NL9001082A - Kabellier. - Google Patents

Kabellier. Download PDF

Info

Publication number
NL9001082A
NL9001082A NL9001082A NL9001082A NL9001082A NL 9001082 A NL9001082 A NL 9001082A NL 9001082 A NL9001082 A NL 9001082A NL 9001082 A NL9001082 A NL 9001082A NL 9001082 A NL9001082 A NL 9001082A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cable
pulley
cable pulley
guide
winch
Prior art date
Application number
NL9001082A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Maxwell Marine Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Maxwell Marine Ltd filed Critical Maxwell Marine Ltd
Publication of NL9001082A publication Critical patent/NL9001082A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66DCAPSTANS; WINCHES; TACKLES, e.g. PULLEY BLOCKS; HOISTS
    • B66D1/00Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans
    • B66D1/60Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans adapted for special purposes
    • B66D1/74Capstans
    • B66D1/7415Friction drives, e.g. pulleys, having a cable winding angle of less than 360 degrees

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Jib Cranes (AREA)
  • Ropes Or Cables (AREA)
  • Tension Adjustment In Filamentary Materials (AREA)
  • Pulleys (AREA)

Description

Kabellier.
De uitvinding heeft betrekking op lieren/ in het bijzonder op een lier voor het vieren en inhalen van het achterdeel van een kabel onder de belasting van een bootanker of een andere dergelijke belasting.
Verscheidene lieren zijn beschikbaar voor het lichten en neerlaten van bootankers. Om verschillende redenen vereisen de meeste daarvan toezicht. Ten eerste neigt de kabel van de lier te slippen, in het bijzonder bij het inhalen van het anker. In de tweede plaats kan de kabel tijdens het vieren in de lier blijven en daar in de knoop raken. Toezicht is nodig om dergelijke voorvallen te voorkomen.
De lier moet rekening houden met het feit dat er aan één eind van de kabel een belasting aanwezig is maar aan het andere eind niet (behalve het gewicht van de kabel) en bekende inrichtingen zijn niet in staat om de verschillen in belasting te compenseren wanneer de lier in tegengestelde richtingen draait om het anker uit te brengen of in te halen.
Het hoofddoel van de uitvinding is om een kabellier te verschaffen, die in het bijzonder geschikt is als een ankerlier voor gebruik op een boot. Doel van de uitvinding is om een der gelijke lier te verschaffen voor het lichten en neerlaten van een anker, die daarbij een onbelast eindgedeelte van de ankerkabel vrij van de lier voert zonder vastraken.
Om deze doelen te bereiken omvat de lier volgens de uitvinding een huis en een paar openingen door het huis. Het belaste eind van de kabel gaat door één opening en het onbelaste kabel-einddeel gaat door de andere opening. De kabel loopt om een kabel-schijf, die door middel van een motor en drijfwerk afwisselend rechtsom en linksom draait. De kabelschijf is voorzien van een binnenwaarts taps toelopende omtreksgroef.
Kanalen voeren van de openingen naar de kabelschijf om de tegenovergestelde einden van de kabel naar tegenovergestelde zijden van de kabelschijf te leiden. Het kanaal dat naar het anker leidt ligt tangentiaal met de buitenzijde van de kabelschijf; het kanaal voor het eindgedeelte ligt in hoofdzaak radiaal ten opzichte van de kabelschijf. Een draaideel naast de kabelschijf is voorzien van een afhaalarm en een aandrukarm. Het draaideel is veerbelast naar het midden van de kabelschijf toe. Wanneer de kabelschijf roteert om het anker in te halen haalt één zijde van de afhaalarm het kabeleinddeel van de kabelschijf, zodat de kabelschijf de lier niet vast laat lopen. Wanneer het anker uitgebracht wordt duwt de aan-drukarm het losse einddeel naar het midden van de kabelschijf, zodat de kabelschijf de kabel aangrijpt. Tegelijkertijd bestrijdt de andere zijde van de afhaalarm elke neiging van het belaste eind van de kabel om binnen de kabelschijf te blijven en de lier vast te laten lopen.
