NL9000446A - Visvaartuig voorzien van middelen voor het in hoofdzaak nabij of door de zeebodem verplaatsen van een net en het inhalen daarvan. - Google Patents

Description

Visvaartuig voorzien van middelen voor het in hoofdzaak nabij of door de zeebodem verplaatsen van een net en het inhalen daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een visvaartuig voorzien van middelen voor het in hoofdzaak nabij of door de zeebodem verplaatsen van een net en het inhalen daarvan, waarbij de middelen voor het verplaatsen omvatten een eerste met het net verbonden kabel aan de voorzijde van het vaartuig verplaatsbaar ondersteund en waarbij de middelen voor het inhalen omvatten een tweede met het net verbonden kabel.

Een dergelijk visvaartuig is in de stand der techniek algemeen bekend en wordt met name toegepast voor het vissen op zich op en in de zeebodem bevindende organismen, zoals mosselen. Vissen vindt plaats door een net over en door de bodem te slepen en zo de zich in en op de bodem bevindende organismen in het net te brengen. Daarbij is het van belang, dat de kabel, die het net met het visvaartuig verbindt, een hoek met de zeebodem maakt, die kleiner is dan een bepaalde drempelwaarde. Daarboven wordt de voorzijde van het net te veel omhoog getrokken, zodat het daarachter liggende schrapende deel zich niet meer op optimale wijze over/in de bodem verplaatst, hetgeen een verminderde visopbrengst tot gevolg heeft. Bij het vastleggen van de hoek bepaalt de hoogte van het aangrijppunt op het schip en de positie daarvan de lengte van de kabel voor het net. Deze lengte moet zo klein mogelijk gehouden worden om de handeling van het inhalen van het net en laten vieren daarvan in zo kort mogelijke tijd te kunnen laten verlopen. Oorspronkelijk werd met een kabel gesleept en ingehaald. Deze kabel werd aan de achterzijde van het schip op een niveau aanzienlijk hoger dan het dek aangegrepen. Een eerste verbetering vormde de hierboven beschreven stand der techniek met een sleepkabel en inhaalkabel gevist werd. Daarbij werd de sleepkabel op een punt tenminste gelijk met het dek aan de voorzijde van het schip aangegrepen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is de lengte van de kabels, die de verbinding met de netten vormen, verder te verminderen om de hierboven beschreven nadelen weg te nemen.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven inrichting verwezenlijkt doordat de ondersteuning voor de eerste kabel bij de bodem van het vaartuig aangebracht is. Door het aan de onderzijde van de bodem van het schip bevestigen van het steunpunt en van de sleepkabel kan een nog verdere verkorting daarvan verkregen worden. Door het korter zijn van de sleeplijn is het schip beter manoevreerbaar. Voor het nog verder verkor- ten van de kabels kan de ondersteuning van de eerste (sleep)kabel een ten opzichte van de bodem van het vaartuig naar beneden uitstekend orgaan omvatten. Tevens wordt op deze wijze gewaarborgd dat de sleepkabel van de schroef verwijderd blijft. Om te voorkomen, dat problemen kunnen ontstaan met betrekking tot de diepgang van het schip en gevaar van vastlopen op zandplaten en dergelijke is volgens een van voordeel zijnde uitvoering het uitstekende orgaan ten opzichte van de bodem van het vaartuig om hoofdzaak verticaal verplaatsbaar aangebracht, zodat dit niet beschadigd kan worden. Omdat de sleeplijnen thans onder het schip aangrijpen, zullen de netten (korren) zich bij het rechtuit varen van het vaartuig daar direkt achter in de stroombaan daarvan bevinden en niet zijdelings, zoals bij de stand der techniek. In de stand der techniek vond de ondersteuning immers via zijdelingse armen plaats. Deze zijdelingse armen waren noodzakelijk voor het in dwarsbeweging ten opzichte van het vaartuig kunnen lossen van de netten. Volgens een verdere uitvoering van de uitvinding is de ondersteuning voor de tweede kabel aan de achterzijde van het vaartuig aangebracht. Met deze tweede kabel wordt het net ingehaald. Het net legt de kortste weg af tussen de visplaats en het vaartuig.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering is de ondersteuning van deze tweede kabel voor het inhalen van het net op een ten opzichte van het schip verplaatsbare mast aangebracht, welke voorzien is van middelen voor het aangrijpen van het net. Door het verplaatsen van de mast met daarop aangegrepen het net kan in een geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd lossen en weer terugplaatsen in de zee voorzien worden. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering is de mast verplaatsbaar volgens de dwarshartlijn van het schip aangebracht. Dit betekent, dat in tegenstelling tot de stand der techniek waarbij dwars ten opzichte van de langshartlijn van het vaartuig gelost werd, thans in de langsrichting van het schip gelost wordt hetgeen een vergroting van de lossnelheid tot gevolg heeft, omdat deze beweging in lijn ligt met de beweging van het inhalen.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering omvatten de aangrijp-middelen een ten opzichte van het schip verplaatsbare arm. Dit betekent, dat bij het naar binnen bewegen van het net het uiteinde daarvan opgenomen wordt door de verplaatsbare arm en daardoor aangegrepen wordt. Op deze wijze vindt een gestuurd ledigen van het net door samenwerken van de verplaatsbare arm en verplaatsbare mast plaats. Volgens een bijzonder eenvoudige uitvoering zijn de mast en de arm met elkaar verbonden.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering is het vaartuig van een spoelinrichting voorzien, waarvan de inlaat geplaatst is nabij de losstand van het net aan de mast. In de stand der techniek vond spoelen plaats door het na het inhalen herhaalde malen op en neer bewegen van het net in het zich naast het vaartuig bevindende zeewater. Deze methode gaf eveneens een aanzienlijke verlenging van de lostijd. Doordat het spoelen niet meer in het net uitgevoerd wordt kan het net meteen gelost worden en teruggezet worden, zodat de cyclustijd van het vissen verkort kan worden. Pas na het lossen van de lading uit het net wordt deze gespoeld.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgeheeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijk worden. Daarbij toont:

