NL193078C - Injectiespuitgietinrichting. - Google Patents

Injectiespuitgietinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL193078C
NL193078C NL9002132A NL9002132A NL193078C NL 193078 C NL193078 C NL 193078C NL 9002132 A NL9002132 A NL 9002132A NL 9002132 A NL9002132 A NL 9002132A NL 193078 C NL193078 C NL 193078C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
area
annular section
annular
cooling
plate
Prior art date
Application number
NL9002132A
Other languages
English (en)
Other versions
NL193078B (nl
NL9002132A (nl
Original Assignee
Mca Disco Vision
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NLAANVRAGE7808979,A external-priority patent/NL187734C/nl
Application filed by Mca Disco Vision filed Critical Mca Disco Vision
Priority to NL9002132A priority Critical patent/NL193078C/nl
Publication of NL9002132A publication Critical patent/NL9002132A/nl
Publication of NL193078B publication Critical patent/NL193078B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193078C publication Critical patent/NL193078C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/26Moulds
    • B29C45/263Moulds with mould wall parts provided with fine grooves or impressions, e.g. for record discs
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/26Moulds
    • B29C45/27Sprue channels ; Runner channels or runner nozzles
    • B29C45/2701Details not specific to hot or cold runner channels
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/38Cutting-off equipment for sprues or ingates
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/26Moulds
    • B29C45/263Moulds with mould wall parts provided with fine grooves or impressions, e.g. for record discs
    • B29C2045/2653Moulds with mould wall parts provided with fine grooves or impressions, e.g. for record discs using two stampers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Manufacturing & Machinery (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Moulds For Moulding Plastics Or The Like (AREA)

