NL9001308A - Inrichting voor het uitsnijden van de aars van geslacht gevogelte. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het uitsnijden van de aars van geslacht gevogelte.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van een insnijding rond de aars van een geslachte vogel en het uit de aldus aangebrachte opening trekken van het uiteinde van de endeldarm, omvattende: een ten opzichte van de vogel beweegbare, in de aars van de vogel te steken centreerpen, voorzien van een verdikt, hoofdzakelijk conisch uiteinde en een ten opzichte van de vogel beweegbaar, coaxiaal ten opzichte van de centreerpen beweegbaar cilindrisch, roteerbaar mes met een ringvormige snijrand.

Dergelijke inrichtingen zijn bekend en worden over het algemeen alle op dezelfde wijze gehanteerd of bestuurd: om te beginnen wordt de centreerpen in de aars van de geslachte vogel gestoken om als referentie te dienen voor het mes en een goed rond de aars gecentreerde insnijding rond de aars te verkrijgen. Vervolgens wordt de aars gefixeerd met behulp van fixeermiddelen en worden de fixeermiddelen en de snijrand van het in het algemeen continu roterende mes naar elkaar toe bewogen, hetzij door het mes naar de fixeermiddelen te bewegen, hetzij door de fixeermiddelen naar het mes te bewegen. Het mes maakt dan een insnijding rond de aars, waarna het uiteinde van de endeldarm uit de aldus aangebrachte opening getrokken kan worden, de fixering ongedaan wordt gemaakt en de centreerpen uit de aars wordt verwijderd.

Een bekende inrichting waarin de bovenbeschreven werkwijze wordt toegepast wordt bijvoorbeeld beschreven in het Nederlandse octrooischrift nr. 156.025. Volgens deze publikatie wordt de aars voorafgaand aan het aanbrengen van de insnijding tussen twee vlakken geklemd en daarmee gefixeerd, waarbij het eerste vlak bestaat uit het naar het mes gekeerde oppervlak van het verdikte centreerpenuiteinde, en het tweede vlak een oppervlak is van een coaxiaal ten opzichte van het mes beweegbare, klemhuls .Voor het bedrijven van de inrichting is het noodzakelijk, de bewegingen van zowel de centreerpen, het mes als de klemhuls onderling gecoördineerd te besturen. Gezien het aantal te besturen onderdelen en de uit te voeren bewegingen is dit gecompliceerd en duur.

In het Amerikaanse octrooischrift nr. 2.943.346 wordt een inrichting als voornoemd beschreven met star met de centreerpen verbonden fixeermiddelen. De besturing van deze inrichting is dientengevolge minder gecompliceerd dan die van de hiervoor besproken inrichting, maar een groot bezwaar is de toepassing van onderdruk bij het fixeren van de aars. Aangezien de onderdruk werkzaam is op de aars en de omgeving daarvan, raken de fixeermiddelen snel vervuild met weggezogen faecaliën, zodat de inrichting niet kan voldoen aan de te stellen hygiënische eisen.

De uitvinding beoogt een inrichting voor het uitsnijden van de aars te verschaffen die weinig te besturen elementen omvat en de aars vasthoudt met behulp van mechanische middelen.

De inrichting volgens de uitvinding wordt daartoe gekenmerkt door een of meer ten opzichte van de snijrand verdiept gelegen vasthoudelementen die kunnen samenwerken met een daartegenover gelegen aanlegvlak van het verdikte centreerpenuiteinde voor het tussen deze elementen en het vlak vasthouden van de aars bij de kringspier, waarbij de aandrijving van het mes zodanig is uitgevoerd, dat het mes tijdens de snijwerking een klein aantal slagen uitvoert.

Bij de inrichting volgens de uitvinding wordt de tot nu toe gebruikelijke werkvolgorde bij het uitsnijden van de aars van een vogel gewijzigd: op de bekende wijze wordt weliswaar allereerst de centreerpen in de aars van de vogel gestoken, waarna echter eerst de insnijding rond de aars wordt aangebracht alvorens de aars vast te houden.

