NL1026350C2 - Inrichting voor het opvissen van schelpdieren. - Google Patents

Description

•

Inrichting voor het opvissen van schelpdieren !' De uitvinding betreft een inrichting in overeenstemming met

I i I

de aanhef van conclusie 1. Dergeli^ke inrichtingen zijn be-

i · J

; ' kend. In de bekende inrichtingen wordt de kor met een hijs- 5 inrichting naast het vaartuig gehesen en dan boven het vaartuig gebracht. Daarna wordt een tweede lierdraad aan de onderzijde van de kor bevestigd en wordt de kor met deze tweede lierdraad gekanteld. Het nadeel van de bekende inrichting is dat het bevestigen van de tweede lierdraad om-10 siachtig en tijdrovend is en een tweede lier noodzakelijk is.

De uitvinding beoogt deze nadelen te vermijden en daartoe is de inrichting uitgevoerd in overeenstemming met het kenmerk van conclusie 1. Door het gebruik van een kantelframe 15 voor de kor kan deze op eenvoudige wijze gekanteld en geleegd worden.

In overeenstemming met een uitvoering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 2. Hierdoor is het in het kantelframe brengen van de kor eenvoudig te realiseren.

20 In overeenstemming met een uitvoering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 3. Hierdoor wordt het kantelframe op eenvoudige wijze door de lier gekanteld.

In overeenstemming met een uitvoering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 4. Hierdoor kan de lier zodanig 25 geplaatst worden dat de lierdraad niet over het dek van vaartuig loopt.

In overeenstemming met een uitvoering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 5 of 6. Hierdoor kan de kor zonder verdere handelingen in kantelframe gebracht worden.

30 In overeenstemming met een uitvoering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 7. Hierdoor wordt de aandrijving 1026350 " β < 2 van het kantelen tijdig uitgeschakeld waardoor schade bij onjuist gebruik voorkomen wordt.

In overeenstemming met een uitvoering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 8. Hierdoor is de inrichting ver-5 der vereenvoudigd.

In overeenstemming met een uitvoering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 9. Hierdoor kan de kor eenvoudig achter het kantelframe gebracht worden waardoor het in de gewenste positie in het kantelframe brengen van de kor een-10 voudiger is.

De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met behulp van een tekening. In de tekening toont

Figuur 1 een zijaanzicht van een vaartuig met een losin-15 richting voor het lossen van een kor in overeenstemming met de uitvinding,

Figuur 2 een bovenaanzicht van het vaartuig volgens figuur 1 met achter het vaartuig de kor,

Figuur 3 een zijaanzicht van de losinrichting, 20 Figuur 4 een achteraanzicht van de losinrichting, en

Figuur 5 een schematische doorsnede V-V van figuur 2 met de losinrichting en de kor in de verschillende stappen a-k die het vissen met de kor en het lossen ervan tonen.

In de verschillende figuren zijn dezelfde onderdelen met 25 dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

In figuur 1 en figuur 2 is een vaartuig 1 getoond dat gebruikt wordt voor het opvissen van schelpdieren zoals mossels met een kor 3. Een kor is een sleepnet dat over de bodem gesleept kan worden. Aan de voorzijde heeft een kor 30 middelen om de ingang van het sleepnet geopend te houden, bijvoorbeeld een buisframe en de onderzijde van de kor is meestal versterkt en vlak omdat deze over bodem gesleept wordt. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is de kor 3 op- 1026350" 3 I « gebouwd als een rechthoekige metalen doos waarvan de naar de voorzijde gerichte wand open is en de andere wanden zijn uitgevoerd als metalen rooster of met gaas zodat het aan de voorzijde naar binnen stromend water uit.de kor 3 kan stro-5 men waarbij de schelpdieren in de kor 3 achterblijven. In een alternatieve uitvoering is voorzijde uitgevoerd als een rechthoekig buisframe waarin een zakvormig net is bevestigd. Bij voorkeur zijn aan het rechthoekige buisframe uithouders bevestigd voor het open houden van het zakvormige 10 net.

Het vaartuig 1 is voorzien van een losinrichting 2 waarin de kor 3 tijdens het lossen wordt getrokken. De opgeviste schelpdieren zoals mosselen vallen bij het lossen uit de kor 3 in een spoelbak 5. De spoelbak 5 is voorzien van een 15 niet getoonde spoelinrichting waarmee de schelpdieren na het lossen worden schoongespoeld. Vanuit de spoelbak 5 worden de schelpdieren met behulp van een transportinrichting met een of meer transportbanden in een container zoals een big-bag gestort. Bij voorkeur zijn er twee containers die 20 afwisselend gevuld worden. Gevulde containers worden met een hijsinrichting 4 in een ruim 6 geplaatst. Vanzelfsprekend zijn andere uitvoeringen mogelijk voor verdere behandeling van opgeviste schelpdieren.

