NL9001853A - Inrichting voor het keren van in wezen rechthoek-vormige voorraadhouders. - Google Patents

Description

Inrichting voor het keren van in wezen rechthoek-vormige voorraadhouders.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het keren van in wezen rechthoek-vormige voorraadhouders, zoals kratten, kisten, dozen, enz., die achtereenvolgend aangevoerd worden op een bewegende transportbaan, tot een zelfde, gewenste oriëntatiestand voor door-verwerking, welke inrichting een sensorsysteem heeft, dat de stand van over de transportband aangevoerde voorraadhouders aftast en de keerinrichting inschakelt, indien zo'n voorraadhouder niet in de juiste oriëntatiestand wordt getroffen.

Een dergelijkr inrichting is bekend uit het Europese octrooischrift 179537. Daarbij bestaat de feitelijke keerinrichting uit een rollenbaansector met twee separaat aangedreven stellen rollen met het ene stel tussengeplaatst tussen het andere, zodat de rollen van de beide stellen elkaar afwisselen. Door een conische vorm of schuine opstelling steken de rollen van het ene stel aan de ene zijkant van de rollenbaan en de rollen van het andere stel aan de andere zijkant van de rollenbaan naar boven uit, zodat een daarop aankomende krat of andere voorraadhouder door deze gedeelten van de rollen wordt getransporteerd. Een sensorsysteem voor de rollenbaan tast de stand van een aankomende krat af, en indien deze gekeerd moet worden wordt de aandrijving van het ene stel rollen ten opzichte van het andere versneld of vertraagd, waardoor een zich op de rollenbaan bevindende krat gedraaid wordt.

De juiste stand wordt gecontroleerd met een verdere sensor, die bij het aantreffen de van de juiste oriëntatiestand een signaal afgeeft, dat er voor zorgt, dat de beide rollenstellen weer met dezelfde snelheid zullen draaien.

Dit bekende systeem is bijzonder doelmatig in zijn werking, maar is tamelijk kostbaar, onder meer door het tamelijk gecompliceerde sensorsysteem, alsmede door het feit, dat er twee aandrijvingen nodig zijn voor de rollenbaan. Bovendien is voor de kerende motor over het algemeen een toerenregeling benodigd in de vorm van bijv.

een frequentieregelaar of poolomschakelbare aandrijving.

Het is nu het doel van de uitvinding een inrichting voor het keren van kratten, kisten enz. te verschaffen, die op eenvoudige en doelmatige wijze kratten en dergelijke kan keren, zonder dat een dubbele, bestuurde aandrijving van twee motoraandrijvingen voor separate rollenstellen nodig is.

Daartoe voorziet de uitvinding in een inrichting, zoals in de aanhef omschreven, welke gekenmerkt is door een horizontaal transportbaansegment met althans aan zijn ene zijkant een opstaande zijrand en met middelen om aankomende voorraadhouders met één van hun zijwanden tegen deze zijrand te doen aanliggen, een vertikale rotatie-as met bevestigd daaraan tenminste één paar over 180° ten opzichte van elkaar verschoven aangrijporganen, een bestuurde motoraandrijving, die de rotatie-as telkens over een kwartslag draait, en een sensorsysteem met een eerste sensor, welke van een tegen de zijrand van het transportbaansegment aanliggende voorraadhouder de stand (dwarszij of langszij) aftast en in afhankelijkheid daarvan een eerste signaal afgeeft, en een tweede sensor, welke de aankomst van een voorraadhouder bij de keerplaats detecteert en een tweede signaal afgeeft, dat een triggersignaal vormt voor de motoraandrijving, waarbij het al dan niet inschakelen van de motoraandrijving bepaald wordt door het eerste signaal.

Uitgangspunt van de uitvinding is, dat kratten en andere voorraadhouders algemeen worden getransporteerd op palletten, waar ze zowel dwars als langszij gestapeld zijn, en deze kratten zullen derhalve in het algemeen ook dwars of langszij op de transportbaan belanden, waarover zij voor doorverwerking moeten worden getransporteerd.

