NL9000709A - Werkwijze en rijskamer voor het behandelen van stukken deeg. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN RIJSKAMER VOOR HET BEHANDELEN VAN STUKKEN DEEG

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en op een rijskamer volgens de aanhef van conclusie 1 resp. conclusie 2.

Het op de juiste wijzen rijzen van het deeg voor het bakken maakt een nauwkeurige besturing van de temperatuur nodig, die wordt bereikt doordat men aan de rijskamer op een bepaalde temperatuur gebrachte lucht in een kringloop toevoert. Daar het rijzen een exotherm proces is en daar ondanks isolatie een zekere warmtewisseling van de rijskamer met de omgeving niet kan worden verhinderd, kunnen in de rijskamer temperatuurverschillen optreden, die ertoe leiden dat warmere lucht opstijgt, terwijl koelere lucht naar beneden zakt. Dit heeft tot gevolg dat in het bovenste bereik van de rijskamer een hogere temperatuur heerst dan in het onderste bereik. Bij hoge rijskamers met een grote capaciteit, kan dit de gewenste gelijkheid van de temperatuur in de rijskamer nadelig beïnvloeden. Terwijl bij een bedrijf in charges verschillende rijskamertemperaturen door een verschillende rijstijd tot op zekere mate kunnen worden gecompenseerd, is dit bij continu werkende rijskamers niet mogelijk.

De uitvinding berust op het inzicht dat ongelijkmatigheden in de mate van rijzen van de de rijskamer verlatende stukken gebak in hoofdzaak moeten worden toegeschreven aan deze invloed en stelt zich ten doel een werkwijze en een rijskamer te verschaffen die deze invloeden verminderen.

De oplossing volgens de uitvinding wordt beschreven in de conclusies 1 respectievelijk 2 onder het kenmerk,

De toevoer van lucht met een lagere temperatuur boven en een hogere temperatuur beneden werkt de omgekeerde invloed van de convectiestroming tegen en leidt daardoor tot het resultaat van een evenwichtige temperatuurverdeling over de hoogte van de rijskamer. Dit is ook belangrijk voor het verkrijgen van een gelijke relatieve vochtigheid over de gehele hoogte, omdat bij een ongeveer als constant aan te némen absolute vochtigheid van de rijskameratmosfeer de relatieve vochtigheid afhankelijk is van dé temperatuur.

Een gelijke relatieve vochtigheid is niet alleen belangrijk voor de toestand van het oppervlak van het deeg na het rijzen, doch is ook beslissend voor de minimaal toe te passen relatieve vochtigheid van de rijskameratmosfeer, die weer maatgevend is voor de hygiënische omstandigheden in de rijskamer en voor de sterkte van de koeling. De uitvinding maakt het mogelijk ook onder ongunstige omstandigheden de grootste temperatuurverschillen in de rijskamer te beperken tot de orde van grootte van 1° C.

Gedurende het grootste gedeelte van het jaar is het in algemeen nodig om aan de luchtkringloop van de rijskamer warmte toe te voeren, omdat de rijskamertemperatuur die meestal 35 tot 40° bedraagt, aanzienlijk boven de buitentemperatuur ligt. Dikwijls is het daarom voldoende een rijskamer uitsluitend te voorzien van verwarmingsinrichtingen in de kringloop voor lucht. In sommige gevallen kan het echter nodig worden Om alternatief warmte aan de luchtkringloop te onttrekken door middel van koeling, in het bijzonder bij bedrijf in de zomer in warme klimaatgebieden en/of bij een lagere rijskamertemperatuur die in bijzondere gevallen bijvoorbeeld 25° C kan bedragen. De uitvinding kan zowel bij een verwarmde als bij een gekoelde rijskamerluchtkringloop worden toegepast.

In het algemeen zal men in de rijskamer op verschillende hoogten openingen aanbrengen, die zijn aangesloten op een gemeenschappelijk toevoerkanaal. Volgens de uitvinding kunnen dan in dit kanaal tussen de openingen verwarmings-resp. koelelementen zijn aangebracht. Deze elementen zijn in de regel extra aangebracht naast een hoofdverwarmings-resp. koelinrichting die dient voor het op de juiste temperatuur brengen van de luchtkringloop, waarbij de in het kanaal aanwezige verwarmings- resp. koelelementen alleen zorgen voor het tot stand brengen van het temperatuurverschil volgens gens de uitvinding van de op verschillende hoogten toegevoerde deelstromen.

