met een gebruikelijke spuitgietmachine, zoals het 375 ton model, dat wordt vervaardigd door de Stokes DiVision van Penwalt Mfg. Company. Het gereedschap 10 wordt gebruikt voor het repliceren van een centrale opening bezittende videoschijfregistratieplaat en omvat een vaste vormhelft (eerste vormhelft) 12 en een beweegbare vormhelft (tweede vormhelft) 14. De vaste vormhelft 12 omvat een vaste basisplaat 16, welke is bevestigd aan een vast gesteldeel van een gebruikelijke niet nader weergegeven vormmachine en een uitzettende basisplaat 18. De basisplaat 18 draagt in integrale bevestiging daarmede een aantal van hoofdgeleidings- en steunpennen 20, waarvan er slechts een is weergegeven. Een hoofgeleidings-en steunpen 22 van de vaste vormhelft is aangebracht voor het heen en weer beweegbaar aanbrengën van de basisplaat 18 met de basisplaat 16 tijdens de ponsstap. De ponsstap wordt gedeeltelijk bepaald door de heen en weer gaande beweging van de uitzettende basisplaat 18 ten opzichte van de vaste basisplaat 16.
De beweegbare vormhelft 14 omvat een draagplaat 30, een tussenplaat 32 en een vaste basisplaat 34. De vaste basisplaat 34 van de beweegbare vormhelft is bevestigd aan het gestel van een gebruikelijke niet nader weergegeven spuitgietmachine. De vul plaat 32 is bevestigd aan de vaste basisplaat 34 met behulp van een aantal bouten 36. De bouten 36 zijn verzon- ken in de basisplaat 32 en op regelmatige afstand rondom de omtrek van de vul plaat 32 aangebracht voor het stevig bevestigen van de vul plaat aan de vaste basisplaat 34.
De basisplaat 34 is verder bevestigd aan de draagplaat 30 met behulp van een aantal klembouten 38. Ieder van de klembouten 38 strekt zich uit door de vulplaat 32, zoals aangeduid met stippellijnen bij 40 en is in de draagplaat 30 geschroefd, zoals aangeduid met de stippellijnen bij 42. De klembouten 38 zijn regelmatig op afstand van elkaar rondom de omtrek van de basisplaat aangebracht voor het veilig bevestigen van de draagplaat 30, de vulplaat 32 en de basisplaat 34 aan elkaar. Ieder van de bouten 38 is verzonken in de basisplaat 34 voor het verkrijgen van een glad contactoppervlak 43 ten opzichte van de plaat 34. Een hoofdsteunpenbus 44 voor de beweegbare vormhelft wordt gedragen door de draagplaat 30. De steunpen 20 is opgesteld in de bus 44 en voorziet in een heen en weer gaande beweging tussen de vaste basisplaat 16 en de draagplaat 30 tijdens de ponshandeling. De steunpen 20 voorziet verder in een samenhangende beweging tussen de uitzettende basisplaat 18 van de vaste vormhelft en de draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft tijdens de ponshandeling. Met de voltooiing van de ponshandeling zijn de steunpennen 20 geheel teruggetrokken van de bussen 44 tijdens het overblijvende gedeelte van de openingsstap. Bij de geheel open stand zijn de steunpennen op afstand gelegen van de beweegbare stamper 144 over dezelfde mate als de slagbegrenzer 90 van het primaire ponsplaatsamen-stel op afstand van de uitzettende basisplaat 18 is weergegeven in figuur 5.
Een ponsplaatsamenstel 50 omvat een klemplaat 52 en een steunplaat 54. Het ponsplaatsamenstel 50 wordt binnen de basisplaat 34 gedragen en is heen en weer beweegbaar daarmede aangebracht door een aantal geleidingspen-nen, die integraal zijn bevestigd aan de basisplaat 34. Een van deze gelei-dingspennen 55 is in de figuur weergegeven. Verder omvat het ponsplaatsamenstel een klemplaatbus 56 en een steunplaatbus 58. De geleidingspennen 55 strekken zich uit door de platen 52 en 54. De platen 52 en 54 zijn heen en weer beweegbaar aangebracht op de pennen 55 door de bussen 56 resp. 58.
De geleidingspennen 55 strekken zich uit in de draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft, zoals aangeduid met stippellijnen 60.
Een aantal steunstaven 64 van de drager van de beweegbare vormhelft zijn bevestigd aan de basisplaat 34 met behulp van afzonderlijke bouten 66. De steunstaven 64 strekken zich uit door openingen in de platen 52 en 54, zoals met stippellijnen bij 72 resp. 74 is aangeduid.
De steunstaven 64 geven een toegevoegde steun aan het achteropper-vlak 76 van de draagplaat 30 tijdens het injecteren van het gesmolten materiaal in de holte voor de videoschijf.
In figuur 2 is een aanslagstaaf 77 voor een ponsplaat weergegeven, welke aanslagstaaf is 'opgesteld tussen de steunplaat 54 van het ponsplaat-samenstel en de vaste basisplaat 34. De aanslagstaaf is bevestigd aan de basisplaat 34 met behulp van een aantal bouten 78. De aanslagstaaf 77 heeft een cirkelvormige dwarsdoorsnede. Een deel van de staaf is zowel bij het linker als het rechter gedeelte van figuur 2 weergegeven. De aanslagstaaf 77 geeft verdere stijfheid aan het gereedschap om weerstand te bieden aan de sluitingskracht van de bij de spuitgietmachine behorende hoofdvijzel. In deze capaciteit werkt het samen met de zijorganen 34a van de vaste basisplaat 34 voor het bieden van weerstand aan de druk van de vijzel tijdens het sluiten en het gesloten gedeelte van de giethandeling.
Ofschoon beschreven is, dat de aanslagstaaf 77 een cirkel vormige dwarsdoorsnede heeft kan deze ook worden gevormd door een enkele plaat. Indien de vorm van een enkele plaat wordt gebruikt wordt een aantal van dergelijke platen opgesteld rondom de omtrek van de basisplaat, zodat het gecombineerde effect van het enkele orgaan 77 het gelijkmatig scheiden van de steunplaat 54 van de basisplaat 34 is.
De steunplaat 54 van het ponsplaatsamenstel is integraal bevestigd aan de klemplaat 52 van het ponsplaatsamenstel met behulp van een aantal bouten 80. Losmaken van de klemplaat 52 van de steunplaat 54 maakt het mogelijk een samenstel van een aantal primaire slagbegrenzers 90 van het ponsplaatsamenstel te plaatsen in een opening 92 gedragen door de klemplaat 52. Iedere primaire slagbegrenzer rust op een tussenvlak 94 met de steunplaat 54. De slagbegrenzer 90 strekt zich uit door openingen 96 en 98 gedragen door de draagplaat 30 en de basisplaat 18. De slagbegrenzer is in ingrijping met de basisplaat 16 bij een tussenvlak 100.