De naar binnen toe taps toelopende wanden van de kabelschijf kunnen voorzien zijn van in hoofdzaak radiale groeven of ribben, die ertoe neigen de kabel in de kabelschijf te trekken wanneer deze tegen de last in in één richting draait en de kabel uit te drijven wanneer de kabelschijf in de tegengestelde richting draait.
De uitvinding zal nu nader beschreven worden aan de hand van de in de tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering.
Figuur 1 is een, gedeeltelijk weggesneden, bovenaanzicht van de kabellier volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een verticale doorsnede volgens de gebroken vlakken-11-11 in figuur 1.
Figuur 3 is een gedetailleerd bovenaanzicht met weggebroken delen, waarbij de wijze waarop de kabel rond de kabelschijf volgens de uitvinding heen gaat weergegeven is.
Figuur 4 is een doorsnede volgens vlak IV-IV van figuur 3, waarbij tevens de wijze waarop de kabel en de kabelschijf op elkaar inwerken weergegeven wordt.
Figuur 5 is een doorsnede volgens het vlak V-V van figuur 3, waarbij de constructie van het draaideel en de kabelge-leiding (brug), weergegeven wordt.
De kabellier 10 volgens de uitvinding omvat een huis 12, dat bestaat uit een kap 14 en een basis 16. De basis en de kap zijn beide gevormd uit niet-corrosief materiaal. Omdat de kap verwijderbaar is, moet deze licht zijn. De basis 16 is gevormd zoals weergegeven in figuur 1 om een verscheidenheid aan holten en monteerplaatsen voor de inwendige onderdelen te creëren.
Een kabelschijf is voor rotatie aangebracht binnen het huis. In de voorbeelduitvoering bestaat de kabelschijf 20 uit twee cirkelvormige klauwen 22 en 24 (figuren 2-4). Elke klauw is voorzien van toegekeerde oppervlakken 26 en 28, die naar elkaar toe lopen van de buitenzijde 30 af naar de binnenzijde 32. De klauwen 22 en 24 vormen een omtreksgroef 34, zoals het best te zien is in figuur 4. De taps toelopende oppervlakken 26 en 28 kunnen voorzien zijn van in omtreksrichting op afstand van elkaar gelegen gekromde groeven of ribben 27 en 29 (figuren 3 en 4). De ribben 27 en 29 zijn gekromd en kunnen op afstand van elkaar aangebracht zijn om de schroeflijnen van een kenmerkende ankerkabel aan te grijpen om extra grip op de kabel binnen de kabelschijf te verschaffen.
De motor 36 (figuur 2) is in het huis 16 aangebracht. De bout 40 bevestigt de motor 36 op drijfwerkkast 38 en de bout 42 bevestigt de drijf werkkast op de basis 16. Een (niet weergegeven) worm binnen de drijfwerkkast 38 drijft het drijfwerk 44 aan. Het drijfwerk 44 is door middel van spie 50 op as 46 en klemmen 48 bevestigd op de as 46. Spie 52 op de as bevestigt bovenklauw 22 en benedenklauw 24 op de as 46.
De bovenkant van het drijfwerk 44 ondersteunt de onderkant van de onderklauw 24 binnen een groef 54 (figuren 2 en 4). Afstandsstuk 56 is boven de bovenklauw 22 aangebracht. Het af-standsstuk is zodanig aangebracht dat een groter bereik aan kabel-diameters opgenomen kan worden. Zoals is weergegeven, met het af-standsstuk bovenaan, kunnen kabels met een diameter van 0,5 inch tot 5/8 inch opgenomen worden. Indien de klauwen opnieuw samengevoegd worden met het afstandsstuk tussen de klauwen, dan kunnen kabels met een diameter van 5/8 inch tot 3/4 inch opgenomen worden. De klemmen 58 en 60 boven het afstandsstuk en de onderklauw zorgen voor axiale positionering van de klauwen 22 en 24 op de as 46. Bou ten 64 (figuren 1 en 2) houden de klauwen samen. Gesmeerde kussens 66 en 68 of andere legeringen verschaffen afstand en minimaliseren de wrijving tussen het drijfwerk 44 en de basis 16. Afdichtingen 70 en 72 voorkomen dat verontreinigingen de drijfwerkkast 38 binnenkomen.
De kabellier volgens de uitvinding is bestemd om zodanig op een boot bevestigd te worden dat de kabelschijf 20 evenwijdig gelegen is met de waterspiegel en de as 46 loodrecht staat op de waterspiegel.
