NL9001631A - Toestel voor het leveren van kokend water. - Google Patents

Description

Titel: Toestel voor het leveren van kokend water

De uitvinding heeft betrekking op een toestel voor het leveren van kokend water.

De stand der techniek op het gebied van heet water leverende apparaten is tamelijk uitvoerig. Deze stand der techniek omvat enerzijds die apparaten welke heet water leveren en anderzijds zulke welke bestemd zijn voor het leveren van kokend water.

Tot de eerste groep apparaten behoren de welbekende huishoudboilers, welke zodanig zijn geconstrueerd, dat het daarin aanwezige water nooit de temperatuur van het atmosferische kookpunt kan bereiken, in het bijzonder door de toepassing van een thermostaat, welke waarborgt dat een watertemperatuur hoger dan bijvoorbeeld 85°C niet wordt overschreden en in ieder geval, dat de kooktemperatuur van dat water niet wordt bereikt. Het water in deze boilers is daarin aanwezig onder de normale waterleidingdruk en de boiler, evenals de daarmede verbonden afvoerleidingen voor water, zijn geheel met water gevuld, zodat ook het uitstromen van het water onder de waterleidingdruk plaatsvindt en bij het aftappen van water altijd een voorloop wordt verkregen, waarvan de temperatuur lager is dan die van het water in de boiler. De te verwachten druktoename bij verhitting van het in de boiler aanwezige water tot nabij de kooktemperatuur daarvan, de relatief grote hoeveelheid van in huishoudboilers aanwezig water, alsmede de te verwachten sterke ketelsteenvorming nabij het kookpunt zijn redenen waarom het bereiken van temperaturen in de buurt van het kookpunt van water onder atmosferische druk in toestellen, zoals hierboven omschreven, zorgvuldig vermeden wordt.

Voor veel huishoudelijke toepassingen, bijvoorbeeld voor het zetten van kleine hoeveelheden koffie of thee of voor het bereiden van kleine hoeveelheden voedsel, doch ook in laboratoria enz. is het gewenst direkt over kleine hoeveelheden kokend water te kunnen beschikken. Daarbij wordt opge merkt, dat er belangrijke fysische verschillen bestaan tussen kokend water enerzijds en verhit, doch niet kokend, water anderzijds, onder meer omdat kokend dan wel doorgékookt water nagenoeg geen koolzuur bevat.

Er zijn zogenaamde doorstroomapparaten bekend, welke drukloos werken, d.w.z. waarin de druk op het te verhitten water de atmosferische druk is en waarin het water eerst gedurende het aftappen op de temperatuur van het atmosferische kookpunt wordt gebruikt.

Er zijn ook kokend-waterapparaten bekend, waarbij het water in een reservoir op een boven-atmosferische druk wordt gehouden en waarbij een thermostaat wordt ingesteld op een waarde, welke boven het kookpunt van water onder atmosferische druk ligt. Bij deze bekende kokend-watertoestellen was telkens de angst voor het ontstaan van een te hoge druk in het toestel, dan wel voor het ontstaan van een dooreenmenging van koud en heet water bepalend voor de voorgestelde, dikwijls gecompliceerde, constructie. De ontwikkeling van de desbetreffende stand der techniek is in een serie van vier octrooi-schriften beschreven.

Zo wordt in het Britse octrooischrift 706.866 een kokend-watertoestel van het hierboven bedoelde type beschreven, waarin een beperkte waterinlaat aanwezig is, zulks teneinde het koude instromende water op de gewenste temperatuur te verhitten, voordat dit met het overige water in contact komt. Bij dit type toestel wordt de instromende hoeveelheid koud water zo klein gehouden, dat deze tijdens het stromen langs het verwarmingselement tot de reservoirtempera-tuur kan worden opgewarmd en daarna door de nabij de bodem geplaatste uitlaat het reservoir verlaat. De voorraad heet water in het reservoir wordt aangesproken, zodra per tijdseenheid meer water wordt afgetapt dan door de beperkte inlaat binnenstroomt. In dat geval wordt de uitstroomdruk bepaald door de dampdruk van het water in de ketel en deze is relatief laag en niet constant. Teneinde de reservoirinhoud zo goed mogelijk te gebruiken is het nodig, dat de uitlaatleiding zo laag mogelijk in het reservoir wordt aangesloten. Verder moet bij toestellen van dit type de waterinlaat sterk worden beperkt, gezien de grote soortelijke warmte van water en de relatief grote hoeveelheid energie welke nodig is voor het, tot boven het kookpunt onder atmosferische atmosfeer, verwarmen van een gegeven hoeveelheid daarvan.