Voor deze doorverwerking, uitpakken en eventueel opslag, vullen, en dergelijke is het nodig, dat alle kratten in één en dezelfde eindstand arriveren, bijvoorbeeld alle dwars. Mits er sprake is van uitsluitend dwarszij en langszij op de transportbaan aankomende kratten, kan dan worden volstaan met een kwartslagmechanisme met aan-grijporganen, waarmee selectief uitsluitend bijvoorbeeld langszij georiënteerde kratten over een kwartslag worden gedraaid. Hiertoe is het evenwel nodig, dat de kratten tevoren juist georiënteerd zijn met het oog op het juist aangrijpen door de aangrijporganen. Om voor deze juiste oriëntatie te zorgen, bezit volgens de uitvinding het horizontale transportbaansegment een opstaande zijrand, die een oriëntatievlak vormt, waartegen de aankomende voorraadhouders komen aan te liggen. Eenmaal aldus georiënteerd kan met een relatief eenvoudig sensorsysteem er voor worden gezorgd, dat selectief uitsluitend dwars of uitsluitend langszij georiënteerde kratten of andere voorraadhouders worden aangegrepen en over 90° gekeerd. In feite vervult de opstaande zijrand daarbij een dubbele functie, namelijk enerzijds worden de kratten of andere doseerhouders "bijgericht", opdat zij inderdaad dwars of langszij georiënteerd zijn, anderzijds wordt ervoor gezorgd, dat zij op de juiste plaats terechtkomen om al dan niet gekeerd te worden. Doelmatig kan bij het sensorsysteem gebruik gemaakt worden van standaardmeetfotocellen met ingebouwde lichtbron. In het bijzonder kan de eerste sensor een meetfotocel met ingebouwde lichtbron zijn, opgesteld aan de overzijde van het transportbaansegment tegenover de ene opstaande zijrand en met een meetlichtbundelbereik zodanig, dat een langszij tegen de zijrand van het transportbaansegment aanliggende voorraadhouder het meetlicht niet en een dwarszij tegen deze zijrand aanliggende voorraadhouder het meetlicht wel reflecteert naar de meetfotocel, die in dat laatste geval een elektrisch signaal afgeeft, in afhankelijkheid waarvan bepaald wordt, of er al dan niet gekeerd dient te worden.

Ook de tweede sensor, de aankomstdetector, kan doelmatig zo'n meetfotocel zijn. Deze tweede sensor geeft bij het detecteren van aankomst van een voorraadhouder aan de keerplaat een elektrisch signaal af, dat de aandrijving van het kwartslagkeermechanisme triggert, zodat dit zijn werking zal uitvoeren, tenzij dit verhinderd wordt door het eerste signaal van de eerste sensor. Daarbij kan de uitvoering zodanig zijn, dat het meetlicht rechtstreeks wordt gereflecteerd tegen de zijwand van een aankomende voorraadhouder; ook is het mogelijk daarbij gebruik te maken van een diametraal tegenovergeplaatste reflector, waarbij onderbreking van de lichtbundel de indicatie vormt. In principe zouden de eerste en tweede meetfotocellen tegenover elkaar kunnen zijn geplaatst, zodat de daarvan afkomstige signalen gelijktijdig worden afgegeven, in de praktijk verdient het evenwel de voorkeur, dat de tweede meetfotocel, gezien in de transportrichting van de transportbaan, iets stroomafwaarts ten opzichte van de eerste meetfotocel is opgesteld. Hierdoor wordt eventuele overspraak voorkomen, terwijl het iets eerder afkomen van het eerste signaal waarborgt, dat er geen ongewenste effecten, namelijk dat het keermechanisme kortstondig zou worden ingeschakeld, zullen optreden.

Bij voorkeur is er nog een derde sensor opgesteld langs het transportbaansegment, welke de hoogte van een aankomende voorraadhouder aftast en boven een ingestelde drempel een blokkeersignaal afgeeft. Hierdoor wordt voorkomen, dat een van de overige afwijkende doseerhouder, bijvoorbeeld een krat met te hoge flessen erin, of een krat van ander type, dat feitelijk te hoog is voor de afstelling van de inrichting, een storing door vastlopen zou kunnen veroorzaken. Doelmatig kan ook deze derde sensor een meetfotocel zijn, opgesteld aan de ene zijkant van het transportsegment, met een diametraal aan de andere zijkant tegenover geplaatste spiegel of reflector.