Description

1 193078
Injectiespuitgietinrichting
De uitvinding heeft betrekking op een injectiespuitgietinrichting voor het spuitgieten van schijfvormige voorwerpen met een centrale opening, welke is voorzien van een poort voor het ontvangen van gesmolten 5 materiaal, van een ringvormige holte gevormd door een eerste en een tweede poorthelft, waarin het gesmolten materiaal wordt ingespoten en van een inspuitpoort opgesteld tussen de poort en de holte, welke inspuitpoort is voorzien van een aanspuitdoortocht en van een ringvormige poortdoortocht, waarbij de aanspuitpoort een nagenoeg cirkelvormige dwarsdoorsnede en een eerste en een tweede einde heeft, waarbij het eerste einde in verbinding staat met de poort voor het ontvangen van het gesmolten materiaal 10 en waarbij de poortdoortocht zich uitstrekt tussen het tweede einde van de aanspuitdoortocht en de holte en een aantal ringvormige secties elk met een intredegebied en een uittredegebied heeft, waarbij de ringvormige secties gelijkmatige radiale lengten hebben en de hoogte van het intredegebied van een van de ringvormige secties groter is dan de hoogte van het uittredegebied van de betreffende ringvormige sectie.
Een dergelijke injectiespuitgietinrichting is bekend uit het Franse octrooischrift 1.509.997.
15 De bekende injectiespuitgietinrichting wordt toegepast voor het vervaardigen van grammofoonplaten, die op bekende wijze worden afgetast voor het weergeven van het in het registratiespoor aan het oppervlak van de grammofoonplaat vastgelegde informatiemateriaal. De bij de bekende injectiespuitgietinrichting toegepaste ringvormige doortocht bestaat uit een aan het einde van de aanspuitdoortocht opgestelde ringvormige sectie met een gelijkmatig met de afstand tot de aanspuitdoortocht toenemende hoogte tussen het 20 intredegebied en het uittredegebied en uit een bij de holte opgestelde ringvormige sectie met een geleidelijk met de afstand tot de aanspuitdoortocht afnemende hoogte tussen het intredegebied en het uittredegebied, waarbij het uittredegebied van de sectie met de toenemende hoogte aansluit aan het intredegebied van de sectie met de afnemende hoogte. Bij de toegepaste poortdoortocht is de hoogte van het uittredegebied van de sectie met de afnemende hoogte gelijk aan de hoogte van de holte en groter dan de hoogte van het 25 intredegebied van de sectie met de toenemende hoogte.
Injectiespuitgietinrichtingen worden ook toegepast voor het vervaardigen van schijfvormige registratie-dragers, die voor het weergeven van het in het registratiespoor aan het opprvlak van de registratiedrager vastgelegde Informatiesignaal worden afgetast met gebruikmaking van optische middelen voor het verschaffen van het aan een weergeefinrichting toe te voeren weergeefsignaal van het vastgelegde 30 informatiesignaal.
Uit experimenten is gebleken dat schijfvormige registratiedragers waarbij de dikte en de dubbelbreking van het materiaal van het deel van de registratiedrager waarin het registratiespoor met het vastgelegde informatiesignaal is gevormd, in belangrijke mate veranderen met de afstand tot de rand van de registratiedrager niet geschikt zijn om te worden afgetast met gebruikmaking van optische middelen voor het 35 verschaffen van een betrouwbaar weergeefsignaal van het vastgelegde informatiesignaal.
De uitvinding beoogt te voorzien in een injectiespuitgietinrichting die is ingericht voor het vervaardigen van schijfvormige registratiedragers met een in een registratiespoor aan het oppervlak van de registratiedrager vastgelegd informatiesignaal dan kan worden afgetast met gebruikmaking van optische middelen voor het verschaffen van een betrouwbaar weergeefsignaal van het vastgelegde informatiesignaal.
40 Daartoe heeft een injectiespuitgietinrichting van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding het kenmerk, dat de ringvormige poortdoortocht bestaat uit een eerste ringvormige sectie met een gelijkmatig afnemende hoogte tussen het intredegebied en het uittredegebied, een tweede ringvormige sectie met een gelijkmatige hoogte tussen het intredegebied en het uittredegebied, een derde ringvormige sectie met een gelijkmatig afnemende hoogte tussen het intredegebied en het uittredegebied en een vierde 45 ringvormige sectie met een gelijkmatig afnemende hoogte tussen het intredegebied en het uittredegebied, waarbij het intredegebied van de eerste ringvormige sectie is opgesteld bij het tweede einde van de aanspuitdoortocht, het uittredegebied van de eerste ringvormige sectie aansluit aan het intredegebied van de tweede ringvormige sectie, het uittredegebied van de tweede ringvormige sectie aansluit aan het intredegebied van de derde ringvormige sectie, het uittredegebied van de derde ringvormige sectie aansluit 50 aan het intredegebied van de vierde ringvormige sectie en het uittredegebied van de vierde ringvormige sectie is opgesteld bij de holte voor het inspuiten van het gesmolten materiaal, waarbij de hoogte van het intredegebied van de eerste ringvormige sectie van de poortdoortocht bij het tweede einde van de aanspuitdoortocht groter is dan de hoogte van de vierde ringvormige sectie en de gelijkmatige hoogte van de tweede ringvormige sectie gelijk is aan de hoogte van de holte.
55 Door de vorm van de poortdoortocht zorgt de eerste ringvormige sectie voor het verkrijgen van een gedeeltelijk reservoir voor het gesmolten materiaal indien het plotseling de poort verlaat en voor het verwijderen van een gedeelte van de spanning gedragen binnen het gesmolten materiaal ten gevolge van 1193078 2 de plotselinge wijziging, de tweede ringvormige sectie voor het verkrijgen van een verder reservoir voor het gesmolten materiaal en voor het tot stand brengen van een lading van het gesmolten materiaal van dimensionele stabiliteit met de afmeting van de holte, de derde ringvormige sectie voor het gedeeltelijk beperken van de vrije stroming van het gesmolten materiaal vanuit het reservoir in de holte voor het 5 verminderen van spanningskrachten in het gesmolten materiaal ingespoten in de holte, en de vierde ringvormige sectie dat het inspuiten van het gesmolten materiaal met minimale verstoring plaatsvindt. Hierdoor wordt het gesmolten materiaal met minder spanning in de holte ingebracht voor het verkrijgen van schijfvormige registratiedragers die kunnen worden afgetast met gebruikmaking van optische middelen voor het verschaffen van een betrouwbaar weergeefsignaal van het in het registratiespoor vastgelegde 10 informatiesignaal.
De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont respectievelijk tonen: figuur 1 schematisch een dwarsdoorsnede van een deel van een injectiespuitgietinrichting voor het vervaardigen van schijfvormige platen met een centrale opening en spiraalvormige sporen; 15 figuur 2 schematisch een andere dwarsdoorsnede van het deel van de injectiespuitgietinrichting volgens figuur 1; figuren 3-6 schematisch een dwarsdoorsnede van het deel van de injectiespuitgietinrichting volgens figuren 1 en 2 in opeenvolgende stadia van het vervaardigen van een schijfvormige plaat met een centrale opening; 20 figuur 7, op grotere schaal, een dwarsdoorsnede van de aanspuitdoortocht met ringvormige secties van afnemende hoogten, die deel uitmaakt van de injectiespuitgietinrichting volgens figuur 1; figuur 8 een grafische voorstelling van het verloop van de dikten en de dubbelbreking als functie van de afstand tot de hartlijn van de aanspuitkegeldoortocht van een schijfvormige plaat die bij optische aftasting een betrouwbaar weergeefsignaal verschaft; 25 figuur 9 een grafische voorstelling van het verloop van de dikte en de dubbelbreking als functie van de afstand tot de hartlijn van de aanspuitkegeldoortocht voor een schijfvormige plaat met een centrale opening die bij optische aftasting geen betrouwbaar weergeefsignaal verschaft.