In het Amerikaanse octrooischrift 2.786.126 wordt voortgebouwd op de ontwikkeling, zoals beschreven in het Britse octrooischrift 706.866, doch nu wordt een bijzonder regelventiel in het inlaatcircuit toegepast, zodat het instromende water het opgeslagen water niet tot beneden de gewenste temperatuur kan afkoelen. Opvallend, doch begrijpelijk, wanneer men de beschreven doelstelling in aanmerking neemt, is, dat zowel de waterinlaat als de wateruitlaat in de direkte nabijheid van het verwarmingselement uitmonden.

In het Amerikaanse octrooischrift 2.852.656 wordt een toestel beschreven, waarin geen beperkte waterinlaat aanwezig is en waarbij aftapmiddelen voor kokend water op het bovengedeelte van het reservoir, d.w.z. niet in de direkte nabijheid van het verwarmingselement, zijn aangesloten. Uit het beschrevene in dit octrooischrift blijkt echter, dat weer alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om het instromende water direkt langs het verwarmingselement te leiden, teneinde dit zo snel mogelijk op de temperatuur van het al in het reservoir aanwezige water te brengen, d.w.z. om afkoeling van het aanwezige water door het binnenstromende te voorkomen.

Tenslotte wordt in het Amerikaanse octrooischrift 2.894.109 opnieuw de vrees voor afkoeling van het in het reservoir aanwezige water door binnenstromend koud water beschreven, doch nu wordt weer teruggegrepen naar de toepassing van een beperkt waterinlaatcircuit, tot stand gebracht door middel van een op bijzondere wijze uitgevoerde regelklep, terwijl de waterinlaat en de wateruitlaat weer zodanig zijn aangébracht, dat deze in de direkte nabijheid van het verwarmingselement uitmonden.

Vermoedelijk door de gecompliceerde constructie van de hierboven beschreven toestellen en de dientengevolge optredende problemen bij gébruik, hébben deze het nooit tot praktische toepassing gébracht.

Aan de uitvinding, zoals beschreven in het Nederlandse octrooischrift 172.589 lag de vondst ten grondslag, dat het probleem van afkoeling van de reservoirinhoud door binnenstromend koud water zich in de praktijk niet blijkt voor te doen en dat, zonder dat bijzondere maatregelen genomen worden, een goede scheiding van koud en heet water aanwezig blijft.

Het toestel zoals in dat octrooischrift beschreven, is van het type zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 2.852.656. Het omvat een thermisch geïsoleerd druk-vastwaterreservoir, een elektrisch verwarmingselement van zodanig vermogen, dat het in het reservoir aanwezige water tot boven het atmosferische kookpunt daarvan wordt verhit, een temperatuurregelaar, waarmede de temperatuur van het water in het reservoir boven de kooktemperatuur onder atmosferische druk wordt ingesteld, een waterinlaatcircuit, dat met het waterleidingnet wordt verbonden en dat geschikt is voor het leveren van een instroomdébiet, dat tenminste gelijk is aan het afnamedébiet van het apparaat, alsmede direkt met het reservoir verbonden en op het bovengedeelte daarvan aangesloten aftapmiddelen voor kokend water.

Bij dat toestel mondt het waterinlaatcircuit uit onder of aan de onderzijde van het verwarmingselement, terwijl, bij voorkeur, in het reservoir nabij de waterinlaat een waterver-deler voor het instromende water is aangébracht, zodat de vermenging van binnenstromend koud met aanwezig heet water wordt voorkomen.

Zoals in het octrooischrift beschreven blijft bij dat toestel de koud/warm- scheiding zo goed in stand, dat meer dan 80% van de waterinhoud uit het reservoir kan worden af getapt, zonder dat de temperatuur daarvan tot beneden de kooktemperatuur onder atmosferische druk daalt. In het octrooischrift wordt opgemerkt dat dit verrassend is, temeer daar het be- schreven toestel in het bijzonder voor huishoudelijk gebruik bestemd, dus relatief klein is en in het bijzonder een inhoud van kleiner dan 10 liter en meer in het bijzonder van ongeveer 5 liter heeft, zodat juist daarin een sterke dooreenmenging verwacht zou kunnen worden.