De kabellier is voorzien van een paar openingen in het huis. In de voorbeelduitvoering is de opening 76 (figuur T) horizontaal van kabelschijf 20 geplaatst en strekt déze zich uit door de kap 14. De opening 76 leidt naar de buisvormige kabelgeleiding 96, die het kabeleind naar en van de kabelschijf 20 geleid. De tweede opening 72 strek zich vanaf het huis naar beneden toe uit (figuren 1 en 2). Opening 78 leidt naar een tweede buisvormige kabelgeleiding 98, die het belaste eind van de kabel naar en van de kabelschijf 20 geleid. De ankerkabel 1 heeft een vrij- of achtereind 2 en een belast eind 3, dat verbonden is met een anker (niet weergegeven). Het ankereind van de kabel strekt zich in hoofdzaak in horizontale richting uit door de opening 76, waar het gewicht van het anker het belaste eind 3 onder spanning houdt. Op een afstand van de kabellier wordt het ankereind van de kabel overboord geleid naar en in het water· Daar de kabellier 10 volgens de uitvinding bestemd is om aangebracht te worden op een bootdek 4 ligt de benedenopening 78 in lijn met, of past deze binnen, een opening in het dek 4, zodat het achtereind 2 van de kabel door de opening 78 heengaat in een emmer of opslagkist beneden het dek.
Een paar solenoïdes 80 en 82 (figuren 1 en 2) zijn aangebracht binnen een door de basis 16 gevormde kamer 84. De sole-noïden regelen het omkeren van de motor 36 op een gebruikelijke manier. Een externe besturing (niet weergegeven) in de vorm van een schakelaar, drukknoppen of een ander met de hand bedienbaar onderdeel, aangebracht op de kap 14, werkt door middel van solenoïden 80 en 82 om de motor 36 te besturen.
Een schroef 88 bevestigt knieverbinding-klinksamen-stel 90 aan de basis 16 en de schroef 92 bevestigt het knieverbin-ding-klinksamenstel aan de kap 14 (figuur 2). Het knieverbinding-klinksamenstel heeft een kap 94 (figuren 1 en 2), die vastgezet kan worden op het benedengedeelte van het knieverbinding-klinksamen-stel. Wanneer de kap 94 losgemaakt is, zoals is weergegeven in figuur 2, kan men de schroeven 88 en 92 verwij deren en daardoor de kap 14 van de basis 16 verwijderen teneinde zich toegang te verschaffen door binnengelegen onderdelen.
Een eerste en een tweede geleidingsorgaan strekken zich uit vanaf de openingen 76 en 78 in het huis naar de kabel-schijf 20. In de voorbeelduitvoering bestaan de geleidingsorganen uit twee buisvormige kanalen 96 en 98, welke gevormd zijn als deel van de basis 16 of anderszins daaraan bevestigd zijn.
Zoals figuur 2 toont is de geleiding of het kanaal 96 in hoofdzaak horizontaal en tangentiaal van één zijde van de ka-belschijf 20 gelegen. De hartlijn 100 van de andere geleiding 98 gaat in de voorbeelduitvoering door de hartlijn 102 (figuur 1) van de kabelschijf 20. Het is niet van doorslaggevende betekenis dat de hartlijn 100 de hartlijn 102 feitelijk snijdt, maar aangezien de geleiding 96 op afstand ligt van de omtrek (figuur 1) van de kabelschijf 20 is de geleiding 98 meer centraal gelegen. De geleiding 98 is zodanig neerwaarts gebogen dat deze het achtereind van de kabel 2 door de opening 78 en door het dek 4 leidt.
De lier volgens de uitvinding is voorzien van een draaideel 114. Het draaideel 114 is voorzien van twee armen, een aandrukarm 115 en een afhaalarm 110. Bij bekende kabellieren is het gebruikelijk om een vaste afhaalarm te hebben om de kabel uit de kabelschijf te halen wanneer deze van de kabelschijf afkomt in beide richtingen, ofwel bij het intrekken van het anker ofwel bij het uitlaten daarvan. Het is ook gebruikelijk dat de lier voorzien is van een onder spanning gebrachte rol of aandrukdeel dat ertoe dient de kabel in de kabelschijf te drukken of te duwen teneinde de mate van contact tussen de kabel en de kabelschijf te verhogen om voldoende wrijving te bewerkstelligen voor het bevorderen van de lier- werking. Het aandrukdeel is gewoonlijk een draaibaar aangebracht deel dat onder spanning is gebracht, zoals door middel van een veer, om de kabel in de kabelschijf te duwen en te houden.