Een aantal' secondaire slagbegrenzers van het ponsplaatsamenstel worden gedragen door de klemplaat 52 waarbij deze slagbegrenzers 102 aan de plaat 52 zijn bevestigd met behulp van bouten 104. In figuur 1 is een eind-oppervlak 106 van het secondaire ponsplaatsamenstel 102 weergegeven op een afstand 108 van het onderoppervlak 107 van de draagplaat 30. De afstand 108 geeft de afstand weer, die moet worden afgelegd door de draagplaat 30 vanaf de open stand naar de tussenstand, zoals hieronder nader zal worden beschreven aan de hand van figuur 4 en 5.
De basisplaat 16 van de vaste vormhelft draagt een aanspuitkegel- bus Π0, die op zijn plaats wordt gehouden door een grendel ring 112. De aanspuitkegelbus 110 heeft een opening 114, welk aan een einde 115 in verbinding staat met een spuitmondstuk 116 van de spuitgietmachine en aan een ander einde 117 in verbinding staat met de holte voor de videoschijf.
De basisplaat 18 van de vaste vormhelft draagt een vaste plaat 120, die daaraan is bevestigd met behulp van een aantal bouten 122. De vaste plaat 120 draagt een vaste stamper 124, die tegen de vaste plaat 120 wordt gehouden bij zijn binnenstraal door een centrerende stempelplaatsbe-paler en vaste centreerstamperklem 126 en aan zijn buitenstraal wordt vastgehouden door een vaste buitenste stamperringklem 128. De klem 126 wordt op zijn plaats gehouden door een in het hart opgestelde tegenhoudbout 130, welke zich uitstrekt door de basisplaat 18 en de vaste plaat 20. De vaste buitenste ringklem is meer gedetailleerd in figuur 10 weergegeven. De verhouding tussen de vaste in het hart opgestelde stamperklem 126 en de vaste stamper 124 is meer gedetailleerd in figuur 9 weergegeven.
De draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft draagt een beweegbare plaat 140, die daaraan is bevestigd met behulp van een aantal bouten 142. De plaat 140 draagt een beweegbare stamper 144, die bij zijn binnenstraal tegen de plaat 140 wordt vastgehouden met behulp van een centrerend pons-plaatsbepalingsorgaan en een beweegbare in het hart opgestelde stamperklem 146, en bij zijn buitenomtrek met behulp van een beweegbare buitenste ringklem 148. De beide buitenste ringklemmen 128 en 148 kunnen effectief op hun plaats worden gehouden met behulp van in de desbetreffende platen 120 en 140 verzonken bouten die zich door de platen in de ringen 128 en 148 uitstrekken. De bouten zullen voorzien in een vaste verbinding, terwijl de schematisch aan de linker rand van de platen 120 en 140 weergegeven vormgeving een losneembare verbinding geeft.
De bewegende plaat 140 is losneembaar bevestigd aan de draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft met behulp van een centraal gelegen klemver-grendelingssamenstel 150. Het samenstel 150 kan verder zijn voorzien van een aantal bouten met behulp waarvan de klem 146 aan de plaat 140 is bevestigd op soortgelijke wijze als door het samenstel 150. De het samenstel 150 vervangende bouten zijn in de draagplaat 30 verzonken op een wijze overeenkomend met de opstelling van de bout 142.
Een aanspuitkegeluitstootpen 156 heeft een basismoer 158, die rust tegen een zuiger 159 van een luchtcilinder 160. Een pons 162 voor een cen-treergat omvat een vertikaal een centreergat vormend ponsorgaan 164 en een horizontaal een centreergat vormend ponsorgaan 156 met een omtreksoppervlak 167 van het ponseinde. Een instelmoer 168 is bevestigd aan het ondereinde 170 van het vertikale ponsorgaan 164 en rust tegen het oppervlak 94 van de steunplaat 54. Het horizontale ponsorgaan 166 van de pons 162 draagt een ondersnijding 173 (figuur 5) op een inwendig oppervlak 174, welke een deel van het aanspuitkegelgebied vormt. Tijdens het injecteren van het gesmolten kunststofmateriaal zal een weinig materiaal van de aanspuitkegel het ondersneden gebied vullen. Tijdens de scheiding van de basisplaat 18 van de vaste vormhelft van de draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft houdt de kunststof in het ondersneden gebied de aanspuitkegel 175 op de pons 162.
Het van een centrale opening voorziene deel is weergegeven bij 175a.
De luchtcilinder 160 is met behulp van bouten 182 bevestigd aan een oppervlak 180 van de steunplaat 54. Uit ontwerpoverwegingen past de cilinder 160 in een opening, die wordt begrensd door een oppervlak 184, dat wordt gedragen door de basisplaat 34. Een luchtinlaatdoortocht in de cilinder 160 is schematisch weergegeven bij 186, terwijl een uitlaatdoortocht schematisch is weergegeven bij 188.
De werking van de injectiespuitinrichting zal nu nader worden uiteengezet aan de hand van de figuren 3-6. In schematische weergaven zijn basisbewegingen verkregen door de hierboven aangeduide standaardspuitgietma-chine, welke samenwerkt met de overblijvende elementen van het gereedschap 10 voor het verkrijgen van de vorminrichting volgens de uitvinding, weergegeven. Deze basisstappen vormen een deel van de werkwijze volgens de huidige uitvinding en de elementen van de basismachine welke deze bewegingen uitvoeren vormèn ook een deel van de spuitgietinrichting volgens de uitvinding. Deze basisbewegingen en inrichting verkregen door en opgenomen in een gebruikelijke spuitgietmachine is schematisch weergegeven aan de hand van figuur 3.
De spuitgietmachine is in figuur 3 in de gesloten stand afgebeeld. Deze gesloten stand wordt gedeeltelijk bepaald doordat het eindoppervlak 100 van de slagbegrenzer 90 van het primaire ponsplaatsamenstel in contact is met de vaste basisplaat van de vaste vormhelft. De secondaire slagbegrenzer 102 van het ponsplaatsamenstel is op een afstand 108 gelegen van het oppervlak 76 van de draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft. De uit-stootpen 156 is in zijn teruggetrokken stand. Het horizontale gedeelte 166 van het ponssamenstel 162 is in zijn teruggetrokken stand. Een eindoppervlak 189 van het ponssamenstel 162 en de opening 114 van de aanspuitkegel-bus 110 begrenzen de aanspuitkegeldoortocht. De eerste en de tweede vorm- helft begrenzen een ringvormige holte welke de aanspuitkegeldoortocht omgeeft. De ringvormige holte en de aanspuitkegeldoortocht vormen resp. een van een centrale opening voorzien deel 175a en een aanspuitkegel 175, indien daarin verwarmd materiaal wordt geïnjecteerd.