Hoewel het toestel als beschreven in het Nederlandse octrooischrift 172.589 in de praktijk zijn diensten heeft bewezen, gaat toepassing ervan gepaard met een aantal, tot nu toe niet opgeloste problemen, zodat de toepassing geen algemene ingang heeft gevonden.

Een van deze problemen is, dat de aftapleiding voor het kokend water zo kort mogelijk gehouden moet worden, zulks teneinde een voorloop van koud, althans niet kokend, water zoveel mogelijk te voorkomen. In de praktijk schept dit problemen, omdat aldus de uitstroomopening zich op onvoldoende hoogte boven een werkblad, bijvoorbeeld aanrecht of derge-lijke, bevindt, zodat er te weinig ruimte is om een beker, pan of dergelijke onder de uitstroomopening te plaatsen. Bovendien moet, gezien de noodzaak van een korte aftapleiding, het toestel direkt onder een aanrechtblad of dergelijke geplaatst worden. In de praktijk blijkt dit niet altijd mogelijk te zijn.

Bij het bekende toestel is de aftapkraan aan het einde van de aftapleiding geplaatst, zulks teneinde te voorkomen dat de uittredende waterdruppels in de aftapleiding door de, expanderende, 20-voudige voluméhoeveelheid stoom, te sterk worden versneld. Bovendien moet, zoals beschreven, deze aftapkraan van een bijzondere constructie zijn, zulks teneinde te voorkomen dat bij het aftappen het water als een nevel uit de uitstroomopening spuit.

Deze positie van de aftapkraan leidt in de praktijk tot twee belangrijke nadelen. Omdat het gehele toestel, dat wil zeggen tot aan de aftapkraan, met water is gevuld, is bij toepassing van dit toestel een zekere hoeveelheid van een koude voorloop niet te vermijden. Gezien de omstandigheid, dat het toestel wordt gebruikt voor het afleveren van kleine hoeveel heden kokend water, bijvoorbeeld voor het zetten van een enkel kopje thee of koffie, is deze koude voorloop voor de gebruiker volstrekt onaanvaardbaar. Bovendien is een zekere mate van nadruppelen van de, aan het einde van de aftapleiding, geplaatste kraan, niet te voorkomen.

De onderhavige uitvinding beoogt voor de hierboven geschetste problemen een oplossing te bieden.

In het toestel volgens de uitvinding, dat overigens van het type is zoals beschreven in het Nederlandse octrooi 172.589, wordt de aftapkraan direkt op het reservoir geplaatst dan wel op een punt in de aftapleiding, dat zo dicht mogelijk ligt bij de aftapopening in het reservoir. Bij voorkeur wordt de aftapkraan geplaatst op een punt in de leiding, welke lager ligt dan de uitstroomopening en in het bijzonder in een stuk oplopende leiding vanaf de aftapopening in de ketel.

Verrassenderwijze is gebleken, dat door deze constructie, nadat een zekere hoeveelheid water is afgetapt, in de aftapleiding benedenstrooms van de aftapkraan, nagenoeg geen water achterblijft, omdat door de optredende snelle temperatuurdaling in dat leidinggedeelte, totale of nagenoeg totale condensatie van het daarin aanwezige water/stoom-mengsel optreedt.

De uitvinding maakt aldus de constructie van een toestel mogelijk, waarin de lengte en de vorm van de aftapleiding binnen zekere grenzen vrij kan worden gekozen, zodat het toestel niet alleen universeler toepasbaar is, maar ook in die - minder toegankelijke - ruimte geplaatst kan worden, waar een toestel volgens meergenoemd Nederlands octrooischrift, gezien de mogelijke lengte van de aftapleiding, niet plaatsbaar zou zijn.

Een ander belangrijk voordeel dat het toestel volgens de uitvinding biedt is, dat geen of nagenoeg geen koude voorloop optreedt. Ook het probleem van nadruppelen van de aftapleiding is ondervangen, waarbij in het bijzonder gebleken is dat wanneer de uitlaatleiding een stijgend gedeelte bevat, dat uitloopt in een dalend gedeelte, het nadruppelen van de kraan geheel voorkomen kan worden.

Verder is bij het toestel volgens de uitvinding, de druk in het gedeelte na de aftapkraan atmosferisch, althans nagenoeg atmosferisch, waardoor een grotere constructieve vrijheid mogelijk is dan bij het bekende toestel.