Fig. 1 in perspectivisch zijaanzicht een visvaartuig volgens de uitvinding met net tijdens het vissen;

Fig. 2 de inrichting volgens fig. 1 in bovenaanzicht; en

Fig. 3 een detail van het visvaartuig volgens fig. 1, de losinrichting voor de netten weergevend in verschillende posities.

Het visvaartuig volgens de uitvinding is in fig. 1 in het geheel met 1 aangegeven. In tegenstelling tot de stand der techniek is de brug 2 thans aan de voorzijde van het vaartuig aangebracht. Achter de brug bevindt zich een intrekbare ondersteuning 3 voor de sleeplijn 4 (eerste kabel), die verbonden is met een net 5· Met net 5 is tevens een vislijn (tweede kabel) 6 verbonden waarvan het andere uiteinde aangrijpt op mast 7, die kantelbaar aangebracht is op het achterdek van het schip. Mast 7 is kantelbaar, zoals uit fig. 3 blijkt. Aan de onderzijde van mast 7 is een arm 8 aangebracht, die zoals uit fig. 3 blijkt, op de achterzijde 9 van het net 5 aan kan grijpen. Het net kan bewegen in de posities A-D. Op het achterdek van het vaartuig 1 is eveneens een slechts schematisch aangegeven spoelinstallatie 10 aanwezig. Vanuit deze spoelinstallatie lopen niet afgebeelde transportbanden voor transport van de mosselen naar de ruimen.

Bij het van de zeebodem wegvissen van organismen, zoals mosselen, is het van belang, dat de hoek, die sleeplijn 4 met de zeebodem maakt, een bepaalde waarde niet overschrijdt. Indien deze hoek boven die waarde komt, kan niet meer worden gewaarborgd, dat de organismen op juiste wijze door de voorzijde van het net (mes) losgemaakt worden. Door het zo laag mogelijk aanbrengen van het aangrijppunt 12 (fig.l) van sleeplijn 4 kan de lengte van sleeplijn 4 zo beperkt mogelijk gehouden worden. In de stand der techniek bevond aangrijppunt 12 zich altijd tenminste enkele meters boven het dek van het vaartuig. Doordat het uitstekende orgaan 3 intrekbaar is, kan voorkomen worden, dat dit beschadigd worden in ondiep water. Omdat het net 5 zich tijdens het vissen dichter bij het vaartuig bevindt en vislijn 6 aan de achterzijde van het vaartuig aangebracht is, zal bij het inhalen van de vislijn 6 het net verhoudingsgewijs snel van de zeebodem afbewegen waardoor beschadiging van organismen, die slechts gedeeltelijk aangegrepen worden door het net, voorkomen worden. In de stand der techniek bevond het aangrijppunt van de vislijn zich halverwege of verder naar voren ten opzichte van het visvaartuig. Bij het inhalen van de vislijn 6 voor het inhalen van net 5 wordt sleeplijn 4 steeds slap gehouden. Uit fig. 2 blijkt, dat twee visnetten 5 gelijktijdig ingehaald kunnen worden en met een gemeenschappelijke mast 7 leeggekan-teld kunnen worden in spoelbak 10. Na het behandelen in spoelbak 10 kunnen de gewassen produkten in ruimen 14 opgeslagen worden. Hoewel vanwege de eenvoud in fig. 3 arm 8 als één geheel met mast 7 getekend is, moet begrepen worden, dat deze delen onafhankelijk of afhankelijk met verschillende bewegingsbanen kunnen bewegen. Het is bijvoorbeeld denkbaar mast 7 en arm 8 om in de langsrichting verplaatste scharnierpunten te laten kantelen waarbij deze verbonden zijn door een koppelstang. Daardoor kan verkregen worden dat de hoekverdraaiing van arm 8 groter wordt dan die van mast 7· Voor de bediening van mast 7 resp. 8 zijn geen middelen aangegeven, maar deze kunnen alle in de stand der techniek bekende middelen, zoals hydraulische cilinders, lierinrichtin-gen enz. omvatten. Door de opstelling volgens fig. 2 met een mast 7 voor twee netten kan bijzonder snel gewerkt worden bij een zeer bijzonder eenvoudige inrichting.

Gebleken is, dat ten opzichte van een gebruikelijk visvaartuig waarbij de netten zijdelings van het schip op grote afstand daarvan op de zeebodem rusten en waarbij de netten bij het inhalen een kwart slag gedraaid worden omdat het lossen in dwarsrichting ten opzichte van het vaartuig plaats vindt, een besparing van minimaal $0% in bewerkingstijd verkregen kan worden. Bovendien kan de bediening van mast ^ en arm 8 alsmede het inhalen en vieren van de verschillende lijnen geheel vanaf de brug 2 gestuurd worden, zodat meer optimale omstandigheden voor de bemanning ontstaan.

Hieronder wordt een voorbeeld weergegeven van de vismethode volgens de stand der techniek en die volgens de onderhavige aanvrage bij een waterdiepte van 3 meter. Om de beschreven vereiste kleine hoek tussen de sleeplijn en het net te handhaven, is in de stand der techniek een lengte van 70 meter noodzakelijk. Inhalen daarvan duurt 35 sec.). Vervolgens wordt het net met op en neergaande beweging gespoeld en dwars ten opzichte van het dek bewegend gelost welke behandeling 65 sec.

neemt. Tot slot moet het net over 70 m uitgevierd worden, hetgeen 30 sec. neemt. Bij een gemiddelde sleeptijd over de zeebodem van 35 sec. komt de totale cyclus tijd op 165 sec. Bij de inrichting volgens de uitvinding kan de sleeplijnlengte aanzienlijk korter zijn 8 m en de inhaaltijd bedraagt dienovereenkomstig 4 sec. Het leegmaken geschiedt in slechts 20 sec. terwijl tevens de bewegingsrichting van de netten niet over 90° gedraaid wordt. Daardoor kan deze handeling in 28 seconden uitgevoerd worden. Vermeerderd met een sleeptijd van 35 seconden komt de totale sleeptijd op 63 sec. Dit betekent een aanzienlijke verkorting ten opzichte van de sleeptijd volgens de stand der techniek. Op dezelfde wijze kan een berekening gemaakt worden indien het water 10 m diep is. De traditionele cyclustijd bedraagt dan 327 seconden terwijl de sleeptijd volgens de onderhavige uitvinding 238 seconden bedraagt. In de praktijk is een diepte van 3 m een gemiddelde en van 10 meter een uitzondering.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, moet begrepen worden, dat daaraan talrijke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige aanvrage te geraken.

Claims (10)

1. Visvaartuig voorzien van middelen voor het in hoofdzaak nabij of in de zeebodem verplaatsen van een net en het inhalen daarvan, waarbij de middelen voor het verplaatsen omvatten een eerste met het net verbonden kabel aan de voorzijde van het vaartuig verplaatsbaar ondersteund en waarbij de middelen voor het inhalen omvatten een tweede met het net verbonden kabel, met het kenmerk, dat de ondersteuning voor de eerste kabel bij de bodem van het vaartuig aangebracht is.

2. Visvaartuig volgens conclusie 1, waarbij de ondersteuning voor de eerste kabel een ten opzichte van de bodem van het vaartuig naar beneden uitstekend orgaan omvat.

3. Visvaartuig volgens conclusie 2, waarbij het uitstekende orgaan in hoofdzaak verticaal ten opzichte van de bodem van het vaartuig verplaatsbaar is.

4. Visvaartuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de ondersteuning voor de tweede kabel zich aan de achterzijde van het vaartuig bevindt.

5. Visvaartuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de ondersteuning voor de tweede kabel op een ten opzichte van het schip kantelbare mast aangebracht is, voorzien van middelen voor het aangrijpen van het net.

6. Visvaartuig volgens conclusie 5. waarbij de mast verplaatsbaar volgens de dwarshartlijn van het vaartuig aangebracht is.

7. Visvaartuig volgens conclusie 5 en 6, waarbij de aangrijpmidde-len omvatten een ten opzichte van het schip verplaatsbare arm.

8. Visvaartuig volgens conclusie 5 of 6 en 7. waarbij de verplaatsbare arm vast met de mast verbonden is.

9. Visvaartuig volgens een van de conclusies 5~8. waarbij het vaartuig van een spoelinrichting voorzien is, waarvan de inlaat geplaatst is nabij de losstand van het net aan de mast.

10. Visvaartuig volgens een van de voorgaande conclusies, voorzien van vier netten.