Een eerste selectief in werking gesteld orgaan 190 veroorzaakt beweging van de tweede vormhelft 14 tussen een gesloten stand (figuur 1 en 3) en de open standen (figuur 5 en 6). Het eerste selectief in werking gestelde orgaan omvat een zuiger 191 (figuur 3), die beweegbaar is in een cilinder 192. Een verbindingsstang 193 verbindt de zuiger 191 met de basisplaat 34. Onder druk staand fluïdum wordt toegelaten in de cilinder 192 door een fluïdumklep 194 om de tweede vormhelft 14 van de gesloten stand (figuur 1 en 3) te bewegen naar de open stand (figuur 5 en 6). Onder druk staand fluïdum wordt toegelaten in de cilinder 192 door een fluïdumklep 195 om de tweede vormhelft 14 van de open stand (figuur 5 en 6) naar de gesloten stand (figuur 1 en 3) te bewegen.
Indien de eerste en de tweede vormhelft 12 en 14 in de gesloten stand zijn (figuur 1 en 3) begrenzen een eindgedeelte 189 van de pons 162 en de opening 114 van de aanspuitkegelbus een aanspuitkegeldoortocht, terwijl de eerste en de tweede vormhelft een de aanspuitkegeldoortocht omgevende ringvormige holte begrenzen. De ringvormige holte en de aanspuitkegeldoortocht vormen resp. een centraal van een opening voorzien deel 175a en een aanspuitkegel 175 indien daarin verwarmd materiaal wordt geïnjecteerd.
Een tweede naar keuze in werking te stellen orgaan veroorzaakt beweging van de eerste vormhelft 12 met de tweede vormhelft 14 in antwoord op de beweging van de tweede vormhelft vanuit de gesloten stand (figuur 1 en 3) naar een stand (figuur 4) welke is gelegen tussen de gesloten stand en een open stand (figuur 5 en 6) waardoor de ringvormige holte gesloten blijft, terwijl de eerste en de tweede vormhelft uit de gesloten stand naar de tussenstand bewegen. Het tweede naar keuze in werking te stellen orgaan omvat een grendelorgaan 197, die is voorzien van een vaste basisplaat 216, die met behulp van een aantal bouten 218 is bevestigd aan de basisplaat 18. Een eerste grendelorgaan 220 is met behulp van een aantal bouten 222 bevestigd aan de vaste basisplaat 16. Een tweede grendelorgaan 224 is met behulp van een aantal bouten 226 bevestigd aan de draagplaat 30. Ofschoon deze grendel een standaardgrendel is is zijn wijze van werking in het bijzonder opgenomen in de huidige uitvinding en als zodanig vormt het een integraal bedieningsmechanisme binnen de inventieve combinatie. Dit gren- delmechanisme is een in de handel verkrijgbare grendel aangeduid als de "jiffy latch" model LL-201 vervaardigd door de Detroit Mold and Engineering Company.
Kort gezegd centreert de wijze van werking van de grendel om een horizontaal opgesteld scharnierbaar grendelorgaan 230 met een scharnierpen 232 voorzien van een oppervlak 234 dat in ingrijping komt met grendelopper-vlakken gedragen door ieder grendelorgaan 220 en 224. Uit de figuren blijkt dat het oppervlak 234 en de grendeloppervlakken van de organen 220 en 224 alle zijn weergegeven door de lijn 234 aangezien al deze organen van boven af zijn gezien. De lengte van de scharnierpen aangeduid door de lengte van de lijn 234 geeft de mate weer waarover het eerste grendelorgaan 220 kan wegbewegen van en met betrekking tot het tweede grendelorgaan 224 terwijl het grendelorgaan in de vergrendelde stand blijft. Deze afstand wordt weergegeven door de lengte van de lijn 235 afgebeeld in figuur 4.
Het grendelorgaan 197 werkt om de basisplaat 18 van de vaste vorm-helft te houden tegen de draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft terwijl de beide platen een afstand bewegen aangeduid door de lengte van de lijn 235 afgebeeld in figuur 4.
Figuur 4 toont de scharnierpen 232 in zijn geheel uitgestoken stand op het tijdstip dat het eerste grendelorgaan 220 de volledige afstand is bewogen ten opzichte van het tweede grendelorgaan 224. Het grendelmecha-nisme 197 houdt de ringvormige holte gesloten terwijl de eerste en tweede vormhelften bewegen van de gesloten stand naar de tussenstand.
Zoals verder uit figuur 3 blijkt omvat een uitzettende basisslag-begrenzer een aantal bouten 240. Een bout 240 heeft een schachtgedeelte 242, dat past in een opening 244, gedragen door de basisplaat 16 van de vaste vormhelft. Een koporgaan 245 dat een schouder 246 draagt is integraal verbonden met de schacht 242. De slagbegrenzer 240 is met een schroefdraad-verbinding verbonden met de uitzettende basisplaat 18, zoals aangeduid bij 248. Een aantal van dergelijke slagbegrenzers 240 zijn aangebracht rondom de omtrek van de basisplaat 16 en werken tot het begrenzen van de beweging van de vaste basisplaat 16 ten opzichte van de uitzettende basisplaat 18 tijdens de draaiing van het scharniergrendelorgaan 232 tijdens de beweging van het gereedschap van zijn in figuur 3 afgebeelde gesloten stand naar de in figuur 4 weergegeven tussenstand.
Een derde naar keuze in werking te stellen orgaan 250 vergrendelt het ponssamenstel 50 op zijn plaats terwijl de eerste en tweede vormhelften 12 en 14 van de gesloten stand (figuur 1 en 3) bewegen naar de tussenstand (figuur 4) in welke stand de aanspuitkegel 175 geheel is gescheiden van het deel 175a door het omtreksoppervlak 167 van het eindgedeelte 166 van de pons. Een deel van de aanspuitkegelbus waar het eindgedeelte 166 intreedt dient als een stempel. Het derde naar keuze in werking te stellen orgaan 250 omvat een zuiger 252, die beweegbaar is in een cilinder 254. Een ver-bindingsstang 256 verbindt de zuiger 252 met de steunplaat 54 van het pons-plaatsamenstel door een opening in de basis 34 begrensd door een oppervlak 257. Onder druk staand fluïdum of lucht wordt toegelaten tot de cilinder 254 door een klep 258 om de steunplaat 54 van het ponsplaatsamenstel in contact met de basisplaat 16 te vergrendelen bij het tussenvlak 100, terwijl de eerste en tweede vormhelften 12 en 14 bewegen van de gesloten stand (figuur 1 en 3) naar de tussenstand (figuur 4). Nadat de tweede vormhelft 14 de tussenstand (figuur 4) bereikt beweegt de steunplaat 54 in samenhang met de tweede vormhelft 14 van de tussenstand (figuur 4) naar de open stand (figuur 5 en 6). Dit wordt bewerkstelligd door het openen van de klep bij 258 en zo de druk te verminderen, welke de zuiger 252 houdt tegen de steunplaat 54 alleen of in samenhang met het toelaten van onder druk staand fluïdum of lucht door de klep 260 om de zuiger 252 terug te bewegen naar zijn teruggetrokken stand.
In figuur 4 is het gereedschap 10 in zijn tussenstand. De tussenstand wordt ten dele bepaald als de stand waarin de schouder 246 van de uitzettende basissiagbegrenzer 240 in contact is met de basisplaat 16 van de vaste vormhelft bij het tussenvlak 246. Het eerste grendelorgaan 220 is teruggetrokken van het tweede grendelorgaan 224 over een afstand aangeduid door de lijn 235 en de scharnierpen 232 is gedraaid in de richting aangeduid door de pijl 270 naar zijn maximale vergrendelstand juist voorafgaand aan het openen.