De binnenzijde van de aftapleiding is bij het toestel volgens de uitvinding bij voorkeur voorzien van een thermisch isolerend materiaal, bijvoorbeeld een kunststof.

Opgemerkt wordt, dat in de literatuur het probleem van het optreden van een koude voorloop bij heetwatertoestellen, alsmede van nadruppelen uit de aftapkraan, op zichzelf genomen bekend is, terwijl ook voorstellen tot oplossing van die problemen zijn gedaan. Zo wordt in het Franse octrooischrift 1.482.199 een - atmosferisch - toestel voor het leveren van heet, d.w.z. niet-kokend, water beschreven, waarbij een, met de aftapleiding in verbinding staand expansievat is aangebracht, dat in warmte-contact met de reservoirinhoud is. Nadat een zekere hoeveelheid warm water is af getapt wordt het, in de aftapleiding resterende water in het expansievat gezogen. Er is hier echter geen sprake van condensatie van een in bedoelde leiding aanwezig, water/stoom-mengsel.

in het Amerikaanse octrooischrift 3.581.057 wordt een -atmosferisch - heetwatertoestel beschreven, waarin een expansiekamer aanwezig is en waarbij de aftapkraan in de koud-waterleiding naar het apparatuur is geplaatst. Vanuit deze expansiekamer wordt tijdens het aftappen, door een venturi-werking, water aangezogen door het water dat in het reservoir stroomt, terwijl aan de bovenzijde van de kamer lucht binnentreedt. Na het dichtdraaien van de kraan loopt het water uit de aftaphals door de zwaartekrachtwerking in de expansiekamer terug, waardoor nadruppelen en koude voorloop voorkomen wordt.

In het kokend-waterreservoir volgens de uitvinding wordt de temperatuur in het reservoir boven de temperatuur van het atmosferische kookpunt van water gehouden. Hiertoe kan een op zichzelf bekende thermostaat worden toegepast, welke boven een temperatuur van het atmosferische kookpunt wordt ingesteld en waarvan het regeltrajekt zodanig is, dat de temperatuur in het reservoir niet tot beneden het atmosferische kookpunt kan dalen. Aldus wordt niet-kokend water in voorraad gehouden bij een zodanige temperatuur, dat bij het aftappen het afgetapte water toch een temperatuur van ten minste 100°C heeft. Daarbij wordt bij voorkeur de temperatuur ingesteld op een temperatuur tussen de 100 en 120°C.

Doordat het oververhitte water bij het uitstromen onmiddellijk gaat koken, gaat het aftappen gepaard met een hoorbare en zichtbare stoomontwikkeling. De eventueel met behulp van de thermostaatstand instelbare stoomontwikkeling geeft een indicatie omtrent de watertemperatuur. Men kan derhalve, zonder dat men last heeft van ruisverschijnselen, welke steeds optreden indien men water voortdurend aan de kook houdt, toch op ieder gewenst moment over kokend water beschikken, bijvoorbeeld voor het snel zetten van een enkel kopje thee of koffie. Bij een waterleidingdruk boven 1,5 atmosfeer wordt bij voorkeur de thermostaat ingesteld op een temperatuur van ongeveer 110°C.

Hoewel men in principe bij de aansluiting van het toestel op het waterleidingnet gébruik kan maken van een keerklep, is dit, gezien de geringe afmetingen van het reservoir, waarvan de inhoud tot maximaal 10 liter en in het bijzonder 5 liter is, niet noodzakelijk. Bij dergelijke geringe afmetingen kan men, bij laag gehouden prijs, de ketel robuust uitvoeren. Bovendien heeft men dan het voordeel, dat men met een gering verbruik aan elektriciteit kan volstaan en dat het apparaat weinig ruimte inneemt.

Tot dusverre gebruikt men bij automaten voor het bereiden van warme dranken, waarvoor stoom van ongeveer 110°C vereist is, oververhitters in de vorm van eerder besproken doorstroomverhitters, waarbij men, gebruikmakend van in verhouding zware elektrische verwarmingselementen water met een regelbaar debiet door een verwarmingszone pompt. Behalve, dat men hierbij steeds te maken heeft met een zogenaamde voorloop van koud water, wordt het elektriciteitsnet met zware stroomstoten belast, terwijl het bovendien niet mogelijk is een druppeldosering van heet water te bewerkstelligen.

