NL1028021C2

NL1028021C2 - Scheidingswand.

Info

Publication number: NL1028021C2
Application number: NL1028021A
Authority: NL
Inventors: Robert Johan Verheul; Fred George Verheul
Original assignee: Robert Johan Verheul; Fred George Verheul
Priority date: 2004-01-15
Filing date: 2005-01-14
Publication date: 2005-07-18
Also published as: EP1555355A2; EP1555355A3

Description

Scheidingswand.

Een bouwkundige maatregel wordt voorgesteld teneinde-het aanleggen en wijzigen van technische installaties in 5 gebouwen, zoals woningen, kantoren ed. te vergemakkelijken.

Daartoe wordt voorgesteld om in de scheidingwand nabij de aansluiting met vloer of plafond een evenwijdig aan vloer of plafond lopend kanaal te verschaffen dat ten hoogste gedeeltelijk opzij uit die scheidingwand steekt en 10 is bestemd om een technische installatie te bevatten, zoals één of· meer leidingen, koppelingen, aftakkingen ed.

In een voorkeursuitvoering wordt gebruik gemaakt van een separaat element aan de boven- of onderrand van de scheidingwand en waarmee dat kanaal wordt bepaald. Bij 15 voorkeur is gebruik gemaakt' van een groot aantal relatief korte dergelijke elementen, die zich met tussenruimte langs de lengte van de scheidingwand bevinden. Die tussenruimte is bij voorkeur aanzienlijk groter dan de elementlengte.

De tekening van een voorbeeld toont in: 20 Fig. 1 een. zijaanzicht van een deel van een scheiding wand;

Fig. 2 de doorsnede volgens lijn II-II in fig. 1;

Fig. 3, 4, 5 een boven-, kops resp* zijaanzicht van een onderdeel; 25 Fig. 6 het onderdeel van fig. 3-5 met aftakblok (gestippeld);

Fig. 7, 8 een kops resp. bovenaanzicht van nog een ander onderdeel;

Fig. 9 een kops aanzicht van weer een ander onderdeel; 30 Fig. 10, 11 een kops resp. zijaanzicht van een aftak blok.

De getoonde scheidingwand is van skeletbouwtype en gevormd door een op de vloer aansluitend, over de gehele lengte van de scheidingwand doorlopend horizontaal profiel 35 3, een doorlopende plint 5, vertikale profielen 4 en de ruimte tussen de profielen 3, 4 opvullende panelen 1. De profielen 3, 4, 5 zijn bijv. van hout, kunststof, karton of metaal (plaatstaal); de panelen 1 van bijv. hout of gips(karton).

1028021 2

Proefiel 3 bepaalt de maatvoering van de scheidingwand en heeft op onderlinge afstand gerelateerd aan de plaat-breedte gaten 9.

Langs de lengte van het profiel 3 zijn blokken 2 op 5 afstand van elkaar opgesteld en maken deel uit van de scheidingwand. Een profiel 4 steunt op een respectief blok 2. Zodoende wordt onder de profielen 4 en panelen 1 ruimte gevormd voor een kanaal voor de technische installatie. Dit kanaal bevindt zich achter de plint 5.

.0 In de getoonde uitvoering zijn er twee dergelijke, wederzijds parallelle kanalen, elk gedeeltelijk in en gedeeltelijk opzij buiten de scheidingwand en begrensd tussen plint 5 en over vrijwel de gehele hoogte lopend vertikaal schot van profiel 3 (zie fig. 2). Een enkel .5 kanaal of meer dan twee is echter eveneens denkbaar.

Het kanaal wordt t.p.v. een blok 2 opgedeeld in twee parallelle deelkanalen, waarvan er één gebruikt wordt voor het (vormsluitend) vastzetten van een elektrotechnisch aftakblok 8 of ander armatuur. Ter plaatse van een blok 2 >0 blijft vodoende ruimte in het kanaal voor de passage van leidingen buiten de armatuur 8.