De verbindingsstang 256 van het derde naar keuze in werking te stellen orgaan 250 draagt tegen het oppervlak 180 van de steunplaat 54 en handhaaft contact van de slagbegrenzer 90 van het primaire ponsplaatsamenstel met de basisplaat 16 van de vaste vormhelft bij het tussenvlak 100. Terwijl het derde naar keuze in werking te stellen orgaan 250 contact handhaaft van de begrenzer 90 met de basisplaat 16 en het ponssamenstel 162 stationair houdt met betrekking tot de aanspuitkegelbus 110 bewegen de basisplaat 18 van en de vaste vormhelft en de draagplaat 13 van de beweegbare vormhelft in de richting aangeduid door een pijl 272 onder de toelating van fluïdum door de klep 194 in de cilinder 152 van het eerste in werking te stellen orgaan 190. Een ponswerking treedt op tussen het horizontale ge- deel te 176 van de pons 172 en de centrerende stempelplaatsbepaler en vaste centrumsstamperklem 126 voor het afscheiden van de aanspuitkegel van het deel 175a. Een ringvormig opgesteld gedeelte 274 van het deel 175a blijft bevestigd aan de aanspuitkegel 175. Het deel 274 is dat deel opgesteld tussen en in contact met het eindoppervlak 189 van de pons 162. De aanspuitkegel 175 wordt door de ondersnijding 173 op het ponseindoppervlak 189 gehouden en het deel 175a rust op het omtreksoppervlak 167 van het ponsein-de. Opgemerkt wordt, dat de hoofdscheidingslijn aangeduid bij 278 tussen de uitzettende basisplaat 18 en de draagplaat 30 toont, dat de twee platen nog steeds stevig samen worden gehouden door het tweede naar keuze in werking te stellen orgaan 197.
Indien de gecombineerde beweging van de uitzettende basisplaat 18 en de draagplaat 30 zodanig is, dat oppervlak 76 van de draagplaat in contact is met oppervlak 106 van de slagbegrenzer 102 en indien oppervlak 246 van de slagbegrenzer in contact is met de vaste basisplaat 16 opent het grendelorgaan 197. De slagbegrenzer 240 van de uitzettende basis stopt de beweging van de basisplaat 16. Het inwerkingstelorgaan gaat voort met het openen van de holte door voortgezette beweging van de tweede vormhelft waaronder het ponssamenstel 50 naar de in figuur 5 afgebeelde open stand.
Figuur 5 toont het spuitgietgereedschap 10 in de open stand. In de open stand is de schouder 246 van de slagbegrenzer 240 in contact met de vaste basisplaat 16 bij het tussenvlak 246. De slagbegrenzer 90 van de primaire ponsplaat is geheel teruggetrokken van de basisplaat 18. Het grendelorgaan 230 is geheel gedraaid in de richting aangeduid door de pijl 270, zodat de scharnierpen 232 is losgemaakt van zowel het bovenste grendelorgaan 220 als het onderste grendelorgaan 224. Een vergrendelingsoppervlak 280 van het eerste grendelorgaan 220 is in zijn losgemaakte stand van de scharnierpen 232 weergegeven. Een grendeloppervlak 282 van het tweede grendelorgaan 224 is in zijn van het grendeloppervlak 232 van het grendelorgaan 197 losgemaakte stand weergegeven. De aanspuitkegel 175 is bevestigd aan het einde van de uitstootpen 156 en draagt een ringvormig uitsteeksel 284, dat overeenkomt met de ondersnijding 173. Tijdens het injecteren van het gesmolten materiaal in de aanspuitkegeldoortocht en de ringvormige holte wordt het uitsteeksel 284 gevormd in de ondersnijding 173.
De zuiger 159 van de luchtcilinder 160 is in zijn uitgestoken stand weergegeven, waarbij de uitstoterpen naar voren is bewogen terwijl deze de aanspuitkegel 175 en zijn ringvormige gedeelte 274 vrij van het einde 189 van de pons 162 draagt. De zuiger 159 wordt gedwongen naar zijn voorste stand te bewegen door toelaten van onder druk staand fluïdum door de klep 186.
Indien de aanspuitkegel 175 is gescheiden van het deel 175a is de volgende uit te voeren functie het verwijderen van de aanspuitkegel van het einde van de uitstoterpen 156.
In figuur 6 is het gereedschap 10 weergegeven in de geheel open stand en de uitstoterpen 156 is in zijn teruggetrokken stand afgebeeld. De teruggetrokken stand wordt bewerkstelligd door het toelaten van fluïdum in de klep 188 om de zuiger naar zijn tweede teruggetrokken stand te bewegen zoals weergegeven in figuur 6. In de beweging van de uitstoterpen 156 terug naar zijn teruggetrokken stand in de richting zoals aangeduid door pijl 286 grijpt het uitsteeksel bij 284 het oppervlak 189 van de pons voor het scheiden van de aanspuitkegel van de uitstoterpen 156, zoals afgebeeld in figuur 6.
In figuur 9 is op grotere schaal het in figuur 1 omcirkelde deel 9 afgebeeld. De vaste plaat is weergegeven bij 120 met de vaste stamper daarop gehouden door een vinger 126a van de centreerstempel en vaste midden-stamperklem 126.
De beweegbare plaat is weergegeven bij 140 met de beweegbare stamper 144 daarop vastgehouden door een vinger 146a van de klem 146. De aan-spuitkegelbus 110 is met zijn ondereinde 117 hier opgesteld in de nabijheid van de uitstoterpen 156. Het horizontale ponsorgaan 166 is weergegeven met de ondersnijding 173 opgesteld in het inwendige oppervlak 174. Onder aanname, dat de door de hierboven beschreven organen begrensde holte is gevuld met verhard kunststofmateriaal, dat gedurende de injectiekringloop van de spuitgietmachine is geïnjecteerd is de aanspuitkegel weergegeven bij 175, terwijl het ringvormige gedeelte 274 is afgebeeld als integraal gevormd met de aanspuitkegel 175. Het uitsteeksel 284 is eveneens weergegeven in integrale vorming met de aanspuitkegel 175.
Het is gebleken, dat het ontwerp van de aanspuitkegeldoortocht met een ringvormig uitgevoerde poortdoortocht 298 opgesteld tussen de aanspuit-kegelopening 114 en een videoschijfholte 306 gevormd tussen stampers 124 en 144 een zodanige vormgeving moet bezitten, dat het geïnjecteerde materiaal met een gelijkmatige snelheid vooruit beweegt over het stamperoppervlak. Teneinde dit gewenste effect te bereiken neemt de ringvormig uitgevoerde poortdoortocht 298 een aparte vorm aan met een aantal ringvormig uitgevoerde doortochtsecties waarbij iedere sectie een intredegebied en een uittre-degebied bezit. Het uittredegebied van een sectie komt overeen met het in- tredegebied van de volgende sectie.
