NL9001785A - Inrichting voor het gedoseerd afgeven van een korrelvormig materiaal. - Google Patents

Description

Inrichting voor het gedoseerd afgeven van een korrelvormig materiaal

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het gedoseerd afgeven van een korrelvormig materiaal, zoals zout of dergelijke, met een het materiaal bevattend reservoir en ten minste één, in de bodem van het reservoir aangebrachte, materiaaluitstroomopening.

Een dergelijke inrichting wordt onder andere toegepast voor het aanbrengen van lagen zout tussen opeenvolgende lagen vis in kratten en dergelijke. Het zout bezit in het algemeen een grove korrelvormige structuur en is zeer hygro-scopisch. Dientengevolge neigt het zout tot samenkoeken waardoor in het reservoir zoutbruggen en dergelijke worden gevormd. Het uit het reservoir op gecontroleerde wijze via de materiaaluitstroomopening afgeven van het zout wordt hierdoor aanzienlijk bemoeilijkt.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij dit nadeel op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze is opgeheven.

Hiertoe wordt de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door een zich boven de uitstroomopening in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende, heen en weer roteerbare doseeras met niet-ronde dwarsdoorsnede.

De heen en weer beweging van de doseeras leidt ten gevolge van de niet-ronde dwarsdoorsnede daarvan tot een periodiek op het in het reservoir aanwezige materiaal uitgeoefende kracht, waardoor dit materiaal minder snel zal samenkoeken, eventueel gevormde materiaalbruggen bezwijken en het door de materiaaluitstroomopening naar buiten stromen van het materiaal wordt bevorderd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding geldt, dat het reservoir zich naar de uitstroomopening toe taps versmalt en de afstand tussen uitstroomopening en doseeras instelbaar is.

Door de zich taps naar de uitstroomopening toe versmallende vorm van het reservoir wordt alle materiaal gedwongen om voor het bereiken van de uitstroomopening langs de doseeras te stromen. Hierdoor wordt de gunstige werking van de doseeras ten volle benut. Tevens leidt de combinatie van de instelbaarheid van de afstand tussen uitstroomopening en doseeras en de tapse vorm van het reservoir ertoe, dat een instelling mogelijk is van de hoeveelheid materiaal die door de uitstroomopening wordt afgegeven. Tevens is het thans mogelijk, om de positie van de doseeras te optimaliseren met het oog op de aard van het in het reservoir aanwezige materiaal.

Een verdere mogelijkheid om de hoeveelheid afgegeven materiaal te kunnen regelen wordt verschaft door een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de rotatiehoek van de doseeras instelbaar is. Deze instelbaarheid kan op gunstige wijze worden gerealiseerd, indien de doseeras een hefboom draagt waarop een cilinder-zuigersamenstel aangrijpt, waarbij de afstand tussen het aangrijpingspunt en de rotatieas van de doseeras instelbaar is. Bij een grote afstand tussen het aangrijpingspunt van het cilinder-zuigersamenstel op de hefboom en de rotatieas van de doseeras vindt bij een gegeven slag van het cilinder-zuigersamenstel een rotatie van de doseeras over een kleine hoek plaats. Wanneer de genoemde afstand wordt verkleind zal de rotatiehoek van de doseeras toenemen.

Verder is het gunstig, indien de doseeras excentrisch is gelagerd. Op deze wijze worden op het reservoir schokbelas-tingen uitgeoefend, welke de vorming van materiaalbruggen tegengaan en het korrelvormige materiaal losmaken.

De doseeras kan vele verschillende vormen bezitten.

Zo is het mogelijk, dat de doseeras een veelhoekige, bijvoorbeeld vierkante, dwarsdoorsnede bezit. Een andere mogelijkheid wordt gevormd door een doseeras, die bestaat uit een van uitsteeksels voorziene cilindrische kern.

Bij voorkeur geldt, dat de uitstroomopening de vorm van een langwerpige sleuf bezit. Op deze wijze wordt over een breed gebied het korrelvormige materiaal door de uitstroomopening afgegeven. Tevens wordt hierdoor de kans op verstoppingen ter plaatse van de uitstroomopening verkleind.

Tevens verdient het de voorkeur, dat het reservoir dwars op de uitstroomopening heen en weer beweegbaar is.

Met name wanneer de inrichting volgens de uitvinding wordt toegepast voor het aanbrengen van lagen zout op opeen- volgende lagen vis in kratten biedt een dergelijke heen en weer beweging van het reservoir bijzondere voordelen. Door de doseeras wordt een gelijkmatige materiaalstroom uit de materi-aaluitstroomopening afgegeven, waarbij de heen en weer beweging van het reservoir een gelijkmatig verdelen van deze uitstromende materiaalhoeveelheid over de vis bewerkstelligd.