Het toestel volgens de uitvinding kan, bijvoorbeeld voor toepassing in automaten, met overigens bekende doseer-middelen worden uitgerust. Een alternatieve doseermogelijkheid wordt gevonden door een doseerkamer, in warmtecontact met het reservoir, aan te brengen welke via een aftapafsluiter met de uitloopleiding kan worden verbonden en via een tweede afsluiter in verbinding met het reservoir kan worden gébracht. Door deze beide afsluiters in tijdrelatie met elkaar afwisselend, bijvoorbeeld elektrisch, te bedienen, kan een betrouwbare nadruppelvrije dosering worden verkregen.

In het toestel volgens de uitvinding kan de aftapkraan of afsluiter in beginsel van elke békende constructie zijn, waarbij de bediening direkt dan wel bijvoorbeeld via een kabel, stang of elektrisch plaatsvindt. Teneinde te voorkomen dat bij het aftappen het water door de stoomexpansie met grote kracht of onregelmatig uit de aftap spuit, wordt bij voorkeur een kraanontwerp gekozen, waarin dé stoomontwikkeling zodanig plaatsvindt, dat stoom zich tijdens het uitstromen van het water kan scheiden. De aftapkraan kan zijn uitgerust met een veerbelast kleplichaam, zodat onder noodomstandigheden deze als veiligheid dient.

In het toestel volgens de uitvinding wordt in het algemeen bij voorkeur aan het einde van de aftapleiding, de uit stroming van water en stoom af geremd. Hiertoe kunnen aan de uitstroomopening een of een aantal geperforeerde platen, een of een aantal lagen gaas, een of meer geleidingsschotten of een combinatie van deze middelen zijn aangebracht. Deze middelen worden zodanig gekozen, dat de totale doorlaatweer-stand zodanig is, dat bij volgeopende afsluiter een voldoende aftapdébiet gewaarborgd is.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, uitvoeringsvoorbeelden van het kokend-waterapparaat worden beschreven.

Volgens fig. 1 van de tekening wordt een schematische axiale doorsnede van het apparaat 1 getoond, waarvan de inhoud kleiner dan 10 liter en in het bijzonder ongeveer 5 liter is, opgesteld onder een aanrechtplaat of dergelijke 2 en direkt aangesloten op de waterleiding 3, waarbij de kraanafsluiter 7, die aan de bovenzijde van het reservoir 5 is gemonteerd, zich boven het aanrechtblad bevindt.

Uit de leiding 3 wordt water via een facultatieve keerklep met veiligheidsventiel 4 toegelaten in de eigenlijke reservoirruimte 5, welke via een zo kort mogelijk te houden leiding 6 is verbonden met een aftapafsluiter 7.en een eventueel draaibare kraanuitloop 8. Het reservoir 5 en de aftapmiddelen 6, 7 zijn bij voorkeur omgeven door een isolatie 9, terwijl de binnenzijde van de kraanuitloop 8 bij voorkeur eveneens is voorzien van een isolerend materiaal 10.

In het reservoir 5 strekt zich een elektrisch verwarmingselement 11 uit met aansluitingen 12. Verder is een thermostaat 13 met een schakelaar 14 aangébracht. Eventueel kan de schakelaar 14 van buitenaf instelbaar zijn op een gewenste temperatuur.

Het water in reservoir 5 staat onder dezelfde druk als heerst in de leiding 3, bijvoorbeeld 1,5-3 atmosfeer, hetgeen betekent dat het water pas zal gaan koken bij een temperatuur tussen ongeveer 130°C en 155°C.

Stelt men nu de thermostaat 13 met de schakelaar 14 in op een temperatuur van 110°C, dan zal bij normale waterlei-dingdrukken het water niet koken en pas bij opening van de afsluiter 7 onder flash-verdamping uitstromen, hetgeen zowel hoorbaar als zichtbaar is. Bij afwezigheid van stoom weet men direkt, dat de watertemperatuur te laag is. Het snel ontwijken van stoom heeft het voordeel, dat zowel kooldioxyde als hinderende geur- en smaakstoffen uit het water verdwijnen. Doordat het water, hoewel bij een temperatuur van boven de 100°C, niet kookt, zal nadelige afzetting van ketelsteen tot een minimum beperkt blijven.