De eerste ringvormige sectie is gevormd tussen een eindoppervlak 299 van de aanspuitkegelbus 110 en een eindoppervlak 189 van de pons 166, zoals aangeduid door de haak 300. Ieder van de oppervlakken 299 en 189 liggen onder een hoek van drie procent met de horizontaal. Oppervlak 299 ligt drie procent boven de horizontaal en lijn 189 ligt drie procent onder de horizontaal. Het intredegebied van deze eerste sectie 300 is bij 110a. De uittredesectie is bij 110b. De afstand tussen oppervlakken 299 en 189 bij het uittredegebied komt overeen met de dikte van de holte 306. De in-tredesectie tussen 110a en 166a is dikker dan het uittredegebied tussen de punten 110b en 166b. Dit betekent dat een drukverschil bestaat tussen de gebieden 110a en 110b.
Een tweede ringvormige sectie wordt gevormd door een deel van het oppervlak 126b en een deel van een oppervlak 146b van de vaste middelste stamperklem 126 en de beweegbare middelste stamperklem 146. Dit tweede gebied is aangeduid met een haak 302. De oppervlakken 126b en 146b zijn op een afstand van elkaar gelegen gelijk aan de dikte van de videoschijfholte 306 en strekken zich over hun gehele lengte in dezelfde richting uit.
Een derde ringvormige sectie van de ringvormig uitgevoerde poort-doortocht 298 omvat verhoudingsgewijs korte delen 126c en 146c van de vaste middelste stamperklem 126 resp. de beweegbare klem 146, zoals aangeduid door de haak 304. Het intredegebied van de derde ringvormige sectie komt overeen met de dikte van de videoschijfholte 306 en het uittredegebied is aanzienlijk kleiner dan het intredegebied.
Een vierde ringvormige sectie van de ringvormig uitgevoerde poort-doortocht 298 wordt gevormd door een gedeelte 126d en een gedeelte 146d van de vaste klem 126 en de beweegbare klem 146, zoals aangeduid met een haak 305. De uittredesectie van de vierde ringvormige sectie is een intredemond-stuk in de videoschijfholte 306.
Tijdens bedrijf treedt het hete materiaal, dat moet worden geïnjecteerd in de videoschijfholte voor het vormen van de videoschijf binnen in de aanspuitkegeldoortocht 114 als een hete smelt en spreidt zich dan langs de omtrek uit om de aanspuitkegeldoortocht 114 in de ringvormig uitgevoerde poortdoortocht 298 en tenslotte in de videoschijfholte 306 totdat het de buitenste afmetingen van de holte bereikt zoals nader besproken aan de hand van figuur 10. De machine wordt in een rustige stand gehouden totdat de gesmolten kunststof stolt tot een bepaalde temperatuur, zoals nader besproken aan de hand van de figuren 7 en 8. Tijdens de hierboven beschre ven injectiekringloop treedt de hete smelt het intredegebied van de doortocht 298 binnen met een grotere snelheid dan het dezelfde doortocht 298 kan uittreden door de sectie aangeduid door de haak 305 omdat de uitgangs-opening van de vierde ringvormige sectie 305 verkleind is ten opzichte van de intredesectie bij de eerste ringvormige sectie 300. De derde ringvormige sectie 304 werkt als een gedeeltelijke begrenzer voor de stroming van het gesmolten materiaal. De eerste en tweede secties 300 en 302 werken als een drukreservoir en verdeel kop voor de stroming van het materiaal om te waarborgen, dat een gelijkmatige stroming van gesmolten kunststof in de video-schijfholte 306 stroomt met minimale verstoringen voor de materiaal stroming. Deze regeling van het gesmolten materiaal door de beperkingssectie 304 geeft het verdere voordeel dat goede ronde videoschijfopneemorganen worden gemaakt met informatiesporen op de videoschijfoptekenorganen, welke perfecte cirkels dicht benaderen. Deze regeling in de vorming van zowel de ronde videoschijfopneemorganen en de sporen, die de perfecte cirkels dicht benaderen zal niet beschikbaar zijn indien de ringvormige poortdoortocht niet zal worden gebruikt.
In figuur 13 is een grafiek weergegeven, waarin de verhouding is weergegeven tussen de dikte van een acceptabele videoschijf en de dubbele breking bij een straal van het hart van de aanspuitkegeldoortocht. Kromme A van figuur 10 toont een variatie in dikte van plus of min twee-duizendste van een inch van een nominale waarde van vierenveertig-duizendste van een inch over het informatie dragende gedeelte van het videoschijfoppervlak. Kromme B toont de wijziging in dubbele breking over hetzelfde gebied van het schijfoppervlak. De wijziging in dubbele breking is van twee nanometer tot zeven nanometer.
In figuur 14 toont kromme A de verhouding tussen dubbele breking van een niet acceptabel videoschijforgaan met een dikte van plus twee tot min vijf-duizendste van een inch van een nominale waarde van vierenveertig-duizendste van een inch over het informatie dragende gedeelte van het videoschijfoppervlak. Kromme B toont de wijziging in dubbele breking over hetzelfde gebied van het schijfoppervlak. Deze wijziging in dubbele breking varieert van een maximum van tweeëntwintig tot een minimum van twee nanometers. Het is gebleken, dat een videoschijf slechts zal werken indien de dubbele breking van de videoschijf althans nagenoeg gelijkmatig is over het speeloppervlak.
Het informatie dragende oppervlak van de videoschijf (figuur 13) ligt tussen vijfenvijftig millimeter en honderd en vijftig millimeter, waarin de waarde van dubbele breking varieert van een maximum van zeven tot een minimum van twee. Het is gebleken door experimentele bestudering, dat de videoschijf welke de eigenschappen bezit weergegeven met betrekking tot figuur 13 geschikt is om te worden afgespeeld op een videoschijfspeelin-richting zoals beschreven in het Amerikaanse octrooi 3.829.622, terwijl de schijf, welke de met betrekking tot figuur 14 weergegeven kenmerken bezit niet tevredenstellend is bij afspelen, op dezelfde richting.
In figuur 10 is op grotere schaal dat gedeelte van figuur 1 weergegeven, dat door de cirkel 10 is omgeven. De vaste buitenste stamperring-klem is weergegeven bij 128 en de beweegbare buitenste stamperringklem is weergegeven bij 148. De vaste plaat is afgebeeld bij 120 voor het vasthouden van de vaste stamper 124. De vaste stamper 124 eindigt op een afstand van de beweegbare vaste buitenste stamperringklem 128, zoals aangeduid door de lengte van de haak 307. Dit maakt het mogelijk, dat de stamper 124 naar buiten uitzet totdat contact wordt gemaakt met de ringklem 128. Dit uitzet-tingsgebied voor de vaste stamper 124 maakt het mogelijk, dat de stamper uitzet indien het verhitte materiaal wordt geïnjecteerd in de videoschijf-holte.