Vanwege de twee oogmerken en doelen die door het vaste afhaaldeel en het draaibaar aangebrachte aandrukdeel gediend worden, moeten twee afzonderlijke delen ontworpen worden in een kabellier· Vanwege dé wens öm kabellieren kleiner en eenvoudiger inontwerp te maken, is het echter wenselijk om het aantal afzonderlijke delen in het ontwerp van een kabellier te verminderen. Het enkele draaideel 114 volgens de uitvinding dient zowel de functie van een vast afhaaldeel als een draaibaar aangebracht aandrukdeel in één onderdeel.
Deze functies worden bereikt door het draaibaar aanbrengen van het draaideel, ter plaatse van 118, dichtbij de omtrek van de kabelschijf 20 en het verschaffen van een afhaalarm 114, die zich uitstrekt in een richting naar de hartlijn van de kabelschijf 20. De afhaalarm 110 is relatief kort vergeleken met de aandrukarm 114. De aandrukarm 114 vormt een geheel met het draaideel 115 en is in hoofdzaak langwerpig en strekt zich uit in een richting die in hoofdzaak tangentiaal ligt tot de omtrek van de kabelschijf 20. Aan het eind van de aandrukarm 114 is een integraal aandrukuitsteeksel 112 voorzien, dat zich in hoofdzaak naar het midden van de kabelschijf 2Ö uitstrekt. In de voorkeursuitvoering is het aandrukuitsteeksel 112 een vast deel met een glad oppervlak om niet tegen de kabel te schuren, hoewel het een rol zou kunnen omvatten.
De aandrukarm 114 is voorzien van een brug 116, welke gevormd is om over de kabel heen te gaan, neerkijkend op figuur 1, en het grootste gedeelte van de kabel 1 te ontgeven waar dit onder het draaideel 115 doorloopt. Het draaideel 115 dient dus ook als een kabelgeleiding die de kabel 1 ofwel op ofwel van de kabelschijf 20 leidt en werkt als een uitbreiding van de kabelgeleiding 98.
Het draaideel 114 draait om pen 118, welke is bevestigd aan de basis 16 (figuur 2). De veer 120 strekt zich uit tussen spanschroef 126, die door kolom 122 heen gaat, en spanpen 124 door draaideel 114. Verstelling van de spanschroef 126 ten opzichte van de kolom 122 wijzigt de spanning van de veer 120. De veer 120 spant het draaideel 114 linksom in figuur 1, om aandruk-uitsteeksel 112 naar de binnenzijde van de omtreksgroef 34 van de kabelschijf 20 te dwingen. Een wand 128 omringt een groot deel van de kabelschijf om een slap gedeelte van de kabel in de kabelschijf te houden.
De inrichting werkt op de volgende wijze. De kabel 1 van het anker strekt zich uit door de opening 76 en de geleiding 96 tot in de omtreksgroef 34 van de kabelschijf 20. De kabel loopt verder om de kabelschijf en gaat tussen het aandrukuitsteeksel 112 en de afhaalarm 110 door en treedt dan uit de omtreksgroef, zoals weergegeven in figuur 1. De kabel passeert vervolgens de kabelge-leiding of brug 116 (zie figuur 5) in het draaideel 114 en strekt zich dan uit door de geleiding 98 heen uit opening 78. Wanneer het anker uitgebracht wordt roteert de kabelschijf linksom (figuur 1). Het achtereind van de kabel wordt derhalve uit de opslagkist of emmer getrokken en beweegt door de opening 78 en de geleiding 98 naar de omtreksgroef 34 van de kabelschijf 20. Het draaideel 114 is in een richting linksom om pen 118 gespannen om aandrukuitsteeksel 112 naar de binnenzijde 32 van de groef 34 te dwingen. Het aandruk-aansteeksel maakt contact met de kabel en drukt deze naar de binnenzijde van de groef, waar deze op met wrijving gepaard gaande wijze door de taps toelopende oppervlakken 26 en 28 vastgehouden wordt.