In de figuren 1 en 2 is een gereedschap 10 weergegeven bestemd om te worden gebruikt in combinatie met 30 een gebruikelijke spuitgietmachine. Het gereedschap 10 wordt gebruikt voor het repliceren van een videoschijfregistratieplaat met een centrale opening en omvat een vaste vormhelft (eerste vormhelft) 12 en een beweegbare vormhelft (tweede vormhelft) 14. De vaste vormhelft 12 omvat een vaste basisplaat 16, welke is bevestigd aan een vast gesteldeel van een niet nader weergegeven vormmachine en een uitzettende basisplaat 18. De basisplaat 18 draagt in integrale bevestiging daarmede een aantal 35 hoofdgeleidings- en steunpennen 20, waarvan er slechts een is weergegeven. Een hoofdgeleidings- en steunpen 22 van de vaste vormhelft is aangebracht voor het heen en weer beweegbaar aanbrengen van de basisplaat 18 met de basisplaat 16 tijdens een ponsstap. De ponsstap wordt gedeeltelijk bepaald door de heen en weer gaande beweging van de uitzettende basisplaat 18 ten opzichte van de vaste basisplaat 16. De beweegbare vormhelft 14 omvat een draagplaat 30, een tussenplaat 32 en een vaste basisplaat 34. 40 De vaste basisplaat 34 van de beweegbare vormhelft is bevestigd aan het gestel van een niet nader weergegeven spuitgietmachine. De vulplaat 32 is bevestigd aan de vaste basisplaat 45 met behulp van een aantal bouten 36. De bouten 36 zijn verzonken in de basisplaat en op regelmatige afstand rondom de omtrek van de vulplaat 32 aangebracht voor het stevig bevestigen van de vulplaat aan de vaste basisplaat 45 De basisplaat 34 is verder bevestigd aan de draagplaat 30 met behulp van een aantal klembouten 38. leder van de klembouten 38 strekt zich uit door de vulplaat 32, zoals aangeduid met stippellijnen bij 40 en is in de draagplaat 30 geschroef, zoals aangeduid met de stippellijnen bij 42. De klembouten 38 zijn regelmatig op afstand van elkaar rondom de omtrek van de basisplaat aangebracht voor het veilig bevestigen van de draagplaat 30, de vulplaat 32 en de basisplaat 34 aan elkaar, leder van de bouten 38 is verzonken in de 50 basisplaat 34 voor het verkrijgen van een glad contactoppervlak 43 ten opzichte van de plaat 34. Een hoofdsteunpenbus 44 voor de beweegbare vormhelft wordt gedragen door de draagplaat 30. De steunpen 20 is opgesteld in de bus 44 en voorziet in een heen en weer gaande beweging tussen de vaste basisplaat 16 en de draagplaat 30 tijdens de ponshandeling. De steunpen 20 voorziet verder in een samenhangende beweging tussen de uitzettende basisplaat 18 van de vaste vormhelft en de draagplaat 30 van de beweeg-55 bare vormhelft tijdens de ponshandeling. Met de voltooiing van de ponshandeling zijn de steunpennen 20 geheel teruggetrokken van de bussen 44 tijdens het overblijvende gedeelte van de openingsstap. Bij de geheel open stand zijn de steunpennen op afstand gelegen van de beweegbare stamper 144 over dezelfde 3 193078 mate als de slagbegrenzer 90 van het primaire ponsplaatsamenstel op afstand van de uitzettende basisplaat 18 is weergegeven in figuur 5.
Een ponsplaatsamenstel 50 omvat een klemplaat 52 en een steunplaat 54. Het ponsplaatsamenstel 50 wordt binnen de basisplaat 34 gedragen en is heen en weer beweegbaar daarmede aangebracht door een 5 aantal geleidingspennen, die integraal zijn bevestigd aan de basisplaat 34. Een van deze geleidingspennen 55 is in de figuur weergegeven. Verder omvat het ponsplaatsamenstel een klemplaatbus 56 en een steunplaatbus 58. De geleidingspennen 55 strekken zich uit door de platen 52 en 54. De platen 52 en 54 zijn heen en weer beweegbaar aangebracht op de pennen 55 door de bussen 56 respectievelijk 58.
De geleidingspennen 55 strekken zich uit in de draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft, zoals 10 aangeduid met stippellijnen 60.
Een aantal steunstaven 64 van de drager van de beweegbare vormhelft zijn bevestigd aan de basisplaat 34 met behulp van afzonderlijke bouten 66. De steunstaven 64 strekken zich uit door openingen in de platen 52 en 54, zoals met stippellijnen bij 72 respectievelijk 74 is aangeduid.
De steunstaven 64 geven een toegevoegde steun aan het achteroppervlak 76 van de draagplaat 30 15 tijdens het injecteren van het gesmolten materiaal in de holte voor de videoschijf.
In figuur 2 is een aanslagstaaf 77 voor een ponsplaat weergegeven, welke aanslagstaaf is opgesteld tussen de steunplaat 54 van het ponsplaatsamenstel en de vaste basisplaat 34. De aanslagstaaf is bevestigd aan de basisplaat 34 met behulp van een aantal bouten 78. De aanslagstaaf 77 heeft een cirkelvormige dwarsdoorsnede. Een deel van de staaf is zowel bij het linker als het rechter gedeelte van 20 figuur 2 weergegeven. De aanslagstaaf 77 geeft verdere stijfheid aan het gereedschap om weerstand te bieden aan de sluitingskracht van de bij de spuitgietmachine behorende hoofdvijzel. In deze capaciteit werkt het samen met de zijorganen 34a van de vaste basisplaat 34 voor het bieden van weerstand aan de druk van de vijzel tijdens het sluiten en het gesloten gedeelte van de giethandeling.
Ofschoon beschreven is, dat de aanslagstaaf 77 een cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft kan deze ook 25 worden gevormd door een enkele plaat. Indien de vorm van een enkele plaat wordt gebruikt wordt een aantal van dergelijke platen opgesteld rondom de omtrek van de basisplaat, zodat het gecombineerde effect van het enkele orgaan 77 het gelijkmatig scheiden van de steunplaat 54 van de basisplaat 34 is.
De steunplaat 54 van het ponsplaatsamenstel is integraal bevestigd aan de klemplaat 52 van het ponsplaatsamenstel met behulp van een aantal bouten 80. Losmaken van de klemplaat 52 van de 30 steunplaat 54 maakt het mogelijk een samenstel van een aantal primaire slagbegrenzers 90 van het ponsplaatsamenstel te plaatsen in een opening 92 gedragen door de klemplaat 52. Iedere primaire slagbegrenzer rust op een tussenvlak 94 met de steunplaat 54. De slagbegrenzer 90 strekt zich uit door openingen 96 en 98 gedragen door de draagplaat 30 en de basisplaat 18. De slagbegrenzer is in ingrijping met de basisplaat 16 bij een tussenvlak 100.
35 Een aantal secondaire slagbegrenzers van het ponsplaatsamenstel worden gedragen door de klemplaat 52 waarbij deze slagbegrenzers 102 aan de plaat 52 zijn bevestigd met behulp van bouten 104. In figuur 1 is een eindoppervlak 106 van het secondaire ponsplaatsamenstel 102 weergegeven op een afstand 108 van het onderoppervlak 107 van de draagplaat 30. De afstand 108 geeft de afstand weer, die moet worden afgelegd door de draagplaat 30 vanaf de open stand naar de tussenstand, zoals hieronder nader zal 40 worden beschreven aan de hand van figuur 4 en 5.
De basisplaat 16 van de vaste vormhelft draagt een aanspuitkegelbus 110, die op zijn plaats wordt gehouden door een grendelring 112. De aanspuitkegelbus 110 heeft een opening 114, welk aan het einde 115 in verbinding staat met een spuitmondstuk 116 van de spuitgietmachine en aan een ander einde 117 in verbinding 'staat met de holte voor de videoschijf.
45 De basisplaat 18 van de vaste vormhelft draagt een vaste plaat 120, die daaraan is bevestigd met behulp van een aantal bouten 122. De vaste plaat 120 draagt een vaste stamper 124, die tegen de vaste plaat 120 wordt gehouden bij zijn binnenstraat door een centrerende stempelplaatsbepaler en vaste centreerstamperklem 126 en aan zijn buitenstraal wordt vastgehouden door een vaste buitenste stamper-ringklem 128. De klem 126 wordt op zijn plaats gehouden door een in het hart opgestelde tegenhoudbout 50 130, welke zich uitstrekt door de basisplaat 18 en de vaste plaat 20.
De draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft draagt een beweegbare plaat 140, die daaraan is bevestigd met behulp van een aantal bouten 142. De plaat 140 draagt een beweegbare stamper 144, die bij zijn binnenstraal tegen de plaat 140 wordt vastgehouden met behulp van een centrerend ponsplaat-bepalingsorgaan en een beweegbare in het hart opgestelde stamperklem 146, en bij zijn buitenomtrek met 55 behulp van een beweegbare buitenste ringklem 148. De beide buitenste ringklemmen 128 en 148 kunnen effectief op hun plaats worden gehouden met behulp van in de desbetreffende platen 120 en 140 verzonken bouten, die zich door de platen in de ringen 128 en 148 uitstrekken. De bouten zullen voorzien in een vaste 1193078 4 verbinding, terwijl de schematisch aan de linker rand van de platen 120 en 140 weergegeven vormgeving een losneembare verbinding geeft.
De bewegende plaat 140 is losneembaar bevestigd aan de draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft met behulp van een centraal gelegen klemvergrendelingsamenstel 150. Het samenstel 150 kan verder zijn 5 voorzien van een aantal bouten met behulp waarvan de klem 146 aan de plaat 140 is bevestigd op soortgelijke wijze als door het samenstel 150. De het samenstel 150 vervangende bouten zijn in de draagplaat 30 verzonken op een wijze overeenkomend met de opstelling van de bout 142.
Een aanspuitkegeluitstootpen 156 heeft een basismoer 158, die rust tegen een zuiger 159 van een luchtcilinder 160. Een pons 162 voor een centreergat omvat een verticaal een centreergat vormend 10 ponsorgaan 164 en een horizontaal een centreergat vormend ponsorgaan 156 met een omtreksoppervlak 167 van het ponseinde. Een instelmoer 168 is bevestigd aan het ondereinde 170 van het verticale ponsorgaan 164 en rust tegen het oppervlak 94 van de steunplaat 54. Het horizontale ponsorgaan 166 van de pons 162 draagt een ondersnijding 173 (figuur 5) op een inwendig oppervlak 174, welke een deel van het aanspuitkegelgebied vormt. Tijdens het injecteren van het gesmolten kunststof materiaal zal een weinig 15 materiaal van de aanspuitkegel het ondersneden gebied vullen. Tijdens de scheiding van de basisplaat 18 van de vaste vormhelft van de draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft houdt de kunststof in het ondersneden gebied de aanspuitkegel 175 op de pons 162.
Het van een centrale opening voorziene deel is weergegeven bij 175a.
De luchtcilinder 160 is met behulp van bouten 182 bevestigd aan een oppervlak 180 van de steunplaat 20 54. Uit ontwerpoverwegingen past de cilinder 160 in een opening, die wordt begrensd door een oppervlak 184, dat wordt gedragen door de basisplaat 34. Een luchtinlaatdoortocht in de cilinder 160 is schematisch weergegeven bij 186, terwijl een uitlaatdoortocht schematisch is weergegeven bij 188.
De werking van de injectiespuitinrichting zal nu nader worden uiteengezet aan de hand van de figuren 25 De spuitgietmachine is in figuur 3 in de gesloten stand afgebeeld. Deze gesloten stand wordt gedeeltelijk bepaald doordat het eindoppervlak 100 van de slagbegrenzer 90 van het primaire ponsplaatsamenstel in contact is met de vaste basisplaat van de vaste vormhelft. De secondaire slagbegrenzer 102 van het ponsplaatsamenstel is op een afstand 108 gelegen van het oppervlak 76 van de draagplaat 30 van de beweegbare vormhelft. De uitstootpen 156 is in zijn teruggetrokken stand. Het horizontale gedeelte 166 van 30 het ponssamenstel 162 is in zijn teruggetrokken stand. Een eindoppervlak 189 van het ponssamenstel 162 en de opening 114 van de aanspuitkegelbus 110 begrenzen de aanspuitkegeldoortocht. De eerste en de tweede vormhelft begrenzen een ringvormige holte welke de aanspuitkegeldoortocht omgeeft. De ringvormige holte en de aanspuitkegeldoortocht vormen respectievelijk een van een centrale opening voorzien deel 175a en een aanspuitkegel 175, indien daarin verwarmd materiaal wordt geïnjecteerd.
35 Een eerste selectief in werking gesteld orgaan 190 veroorzaakt beweging van de tweede vormhelft 14 tussen een gesloten stand (figuur 1 en 3) en de open standen (figuur 5 en 6). Het eerste selectief in werking gestelde orgaan omvat een zuiger 191 (figuur 3), die beweegbaar is in een cilinder 192. Een verbindingsstang 193 verbindt de zuiger 191 met de basisplaat 34. Onder druk staand fluïdum wordt toegelaten in de cilinder 192 door een fluïdumklep 194 om de tweede vormhelft 14 van de gesloten stand 40 (figuur 1 en 3) te bewegen naar de open stand (figuur 5 en 6). Onder druk staand fluïdum wordt toegelaten in de cilinder 192 door een fluïdumklep 195 om de tweede vormhelft 14 van de open stand (figuur 5 en 6) naar de gesloten stand (figuur 1 en 3) te bewegen.
Indien de eerste en de tweede vormhelft 12 en 14 in de gesloten stand zijn (figuur 1 en 3) begrenzen een eindgedeelte 189 van de pons 162 en de opening 114 van de aanspuitkegelbus een aanspuitkegel-45 doortocht, terwijl de eerste en de tweede vormhelft een de aanspuitkegeldoortocht omgevende ringvormige holte begrenzen. De ringvormige holte en de aanspuitkegeldoortocht vormen respectievelijk een centraal van een opening voorzien deel 175a en een aanspuitkegel 175 indien daarin verwarmd materiaal wordt geïnjecteerd.
Een tweede naar keuze in werking te stellen orgaan veroorzaakt beweging van de eerste vormhelft 12 50 met de tweede vormhelft 14 in antwoord op de beweging van de tweede vormhelft vanuit de gesloten stand (figuur 1 en 3) naar een stand (figuur 4) welke is gelegen tussen de gesloten stand en een open stand (figuur 5 en 6) waardoor de ringvormige holte gesloten blijft, terwijl de eerste en de tweede vormhelft uit de gesloten stand naar de tussenstand bewegen. Het tweede naar keuze in werking te stellen orgaan omvat een grendel 197, die is voorzien van een vaste basisplaat 216, die met behulp van een aantal bouten 218 is 55 bevestigd aan de basisplaat 18. Een eerste grendelorgaan 220 is met behulp van een aantal bouten 222 bevestigd aan de vaste basisplaat 16. Een tweede grendelorgaan 224 is met behulp van een aantal bouten 226 bevestigd aan de draagplaat 30.
5 193078
Kort gezegd centreert de wijze van werking van de grendel om een horizontaal opgesteld scharnierbaar grendelorgaan 230 met een scharnierpen 232 voorzien van een oppervlak 234 dat in ingrijping komt met grendeloppervlakken gedragen door ieder grendelorgaan 220 en 22.4. Uit de figuren blijkt dat het oppervlak 234 en de grendeloppervlakken van de organen 220 en 224 alle zijn weergegeven door de lijn 234 5 aangezien al deze organen van boven af zijn gezien. De lengte van de scharnierpen aangeduid door de lengte van de lijn 234 geeft de mate weer waarover het eerste grendelorgaan 220 kan wegbewegen van en met betrekking tot het tweede grendelorgaan 224 terwijl het grendelorgaan in de vergrendelde stand blijft. Deze afstand wordt weergegeven door de lengte van de lijn 235 afgebeeld in figuur 4.
De grendel 197 werkt om de basisplaat 18 van de vaste vormhelft te houden tegen de draagplaat 30 van 10 de beweegbare vormhelft terwijl de beide platen een afstand bewegen aangeduid door de lengte van de lijn 235 afgebeeld in figuur 4.
Figuur 4 toont de scharnierpen 232 in zijn geheel uitgestoken stand op het tijdstip dat het eerste grendelorgaan 220 de volledige afstand is bewogen ten opzichte van het tweede grendelorgaan 224. De grendel 197 houdt de ringvormige holte gesloten terwijl de eerste en tweede vormhelften bewegen van de 15 gesloten stand naar de tussenstand.
Zoals verder uit figuur 3 blijkt omvat een uitzettende basisslagbegrenzer een aantal bouten 240. Een bout 240 heeft een schachtgedeelte 242, dat past in een opening 244, gedragen door de basisplaat 16 van de vaste vormhelft. Een toporgaan 245 dat een schouder 246 draagt is integraal verbonden met de schacht 242. De slagbegrenzer 240 is met een schroefdraad-verbinding verbonden met de uitzettende basisplaat 18, 20 zoals aangeduid bij 248. Een aantal van dergelijke slagbegrenzers 240 zijn aangebracht rondom de omtrek van de basisplaat 16 en werken tot het begrenzen van de beweging van de vaste basisplaat 16 ten opzichte van de uitzettende basisplaat 18 tijdens de draaiing van het scharniergrendelorgaan 232 tijdens de beweging van het gereedschap van zijn in figuur 3 afgebeelde gesloten stand naar de in figuur 4 weergegeven tussenstand.
25 Een derde naar keuze in werking te stellen orgaan 250 vergrendelt het ponssamenstel 50 op zijn plaats terwijl de eerste en tweede vormhelften 12 en 14 van de gesloten stand (figuur 1 en 3) bewegen naar de tussenstand (figuur 4) in welke stand de aanspuitkegel 175 geheel is gescheiden van het deel 175a door het omtreksoppervlak 167 van het eindgedeelte 166 van de pons. Een deel van de aanspuitkegelbus waar het eindgedeelte 166 intreedt dient als een stempel. Het derde naar keuze in werking te stellen orgaan 250 30 omvat een zuiger 252, die beweegbaar is in een cilinder 254. Een verbindingsstang 256 verbindt de zuiger 252 met de steunplaat 54 van het ponsplaatsamenstel door een opening in de basis 34 begrensd door een oppervlak 257. Onder druk staand fluïdum of lucht wordt toegelaten tot de cilinder 254 door een klep 258 om de steunplaat 54 van het ponsplaatsamenstel in contact met de basisplaat 16 te vergrendelen bij het tussenvlak 100, terwijl de eerste en tweede vormhelften 12 en 14 bewegen van de gesloten stand (figuur 1 35 en 3) naar de tussenstand (figuur 4). Nadat de tweede vormhelft 14 de tussenstand (figuur 4) bereikt beweegt de steunplaat 54 in samenhang met de tweede vormhelft 14 van de tussenstand (figuur 4) naar de open stand (figuur 5 en 6). Dit wordt bewerkstelligd door het openen van de klep bij 258 en zo de druk te verminderen, welke de zuiger 252 houdt tegen de steunplaat 54 alleen of in samenhang met het toelaten van onder druk staand fluïdum of lucht door de klep 260 om de zuiger 252 terug te bewegen naar zijn 40 teruggetrokken stand.
In figuur 4 is het gereedschap 10 in zijn tussenstand. De tussenstand wordt ten dele bepaald als de stand waarin de schouder 246 van de uitzettende basisslagbegrenzer 240 in contact is met de basisplaat 16 van de vaste vormhelft bij het tussenvlak 246. Het eerste grendelorgaan 220 is teruggetrokken van het tweede grendelorgaan 224 over een afstand aangeduid door de lijn 235 en de scharnierpen 232 is gedraaid 45 in de richting aangeduid door de pijl 270 naar zijn maximale vergrendelstand juist voorafgaand aan het openen.
De verbindingsstang 256 van het derde naar keuze in werking te stellen orgaan 250 draagt tegen het oppervlak 180 van de steunplaat 54 en handhaaft contact van de slagbegrenzer 90 van het primaire ponsplaatsamenstel met de basisplaat 16 van de vaste vormhelft bij het tussenvlak 100. Terwijl het derde 50 naar keuze in werking te stellen orgaan 250 contact handhaaft van de begrenzer 90 met de basisplaat 16 en het ponssamenstel 162 stationair houdt met betrekking tot de aanspuitkegelbus 110 bewegen de basisplaat 18 van de vaste vormhelft en de draagplaat 13 van de beweegbare vormhelft in de richting aangeduid door een pijl 272 onder de toelating van fluïdum door de klep 194 in de cilinder 152 van het eerste in werking te stellen orgaan 190. Een ponswerking treedt op tussen het horizontale gedeelte 176 van 55 de pons 172 en de centrerende stempelplaatsbepaler en vaste centrumstamperklem 126 voor het afscheiden van de aanspuitkegel van het deel 175a. Een ringvormig gedeelte 274 van het deel 175a blijft bevestigd aan de aanspuitkegel 175. Het deel 274 is dat deel opgesteld tussen en in contact met het eindoppervlak 193078 6 189 van de pons 162. De aanspuitkegel 175 wordt door de ondersnijding 173 op het ponseindoppervlak 189 gehouden en het deel 175a rust op het omtreksoppervlak 167 van het ponseinde. Opgemerkt wordt, dat de hoofdscheidingslijn aangeduid bij 278 tussen de uitzettende basisplaat 18 en de draagplaat 30 toont, dat de twee platen nog steeds stevig samen worden gehouden door het tweede naar keuze in werking te stellen 5 orgaan 197.
Indien de gecombineerde beweging van de uitzettende basisplaat 18 en de draagplaat 30 zodanig is, dat oppervlak 76 van de draagplaat in contact is met oppervlak 106 van de slagbegrenzer 102 en indien oppervlak 246 van de slagbegrenzer in contact is met de vaste basisplaat 16 opent het grendelorgaan 197. De slagbegrenzer 240 van de uitzettende basis stopt de beweging van de basisplaat 16. Het inwerkingstel-10 orgaan gaat voort met het openen van de holte door voortgezette beweging van de tweede vormhelft waaronder het ponssamenstel 50 naar de in figuur 5 afgebeelde open stand.
Figuur 5 toont het spuitgietgereedschap 10 in de open stand. In de open stand is de schouder 246 van de slagbegrenzer 240 in contact met de vaste basisplaat 16 bij het tussenvlak 246. De slagbegrenzer 90 van de primaire ponsplaat is geheel teruggetrokken van de basisplaat 18. Het grendelorgaan 230 is geheel 15 gedraaid in de richting aangeduid door de pijl 270, zodat de scharnierpen 232 is losgemaakt van zowel het bovenste grendelorgaan 220 als het onderste grendelorgaan 224. Een vergrendelingsoppervlak 280 van het eerste grendelorgaan 220 is in zijn losgemaakte stand van de scharnierpen 232 weergegeven. Een grendeloppervlak 282 van het tweede grendelorgaan 224 is in zijn van het grendeloppervlak 232 van het grendelorgaan 197 losgemaakte stand weergegeven. De aanspuitkegel 175 is bevestigd aan het einde van 20 de uitstootpen 156 en draagt een ringvormig uitsteeksel 284, dat overeenkomt met de ondersnijding 173. Tijdens het injecteren van het gesmolten materiaal in de aanspuitkegeldoortocht en de ringvormige holte wordt het uitsteeksel 284 gevormd in de ondersnijding 173.
De zuiger 159 van de luchtcilinder 160 is in zijn uitgestoken stand weergegeven, waarbij de uitstoterpen naar voren is bewogen terwijl deze de aanspuitkegel 175 en zijn ringvormige gedeelte 274 vrij van het einde 25 189 van de pons 162 draagt. De zuiger 159 wordt gedwongen naar zijn voorste stand te bewegen door toelaten van onder druk staand fluïdum door de klep 186.
Indien de aanspuitkegel 175 is gescheiden van het deel 175a is de volgende uit te voeren functie het verwijderen van de aanspuitkegel van het einde van de uitstoterpen 156.
In figuur 6 is het gereedschap 10 weergegeven in de geheel open stand en de uitstoterpen 156 is in zijn 30 teruggetrokken stand afgebeeld. De teruggetrokken stand wordt bewerkstelligd door het toelaten van fluïdum in de klep 188 om de zuiger naar zijn tweede teruggetrokken stand te bewegen zoals weergegeven in figuur 6. In de beweging van de uitstoterpen 156 terug naar zijn teruggetrokken stand in de richting zoals aangeduid door pijl 286 grijpt het uitsteeksel bij 284 het oppervlak 189 van de pons voor het scheiden van de aanspuitkegel van de uitstoterpen 156, zoals afgebeeld in figuur 6.
35 In figuur 7 is op grotere schaal het in figuur 1 omcirkelde deel 9 afgebeeld. De vaste plaat is weergegeven bij 120 met de vaste stamper daarop gehouden door een vinger 126a van de centreerstempel en vaste middenstamperklem 126.
De beweegbare plaat is weergegeven bij 140 met de beweegbare stamper 144 daarop vastgehouden door een vinger 146a van de klem 146. De aanspuitkegelbus 110 is met zijn ondereinde 117 opgesteld in 40 de nabijheid van de uitstoterpen 156. Het horizontale ponsorgaan 166 is weergegeven met de ondersnijding 173 opgesteld in het inwendige oppervlak 174. Onder aanname, dat de door de hierboven beschreven organen begrensde holte is gevuld met verhard kunststof materiaal, dat gedurende de injectiekringloop van de spuitgietmachine is geïnjecteerd is de aanspuitkegel weergegeven bij 175, terwijl het ringvormige gedeelte 274 is afgebeeld als integraal gevormd met de aanspuitkegel 175. Het uitsteeksel 284 is eveneens 45 weergegeven in integrale vorming met de aanspuitkegel 175.
Het is gebleken, dat het ontwerp van de aanspuitkegeldoortocht met een ringvormig uitgevoerde poortdoortocht 298 tussen de aanspuitkegelopening 114 en een videoschijfholte 306 gevormd tussen stampers 124 en 144 een zodanige vormgeving moet bezitten, dat het geïnjecteerde materiaal met een gelijkmatige snelheid vooruit beweegt over het stamperoppervlak. Ten einde dit gewenste effect te bereiken 50 neemt de ringvormig uitgevoerde poortdoortocht 298 een aparte vorm aan met een aantal ringvormig uitgevoerde doortochtsecties waarbij iedere sectie een intredegebied en een uittredegebied bezit. Het uittredegebied van een sectie komt overeen met het intredegebied van de volgende sectie.
De eerste ringvormige sectie is gevormd tussen een eindoppervlak 299 van de aanspuitkegelbus 110 en een eindoppervlak 189 van de pons 166, zoals aangeduid door de haak 300. leder van de oppervlakken 55 299 en 189 liggen onder een hoek van drie procent met de horizontaal. Het intredegebied van deze eerste sectie 300 is bij 110a. De uittredesectie is bij 110b. De afstand tussen oppervlakken 299 en 189 bij het uittredegebied komt overeen met de dikte van de holte 306. De intredesectie tussen 110a en 166a is dikker 7 193078 dan het uittredegebied tussen de punten 110b en 166b. Dit betekent dat een drukverschil bestaat tussen de gebieden 110a en 110b.
Een tweede ringvormige sectie wordt gevormd door een deel van het oppervlak 126b en een deel van een oppervlak 146b van de vaste middelste stamperklem 126 en de beweegbare middelste stamperklem 5 146. Dit tweede gebied is aangeduid met een haak 302. De oppervlakken 126b en 146b zijn op een afstand van elkaar gelegen gelijk aan de dikte van de videoschijfholte 306 en strekken zich over hun gehele lengte in dezelfde richting uit.
Een derde ringvormige sectie van de ringvormig uitgevoerde poortdoortocht 298 omvat verhoudingsgewijs korte delen 126c en 146c van de vaste middelste stamperklem 126 respectievelijk de beweegbare klem 10 146, zoals aangeduid door de haak 304. Het intredegebied van de derde ringvormige sectie komt overeen met de dikte van de videoschijfholte 306 en het uittredegebied is aanzienlijk kleiner dan het intredegebied.
Een vierde ringvormige sectie van de ringvormig uitgevoerde poortdoortocht 298 wordt gevormd door een gedeelte 126d en een gedeelte 146d van de vaste klem 126 en de beweegbare klem 146, zoals aangeduid met een haak 305. De uittredesectie van de vierde ringvormige sectie is een intredemondstuk in de 15 videoschijfholte 306.
Tijdens bedrijf treedt het hete materiaal, dat moet worden geïnjecteerd in de videoschijfholte voor het vormen van de videoschijf binnen in de aanspuitkegeldoortocht 114 als een hete smelt en spreidt zich dan langs de omtrek uit om de aanspuitkegeldoortocht 114 in de ringvormig uitgevoerde poortdoortocht 298 en tenslotte in de videoschijfholte 306 totdat het de buitenste afmetingen van de holte bereikt. De machine 20 wordt in een vaste stand gehouden totdat de gesmolten kunststof stolt tot een bepaalde temperatuur.
Tijdens de hierboven beschreven injectiekringloop treedt de hete smelt het intredegebied van de doortocht 298 binnen met een grotere snelheid dan het dezelfde doortocht 298 kan uittreden door de sectie aangeduid door de haak 305 omdat de uitgangsopening van de vierde ringvormige sectie 305 verkleind is ten opzichte van de intredesectie bij de eerste ringvormige sectie 300. De derde ringvormige sectie 304 werkt 25 als een gedeeltelijke begrenzer voor de stroming van het gesmolten materiaal. De eerste en tweede secties 300 en 302 werken als een drukreservoir en verdeelkop voor de stroming van het materiaal om te waarborgen, dat een gelijkmatige stroming van gesmolten kunststof in de videoschijfholte 306 stroomt met minimale verstoringen voor de materiaalstroming. Deze regeling van het gesmolten materiaal door de beperkingssectie 304 geeft het verdere voordeel dat goede ronde videoschijfopneemorganen worden 30 gemaakt met informatiesporen op de videoschijfoptekenorganen, welke perfecte cirkels dicht benaderen.
Figuur 8 toont een grafische voorstelling van het verloop van de dikte en de dubbelbreking als functie van de afstand tot de hartlijn van de aanspuitkegeldoortocht van een videoschijf in de vorm van een schijfvormige plaat met een in een registratiespoor aan het oppervlak vastgelegd video-informatiesignaal.
Kromme A toont voor het informatie dragende gedeelte van de videoschijf een verandering in dikte van 35 plus of min 50micrometer voor een dikte met een nominale waarde van 1,1 mm. Kromme B toont het verloop van de dubbelbreking over hetzelfde gedeelte van de videoschijf. De dubbelbreking verandert van twee nanometer naar zeven nanometer.
Figuur 9 toont een grafische voorstelling van het verloop van de dikte en de dubbelbreking als functie van de afstand tot de hartlijn van de aanspuitkegeldoortocht van een andere videoschijf. Kromme A toont 40 dat in het informatledragende gedeelte van deze videoschijf afwijkingen van plus 50micrometer tot min 125micrometer ten opzichte van de nominale dikte van 1,1 mm voorkomen. Kromme B toont dat de dubbelbreking in het zelfde gedeelte van de videoschijf varieert van een maximum van 22 nanometer tot een minimum van 2nanometer. De in figuur 9 aangegeven eigenschappen maken deze videoschijf ongeschikt om bij optische aftasting van het informatiedragende gedeelte van de videoschijf een betrouw-45 baar weergeefsignaal te verschaffen.
Het is gebleken dat bij optische aftasting van een videoschijf alleen dan een betrouwbaar weergeefsignaal wordt verkregen als de dubbelbreking althans nagenoeg gelijkmatig is in het informatiedragende gedeelte van de videoschijf. Het door kromme B in figuur 8 weergegeven verloop van de dubbelbreking van een maximum van 7 nanometer naar een minimum van 2 nanometer voor het informatiedragende gedeelte 50 in het bereik van 55mm tot 150mm van de hartlijn van de aanspuitkegeldoortocht maken deze videoschijf geschikt om bij optische aftasting een betrouwbaar weergeefsignaal te verschaffen.
Zoals uit figuur 1 blijkt is een koelkanaal 350 voor de aanspuitkegelbus aangebracht, welk koelkanaal is voorzien van een intredeklep 352 en een uittredeklep 354. Zoals uit figuur 1 blijkt is het koelkanaal 350 spiraalvormig uitgevoerd. Een O-ring 356 is aangebracht voor het verkrijgen van een fluïdumdichte 55 verbinding tussen het koelkanaal 350 en de grendelring 112.
Een koelkanaal 360 voor het binnenste gebied van de vaste plaat is voorzien van een ingangsklep en een uitgangsklep. Het ingangspunt is bij de binnenstraal en het kanaal loopt spiraalvormig in een aantal

Claims (1)

193078 8 windingen uit voor de uittrede bij de uitgangsklep ter verkrijging van een binnenste koelzone voor de vaste plaat. Verder is een koelkanaal 370 met een ingangsklep en een uitgangsklep aangebracht voor een koeling van een tussengebied ter verkrijging van een tweede koelzone voor de vaste plaat. Een koelkanaal 380 voor een buitenste gebied van de vaste plaat is voorzien van een ingangsklep en 5 een uitgangsklep. Dit koelkanaal geeft een verdere koelzone voor de vaste plaat. In figuur 2 is een aantal met de beweegbare vormhelft 14 samenhangende koelzones weergegeven. Een koelkanaal 390 voor het ponsgebied is voorzien van een ingangsklep en een uitgangsklep. Dit koelkanaal 390 maakt een omwenteling om het ponsgebied, zoals weergegeven bij 390a om dan aan te sluiten op de uitgangsklep. Het heetste gedeelte van het gereedschap 10 is bij het aanspuitkegel en ponsgebied, waar 10 het gesmolten materiaal intreedt vanuit de spuitgietmachine. Een koelkanaal 400 voor een binnenste gedeelte van de plaat is voorzien van een ingangsklep en een uitgangsklep. Dit koelkanaal omvat een aantal windingen om de plaat voor de uitgangsklep. Een koelkanaal 410 voor een tussengebied van de beweegbare plaat is voorzien van een ingangsklep en een uitgangsklep. Dit koelkanaal voorziet in een verdere koelzone voor de beweegbare plaat. Een koelzone 420 voor een 15 buitenste gebied van de beweegbare plaat is voorzien van een ingangsklep en een uitgangsklep. Dit koelkanaal voor het buitenste gebied geeft eveneens een koelzone voor de beweegbare plaat, leder geschikt koelfluïdum, waaronder water, kan in ieder of alle koelzones worden benut. Zowel de beweegbare plaat 140 als de vaste plaat 120 zijn op de in figuur 1 en 2 weergegeven wijze van aders voorzien ter verkrijging van het hierboven omschreven aantal koelkanalen. Een paar O-ringen 20 366 en 368 zijn aangebracht voor het verkrijgen van een fluïdumdichte verbinding voor het koelkanaal 357 van het aanspuitkegelgebied van de vaste vormhelft 12. Een tweede paar O-ringen 390 en 392 is aangebracht voor het verkrijgen van een fluïdumdichte verbinding voor de in de vaste plaat 120 gevormde koelzones 360, 370 en 380. Een verder stel O-ringen 394 en 396 is aangebracht voor het verkrijgen van een fluïdumdichte verbinding voor de koelzones 400, 410 en 420, die in de beweegbare plaat 140 zijn 25 gevormd. Een verder stel O-ringen 430 en 432 is aangebracht voor het verkrijgen van een fluïdumdichte verbinding voor het koelkanaal 390 van het ponsgebied van de beweegbare plaat. 30 Injectiespuitgietinrichting voor het spuitgieten van schijfvormige voorwerpen met een centrale opening, welke is voorzien van een poort voor het ontvangen van gesmolten materiaal, van een ringvormige holte gevormd door een eerste en een tweede poorthelft, waarin het gesmolten materiaal wordt ingespoten en van een inspuitpoort opgesteld tussen de poort en de holte, welke inspuitpoort is voorzien van een aanspuitdoortocht 35 en van een ringvormige poortdoortocht, waarbij de aanspuitpoort een nagenoeg cirkelvormige dwarsdoorsnede en een eerste en een tweede einde heeft, waarbij het eerste einde in verbinding staat met de poort voor het ontvangen van het gesmolten materiaal en waarbij de poortdoortocht zich uitstrekt tussen het tweede einde van de aanspuitdoortocht en de holte en een aantal ringvormige secties elk met een intredegebied en een uittredegebied heeft, warbij de ringvormige secties gelijkmatige radiale lengten hebben 40 en de hoogte van het intredegebied van een van de ringvormige secties groter is dan de hoogte van het uittredegebied van de betreffende ringvormige sectie, met het kenmerk, dat de ringvormige poortdoortocht bestaat uit een eerste ringvormige sectie met een gelijkmatig afnemende hoogte tussen het intredegebied en het uittredegebied, een tweede ringvormige sectie met een gelijkmatige hoogte tussen het intredegebied en het uittredegebied, een derde ringvormige sectie met een gelijkmatig afnemende hoogte tussen het 45 intredegebied en het uittredegebied en een vierde ringvormige sectie met een gelijkmatig afnemende hoogte tussen het intredegebied en het uittredegebied, waarbij het intredegebied van de eerste ringvormige sectie is opgesteld bij het tweede einde van de aanspuitdoortocht, het uittredegebied van de eerste ringvormige sectie aansluit aan het intredegebied van de tweede ringvormige sectie, het uittredegebied van de tweede ringvormige sectie aansluit aan het intredegebied van de derde ringvormige sectie, het uittredegebied van 50 de derde ringvormige sectie aansluit aan het intredegebied van de vierde ringvormige sectie en het uittredegebied van de vierde ringvormige sectie is opgesteld bij de holte voor het inspuiten van het gesmolten materiaal, waarbij de hoogte van het intredegebied van de eerste ringvormige sectie van de 9 193078 poortdoortocht bij het tweede einde van de aanspuitdoortocht groter is dan de hoogte van de vierde ringvormige sectie en de gelijkmatige hoogte van de tweede ringvormige sectie gelijk is aan de hoogte van de holte. Hierbij 9 bladen tekening
NL9002132A 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting. NL193078C (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9002132A NL193078C (nl) 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting.

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US84736777A 1977-10-31 1977-10-31
US84736777 1977-10-31
NLAANVRAGE7808979,A NL187734C (nl) 1977-10-31 1978-09-01 Spuitgietinrichting.
NL7808979 1978-09-01
NL9002132A NL193078C (nl) 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting.
NL9002132 1990-10-01

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9002132A NL9002132A (nl) 1991-05-01
NL193078B NL193078B (nl) 1998-05-06
NL193078C true NL193078C (nl) 1998-09-08

Family

ID=26645445

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9002132A NL193078C (nl) 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting.
NL9002131A NL193077C (nl) 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting.

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9002131A NL193077C (nl) 1977-10-31 1990-10-01 Injectiespuitgietinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (2) NL193078C (nl)

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB815388A (en) * 1956-08-01 1959-06-24 Transcription Mfg And Recordin Improvements in or relating to apparatus for moulding gramophone disc records
GB1071340A (en) * 1965-01-27 1967-06-07 Decca Ltd Improvements in or relating to apparatus for making gramophone records
FR1509997A (fr) * 1966-11-29 1968-01-19 Pathe Marconi Ind Music Perfectionnements à la fabrication de disques phonographiques par injection
US3989436A (en) * 1975-12-18 1976-11-02 Rca Corporation Apparatus for producing injection molded and centrally apertured disc records
GB2060471B (en) * 1977-10-31 1982-09-08 Discovision Ass Cooling injection moulding apparatus
US4185955A (en) * 1977-10-31 1980-01-29 Mca Disco-Vision, Inc. Apparatus for replicating centrally apertured video disc records
US4260360A (en) * 1978-06-26 1981-04-07 Mca Disco-Vision, Inc. Method and means for replicating centrally apertured video disc records

Also Published As

Publication number Publication date
NL193078B (nl) 1998-05-06
NL9002132A (nl) 1991-05-01
NL9002131A (nl) 1991-05-01
NL193077C (nl) 1998-09-08
NL193077B (nl) 1998-05-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4372741A (en) Hot sprue valve assembly for an injection molding machine
US4185955A (en) Apparatus for replicating centrally apertured video disc records
US4394117A (en) Hot sprue sleeve valve assembly for an injection molding machine
US4260360A (en) Method and means for replicating centrally apertured video disc records
US4340353A (en) Hot sprue valve assembly for an injection molding machine
US4391579A (en) Hot sprue valve assembly for an injection molding machine
US5403179A (en) Collapsible mold core assembly
US4466934A (en) Hot sprue valve assembly for an injection molding machine
US4422995A (en) Method and apparatus for molding hollow, slender workpieces
DE68914908T2 (de) Giessform zum Giessen der Grundlage einer optischen Platte.
EP0273586B1 (en) Vertical injection apparatus
JPH0262373B2 (nl)
EP0509995A1 (en) COLLAPSIBLE CORE FOR CLOSING LID OF MOLDS WITH SEGMENTED THREADS.
EP0018210B2 (en) Moulding apparatus for record discs
US4439132A (en) Hot sprue assembly for an injection molding machine
NL193078C (nl) Injectiespuitgietinrichting.
JPH07100211B2 (ja) 羽根状回転体の成形型
EP0936966A1 (en) Apparatus for and method of injection molding
WO1998019846A9 (en) Apparatus for and method of injection molding
US4405540A (en) Hot sprue valve assembly for an injection molding machine
JPS58188638A (ja) 射出成形金型
EP0075042B1 (en) Hot sprue assembly for an injection molding machine
KR850001120Y1 (ko) 중앙에 구멍이 있는 부품을 주조하기 위한 사출기
CA1124468A (en) Method and means for replicating centrally apertured video disc records
WO2001023123A1 (en) Improved casting apparatus

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 980908