De beweegbare stamper 144 wordt op de beweegbare plaat gehouden door de beweegbare buitenste stamperringklem 148. De vaste stamper 144 eindigt op een punt verwijderd van de ringklem 148 over een afstand als aangeduid door de haak 308. Een voet 310 van de vaste buitenste stamperringklem 128 helpt de beweegbare stamper op zijn plaats te houden maar maakt het toch mogelijk dat de stamper zich uitzet over de afstand zoals aangeduid door de haak 308 in antwoord op de warmte van het geïnjecteerde gesmolten materiaal.
Indien de gesmolten kunststof is geïnjecteerd in de videoschijf-holte is het belangrijk, dat de videoschijf een althans nagenoeg gelijkmatige dikte heeft over het speeloppervlak van de videoschijf, zoals weergegeven in figuur 13.'Indien de dikte van de videoschijf zesduizendste van een inch varieert is het resultaat een niet afspeelbare schijf, zoals weergegeven in figuur 14. Indien de dikte van de videoschijf wordt gehouden binnen tweeduizendste van een inch, zoals afgebeeld in figuur 13 wordt een afspeelbare schijf verkregen. Het is gebleken, dat het mogelijk maken dat de bovenste stamper en de onderste stamper uitzetten in een horizontale richting, zoals aangeduid door de haken 307 en 308 als resultaat geeft een afspeelbare schijf omdat de stamper uitzet voor het vullen van die gebieden en niet knikt indien onderworpen aan de warmte van het geïnjecteerde ge- smolten kunststofmateriaal en daarbij een variatie in dikte van het video-schijforgaan veroorzaakt. Een doortocht 312 maakt een ventilatie mogelijk van de videoschijfholte tijdens de injectiekringloop.
Het bij de huidige uitvinding toegepaste koelsysteem is berekend voor het afvoeren van warmte van het gereedschap 10 veroorzaakt door het injecteren van gesmolten kunststof in de aanspuitkegeldoortocht en de videoschijfholte. Koeling voorkomt spanningsonregelmatigheden in de voltooide videoschijf. De afwezigheid van spanningsonregelmatigheden verbetert de dubbele brekingskarakteristiek van de voltooide videoschijf.
De koelkanalen zullen worden beschreven aan de hand van de figuren 1, 2, 7 en 8.
Zoals uit de figuren 1 en 8 blijkt is een koel kanaal 350 voor de aanspuitkegelbus aangebracht, welk koelkanaal is voorzien van een intrede-klep 352 en een uittredeklep 354. Zoals uit figuur 1 blijkt is het koelkanaal 350 spiraalvormig uitgevoerd en voorzien van drie draden per inch zich uitstrekkende van een stand dichter bij het einde 115 van de aanspuitkegeldoortocht 114 en naar beneden in de richting van het einde 117 van de aanspuitkegeldoortocht 114. De spiraal keert dan terug op de aanspuitkegeldoortocht tot aan de uittredeklep 354. Een 0-ring 356 is aangebracht voor het verkrijgen van een fluïdum dichte verbinding tussen het koelkanaal 350 en de grendel ring 112.
In figuur 8 is een koelkanaal 357 voor het aanspuitkegelgebied van de vaste plaat weergegeven, waarbij dit koelkanaal is voorzien van een in-gangsklep 358 en een uitgangsklep 359. De spiraalvormig uitgevoerde windingen in het koelkanaal 357 zijn aangeduid door een enkele winding 357a, welke in figuur 8 in het midden van deze figuur is afgebeeld. Een koelkanaal 360 voor het binnenste gebied van de vaste plaat is voorzien van een ingangsklep 362 en een uitgangsklep 364. Het ingangspunt is bij de binnenstraal en het kanaal loopt spiraalvormig in een aantal windingen uit voor de uittrede bij de uitgangsklep 364 ter verkrijging van een binnenste koel-zone voor de vaste plaat. Verder is een koelkanaal 370 met een ingangsklep 372 en een uitgangsklep 374 aangebracht voor een koeling van een tussengebied ter verkrijging van een tweede koel zone voor de vaste plaat.
Een koelkanaal 380 voor een buitenste gebied van de vaste plaat is voorzien van een ingangsklep 382 en een uitgangsklep 384. Dit koelkanaal geeft een verdere koel zone voor de vaste plaat.
In de figuren 2 en 7 is een aantal met de beweegbare vormhelft 14 samenhangende koelzones weergegeven. Een koelkanaal 390 voor het ponsgebied is voorzien van een ingangsklep 392 en een uitgangsklep 394. Dit koelkanaal 390 maakt een omwenteling om het ponsgebied, zoals weergegeven bij 390a in figuur 2 om dan aan te sluiten op de uitgangsklep 394. Ket heetste gedeelte van het gereedschap 10 is bij het aanspuitkegel en ponsgebied, waar het gesmolten materiaal intreedt vanuit de spuitgietmachine.
Een koelkanaal 400 voor een binnenste gedeelte van de plaat is voorzien van een ingangsklep 402 en een uitgangsklep 404. Dit koelkanaal omvat een aantal windingen om de plaat voor de uitgangsklep 404. Deze koel-zone in het binnenste gedeelte van de beweegbare plaat voorziet in een verdere koelzone voor de beweegbare plaat. Een koelkanaal 410 voor een tussengebied van de beweegbare plaat is voorzien van een ingangsklep 412 en een uitgangsklep 414. Dit koelkanaal voorziet in een verdere koelzone voor de beweegbare plaat. Een koelzone 420 voor een buitenste gebied van de beweegbare plaat is voorzien van een ingangsklep 422 en een uitgangsklep 424. Dit koelkanaal voor het buitenste gebied geeft eveneens een koelzone voor de beweegbare plaat. Ieder geschikt koelfluTdum, waaronder water, kan in ieder of alle koel zones worden benut.
Zowel de beweegbare plaat 140 als de vaste plaat 120 zijn op de in figuur 1 en 2 weergegeven wijze van aders voorzien ter verkrijging van het hierboven omschreven aantal koelkanalen. Een paar 0-ringen 366 en 368 zijn aangebracht voor het verkrijgen van een fluïdum dichte verbinding voor het koelkanaal 357 van het aanspuitkegelgebied van de vaste vormhelft 12. Een tweede paar 0-ringen 390 en 392 is aangebracht voor het verkrijgen van een fluïdum dichte verbinding voor de in de vaste plaat 120 gevormde koelzones 360, 370 en 380. Een verder stel 0-ringen 394 en 396 is aangebracht voor het verkrijgen van een fluïdum dichte verbinding voor de koelzones 400, 410 en 420, die in de beweegbare plaat 140 zijn gevormd. Een verder stel 0-ringen 430 en 432 is aangebracht voor het verkrijgen van een fluïdum dichte verbinding voor het koelkanaal 390 van het ponsgebied van de beweegbare plaat.
Zoals verder blijkt uit figuur 7 omvat de beweegbare plaat 140 een aantal dwars verlopende koelkanalen. Een eerste dwars verlopend koelkanaal 440 is voorzien van een ingangsklep 442 en een uitgangsklep 444. Een tweede koelkanaal 446 is voorzien van een ingangsklep 448 en een uitgangsklep 450.