In het geval het eind van de kabel echter in de war geraakt is, of op wat voor een manier dan ook belemmerd wordt of geblokkeerd wordt tegen het uittrekken daarvan uit de kist en in de kabelschijf, is het draaideel 115 volgens de uitvinding zodanig opgebouwd dat de kabelschijf en de kabel dan ten opzichte van elkaar kunnen slippen. Dit wordt bereikt doordat het aandrukuitsteeksel in de kabelschijf steekt beneden de denkbeeldige lijn die het punt waarop de kabel onder de kabelgeleiding 116 aanwezig is en het tan-gentiële punt ter plaatse van de omtrek van de kabelschijf met el kaar verbindt. Belemmeringen of blokkeringen die het vrij vieren van de kabel negatief beïnvloeden zullen de spanning in de kabel vergroten waardoor de spankracht van de aandrukarm overwonnen wordt en het de kabel mogelijk gemaakt wordt om gedeeltelijk uit de groef 34 van de kabelschijf 20 te komen. Dit zal het wrijvingscontact tussen de kabel en de kabelschijf verminderen en slip mogelijk maken, waardoor schade aan de lier of de boot vermeden wordt.
Spanning als gevolg van het gewicht van het anker zorgt ervoor dat het gedeelte van het belaste eind 3 van de kabel 1 in de groef van de groef getrokken wordt wanneer het ankereind van de kabel gevierd wordt. Indien de kabel echter in de groef blijft klemmen dan blokkeert de afhaalarm 110 de kabel en haalt deze af van de kabelschijf.
Tijdens het inhalen roteren de motor 36 en de drijfwerkkast 38 de kabelschijf 20 rechtsom. Spanning op het ankereind 2 van de kabel 1 dwingt de kabel in de omtrekgroef, waar deze rond de kabelschijf heen gaat. De enige kracht die trekt aan het achtereind 2 van de kabel 1 door de geleiding 98 en de opening 78 is het gewicht van de kabel, dat gewoonlijk zeer klein is. Daarom kan het achtereind van de kabel de neiging hebben om zichzelf niet van de groef 34 te trekken. Indien de kabel binnen de groef zou blijven zou deze natuurlijk voortlopen rond de kabelschijf 20 waar hij het inkomende, belaste ankereind 3 van de kabel zou kruisen om de lier vast te laten lopen. Elke neiging van de kabel om binnen de groef te blijven wordt overwonnen door de afhaalarm 110. Deze kruist elk deel van het achtereind van de kabel dat binnen de groef 34 blijft en leidt deze naar de kabelgeleiding 116 en de geleiding 98 (figuur 1).
Wanneer de kabelschijf 20 rechtsom draait eh dus het anker omhoog haalt, dan verzekert de spanning van de veer 120 dat het aandrukuitsteeksel 112 de kabel in de kabelschijf drukt. Hierdoor wordt verzekerd dat er voldoende contact of aangrijpirig is van de kabel in de kabelschijf om een voldoende koppel over te brengen voor het beginnend inhalen van de kabel terwijl er wel een aanzienlijke lengte slappe kabel aanwezig kan zijn voordat de last opgenomen wordt. Bij het oppakken van het slappe deel wordt de kabel 3 door de last in de groef gedwongen en wordt rondom de kabel-schijf wordt contact gemaakt, waarbij voldoende grip op de kabel verschaft wordt om het volledige ontwikkelde koppel zonder slip over te kunnen dragen aan de kabel.
Wanneer de kabelschijf 20 linksom draait, dat wil zeggen bij het neerlaten van het anker, dan verzekert de spanning dat er voldoende grip is om het voor het omhoog halen van de kabel uit de opslagkist en het door kanaal 96 drijven daarvan benodigde koppel over te dragen om het anker uit te brengen en neer te laten.
Indien tijdens het uitbrengen en neerlaten van het anker de kabel, om wat voor reden dan ook, vast komt te zitten of in de war raakt in de opslagkist of ter plaatse van de inlaat in kanaal 98, dan gaat de kabel zodanig strak staan dat hij tussen de kabelschijf en het kanaal 98 tangentiaal op de kabelschijf gaat staan. Door dit strakker worden van de kabel wordt het aandrukuit-steeksel 112 naar buiten bewogen, tegen de spanning in. Hierdoor vermindert de grip van de kabelschijf op de kabel, waardoor de aandrijving kan slippen en derhalve een opstopping gestopt wordt.
In de voorbeelduitvoering zijn de geleidingen 96 en 98 zodanig geplaatst dat de kabel volgens een aanzienlijke boog aangegrepen wordt in de groef van de kabelschijf. Hierdoor wordt de grip, die de taps toelopende oppervlakken 26 en 28 op de kabel hebben, gemaximaliseerd.