In figuur 3 en figuur 4 is de losinrichting 2 getoond. Op 25 het vaartuig 1 is een steunframe 7 bevestigd waarin een kantelframe 9 om een horizontale rotatie-as 17 kan roteren. Het kantelframe 9 is opgebouwd uit een A-vormige bovensteun 14 die bevestigd is op een buis 20, die roteerbaar bevestigd is in het steunframe 7 en om de rotatie-as 17 kan ro-30 teren. Tussen benen van de bovensteun 14 is een koppelbuis 16 geplaatst en aan de koppelbuis 16 zijn gebogen geleide-buizen 8 bevestigd die tevens bevestigd zijn aan de buis 20 en die aan hun uiteinden gekoppeld zijn door een eindbuis 1026350"

« I

4 19. De geleidebuizen 8 vormen een geleiding waarlangs de kor 3 naar de bovensteun 14 getrokken kan worden. Tussen de : benen van de bovensteun 14 is ook een begrenzingsbuis 10 1 ' ! aangebracht, welke een steun kan vormen voor de op de ge- i i '5 leidebuizen 8 liggen kor 3 en daarbij de voorwaartse beweging van de kor 3 begrenst bij het kantelen van het kantel-frame 9.

Aan de bovenzijde van de bovensteun 14 is een om een as 12 roteerbare schijf 13 aangebracht, waarbij de as 12 evenwij-10 dig is aan de rotatie-as 17. Aan de naar de geleidebuizen 8 gerichte zijde van de schijf 13 zijn geleiderollen 11 aangebracht voor het geleiden van een over de schijf 13 lopende lierdraad 22 (zie figuur 5).

Naast het steunframe 7 zijn twee steunpoten 18 aangebracht 15 die samenwerken met aan de bovensteun 14 bevestigde steunen 15. Bij het om de rotatie-as 17 draaien van het kantelframe 9 met een daarop liggende kor 3 wordt de rotatie van het kantelframe 9 begrensd door het afsteunen van de steun 15 op de steunpoot 18. Omdat deze rotatie tengevolge van de 20 zwaartekracht met aanzienlijke snelheid plaats kan vinden is de steunpoot voorzien van een elastische demper, zodat beschadigingen voorkomen worden.

In figuur 5 is de werking van de losinrichting 2 getoond. Het steunframe 7 is op het achterschip van het vaartuig 1 25 boven de spiegel geplaatst. De kor 3 is aan de voorzijde bij de opening voorzien van een ketting 21 waaraan de lierdraad 22 is bevestigd. De lierdraad 22 loopt tussen de geleiderollen 11 over de schijf 13 naar een op het achterdek geplaatste kabelgeleiding 24 en vandaar naar een lier 25.

30 De kabelgeleiding 24 is zodanig geplaatst ten opzichte van de rotatie-as 17 en de as 12 dat onder invloed van de spanning in de lierdraad 22 bij een aan de lierdraad hangende kor 3 de kracht op de schijf 13 zodanig gericht is dat het 1026350 Μ < 5 kantel frame 9 met de bovensteun 14 en de geleidebuizen 8 naar achteren gedrukt wordt zodanig dat de eindbuis 19 rust • i tegen een aanslagrubber 26 op de spiegel. In een alterna-

I I

, tieve uitvoering, is de lier 25 ter plaatse van de kabelge- 5 leiding 24 geplaatst.

In figuur 5a is de situatie getoond dat de kor 3 aan de lierdraad 22 hangt en deels rust tegen de geleidebuizen 8. Het vaartuig 1 vaart in een vaarrichting 27. In figuur 5b is de kor 3 getoond terwijl deze door het vieren van de 10 lierdraad 22 met de lier 25 in het water zakt en figuur 5c toont het zakken van de kor 3 naar een bodem 28, waarbij te zien is dat door de vaart van het vaartuig 1 de kor 3 meer achter het vaartuig 1 sleept.

In figuur 5d is de kor 3 getoond terwijl deze over de bodem 15 28 sleept en mosselen 29 in de kor 3 worden verzameld. Na dat de kor 3 voldoende gevuld is wordt de kor 3 door de lier 25 uit het water gehesen, zoals getoond is in de figuren 5e en 5f. De schijf 13 is bij voorkeur zodanig geplaatst dat deze tijdens het hijsen achter de eindbuis 19 20 is zodat de onderkant van de kor 3 langs de geleidebuizen 8 naar boven geleid wordt.

In de figuren 5g, 5h en 5i is het legen van de kor 3 in de spoelbak 5 getoond. De kor 3 wordt langs de geleidebuizen 8 omhoog gehesen totdat een klemnok 23, die om de lierdraad 25 22 is geklemd, tegen de geleiderollen 11 stoot. Doordat de lier 25 de lierdraad 22 verder op zal winden gaat het kan-telframe 9 onder invloed van de door de klemnok 23 op het kantelframe uitgeoefende kracht kantelen om de rotatie-as 17. Als de geleidebuizen 8 waarop de kor 3 rust min of meer 30 horizontaal zijn zal de kor 3 naar voren schuiven over de geleidebuizen 8 totdat deze in aanligt tegen de begren-zingsbuis 10. Bij verder opwikkelen van de lierdraad 22 zal het kantelframe 9 verder kantelen totdat de steunen 15 af- 1026350 « * 6 steunen op de steunpoot 18. In een steunpoot 18 is een schakelaar aangebracht die het opwikkelen door de lier 25 uitschakelt als het kantelframe 9 op de steunpoot 18 rust. In deze positie is de kor 3 zover naar voren gekanteld dat 5 de mosselen 29 uit de kor 3 in de spoelbak 5 vallen.

In situaties dat de kor 3 is uitgevoerd met een net dat achter een buisframe is aangebracht, zullen er voorzieningen zijn die er voor zorgen dat het buisframe langs de geleide buizen kan glijden. Ook zal er tussen de geleidebui-10 zen 8 een geleiding voor het net aangebracht zijn en zullen er middelen zijn die het net geopend houden als de kor voor het lossen gekanteld wordt.

In de figuren 5j en 5k is getoond hoe na het legen van de kor 3 deze door het vieren van de lierdraad 22 weer in het 15 water gebracht wordt voor het opvissen van een volgende lading schelpdieren 29.

Naast de hier getoonde uitvoering zijn ook andere uitvoeringen van de losinrichting mogelijk. Zo kunnen bijvoorbeeld een deel van de geleidebuizen 8 vast tegen de achter-20 spiegel gemonteerd zijn waarbij het kantelframe 9 korte buizen heeft die de kor 3 tijdens het kantelen ondersteunen. Andere uitvoeringen zijn dat de lier 25 op het kantelframe 9 is geplaatst en er aparte aandrijfmiddelen zijn voor het kantelen van het kantelframe 9.

1026350

Claims (9)

1. Inrichting ondermeer voor het opvissen van schelpdieren (29) van de zeebodem (28) omvattende een 5 vaartuig (1), een kor (3) voor het verzamelen van ondermeer de schelpdieren en op het vaartuig een Herinrichting (25) met een lierdraad (22) die is gekoppeld aan de kor en geleidingsmiddelen (13,24) voor het geleiden van de lierdraad met het kenmerk 10 dat het vaartuig (1) is voorzien van een kantelfra- me (9) waarin de kor (3) om een horizontale as (17) gekanteld kan worden.

2. Inrichting volgens conclusie 1 waarbij op het kan-telframe (9) eerste geleidingsmiddelen (11,13) zijn 15 aangebracht voor het zodanig geleiden van de lier draad (22) dat deze de kor (3) in het kantelframe kan trekken.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2 waarbij de lier (25) naast het kantelframe (9) op het vaartuig (1) 20 is geplaatst en de lierdraad (22) voorzien is van een klemnok (23) die tegen de eerste geleidingsmiddelen (11) kan steunen waardoor de lierdraad het kantelframe kan kantelen.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2 waarbij de lier 25 (25) op het kantelframe is geplaatst.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4 waarbij geleidingsmiddelen (8) aanwezig zijn voor het geleiden van de kor (3) tijdens het uit het water hijsen.

6. Inrichting volgens conclusie 5 waarbij de geleide- buizen (8) deel uitmaken van het kantelframe (9) . 1026350 I (

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij het kantelframe (9) een eerste uiterste ροζ· sitie heeft waarbij de kor (3) uit of in het water 1. wordt gehesen en een tweede uiterste positie waar- I , t ' i 5 bij de kor geleegd wordt, waarbij aandrijfmiddelen (25) het kantelframe van de eerste naar de tweede positie bewegen en er schakelmiddelen zijn voor het in de tweede positie uitschakelen van de aandrijf-middelen.

8. Inrichting volgens conclusie 7 waarbij het kantel frame (9) zodanig is vormgegeven dat het onder invloed van de zwaartekracht van de tweede naar de eersté positie beweegt.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 15 waarbij het kantelframe (9) op het achterschip is geplaatst. 1026350