Omdat bij het bedrijven van de inrichting volgens de uitvinding de aars niet wordt vastgehouden tijdens het aanbrengen van de insnijding, wordt het mes tijdens het insnijden slechts over een klein aantal slagen geroteerd. Hiermee voorkomt men, dat het losgesneden uiteinde van de endeldarm over een groot aantal slagen meedraait met het mes terwijl de vogel is gefixeerd, waardoor de ingewanden van de vogel beschadigd zouden kunnen worden en faecaliën het te winnen vlees zouden kunnen besmetten.

Door de aars na het aanbrengen van de insnijding vast te houden is het mogelijk, het uiteinde van de endeldarm uit de door de insnijding aangebrachte opening over een bepaalde afstand uit de vogel te trekken, zoals gebruikelijk is ter voorbereiding van het uit de vogel halen van het ingewandenpakket.

Het vasthouden door de samenwerkende vasthoud-elementen en het aanlegvlak geschiedt in een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding door de vasthoudelementen uit te voeren als een of meer coaxiaal met het mes naar de snijrand daarvan uitstekende pennen die zijn bestemd voor het doorboren van de aars bij de kringspier. De pen of pennen houden de om het verdikte uiteinde van de centreerpen gestulpte aars bijzonder doeltreffend en zeker vast.

Bij voorkeur is het aanlegvlak van het centreerpen-uiteinde voorzien van uitsparingen voor het ontvangen van de pennen, waardoor de aars bij de kringspier geheel doorboord kan worden, hetgeen een nog verbeterde greep op de aars verschaft.

Deze uitsparingen bestaan bij voorkeur uit gaten, waarbij het noodzakelijk is, dat het aanlegvlak van het centreerpenuiteinde in tangentiële richting vast is opgesteld ten opzichte van de pennen.

Afgezien van het voorgaande of in kombinatie hiermee kan de kringspier op een voordelige wijze vastgeklemd worden tussen een aanlegvlak van de vasthoudelementen en het aanlegvlak van het centreerpenuiteinde.

aantal

Tenslotte is het bij het uit te voeren klem slagen van het mes zeer voordelig, het mes te voorzien van een getande snijrand.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. 1 een gedeeltelijke langsdoorsnede van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding toont, gepositioneerd boven een vogel, waarvan de aars in gedeeltelijke doorsnede is weergegeven;

Fig. 2-5 de inrichting volgens fig. 1 in achtereenvolgende werkzame posities bij het aanbrengen van een insnijding rond de aars van een geslachte vogel toont; en

Fig. 6 een uitvoeringsvorm van de snijrand van het mes in de inrichting volgens de uitvinding toont.

In fig. 1 is een centreerpen 2 afgebeeld, voorzien van een verdikt, hoofdzakelijk conisch uiteinde 4, en aan het andere uiteinde geschroefd in een stang 6, die in vertikale richting beweegbaar is en wordt aangedreven door een niet nader getoonde eerste bestuurde aandrijfinrichting.

De stang 6 is axiaal verschuifbaar gelegerd in een cilinder 8, waarbinnen een prop 10 met behulp van een borgschroef 12 is gefixeerd. Een centraal gat in de prop 10 vormt de axiale geleiding voor de centreerpen 2. De cilinder 8 is in vertikale richting beweegbaar en wordt aangedreven door een niet nader getoonde tweede bestuurde aandrijfinrichting.

Om de cilinder 8 en daarmee star verbonden met behulp van borgschroef 16 is een cilindrisch mes 14 aangebracht, voorzien van een snijrand 18.

In de prop 10 zijn bij wijze van vasthoudelementen twee pennen 20 geperst, in het verlengde waarvan zich in het verdikte uiteinde 4 van de centreerpen 2 twee doorgaande gaten 22 bevinden, die de pennen bij het naar de prop 10 bewegen van uiteinde 4 kunnen opnemen. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat uiteinde 4 ten opzichte van prop 10 wel in axiale richting, maar niet in tangentiële richting kan bewegen.

Onder het centreerpenuiteinde 4 bevindt zich de aars van een vogel, waarbij met 24 de endeldarm van de vogel wordt aangeduid, welke endeldarm bij de aars eindigt met de kringspier 26 aan het huidoppervlak 28.

Fig. 2 toont het stadium van bewerking, waarin de in fig. 1 afgebeelde elementen als geheel naar beneden zijn bewogen. Tijdens het naar beneden bewegen penetreert het uiteinde 4 van de centreerpen 2 allereerst in de endeldarm 24, waarna bij voortzetting van de beweging de snijrand 18 van het in de richting van de pijl 30 roterende mes 14 door de huid 28 in het onderliggende weefsel rond de aars van de vogel snijdt. De kringspier 26 klemt zich om de centreerpen 2, die als gevolg van de in tangentiële richting vaste opstelling ten opzichte van het mes 14 eveneens roteert met een hoeksnelheid welke gelijk is aan die van mes 14.

In fig. 3 is de centreerpen 2 ten opzichte van de in fig. 2 getoonde toestand omhoog bewogen, waardoor de aars bij de kringspier 26 door de pennen 20 doorboord is en wordt vastgehouden tussen aanlegvlak 11 en aanlegvlak 5.

De besturing van de rotatie van het mes 14 en de centreerpen 2 kan bijvoorbeeld zodanig zijn, dat de rotatie wordt beëindigd zodra de insnijding is voltooid.

Vervolgens illustreert fig. 4 het uit de door de insnijding ontstane opening trekken van het uiteinde van de endeldarm 24, waarvan de kringspier 26 op een gelijke wijze als in fig. 3 wordt vastgehouden met behulp van de pennen 20. Voor het bereiken van de in fig. 4 getoonde positie zijn de centreerpen 2 en het mes 14 als geheel naar boven verplaatst.

Tijdens deze verplaatsing kan de centreerpen 2 ten opzichte van het mes 14 naar beneden worden bewogen, waardoor het uiteinde van de endeldarm 24 niet meer vastgehouden wordt rond het centreerpenuiteinde 4 en daarvan afglijdt als gevolg van de spankracht in de endeldarm 24. De situatie die dan ontstaat, is weergegeven in fig. 5: het uiteinde van de endeldarm 24 ligt los op het huidoppervlak 28 en het mes 14 en de centreerpen 2 bevinden zich weer in de in fig. 1 getoonde uitgangspositie. Aansluitend kan een volgende vogel bewerkt worden.

Fig. 6 toont een uitvoeringsvorm van de snijrand 18 van het mes 14, in het bijzonder een schuin getande snijrand. De randen van de tanden 19 zijn behalve aan de snijrand 18, ook aan de langszijden voorzien van een scherpe snijdende rand. De getoonde snijranduitvoering is bijzonder geschikt voor het maken van een insnijding rond de aars in slechts enkele, bijvoorbeeld twee, slagen, zodat het endeldarm-uiteinde bij het uitsnijden niet door overmatige wringing beschadigd kan worden.

Claims (6)

1. Inrichting voor het aanbrengen van een insnijding rond de aars van een geslachte vogel en het uit de aldus aangebrachte opening trekken van het uiteinde van de endeldarm, omvattende: een ten opzichte van de vogel beweegbare, in de aars van de vogel te steken centreerpen, voorzien van een verdikt, hoofdzakelijk conisch uiteinde; en een ten opzichte van de vogel beweegbaar, coaxiaal ten opzichte van de centreerpen beweegbaar cilindrisch, roteerbaar mes met een ringvormige snijrand, gekenmerkt door een of meer ten opzichte van de snijrand verdiept gelegen vasthoudelementen die kunnen samenwerken met een daartegenover gelegen aanlegvlak van het verdikte centreerpenuiteinde voor het tussen deze elementen en het vlak vasthouden van de aars bij de kringspier, waarbij de aandrijving van het mes zodanig is uitgevoerd, dat het mes tijdens de snijwerking een klein aantal slagen uitvoert.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de vasthoudelementen bestaan uit een of meer coaxiaal met het mes naar de snijrand daarvan uitstekende pennen die zijn bestemd voor het doorboren van de aars bij de kringspier.

3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het aanlegvlak van het centreerpenuiteinde is voorzien van een of meer uitsparingen voor het ontvangen van de pennen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, m et het k e n m e rk, dat de uitsparingen in het aanlegvlak van het centreerpenuiteinde bestaan uit gaten en het aanlegvlak van het centreerpenuiteinde in tangentiële richting vast is opgesteld ten opzichte van de pennen.

5. Inrichting volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de vasthoudelementen een aanlegvlak omvatten, dat kan samenwerken met het aanlegvlak van het centreerpenuiteinde voor het vastklemmen van de aars bij de kringspier.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het mes is voorzien van een getande snijrand.