Zoals verder uit figuur 8 blijkt omvat de vaste plaat 120 een aantal dwars verlopende koelkanalen. Een eerste dwars verlopend koelkanaal 452 is voorzien van een ingangsklep 454 en een uitgangsklep 456. Een tweede dwars verlopend koelkanaal 458 is voorzien van een ingangsklep 460 en een uitgangsklep 462.
Het is belangrijk op te merken, dat een hoge mate van concentrici-teit tussen het spiraal vormig spoor van de plaat en het in het hart van de plaat gelegen gat wordt verkregen omdat beide handelingen, de vorming van de van een spiraalvormig spoor voorziene plaat en het ponsen van de aanspui tkegel voor het vormen van het middengat van de plaat in een enkele opstelling wordt uitgevoerd. In de opstelling werken de binnenoppervlakken van de stamper samen met de corresponderende aangepaste oppervlakken van de vorm ter verkrijging van een bijzonder nauwkeurige plaatsing van de stamper op de vorm. Het buitenoppervlak van de stamper wordt toegestaan te zweven, zoals hierboven besproken aan de hand van figuur 10. Op soortgelijke wijze is het omtreksoppervlak van de pons, dat het in het hart gelegen gat van de schijf bepaalt, zeer nauwkeurig geplaatst ten opzichte van de passende oppervlakken van de vaste in het hart gelegen stamperklep 126. Aangezien zowel de stamper, welke het spiraalvormige spoor van de plaat vormt als het omtreksoppervlak van de pons, dat het in het hart gelegen gat van de plaat bepaalt, zeer nauwkeurig zijn uitgelijnd met betrekking tot de vorm wordt een hoge mate van concentriciteit tussen het spiraal vormige spoor van de plaat en het in het midden gelegen gat van de plaat verkregen.

Claims (11)

1. Inrichting voor gebruik in een spuitgietmachine voor het vormen van centraal van openingen voorziene onderdelen uit ingespoten verwarmd materiaal, waarbij de inrichting is voorzien van eerste en tweede vorm-helften en iedere vormhelft een plaat omvat evenals een ringvormige stamper en middelen om de ringvormige stamper aan de plaat te bevestigen, waarbij de plaat in ieder van de vormhelften een ondiepe ringvormige uitsparing heeft voor het opnemen van de ringvormige stamper en de radiale lengte van de uitsparing groter is dan die van de stamper zodanig dat de stamper radiaal kan uitzetten onder de invloed van de warmte van het geïnjecteerde verwarmde materiaal.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de machine een integraal ringvormig lichaam en aanspuitstuk vormt en is voorzien van een ponsorgaan voor het afscheiden van het aanspuitstuk van het ringvormige lichaam waarbij het ponsorgaan is voorzien van een ringvormig matrijsorgaan en een ponsorgaan een eindgedeelte heeft samenwerkend met genoemd ma-trijsorgaan voor het bewerkstelligen van een afscheiding van genoemd aanspuitstuk van het ringvormige lichaam en middelen om het aanspuitstuk te bevestigen aan het ponseindgedeelte indien het aanspuitstuk wordt afgescheiden van het ringvormige lichaam en in een opening in het ponseindgedeelte een aanspuitstukuitwerper is aangebracht voor beweging afgekeerd van en naar een teruggetrokken stand ten opzichte van het ponseindgedeelte, en naar keuze in werking te stellen middelen voor het vooruitbewegen van het uitstootorgaan vanuit de teruggetrokken stand voor het uitwerpen van het aanspuitstuk vanaf het ponseindgedeelte.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat uitstoten van het aanspuitstuk vanaf het ponseindgedeelte door het uitwerporgaan na afscheiding van het aanspuitstuk van de pons het aanspuitstuk gezeten laat op het aanspuitstukuitwerporgaan, en waarin de inrichting verder is voorzien van middelen om het aanspuitstuk vanaf deze stand op het aanspuit-uitwerporgaan te verwijderen na het uitstoten van het aanspuitstuk van het ponseindgedeelte en het aanspuitstuk verwijderorgaan is voorzien van vervormbare middelen gedragen door het aanspuitstuk en opgesteld om een basisgebied van het aanspuitstuk te omgeven indien in de uitwerpstand veroorzaakt door het aanspuitstukuitwerporgaan en het oppervlakorgaan gedragen door het ponseindoppervlak voor het verwijderen van het aanspuitstuk vanaf de stand gezeten op het aanspuitstukuitwerporgaan.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een inspuitmondstuk, een aan een gestel bevestigde plaat, een aanspuitstukbus bevestigd aan de plaat waarbij de aanspuitbus een opening heeft in verbinding met het inspuitmondstuk, een steunorgaan voor het ondersteunen van heen en weer gaande beweging van de eerste en tweede vormhelften ten opzichte van de plaat en ten opzichte van elkaar, naar keuze in werking te stellen middelen voor het bewerkstelligen van beweging van de tweede vormhelft tussen een gesloten stand en een open stand, waarbij het ponseindgedeelte in verbinding staat met de aanspuitstukbus, en het ponseindgedeelte met de opening in de aanspuitstukbus de aanspuitdoortocht begrensd en de eerste en tweede vormhelften de genoemde ringvormige holte begrenzen die de aanspuitdoortocht omgeven indien de tweede vormhelft in de gesloten stand is, selectief in werking te stellen middelen voor het bewerkstelligen van beweging van de eerste vormhelft met de tweede vormhelft in antwoord op beweging van de tweede vormhelft vanuit de gesloten stand naar een stand welke is gelegen tussen de gesloten stand en de open stand, waarbij de ringvormige holte gesloten blijft terwijl de eerste en tweede vormhelften vanuit de gesloten plaats naar de tussengele-gen plaats bewegen, en selectief in werking te stellen middelen voor het vergrendelen van de pons op zijn plaats terwijl de eerste en tweede vormhelften vanuit de gesloten stand naar de tussenstand bewegen, en het aanspui tstuk van genoemd deel wordt afgescheiden langs het omtreksoppervlak van het ponseindgedeelte en een gedeelte van de eerste vormhelft waarin genoemd ponseindgedeelte binnentreedt dienst doet als genoemd ringvormig matrijsorgaan.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ponseindgedeelte verder is voorzien van een onderoppervlakkanaal voor het rondvoeren' van een medium daardoor om het ponseindgedeelte te handhaven op die temperatuur welke het afscheiden van het aanspuitstuk van dit gedeelte vergemakkelijkt.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ieder van de platen verder is voorzien van een onderoppervlakkanaal voor het doorvoeren van een medium daardoor teneinde een desbetreffende vormhelft te houden op een bepaalde gewenste temperatuur voor het spuit- gieten van genoemde delen.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ieder van genoemde ringvormige stampers wordt gehouden op zijn desbetreffende plaat bij de binnenste en buitenste omtreksoppervlakken daarvan door het bevestigingsorgaan en waarbij ieder stamper bevestigingsorgaan een binnenste neerhoudring omvat om het binnenste omtreksoppervlak van een desbetreffende ringvormige stampen te bevestigen aan een desbetreffende plaat, en een buitenste neerhoudring om het buitenste omtreksoppervlak van een desbetreffende ringvormige stamper te bevestigen aan een desbetreffende plaat.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat althans een van de buitenste neerhoudringen een doortocht omvat voor het ventileren van de holte gedurende het inspuiten van het verhitte materiaal in de holte.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aanspuitstukdoortocht in de nabijheid een onder het oppervlak gelegen kanaal heeft voor het doorvoeren van een medium daardoorheen teneinde de aanspuitstukbus op een bepaalde temperatuur te houden.