Claims (3)

1. Lier, omvattend een huis, een voor rotatie om een hartlijn aangebrachte kabelschijf en twee kabelgeleidingen, die geplaatst zijn om het belaste eind en het onbelaste eind van de ka** bel respectievelijk naar en van de kabelschijf te leiden, gekenmerkt door een draaideel, dat draaibaar is om een draaipunt met een hartlijn evenwijdig aan de hartlijn van de kabelschijf en geplaatst aangrenzend aan de omtrek van de kabelschijf, tussen de twee kabelgeleidingen, waarbij het draaideel omvat een relatief korte afhaalarm, die zich uitstrekt tot in de kabelschijf naar het midden van de kabelschijf toe, een relatief lange aandrukarm, die zich tangentiaal van de omtrekvan de kabelschijf uitstrekt en aan zijn eind voorzien is van een aandrukuitsteeksel, dat zich uitstrekt tot in de kabelschijf, en organen voor het naar de kabelschijf spannen van het aandrukuitsteeksel.
2. Lier volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het draaideel voorzien is van een kabelgeleidingdoorgang, die gelegen is tussen het draaipunt en het aandrukuitsteeksel om dienst te doen als een kabelgeleiding tussen de kabelgeleiding voor het onbelaste eind en de kabelschijf en om dienst te doen als een doorgang door het draaideel.
3. Lier volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het aandrukuitsteeksel zich tot in de kabelschijf uitstrekt beneden de lijn, die het punt, waarop de kabel de kabelgeleiding op het draaideel verlaat, en het tangentiële punt op de omtrek van de kabelgeleiding met elkaar verbindt, zodat bij toegenomen spanning in de kabel de kabel tegen de spannende kracht van de aandrukarm in zal werken en gedeeltelijk uit de groef van de kabelschijf zal komen.
NL9001082A 1989-05-05 1990-05-04 Kabellier. NL9001082A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NZ229018A NZ229018A (en) 1989-05-05 1989-05-05 Motorised rope winch with a pivot having an impingement and stripper arms
NZ22901889 1989-05-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9001082A true NL9001082A (nl) 1990-12-03