Het is doelmatig wanneer men de naar beneden gerichte stroming laat plaatsvinden in een met verwarmingselementen uitgevoerd toevoerkanaal, terwijl een opstijgende stroming doelmatig is wanneer het toevoerkanaal is voorzien van koelelementen. Hierdoor kan het doelmatig zijn verschillende toevoerkanalen aan te brengen voor verwarmde en voor gekoelde lucht, welke kanalen afwisselend worden bedreven. In plaats daarvan is het ook mogelijk een verticaal toevoerkanaal omschakelbaar boven en beneden te verbinden met een luchtleiding. Daarentegen kan voor het verwarmen en voor het koelen dezelfde inrichting voor het afzuigen van de lucht uit de rijskamer worden toegepast.

Bijzonder voordelig is het wanneer de luchttoevoer-openingen op de etages telkens zijn aangebracht bij de terug-voerkanalen voor transportbanden, terwijl geen of slechts een geringe luchttoevoer plaats vindt aan de de stukken gebak bevattende transportkanalen. Dit maakt het kiezen van een hogere luchtsnelheid mogelijk, waardoor het gevaar van lagen van verschillende temperatuur in de kamer verder wordt verkleind. De verwarming van de terugvoerkanalen wordt overgebracht op de de stukken gebak bevattende transportkanalen door middel van warmtegeleiding en via de luchtafvoer-inrichting, waarop ze beiden zijn aangesloten. Van voordeel is in dit verband de toepassing van een rijskamer, waarvan de etages een in hoofdzaak vrij in de kamer staande construc-tie-eenheid vormen, waarbij de tussenruimte tussen deze constructie-eenheid en de wanden van de kamer de luchtafvoer-inrichting vormt, die zelfs begaanbaar kan zijn uitgevoerd. Tenslotte is het in dit verband voordelig, wanneer de lucht-toevoerkanalen gelijktijdig zijn uitgevoerd als dragers voor de etages.

De uitvinding zal in het volgende worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een voordelig uitvoerings-voorbeeld laat zien in een schematische doorsnede.

Binnen de door de wanden 1 begrensde rijskamer bevindt zich een door een aantal etages gevormde constructie-eenheid, die wordt gedragen door verticale dragers 2, 3, waarvan aan elke zijde van de in de richting dwars op het vlak van de tekening langgerekte constructie-eenheid een aantal zijn aangebracht. Elke etage bestaat uit een transporttunnel 4, die een transportband 5 voor het opnemen van het te rijzen materiaal 6 bevat en een terugvoertunnel 7 voor het onderste part 8 van deze transportband. De transportrichting van de transportbanden 5, 8 staat loodrecht op het vlak van de tekening. De tunnels 4, 7 zijn opzij van de tussenruimten 9, 10, die tussen.de. constructie-eenheid en de wanden 1 van de kamer toegankelijk zijn, doelmatigerwijs open; desgewenst kunnen ze ook geheel of gedeeltelijk gesloten worden uitgevoerd.

De drager 2 is in de tekening afgebeeld als toevoer-kanaal voor de warme lucht, die er aan wordt toegevoerd met behulp van een met 11 aangeduide ventilator van de eenheid 12 voor het op temperatuur brengen van de lucht. Aan elke zijde van de de etages vormende constructie-eenheid kunnen een aantal dragers op de wijze van de drager 2 zijn uitgevoerd als toevoerkanalen, waarbij deze doelmatigerwijs afwisselend in langsrichting zijn aangebracht. Via openingen 13 wordt door deze kanalen de lucht op de door pijlen aangegeven wijze toegevoerd aan de kanalen 7 van waaruit deze lucht terecht komt in de tussenruimten 9, 10 die dienst doen als verzamelruimte en van waaruit de lucht bij 14 weer wordt afgezogen naar de verwarmingseenheid 12 toe. Het is duidelijk dat de afbeelding van de stromen zuiver schematisch is en dat bijvoorbeeld voor het afzuigen van de lucht uit dé tussenruimten 9, 10 een aantal afzuigplaatsen 14 kunnen zijn aangebracht die zijn geplaatst op een voor de gewenste stromings-omstandigheden gunstige wijze. Bijvoorbeeld kunnen op de lengte en de hoogte evenals aan beide zijden van de kamer meerdere afzuigplaatsen zijn aangebracht.