Ten slotte is een uitvoeringsvorm handig, waarbij het reservoir twee, op enige afstand van elkaar gelegen, uit-stroomopeningen bezit. De zich in het reservoir bevindende materiaalhoeveelheid wordt hierbij gedeeltelijk aan de ene uitstroomopening en gedeeltelijk aan de andere uitstroomope-ning toegevoerd. De capaciteit van de inrichting kan op deze wijze effectief worden verhoogd.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Figuur 1 toont een schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2 toont op grotere schaal het met II in figuur 1 aangeduide gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding, en

Figuur 3 toont een doorsnede volgens de lijn III-III in figuur 2.

In het zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding overeenkomstig figuur 1 is een gedeelte van een gestel 1 zichtbaar, dat is voorzien van een draagrail 2. Aan deze draagrail 2 is met behulp van loopwielen 3 een reservoir 4 voor een korrelvormig materiaal, bijvoorbeeld zout 5, opgehangen.

Het reservoir 4 is uitgerust met een slechts schematisch aangeduide aandrijf voorziening 6, zoals een door een niet getoonde motor aangedreven tandwiel dat samenwerkt met een stationaire tandheugel 7. Met behulp van de aandrijfvoor-ziening 6 kan het reservoir 4 over de draagrail 2 heen en weer worden verplaatst tussen de in doorgetrokken lijnen weergegeven positie en de gedeeltelijk in gestippelde lijnen weergegeven positie.

Boven de inrichting bevindt zich een aanvoervoorzie-ning 8, zoals een transportband, voor het in het reservoir 4 aanbrengen van het korrelvormige materiaal. De positie van de aanvoervoorziening is zodanig, dat het hierdoor aangevoerde korrelvormige materiaal in elke door het reservoir 4 ingenomen positie in dit reservoir valt.

Het reservoir 4 bezit in zijn bodem twee materiaal-uitstroomopeningen 9 en 10. In het reservoir 4 is een omgezet wanddeel 11 zodanig aangebracht, dat het het materiaal opnemende gedeelte van het reservoir 4 zich van boven naar beneden in de richting van de materiaaluitstroomopeningen 9 en 10 taps versmalt.

Boven elke materiaaluitstroomopening 9 en 10 bevindt zich een zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende doseeras 12, 13. Deze doseerassen 12 en 13 zijn, op hierna aan de hand van figuur 2 nader toe te lichten wijze, heen en weer roteerbaar door middel van cilinder-zuigersamenstellen 14 en 15.

Onder het reservoir 4 zijn twee kratten 16 geplaatst, waarin vis is opgeslagen. Zout, dat door de materiaaluitstroomopeningen 9 en 10 uit het reservoir 4 stroomt wordt thans door de heen en weer beweging van het reservoir 4 over de draagrail 2 gelijkmatig over de in de kratten 16 aanwezige vis uitgestrooid. Hierbij is het mogelijk, dat wanneer het zout aan de ene zijde van de krat wordt aangebracht ter plaatse van de andere zijde van het krat een nieuwe laag vis in het krat wordt gelegd. Op deze wijze kunnen afwisselende lagen van zout en vis in het krat worden aangebracht.

De manier waarop het zout door de materiaaluitstroomopeningen 9 en 10 stroomt is nader toegelicht aan de hand van figuur 2, die het met II in figuur 1 aangeduide gedeelte op grotere schaal toont. Opnieuw zichtbaar is een gedeelte van het reservoir 4 met wanddeel 11. Op enige afstand boven de materiaaluitstroomopening 10 bevindt zich de doseeras 13, waarvan elk uiteinde 17 zich door een langwerpige uitsparing 18 in de betreffende zijwand 19 van het reservoir 4 uitstrekt en is gelagerd in een ten opzichte van de zijwand 19 verschuifbare en vastzetbare, de uitsparing 18 telkens afsluitende lagerplaat 20. De manier waarop de lagerplaat 20 ten opzichte van de zijwand 19 kan worden verschoven en vastgezet is hierbij slechts van ondergeschikt belang en wordt derhalve niet nader toegelicht.

Op één uiteinde 17 van de doseeras 13 (het in figuur 3 getoonde uiteinde) is een hefboom 21 bevestigd, waarop de zuigerstang 22 van het cilinder-zuigersamenstel 15 aangrijpt. De verbinding tussen de zuigerstang 22 en de hefboom 21 is hierbij door middel van een sleuf 23 zodanig instelbaar, dat de afstand tussen het aangrijpingspunt 24 van de zuigerstang 22 op de hefboom 21 en de rotatieas 25 van de doseeras 13 instelbaar is.