Nabij de bodem van het reservoir, in het algemeen nabij de inlaat van vers water, is, volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het toestel, een waterverdeler 15 aangebracht. Een niet-zelfherstellende temperatuurbeveiliging 16 kan zijn aangëbracht om bij weigering van de thermostaat te voorkomen, dat de temperatuur in het reservoir te ver oploopt. Met behulp van schroefdraad 17 of bijvoorbeeld een bajonetbevestiging, al dan niet onder toepassing van verloopstukken, kunnen accessoires op het kokend-waterapparaat worden aangesloten in plaats van of in combinatie met de afremmiddelen in de uitstroomopening 18.

Fig. 2 geeft een doorsnede van het toestel waarvan het reservoir 5 met de daarop gemonteerde afsluiter 7 in een aanrechtkast of dergelijke ruimte wordt geplaatst en waarbij de kraanuitloop 8 bijvoorbeeld door middel van een slang 19 met de afsluiter is verbonden, terwijl de afsluiter door middel van een draaiknop 20 boven het aanrechtblad of dergelijke via een stang 21 wordt bediend.

Fig. 3 geeft een doorsnede van het toestel waarbij de afsluiter boven het aanrechtblad is geplaatst en via een geïsoleerde leiding 22 met het reservoir 5 is verbonden.

Fig. 4 geeft een schematische doorsnede van een doseerinrichting met een doseerkamer 23 aangëbracht in de bovenzijde van het reservoir 5 met een inlaatafsluiter 24 en uitlaatafsluiter 25 respectievelijk verbonden met het reservoir en met de kraanuitloop 8. Op de doseerkamer 23 is een deksel 26 aangebracht om met eventuele vullichamen in de doseerkamer het juiste doseervolume te kunnen instellen.

Claims (11)

1. Toestel, geschikt voor het leveren van kokend water, omvattende een thermisch geïsoleerd drukvast waterreservoir, een elektrisch verwarmingselement van zodanig vermogen, dat het in het reservoir aanwezige water tot boven het atmosferische kookpunt daarvan wordt verhit, een temperatuurregelaar, waarmede de temperatuur van het water in het reservoir boven de kooktemperatuur onder atmosferische druk wordt ingesteld, een waterinlaatcircuit, dat met het waterleidingnet wordt verbonden en dat geschikt is voor het leveren van een instroomdebiet, dat ten minste gelijk is aan het afnamedébiet van het apparaat, alsmede een direkt met het reservoir verbonden en op het bovengedeelte daarvan aangesloten aftap-leiding voor kokend water, waarbij het waterinlaatcircuit uitmondt onder of aan de onderzijde van het verwarmingselement, met het kenmerk, dat een aftapkraan geplaatst is direkt op het reservoir, dan wel in een punt van de aftapleiding, dat zo dicht mogelijk ligt bij de af tapopening in het reservoir.

2. Toestel volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de aftapkraan in de aftapleiding is geplaatst in een punt dat lager ligt dan de uitstroomopening van de aftapleiding.

3. Toestel volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de aftapleiding U-vormig is, terwijl de aftapkraan geplaatst is in het oplopend leidinggedeelte, bezien vanaf de aftapopening in het toestel.

4. Toestel volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de binnenzijde van de aftapleiding is voorzien van een isolerend materiaal.

5. Toestel volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat in het reservoir nabij de waterinlaat een verdeelplaat of dergelijke voor het instromende water is aangébracht.

6. Toestel volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat in de aftapleiding en in het bijzonder nabij de uitstroomopening middelen aanwezig zijn om de uit stroming van water en stoom af te remmen.

7. Toestel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat bedoelde middelen worden gevormd door een of een aantal geperforeerde platen, een of een aantal lagen gas, een of meer ge-leidingsschotten of dergelijke of een combinatie van deze middelen.

8. Toestel volgens conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de reservoirinhoud kleiner is dan ongeveer 10 liter, en in het bijzonder kleiner is dan ongeveer 5 liter.

9. Toestel volgens conclusies 1-8, met het kenmerk, dat als aftapafsluiter een doseermechanisme wordt toegepast.

10. Toestel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de doseerinrichting een doseerkamer omvat in warmtecontact met het reservoir.

11. Toestel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de doseerkamer via een afsluiter met de bovenzijde van het reservoir kan worden verbonden terwijl via een tweede afsluiter de aftapuitloop in verbinding kan worden gebracht met de onderzijde van de doseerkamer.