Het blok 2 bestaat uit een basisdeel 6 en een afzonderlijk opzetstuk 7, die overigens integraal kunnen zijn. De vorm van het opzetstuk 7 is afhankelijk van het toege-!5 paste type profiel 4. De pennen 10 van het basisdeel worden gestoken in de gaten 9 waardoor ondersteuningsvlakken 11 van basisdeel 6 de juiste positie krijgen voor het ondersteunen van de panelen 1.

Het basisdeel 6 bestaat in hoofdzaak uit twee bovenaan 10 gekoppelde, wederzijds een afstand houdende kokers. Het basisdeel draagt de panelen 1, houdt met uitsteeksels 12 de opzetstukken 7 vast, houdt de plint 5 vast met elementen 13 en 14 en bevat een armatuur 8.

Om het aftakblok 8 vast te houden, heeft het basisdeel 15 6 een geleiding 16, een. verende grendeltong 17 en een aanslag 18. De armatuur 8 wordt in de richting van pijl A (fig. 6) in het basisdeel 6 geschoven, over de geleiding 16 en tot tegen de aanslag 18 waarbij, de grendeltong 17 achter 102802! 3 een rand van de armatuur 8 snapt.

De plint 5 heeft een flens 20 die opgenomen is tussen een ópstaande wand van het profiel 3 en het blok 2. Het heeft tevens een flens 19 met haak voor hoogte-instelbaar 5 samenwerken met een haak aan een flens 13 van het blok 2. Zodoende kan de plinthoogte worden aangepast aan bijv.' de dikte van de vloerbedekking.

Vanuit het kanaal achter de plint 5 kan een leiding omhoog lopen door de scheidingwand naar een aansluitpunt in 10 de scheidingwand of het plafond, bijv. een aan de scheidingwand (i.h.b. paneel 1) bevestigd stopcontact of een schakelaar.

Beschouwen van de figuren op hun kop, betreft de toepassing van blok 2 nabij het plafond.

1 0280,2 l

Claims

1. Scheidingwand met nabij de aansluiting met vloer o£ plafond één of meer evenwijdig aan vloer of plafond lopende parallelle kanalen die ten hoogste gedeeltelijk opzij uit 5 die scheidingwand steken en elk een technische installatie bevatten, zoals één of meer (elektriciteits)leidingen, koppelingen, aftakkingen ed.

2. Wand volgens conclusie 1, waarbij een kanaal loopt langs of door een afzonderlijk element (2), waarvan er . 10 bijv. een groot aantal met tussenruimte langs het kanaal is opgesteld, of een kanaal loopt door of langs een afzonderlijk langwerpig, bij voorkeur hoedvormig profiel (3).

3. Wand volgens conclusie 2, waarbij boven het element (2) een opgaand prof iel (4) of wandpaneel (1) van de wand 15. zich uitstrekt en op het element (2) steunt.

4. Wand volgens conclusie 2 of 3, waarbij het element (2) of profiel (3) scheidingmiddelen heeft om twee kanalen te scheiden, bijv. het element (2) heeft twee bovenaan gekoppelde, wederzijds een afstand houdende kokers, elk een 20 armatuur (8) en een kanaal bevattend.

5. Wand volgens conclusie 2, 3 of 4, waarbij het element (2) middelen (9, 10, 13, 14, 16, 17, 18) heeft voor bevestigen van het profiel (3), een plint (5) of armatuur (8).

6. Wand volgens conclusie 2, 3, 4 of 5, waarbij een plint 25 (5) middelen (19, 20) heeft voor montage aan het element (2) of profiel (3), bijv. in hoogte instelbaar door opper-vlakteruwheid (element 13).

7. Wand volgens conclusie 2, 3, 4, 5 of 6, waarbij het element (2) een aanslag (7) heeft waartegen een wandpaneel 30 (1) rust.

8. Wand volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het element (2) op het profiel (3) is geplaatst, het profiel (3) ter weerszijden buiten het element (2) uitsteekt, het profiel (3) een omhoog lopende wand heeft met ter 35 weerszijden daarvan een kanaal, wandpaneel (1) en wandpro-fiel (4) zich boven element (2) en profiel (3) bevinden.

9. Element (2) of profiel (3) bedoeld voor een wand volgens één van de voorgaande conclusies. 1028021