10. Een injectiespuitgietmachine voor het maken van optische opneem-platen voorzien van een ringvormige holte van gelijkmatige dikte gevormd door een eerste vormhelft en een tweede vormhelft voor het spuitgieten van een optische schijf, een ringvormige stamper opgesteld binnen de ringvormige holte, een ringvormige aanspuitstukdoortocht verbonden met de ringvormige holte, een aanspuitstukdoortocht, waarvan een einde is verbonden met een middengedeelte van de ringvormige aanspuitdoortocht terwijl het andere einde van de aanspuitstukdoortocht in verbinding staat met een spuitmondstuk, en een stampervasthoudring (128) losneembaar verbonden met een van de genoemde eerste en tweede vormhelften, waarbij de ring een inwendige diameter heeft die groter is dan de maximale buitendiameter van de stamper en de ring êen naar binnen uitstekende ringvormige voet (310) omvat, die op afstand is gelegen van een vormhelft voor het grijpen van de holtezijde van de stamper waarbij de stamper radiaal kan uitzetten binnen de vasthoudring onder de invloed van de warmte van geïnjecteerd gietmate-riaal.
11. Spuitgietmachine voor het maken van optische gegevens opneemplaten voorzien van een ringvormige holte van gelijkmatige dikte gevormd door een eerste vormhelft en een tweede vormhelft voor spuitgieten van een optische schijf, een ringvormige stamper opgesteld binnen de ringvormige holte, een ringvormige aanspuitstukdoortocht verbonden met genoemde ringvormige holte, een aanspuitstukdoortocht waarin een einde van genoemde aanspuitstukdoortocht is verbonden met een middengedeelte van de ringvormige aanspuitstukdoortocht en het andere einde van de aanspuitstukdoortocht in verbinding staat met een spuitmondstuk, vasthoudmiddelen welke het toestaan dat de ringvormige stamper radiaal uitzet onder de invloed van de warmte van geïnjecteerd verwarmd materiaal.
NL9002131A 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting. NL193077C (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9002131A NL193077C (nl) 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting.

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US84736777A 1977-10-31 1977-10-31
US84736777 1977-10-31
NLAANVRAGE7808979,A NL187734C (nl) 1977-10-31 1978-09-01 Spuitgietinrichting.
NL7808979 1978-09-01
NL9002131A NL193077C (nl) 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting.
NL9002131 1990-10-01

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9002131A true NL9002131A (nl) 1991-05-01
NL193077B NL193077B (nl) 1998-05-06
NL193077C NL193077C (nl) 1998-09-08

Family

ID=26645445

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9002132A NL193078C (nl) 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting.
NL9002131A NL193077C (nl) 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting.

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9002132A NL193078C (nl) 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (2) NL193078C (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB815388A (en) * 1956-08-01 1959-06-24 Transcription Mfg And Recordin Improvements in or relating to apparatus for moulding gramophone disc records
NL6600992A (nl) * 1965-01-27 1966-07-28
FR1509997A (fr) * 1966-11-29 1968-01-19 Pathe Marconi Ind Music Perfectionnements à la fabrication de disques phonographiques par injection
US3989436A (en) * 1975-12-18 1976-11-02 Rca Corporation Apparatus for producing injection molded and centrally apertured disc records
FR2407067A1 (fr) * 1977-10-31 1979-05-25 Mca Disco Vision Dispositif d'injection et appareil de moulage par injection
US4260360A (en) * 1978-06-26 1981-04-07 Mca Disco-Vision, Inc. Method and means for replicating centrally apertured video disc records

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4185955A (en) * 1977-10-31 1980-01-29 Mca Disco-Vision, Inc. Apparatus for replicating centrally apertured video disc records

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB815388A (en) * 1956-08-01 1959-06-24 Transcription Mfg And Recordin Improvements in or relating to apparatus for moulding gramophone disc records
NL6600992A (nl) * 1965-01-27 1966-07-28
FR1509997A (fr) * 1966-11-29 1968-01-19 Pathe Marconi Ind Music Perfectionnements à la fabrication de disques phonographiques par injection
US3989436A (en) * 1975-12-18 1976-11-02 Rca Corporation Apparatus for producing injection molded and centrally apertured disc records
FR2407067A1 (fr) * 1977-10-31 1979-05-25 Mca Disco Vision Dispositif d'injection et appareil de moulage par injection
US4260360A (en) * 1978-06-26 1981-04-07 Mca Disco-Vision, Inc. Method and means for replicating centrally apertured video disc records

Also Published As

Publication number Publication date
NL193078B (nl) 1998-05-06
NL9002132A (nl) 1991-05-01
NL193077C (nl) 1998-09-08
NL193078C (nl) 1998-09-08
NL193077B (nl) 1998-05-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4372741A (en) Hot sprue valve assembly for an injection molding machine
US4185955A (en) Apparatus for replicating centrally apertured video disc records
US4394117A (en) Hot sprue sleeve valve assembly for an injection molding machine
US4260360A (en) Method and means for replicating centrally apertured video disc records
US4340353A (en) Hot sprue valve assembly for an injection molding machine
US4391579A (en) Hot sprue valve assembly for an injection molding machine
US4466934A (en) Hot sprue valve assembly for an injection molding machine
JPH0262373B2 (nl)
EP0018210B2 (en) Moulding apparatus for record discs
US4412805A (en) Hot sprue assembly for an injection molding machine
US4439132A (en) Hot sprue assembly for an injection molding machine
NL9002131A (nl) Inrichting voor gebruik in een spuitgietmachine.
US4405540A (en) Hot sprue valve assembly for an injection molding machine
CA1163408A (en) Hot sprue assembly for an injection molding machine
KR850001120Y1 (ko) 중앙에 구멍이 있는 부품을 주조하기 위한 사출기
JP3631539B2 (ja) ディスク成形金型
JPH05261767A (ja) 光ディスク成形用金型装置
JP2572667B2 (ja) 竪型射出装置
JP2003154558A (ja) ディスク成形用金型
CA1124468A (en) Method and means for replicating centrally apertured video disc records
Rubin Design Considerations for Injection Molds
JPH0252613B2 (nl)
GB2031323A (en) Injection moulding video or phonography records
JPS63104810A (ja) プラスチツク円板の成形金型
JPH07241891A (ja) 光ディスク成形金型

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 980908