Verder is in figuur 2 zichtbaar, dat de doseeras 13 een vierkante dwarsdoorsnede bezit.

Opgemerkt wordt, dat de constructie ter plaatse van de materiaaluitstroomopening 9 en de doseeras 12 geheel identiek is aan de in het voorgaande aan de hand van de figuren 2 en 3 beschreven constructie. Voor een beschrijving van de werking van de inrichting wordt derhalve hierna slechts de werking van de doseeras 13 besproken.

Tijdens het bedrijf wordt het cilinder-zuigersamenstel 15 zodanig intermitterend bekrachtigd, dat de zuigerstang 22 daarvan voortdurend in- en uitgeschoven wordt. Hierdoor zal de doseeras 13 om zijn rotatieas 25 heen en weer roteren. Ten gevolge van de niet ronde, vierkante, dwarsdoorsnede van de doseeras 13 vindt een schokvormig aangrijpen hiervan op het zich in het versmallende gedeelte van het reservoir 4 bevindende zout plaats. Hierdoor wordt dit zout op effectieve wijze door de materiaaluitstroomopening 10 omlaag bewogen, waarbij het gevaar op het ontstaan van zoutbruggen wordt geminimaliseerd.

Wanneer in het reservoir 4 materiaal met een andere consistentie aanwezig is, kan het nodig zijn om de positie van de doseeras 13 ten opzichte van de materiaaluitstroomopening 10 te veranderen. Dit kan eenvoudig geschieden door de lager-plaat 20 ten opzichte van de zijwand 19 van het reservoir 4 in een andere positie aan te brengen. Hierdoor zal de rotatieas 25 van de doseeras 13 ten opzichte van de materiaaluitstroomopening 10 worden verplaatst. Ook de hoek, waarover de doseeras 13 heen en weer roteert kan, afhankelijk van het gewenste te bereiken effect en/of het in het reservoir 4 aanwezige materiaal, worden gevarieerd. Hiertoe kan, bij een gelijk blijvende beweging van de zuigerstang 22 het aangrijpingspunt 24 op grotere of kleinere afstand van de rotatieas 25 worden aangebracht door het uiteinde van de zuigerstang 22 via de sleuf 23 ten opzichte van de hefboom 21 te verplaatsen.

Een benedenwaartse verplaatsing van het aangrijpingspunt 24 leidt tot een grotere hoekrotatie van de doseeras 13, terwijl omgekeerd een omhooggerichte verplaatsing leidt tot een kleinere hoekrotatie.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijze kan worden gevarieerd. Zo bestaat, afhankelijk van het in het reservoir 4 aanwezige materiaal, de mogelijkheid om doseerassen 12 en 13 toe te passen, waarvan de dwarsdoorsnede een andere vorm bezit dan de getoonde vierkante vorm. Als voorbeeld worden doseerassen genoemd met een veelhoekige dwarsdoorsnede of doseerassen, die bestaan uit een van uitsteeksels voorziene cilindrische kern.

Claims (10)

1. Inrichting voor het gedoseerd afgeven van een korrelvormig materiaal, zoals zout of dergelijke, met een het materiaal bevattend reservoir en ten minste één, in de bodem van het reservoir aangebrachte, materiaaluitstroomopening, gekenmerkt door een zich boven de uitstroomopening in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende, heen en weer roteerbare doseeras met niet-ronde dwarsdoorsnede.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het reservoir zich naar de uitstroomopening toe taps versmalt en de afstand tussen uitstroomopening en doseeras instelbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de rotatiehoek van de doseeras instelbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de doseeras een hefboom draagt waarop een cilinder-zui-gersamenstel aangrijpt, waarbij de afstand tussen het aangrijpingspunt en de rotatieas van de doseeras instelbaar is.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de doseeras excentrisch is gelagerd.

6. Inrichting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de doseeras een veelhoekige, bij voorbeeld vierkante, dwarsdoorsnede bezit.

7. Inrichting volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de doseeras bestaat uit een van uitsteeksels voorziene cilindrische kern.

8. Inrichting volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de uitstroomopening de vorm van een langwerpige sleuf bezit.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het reservoir dwars op de uitstroomopening heen en weer beweegbaar is.

10. Inrichting volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat het reservoir twee, op enige afstand van elkaar gelegen, uitstroomopeningen bezit.