Family

ID=19922846

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9001082A NL9001082A (nl) 1989-05-05 1990-05-04 Kabellier.

Country Status (6)

Country Link
AU (1) AU623519B2 (nl)
FR (1) FR2646661A1 (nl)
GB (1) GB2233623B (nl)
IT (1) IT1240820B (nl)
NL (1) NL9001082A (nl)
NZ (1) NZ229018A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5402985A (en) * 1993-08-23 1995-04-04 Maxwell Winches Limited Rope winches
GB2322613B (en) * 1997-02-28 2000-10-11 Whitlock Marine Steering Compa Cable guide for a marine steering system
DK1452478T3 (da) * 2003-02-28 2008-09-15 Ergolet As Spil til at hæve og sænke personer

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1140959A (fr) * 1955-02-04 1957-08-22 Dispositif perfectionné de levage et de traction
US3055638A (en) * 1959-01-22 1962-09-25 Fred C Good & Sons Inc Windlass
US3078074A (en) * 1960-05-19 1963-02-19 Benson S Anchors Inc Windlass
FR1544895A (fr) * 1967-03-27 1968-11-08 Traction de câble
US3847378A (en) * 1973-07-27 1974-11-12 L Roemer Power capstan for anchor rope and the like
FR2491902B1 (fr) * 1980-10-09 1985-12-06 Tractel Sa Treuil a moteur electrique avec poulie a gorge de coincement pour l'actionnement d'un cable de traction ou de levage a brin libre
DE3509920C2 (de) * 1985-03-19 1993-11-25 Greifzug Hebezeugbau Gmbh Seilzugvorrichtung

Also Published As

Publication number Publication date
GB9009864D0 (en) 1990-06-27
AU5475690A (en) 1990-11-08
GB2233623A (en) 1991-01-16
IT1240820B (it) 1993-12-17
IT9047920A1 (it) 1991-11-04
GB2233623B (en) 1993-01-20
AU623519B2 (en) 1992-05-14
FR2646661A1 (fr) 1990-11-09
IT9047920A0 (it) 1990-05-04
NZ229018A (en) 1991-12-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10577056B2 (en) Mooring pulley tensioning system
JPS61217497A (ja) ロープ巻上げ装置
EP2822889B1 (en) Apparatus for anchoring an offshore vessel
NL9001082A (nl) Kabellier.
EP1175367B1 (fr) Systeme de freinage automatique d'une cabine d'ascenseur
KR100262999B1 (ko) 수동 체인 블록
US4878452A (en) Quick-release mooring apparatus for floating vessels
EP1183180B1 (fr) Dispositif d'accrochage de voile
EP0761531A1 (en) Method and apparatus for paying out, securing and hauling in a flexible elongate tensile member
FR2614013A1 (fr) Dispositif pour le transport de pots de filature comportant un organe de transport circulant
US5402985A (en) Rope winches
FR2514719A1 (fr) Treuil, en particulier a usage nautique
JP2003292290A (ja) ウインチ
SU1514243A3 (ru) Лебедка
FR2485500A1 (fr) Perfectionnements aux engins de levage et/ou de manutention comportant un moufle suspendu par cable
EP0994219A1 (fr) Barrage à surverse à panneau basculant
EP0145627B1 (fr) Monte-Matériaux à entraînement à double sens de traction pour l'équipage mobile
KR910007283B1 (ko) 닻윈치장치
EP0280114B1 (en) Quick-release mooring apparatus for floating vessels
BE664573A (nl)
EP0516511B1 (fr) Dispositif de remorquage et de manutention d'équipements sous-marins en forme d'aile
EP1213220B1 (fr) Dispositif pour le guidage d'une voile de bateau à voiles
FR2579168A1 (fr) Enrouleur-reducteur de voilure perfectionne, pour bateau a voiles
BE392217A (nl)
FR2483568A1 (fr) Dispositif de verrouillage pour appareil d'eclairage a couronne mobile

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed