NL8903091A - Inrichting voor het onderbrengen van leidingen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het onderbrengen van leidingen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het onderbrengen van een of meer leidingen, zoals water-, gas-, electriciteit- en/of andere geleiders, in een muur, wand of dergelijke van een bouwwerk, welke muur aan de voet is voorzien van een in dwarsdoorsnede kanaalvormige uitsparing .

Er zijn reeds voorstellen gedaan om leidingen van verschillende aard onder te brengen in doorlopende kanalen, die vooraf in scheidings- of draagmuren zijn aangebracht. Deze kanaalvormige uitsparingen vormen daarbij een door de maatvoering, gewicht en belasting van de muur bepaald element.

Het element is daarbij niet aangepast aan de verschillende soorten leidingen of geleiders, die per vertrek verschillen.

Het ogenschijnlijk gemakkelijke bouwsysteem, waarin leidingen in vooraf bepaalde uitsparingen in de muur kunnen worden ondergebracht, leidt daardoor tot een veelheid van aanpassingen, die de logistiek bij het bouwen aanzienlijk bemoeilijken .

De uitvinding beoogt bovengenoemd bezwaar op te heffen en verschaft daartoe een inrichting, die zich onderscheidt doordat in de kanaalvormige ruimte een de leidingen opnemend, in hoofdzaak U-vormig profiel passend is opgenomen.

Dankzij de door de uitvinding voorgestelde scheiding __ tussen de dragende functie van het deel van de scheidings- of draagwand, waarin zich de uitsparing bevindt, en de dragende functie voor de in de uitsparing op te nemen leidingen kan de voornoemde bouwwijze aanzienlijk flexibeler worden uitgevoerd. Immers behoeven de profielen slechts te worden aangepast aan de soort leidingen en kunnen op elke willekeurige lengte worden gebracht, ongeacht de maatvoering van de muur.

Zo kunnen de extra profielen voor de leidingen tot voorbij de staande zijrand van de muur uitstrekken en is tevens een verbinding met verticale doorvoeringen aanzienlijk te vereenvoudigen .

Het of elk profiel kan daarbij worden voorzien van een aan de toepassing aangepast dekprofiel, zodanig dat bijvoorbeeld het dekprofiel buiten het vlak van de muur kan springen, echter daarmee strokend kan zijn, waardoor het aanbrengen van tegelwanden, bijvoorbeeld in badkamers, zonder problemen kan worden uitgevoerd.

De inrichting is in het bijzonder toepasbaar bij een uitvoering, waarbij de kanaalvormige uitsparing is uitgevoerd als een de muur dragend element, welk bij voorkeur een in dwarsdoorsnede I-vormige gestalte heeft. Een dergelijk draag-element kan eerst op de bouwvloer worden geplaatst, waarna vervolgens de scheidingswand kan worden aangebracht. Het draagelement blijft hier in het kader van de uitvinding dragende functie houden, terwijl het profiel naderhand in het draagelement kan worden ondergebracht.

In een verdere uitvoeringsvorm kan het I-vormige draagelement een verdikt lijfdeel van bijvoorbeeld houtmateriaal hebben.

In een verdere ontwikkeling kan de diepte van het profiel kleiner zijn dan de diepte van de kanaalvormige uitsparing, zodat er een ruimte tussen de bodem van het U-vormige profiel voor de leidingen en de lijfplaat van het draagelement overblijft. Deze ruimte heeft reeds een isolerende werking, maar kan worden opgevuld met elk passend ander materiaal, bijvoorbeeld een loodslab, teneinde geluiddemping te realiseren.

Teneinde leidingen van verschillende aard te kunnen aan- --brengen, verdient het de voorkeur om het profiel in dwarsdoorsnede een of meer ribben parallel aan de flenzen van het U-profiel te geven, welke ribben dienen als opleggoten voor de onder te brengen leidingen. Bovengenoemde en andere kenmerken zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving aan de hand van een tekening. In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van .een draagelement voor een wand, fig. 2 een met fig. 1 overeenkomend aanzicht/doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een draagelement voor een wand, fig. 3 en 4 elk een met fig. 1 respectievelijk 2 overeenkomend aanzicht/doorsnede van het draagelement met wand voorzien van profielen voor leidingen en dergelijke, fig. 5 een bovenaanzicht, gedee.ltelijk in doorsnede halverwege de hoogte van een draagelement bij een hoekaanslui-ting van twee wanden, fig. 6 een staande doorsnede door een draagelement met daarin aangebrachte profielen aan weerszijden van een scheidingswand met verschillende bekledingen, fig. 7 een met fig. 5 overeenkomende doorsnede bij twee aaneensluitende wandpanelen voorzien van verticale doorvoer.

In de figuren is met het cijfer 1 het draagelement voor een wand 2 aangebracht, welk draagelement direct afsteunt op een draagvloer 3. Het begrip draagvloer moet hier ruim worden opgevat en kan elke vorm van draagvloer betreffen, inclusief daarop aangebrachte dekvloeren, matrixtegels, enzovoort.

Het in de figuren getoonde draagelement heeft hier in dwarsdoorsnede een I-vormige gestalte, dat wil zeggen een lijfdeel 4 met een bovenflens 5 en een onderflens 6.

In fig. 1 is het I-vormige draagprofiel uitgevoerd in houtmateriaal, maar het kan vanzelfsprekend binnen het kader van de uitvinding elk ander passend materiaal zijn. Aan de onderzijde van de onderste flens 6 is een nok 7 aangebracht, welke past in een uitsparing in de draagvloer 3. Deze uitspa--- ringen kunnen vooraf in de vloer worden aangebracht, respectievelijk zijn gevormd door op de vloer gelegde matrixtegels. Het I-vormige draagprofiel met de nok 7 wordt als halffabrikaat vervaardigd.

De bovenste flens 5 heeft een breedte welke overeenkomt met de dikte van de wand. Ook hier kan met een smallere breedte worden volstaan indien gewenst.

De onderste flens 6 heeft een grotere breedte dan de flens 5, zodanig dat de vrije rand 8 buiten het vlak van de wand 2 uitsteekt. Bij voorkeur is de afstand tussen de twee eindranden 8 van de onderste flens 6 gelijk aan een matrix- maat, welke in de bouw veelvuldig wordt toegepast.

Fig. 2 toont een uitvoering, waarbij het I-vormige draagprofiel bestaat uit een massieve kern 4', welke overeenkomt met de kern 4 en de nok 7 in fig. 1. Aan weerszijden van de kern 4 is een U-profiel van bijvoorbeeld metaal aangebracht, waarvan de flenzen samen de naar buiten wijzende flenzen 5' en 6' vormen, welke overeenkomen met de flenzen 5 en 6 in fig. 1 .

Het in fig. 1 en 2 getoonde I-vormige draagelement vormt een aan weerszijden van de wand 2 en aan de onderzijde daarvan een doorlopende open kanaalvormige uitsparing, welke is gevormd door de bodem van de lijfplaat 4 en de naar elkaar toewijzende vlakken van de flenzen 5 en 6.

In deze kanaalvormige uitsparing kan zoals te zien is in de fig. 3 en 4 telkens een profiel 10 worden aangebracht, dat van bijvoorbeeld kunststof materiaal kan zijn vervaardigd.

Dit profiel wordt in de richting van de pijl P1 in de kanaalvormige uitsparing geschoven totdat de stand links in fig. 3 en 4 is bereikt.

Het profiel is in hoofdzaak U-vormig en bestaat uit een bodemplaat 11, met twee zich parallel aan de flenzen 5, 6 uitstrekkende flenzen 12 en 13.

Evenwijdig aan de flenzen 12, 13 kunnen extra ribben 14 worden aangebracht, welke in dwarsdoorsnede een nagenoeg L-vormige gestalte kunnen vertonen.

Op de onderflens 13 kunnen nog scheidingsribben 15 parallel aan elkaar zijn aangebracht alsmede een in dwarsdoorsnede H-vormige eindflens 16. De ribben verzorgen een verdeling van de ruimte aan de binnenzijde van het U-vormige profiel welke verdeling noodzakelijk is om diverse leidingen van verschillende aard gescheiden van elkaar te kunnen aanbrengen .

Opgemerkt wordt dat in de uitvoering volgens fig. 3 een ruimte 16 tussen de bodemplaat 11 en de lijfplaat 4 kan worden achtergehouden, welke ruimte kan worden opgevuld met materiaal dat een dempende eigenschap heeft. ·

Voorts wordt opgemerkt dat de bovenflens 12 is voorzien van een T-vormige kopflens 19, waarvan de poot tussen de flens 5 en de onderzijde van de scheidingsmuur 2 is aan te brengen.

Na het aanbrengen van de profielen 10 kunnen leidingen L in de desbetreffende ruimten begrensd door de ribben 14, 15, 16 worden aangebracht.

Pig. 5 toont een constructie, waarin in bovenaanzicht twee scheidingswanden 2 met draagelementen 4 loodrecht op elkaar zijn geplaatst. Het is daarbij voldoende om de ene wand te laten doorlopen tot het stootvlak 8 van de onderste flens 6 van het andere draagelement, waarbij slechts een hulpstrook 22 wordt gebruikt om de kopzijde van de andere wand aan te sluiten. De profielen 10 welke onafhankelijk van de draagelementen 4 zijn, kunnen worden doorgevoerd tot halverwege het kopvlak van de andere wand, zie bij 23. Hieruit is te zien dat door de scheiding van functies een grote flexibiliteit van leidingvoerende kanalen kan ontstaan. De leidingen L kunnen zondermeer om de hoek worden aangebracht, waarbij slechts hoekprofielen 24 de ruimte bij de hoekaan-sluiting behoeven af te sluiten. Dit kunnen eveneens standaardprofielen zijn.

Pig. 6 toont een dwarsdoorsnede, waarbij de profielen aan weerszijden van de kern 4 niet dezelfde dwarsdoorsnede vertonen. Deze profielen zijn aangepast aan de ruimten, welke zich aan weerszijden van de scheidingswand 2 bevinden. Zo is het profiel 10 aan de rechterzijde van de kern 4 uitgevoerd met een dekplaat, welke een opdekvorm heeft, dat wil zeggen __ voorbij het staande zijvlak van de wand 2 uitsteekt. Het dek-selprofiel 20 kan op elke passende wijze aan het profiel 10 worden bevestigd, bijvoorbeeld door middel van een klikver-binding.

De dekplaat 21 aan de linkerzijde van het profiel 10* verloopt vlak en ligt strokend met het zijvlak van de scheidingswand 2. Zodoende is het mogelijk om een tegelbekleding 22 aan te brengen, bijvoorbeeld gebruikt bij badkamers. De leidingen L in het profiel 10' zijn voldoende, geïsoleerd van de badruimte, waardoor een optimale veiligheid wordt gewaarborgd. Niettemin kan bij het verder doorvoeren voorbij de badkamer naar andere ruimten het profiel 10' worden voortgezet met een profiel 10. Hieruit blijkt dat ongeacht de wijze van ondersteunen van de scheidingswand 2 profielen van diverse aard kunnen worden ondergebracht in een kanaalvormige ruimte, waardoor een optimale flexibiliteit van toepassing ontstaat, zie bijvoorbeeld de uitvoering in fig. 5.

Fig. 7 toont een aansluiting van twee wandelementen in eikaars verlengde, waarbij de draagelementen 4, 4' op enige afstand van elkaar zijn geëindigd. De profielen voor de leidingen 10 kunnen zodanig lang zijn dat zij tegen elkaar stoten. Tussen de twee wanddelen op de draagelementen 4 kan een verticaal kanaal 25 zijn aangebracht, welke via de bodem-wand 11 van elk profiel 10 een aansluiting met de leidingen in dat profiel kan vinden.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

Claims (12)

1. Inrichting voor het onderbrengen van een of meer leidingen, zoals water-, gas-, electriciteit- en/of andere geleiders, in een muur, wand of dergelijke van een bouwwerk, welke muur aan de voet is voorzien van een in dwarsdoorsnede kanaalvormige uitsparing, met het kenmerk, dat in de kanaalvormige ruimte een de leidingen opnemend, in hoofdzaak U-vormig profiel passend is opgenomen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een met het profiel samenwerkende dekplaat is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kanaalvormige uitsparing is uitgevoerd als een de muur dragend element.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede van het kanaalvormig draag-element een i-vormige gestalte heeft.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het kanaalvormig draagelement een kern met bepaalde dikte heeft.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de kern van het draagvormig element van hout-materiaal is vervaardigd.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat de diepte van het U-vormige profiel kleiner is dan die van de kanaalvormige ruimte.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de ruimte tussen het profiel en de bodem van de kanaalvormige ruimte is gevuld met een materiaal met dempende eigenschappen.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het U-vormige profiel parallel aan de flenzen daarvan een of meer ribben vertoont.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat een of meer ribben L-vormig zijn.

11. Bouwwerk voorzien van een vloer met vooraf daarin aangebrachte uitsparingen, met het k e n m e r k, dat de kern van het draagelement zich tot in die uitsparing in de vloer uitstrekt.

12. Bouwwerk volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de uitsparingen in de vloer zijn gevormd door volgens een bepaald patroon neergelegde matrixtegels.