Binnen het toevoerkanaal 2 zijn telkens tussen de openingen 13 verwarmingselementen 15 aangebracht die telkens de deelstroom, die vanaf een opening naar de volgende opening respectievelijk naar de volgende openingen wordt geleid, opwarmen tot boven de op dat moment bereikte temperatuur. Terwijl de lucht uit de bovenste opening in de kamer treedt met die temperatuur, die wordt bepaald door de verwarmings-eenheid 12, stijgt de temperatuur van de uittredende lucht iets bij elke daaronder gelegen volgende opening.

Het vermogen van de verwarmingselementen 15 wordt zo gekozen, dat een gelijkmatige getrapte temperatuurverde-ling wordt verkregen die de anders ten gevolge van de convectie optredende laagsgewijze temperatuurverschillen vereffent. Geschikte waarden kunnen door proefnemingen gemakkelijk worden bepaald. In plaats daarvan kan ook een automatische regeling plaatsvinden, doordat de temperatuur in het onderste en in het bovenste bereik van de kamer wordt gemeten en het vermogen van de elementen 15 zodanig wordt ingesteld dat deze beide temperaturen gelijk zijn.

De afgebeelde opstelling kan zowel bij verwarming als bij koeling in de eenheid 12 voor het op temperatuur brengen van de lucht worden toegepast. Een eis is echter dat in beide gevallen binnen het toevoerkanaal 2 verwarmingselementen worden toegepast, opdat de lucht in het onderste bereik van de rijskamer met een hogere temperatuur uittreedt dan in het bovenste bereik. Dan kunnen dezelfde toevoerkanalen 2 en verwarmingselementen 15 zowel worden toegepast in het geval van een werkwijze met verwarming als een werkwijze met koeling.

Wanneer men er de voorkeur aan geeft bij de werkwijze met koeling ook in het toevoerkanaal koelelementen toe te passen, moet de op temperatuur gebrachte lucht in bovenwaartse richting door het toevoerkanaal stromen, opdat de lucht tijdens de afgelegde weg een van beneden naar boven afnemende temperatuur krijgt. De plaatsing van de leidingen wordt in dit geval ten opzichte van de afgebeelde uitvoering op passende wijze gewijzigd.

Claims (6)

1. Werkwijze voor het behandelen van stukken deeg bij in hoofdzaak gelijke temperatuur in een rijskamer op etages van verschillende hoogte, die vanuit een gemeenschappelijke bron worden voorzien van lucht van een bepaalde temperatuur, waarbij ten minste een deelstroom op grotere hoogte uitmondt in de kamer dan een andere deelstroom, met het kenmerk, dat de op grotere hoogte uitmondende deelstroom met een lagere temperatuur wordt toegevoerd dan de andere.

2. Rijskamer voor het behandelen van stukken deeg bij in hoofdzaak gelijke temperatuur op etages van verschillende hoogte met inrichtingen (11, 2) voor het toevoeren van lucht van een bepaalde temperatuur uit een gemeenschappelijke bron (12) via ten minste twee op verschillende hoogte aangebrachte luchttoevoeropeningen (13), met het kenmerk, dat bij de luchttoevoeropeningen (13) afzonderlijke verwarmings-inrichtingen respectievelijk koelinrichtingen (15) zijn aangebracht, zodanig dat de uit de hoger gelegen opening uittredende lucht een lagere temperatuur heeft dan de uit de lager gelegen opening tredende lucht.

3. Rijskamer volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een aantal op verschillende hoogte uit een toevoerkanaal (2) aangesloten openingen (13) zijn aangebracht en in het kanaal (2) tussen de openingen (13) verwarmignselementen respectievelijk koelelementen (15) zijn aangebracht.

4. Rijskamer volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat in een met verwarmingselementen uitgerust toevoerkanaal de stroming naar beneden is gericht en in een met koelelementen uitgerust toevoerkanaal de stroming naar boven is gericht.

5. Rijskamer volgens één der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat deze is uitgerust met afwisselend te bedrijven toevoerkanalen (2) voor verwarmde en voor gekoelde lucht en met een enkele luchtafzuiginrichting (9, 10, 14).

6. Rijskamer volgens één der conclusies 2 tot 5, met het kenmerk, dat ten minste enkele kanalen (2) zijn uitgevoerd als holle dragers voor de etages.