Het zal duidelijk zijn, dat er diverse mogelijkheden bestaan om er voor te zorgen, dat de voorraadhouders tegen de genoemde ene opstaande zijwand van het transportbaansegment worden aangelegd, bijvoorbeeld met een hydraulisch, pneumatisch of elektrisch bediend stootkussen, dat van op zij de aankomende voorraadhouders tegen de opstaande zijwand aandrukt, waarbij dit stootorgaan dan tevens voorzien kan zijn van een tastersysteem, bijvoorbeeld met reed-contacten, dat dan de functie van de eerste sensor kan vervullen. De voorkeur evenwel verdient het, dat, als middel om de voorraadhouders tegen de ene opstaande zijrand aan te leggen, deze zijrand aan de ingangszijde van het transportbaansegment en buitenwaarts schuin verloopt ten opzichte van de transportrichting vertoont.

Daar aankomende voorraadhouders zullen dan vanzelf schuin naar deze opstaande zijrand toebewegen, en daar met éën zijwand tegen komen aan te liggen.

Met het oog op het fotoëlektrisch aftasten verdient het de voorkeur, dat de op het transportbaansegment aankomende voorraadhouders niet tegen elkaar aanliggen, maar onderling een kleine afstand hebben. Teneinde te waarborgen, dat dit inderdaad het geval is, voorziet de uitvinding er verder in, dat het transportbaansegment een transportsnelheid heeft iets hoger dan die van de daarop aansluitende aanvoerbaan voor voorraadhouders.

De aankomende voorraadhouders, kratten of kisten, zullen door de plotselinge versnelling bij overgang van de aanvoerbaan op het transportbaansegment steeds iets uit elkaar getrokken worden, waardoor een kleine onderlinge afstand is gegarandeerd.

Het feitelijke keren geschiedt met behulp van de aangrijporganen, die op diverse wijzen kunnen zijn uitgevoerd. Zo kan de uitvoering zodanig zijn, dat de aangrijporganen worden gevormd door vlakke platen met naar beneden omgeslagen randen, en de vertikale rotatie-as vertikaal beweegbaar is, om deze randen over de zijwanden van een te keren voorraadhouder te leggen. Vanzelfsprekend dient de vertikale rotatieas omlaag bewogen te worden aan het begin van de uit te voeren kwartslagbeweging en weer omhoog te komen, als deze beweging beëindigd is. Een andere mogelijkheid is, dat de aangrijporganen worden gevormd door vlakke platen met omlaag klapbare randen of vingers, die over de zijwanden van een voorraadhouder heen klapbaar zijn. Het is ook mogelijk om aangrijporganen te gebruiken, die een te keren krat of andere voorraadhouder van opzij aangrijpen. Daarbij kan zo’n aangrijporgaan bijvoorbeeld bestaan uit een rechthoekige haak, die aangrijpt'op een zijhoek van een voorraadhouder .

De inrichting volgens de uitvinding kan werken met een vertikale rotatie-as, met daar aan bevestigd één paar 180° ten opzichte van elkaar verschoven aangrijp-organen. In dat geval zal door de aandrijving na de eerste kwartslag, waarbij met het ene aangrijporgaan een krat of kist over 90° gekeerd wordt, een tweede kwartslag volgen, om het andere aandrijporgaan in de juiste positie te plaatsen voor het aangrijpen van de volgende te keren krat of kist. Een dergelijke kwartslagregeling is gemakkelijk te verwezenlijken.

Het is ook mogelijk, in plaats van twee vier aangrijporganen te nemen, telkens over 90° verschoven ten opzichte van elkaar. In dat laatste geval behoeft elke keer slechts één kwartslag te worden gemaakt, aangezien na elke kwartslag een volgend aangrijporgaan reeds juist gepositioneerd is.

Voor de aandrijving van de vertikale rotatie-as bestaan er tal van mogelijkheden. Bijzonder doelmatig kan daarbij gebruik gemaakt worden van een standaardrem-motor, die telkens een kwartslagdraaiïng geeft. In plaats van een remmotor kan bijvoorbeeld ook gebruik gemaakt worden van een motor, die werkt met een cilinder met palmechanisme, of met een draaicilinder met vrije terugloop. Bijzonder doelmatig is verder een maltezerkruismechanisme, dat een continue, ingaande rotatie en een intermitterende uitgaande rotatie geeft.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de tekening. In de tekening toont:

Fig.l schematisch in bovenaanzicht een inrichting voor het keren van kratten volgens de uitvinding, en fig.2 een schematisch zijaanzicht van deze inrichting.

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld omvat de inrichting een transportbaansegment 1, dat aan zijn ene zijkant een opstaande zijrand 2 vertoont, waarvan het begingedeelte 3 een buitenwaartse afbuiging vertoont, die schuin staat ten opzichte van de bewegingsrichting van de transportbaan. Ter plaatse van het feitelijke keerorgaan, algemeen aangegeven met 5, vertoont het transport- baansegment een verbreding 4, teneinde het keren mogelijk te maken.

Het keerorgaan 5 heeft een vertikale rotatie-as 6, die afhangt boven de ene zijrand van de transportbaan en aan de vrijhangende onderzijde voorzien is van een flens 7, waaraan twee aangrijporganen 8 en 9 bevestigd zijn, over 180° ten opzichte van elkaar verschoven. Elk aangrijporgaan 8, 9 bestaat uit een plaat 10 met afgebogen randen 11. Het formaat van deze plaat is aangepast aan de kratten, die met behulp van zo'n aangrijporgaan moeten worden gekeerd. De vertikale rotatie-as 6 wordt aangedreven door een remmotor (niet getoond), die bestuurd wordt via signalen afkomstig van een eerste fotocel Fl en een tweede fotocel F2. De fotocel Fl dient voor het aftasten van de stand van een aankomende krat 12, terwijl de tweede fotocel F2 de aankomst bij het keerorgaan van zo'n krat signaleert, en in reactie daarop de aandrijfmotor triggert. Indien evenwel de fotocel Fl vaststelt, dat een krat niet gekeerd moet worden, vindt er geen motor-aandrijving plaats.

Een derde fotocel F3 controleert de hoogte van aankomende kratten. Deze fotocel F3 werkt samen met een daartegenover geplaatste spiegel S, en indien de lichtstraal tussen fotocel en spiegel door een te hoge krat wordt onderbroken, vindt stopzetting van de inrichting plaats.

De werking van de inrichting zal nu nader worden beschreven.

In de getoonde uitvoering is de inrichting voor keren van kratten, zoals getoond, bedoeld om aankomende kratten 12, die langszij georiënteerd zijn, een kwartslag te keren, zodat zij dwars gelegen (13) de keerinrichting verlaten. Daarentegen dienen reeds dwarszij georiënteerde kratten, die eveneens over de transportbaan kunnen aankomen, niet gekeerd te worden, daar zij de juiste oriëntatie reeds bezitten. Dat kratten zowel langszij als dwarszij kunnen aankomen over de transportbaan, vloeit voort uit het feit, dat de kratten veelal worden aangevoerd opgestapeld op pallets, waarbij zij zowel dwars als langszij opgestapeld zijn, zodat zij zowel dwars als langszij op de aanvoertransportbaan (niet getoond) kunnen aankomen.

Een aankomende krat 12 wordt ten gevolge van het feit, dat het afgebogen zijranddeel 3 schuin staat op de bewegingsrichting tegen de opstaande zijrand 2 aangedrukt, en verplaatst zich aldus georiënteerd tegen deze zijrand verder naar links, waarbij eerst de fotocel F3 wordt gepasseerd. Indien de krat niet door deze fotocel wordt gedetecteerd, loopt hij door, en passeert vervolgens de eerste fotocel Fl, welke een lichtbron geïncorporeerd heeft, waarvan de meetbundel gefocusseerd is op een bepaald bereik zodanig, dat een langszij gelegen krat net niet wordt gedetecteerd. Indien de krat daarentegen dwars zou staan, zal de ene dwarswand van de krat het meetlicht reflecteren, zodat de fotocel Fl dan een signaal afgeeft.

Vervolgens passeert de krat de tweede meetfotocel F2, welke door reflectie van zijn licht tegen de aankomende zijwand van de krat deze aankomst detecteert, en een triggersignaal afgeeft aan de remmotor (niet getoond).

De tweede fotocel geeft daarop een elektrisch triggersignaal af, dat ervoor zorgt, dat de remmotor (niet getoond) wordt ingeschakeld, indien er geen signaal ontvangen wordt van de fotocel Fl. Is dit wel het geval, wordt de inschakeling van de remmotor geblokkeerd.

Bij inschakeling van de remmotor wordt er tegelijk voor gezorgd, dat de vertikale as 6 omlaag gebracht wordt (fig.2), opdat het aangrijporgaan 8 de zich thans daar bevindende krat 12 van bovenaf kan aangrijpen met zijn afgebogen randen 11. Vervolgens brengt de remmotor een kwartslagrotatie van de rotatie-as 6 tot stand, waardoor de krat 12 90° (in de richting van de cirkelpijlen) wordt gedraaid. Daarna gaat de vertikale as weer omhoog, terwijl de remmotor nogmaal een kwartslag draait, zodat het aangrijp-orgaan 9 nu in de juiste werkstand ligt voor het aangrijpen van een volgende krat. De over 90° en dus nu dwars georiënteerde krat verplaatst zich inmiddels verder naar links, waar zij kan worden weggenomen danwel verder verwerkt.

Komt in plaats van een langszij georiënteerde krat een dwarszij georiënteerde aan op het transportbaan-segment, met één van zijn korte zijden aangelegen tegen de oriëntatierand 2, zal de fotocel Fl deze stand detecteren, doordat het meetlicht wordt gereflecteerd op de ene korte zijwand van de krat, ten gevolge waarvan een elektrisch signaal wordt afgegeven, dat er voor zorgt, dat de motoraandrijving uitgeschakeld blijft. In de praktijk is het doelmatig om de signalen van de eerste en tweede fotocel elektronisch te verwerken in een geschikte ver-werkingseenheid, bijvoorbeeld een microprocessor of PLC (programmable logic controller), welke dan de motorbesturing verzorgt.

Indien een verkeerde krat, te hoog of te hoog opgeladen, aankomt, vormt de derde fotocel F3 een veiligheid voor de inrichting. De fotocel 3 en de daarmee in lijn gelegen spiegel S zijn opgesteld op een zodanige hoogte, dat kratten, die de juiste hoogte bezitten, ongehinderd kunnen doorgaan, terwijl een te hoge krat de lichtstraal tussen fotocel en spiegel zal blokkeren, waardoor de fotocel een algemeen blokkeersignaal afgeeft, dat de totale inrichting tijdelijk stopzet, opdat de verkeerde krat kan worden verwijderd.

Het zal duidelijk zijn, dat de uitvinding geenszins beperkt is tot de boven beschreven uitvoering, en dat er diverse andere mogelijkheden, modificaties en varianten mogelijk zijn, alle gelegen binnen het kader van de uitvinding. Zo kan bijvoorbeeld de inrichting in plaats van voor het keren van langszij gelegen kratten tot dwars uitgevoerd zijn voor het keren van dwarszij gelegen kratten tot langszij, in welk geval het uitschakelen van de aan-drijfmotor door middel van de fotocel F2 niet geschiedt bij ontvangst, maar juist bij afwezigheid van signaal.

Verder is het mogelijk om de aangrijporganen 9, 10 te voorzien van scharnierende randen of vingers in plaats van vastbaar aanzittende afgebogen randen 11, waardoor bij een geschikte uitvoering het op en neer bewegen van de vertikale as in vertikale richting achterwege kan blijven. Andere vormen van aangrijporganen, bijvoorbeeld rechthoekige haken en dergelijke, die een krat niet van bovenaf maar vanaf opzij aangrijpen, zijn ook mogelijk.

In plaats van te werken met een schuin randge- deelte 3 om de aankomende kratten georiënteerd te krijgen tegen de opstaande zijrand 2, kan ook gebruik gemaakt worden van een geschikt aanstootorgaan (niet getoond), dat aan de overzijde geplaatst aankomende kratten aandrukt tegen de zijwand 2. Bovendien kan zo'n aanstootorgaan meetcontacten bezitten, waarmee tegelijk gedetecteerd wordt of de krat dwarszij of langszij gelegen is, en in afhankelijkheid daarvan een signaal afgeeft, in welk geval de eerste meetfotocel Fl kan komen te vervallen en in plaats daarvan deze aanstoter de functie van eerste afstandsensor overneemt.

Tenslotte is het ook mogelijk de keerinstallatie zodanig uit te voeren, dat van achtereenvolgend in een zelfde oriëntatie aankomende kratten of andere voorraad-houders slechts een deel wordt gekeerd, waardoor bijv. een stapelpatroon voor pallets ontstaat. In dat geval komt het commando voor keren van buitenaf. Verdere mogelijkheden en varianten zullen na het bovenstaande duidelijk zijn.

Claims (12)

1. Inrichting voor het keren van in wezen rechthoekvormige voorraadhouders, zoals kratten, kisten, dozen, enz., die achtereenvolgend aangevoerd worden op een bewegende transportbaan, tot een zelfde, gewenste oriëntatie-stand voor doorverwerking, welke inrichting een sensor-systeem heeft, dat de stand van over de transportband aangevoerde voorraadhouders aftast en de keerinrichting inschakelt, indien zo'n voorraadhouder niet in de juiste oriëntatiestand wordt aangetroffen, gekenmerkt door een horizontaal transportbaansegment met althans aan zijn ene zijkant een opstaande zijrand en met middelen om aankomende voorraadhouders met ëën van hun zijwanden tegen deze zijrand te doen aanliggen, een vertikale rotatie-as met bevestigd daaraan tenminste één paar over 180° ten opzichte van elkaar verschoven aangrijporganen, een bestuurde motoraandrijving, die de rotatie-as telkens over een kwartslag draait, en een sensorsysteem met een eerste sensor, welke van een tegen de zijrand van het transportbaansegment aanliggende voorraadhouder de stand (dwarszij of langszij) aftast en in afhankelijkheid daarvan een eerste signaal afgeeft, en een tweede sensor, welke de aankomst van een voorraadhouder bij de keerplaats detecteert en een tweede signaal afgeeft, dat een triggersignaal vormt voor de motoraandrijving, waarbij het al dan niet inschakelen van de motoraandrijving bepaald wordt door het eerste signaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de eerste sensor een meetfotocel met ingebouwde lichtbron is, opgesteld aan de overzijde van het transportbaansegment tegenover de ene opstaande zijrand, en met een meetlichtbundelbereik zodanig, dat een langs- zij tegen de zijrand van het transportbaansegment aanliggende voorraadhouder het meetlicht nietf en een dwarszij tegen deze zijrand aanliggende voorraadhouder het meetlicht wel reflecteert naar de meetfotocel.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de tweede sensor een meetfotocel is.

4. Inrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat de tweede meetfotocel, gezien in de transportrichting van de transportbaan, iets stroomafwaarts ten opzichte van de eerste meetfotocel is opgesteld.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een derde sensor, opgesteld langs het transportbaansegment, de hoogte van een aankomende voorraadhouder aftast en boven een ingestelde drempel een blokkeersignaal afgeeft.

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de derde sensor een meetfotocel is, opgesteld aan de ene zijkant van het transportbaansegment, met een diametraal aan de andere zijkant tegenover geplaatste spiegel.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat als middel om de voorraadhouder s tegen de ene opstaande zijrand aan te leggen, deze zijrand aan de ingangszijde van het transportbaansegment een buitenwaarts schuin verloop ten opzichte van de transportrichting vertoont.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transportbaansegment een transportsnelheid heeft iets hoger dan die van de daarop aansluitende aanvoerbaan voor voorraadhouders.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aangrijporganen worden gevormd door vlakke platen met naar beneden omgeslagen randen, en de vertikale rotatie-as vertikaal beweegbaar is, om deze randen over de zijwanden van een voorraad-houder te leggen.

10. Inrichting volgens één der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de aangrijporganen worden gevormd door vlakke platen met omlaag klapbare randen of vingers, die over de zijwanden van een voorraad-houder heen klapbaar zijn.

11. Inrichting volgens één der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat elk aangrijporgaan bestaat uit een rechthoekige haak, die aangrijpt op een zijhoek van een voorraadhouder.

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat er vier aangrijporganen zijn, telkens over 90° verschoven ten opzichte van elkaar.