NL8902995A - Asliftinrichting voor een voertuig met gasveersysteem. - Google Patents

Description

Asliftinrichting voor een voertuig met gasveersysteem.

De uitvinding heeft betrekking op een asliftinrichting voor een voertuig met vanaf een veerhand naar de as lopende draagarm voor de as en een gasveersysteem tussen as of arm en gestel.

Er zijn allerlei asliftinrichtingen van dit type bekend. Eén van die bekende systemen heeft een stijve draagarm, die onder de as doorloopt vanaf de veerhand naar een gasveerbalg tussen die arm en het gestel, waarbij de as via een omgekeerd-V-vormige schalm aan de betreffende zijde door die arm wordt gedragen. De draagarm is voorbij zijn scharnier in de veerhand verlengd met een naar boven reikend deel, en tussen dat deel en een vast plateau aan de veerhandconsole is een liggende gasveerbalg aangebracht, die bij toevoer van gas onder druk daaraan en ontlasting van de gasveerbalg op het einde van de draagarm de as kan heffen. Bij een ander bekend systeem van dit type heeft de veerhandconsole onderaan een terzijde langs en lager dan de draagarm lopend draagpla-teau, waarop naast de draagarm een gasveerbalg voor de aslift staat, bovenaan verbonden met een liggende, naar de as reikende arm, die vast bovenop de as is geklemd.

Deze bekende systemen hebben allerlei nadelen. Het eerstgenoemde is niet geschikt om te worden toegepast bij draagarmen, die zelf als bijvoorbeeld parabolisch verlopende veren aan de vering moeten bijdragen, en zijdelings vereisen beide systemen, maar vooral het als tweede genoemde bekende, veel plaatsruimte, terwijl dat als tweede genoemde systeem zwaar in uitvoering is en sterke beperkingen oplegt ten aanzien van de aard van het toe te passen rolstabilisatiesysteem.

De uitvinding beoogt een dergelijke asliftinrichting te verbeteren en hiertoe is deze gekenmerkt doordat onder die draagarm een vaste steun aan de veerhand is aangebracht, waarop een gasveerbalg is aangebracht, die anderzijds onder tegen de draagarm of een vast daarmee verbonden deel drukt om bij gasdruktoevoer aan die gasveerbalg en ontlasting van het genoemde gasveersysteem de as te heffen. Dit geeft een eenvoudige constructie omdat de gasveerbalg voor de aslift direkt op de draagarm werkt. Vooral wanneer de draagarm boven de as loopt en daaraan is bevestigd, ontstaat een systeem met gunstige plaatsruimteverdeling, geschikt voor vrijwel alle gasveersystemen met draagarmen, met zo weinig mogelijk hinder voor de plaatsing van delen, die men tussen en direkt voor de twee overstaande draagarmen wil aanbrengen, zoals brandstoftanks, reservewielen en dergelijke, of die neerwaarts daartussen reiken, bijvoor beeld bij silowagens met lostrechters, losbuizen en dergelijke. Het aantal scharnierpunten is minimaal.

Vooral als de draagarm zo is dat men beschadiging van het oppervlak, het boren van gaten daarin enz. wil vermijden, bijvoorbeeld bij als parabolische veren uitgevoerde draagarmen met door grit- of kogel-stralen en/of schoperen behandeld oppervlak, eist de verbinding van de asliftbalg met de draagarm bijzondere zorg. Dan wordt volgens de uitvinding bij voorkeur een "losse" oplegging daartussen gekozen, waarbij een stijve plaat, die het bovenvlak van die gasveerbalg vormt, een of meer rubber-elastische kussens draagt, waarmee die de gasveerbalg onder tegen de draagarm drukt. Dit geeft ook een goede aanpassing aan vervormingen van de draagarm als deze zelf zo is uitgevoerd, dat hij aan de rolstabi-lisatie bijdraagt en dus elastisch kan vervormen.

Daar zulke gasveerbalgen normaliter nauwelijks dwarse stijfheid hebben, verdient het aanbeveling het boveneinde daarvan op andere wijze voldoende in horizontale richting te fixeren en wanneer men de draagarm daarvoor niet kan of wil gebruiken wordt hiertoe volgens de uitvinding bij voorkeur tussen de draagarm de gasveerbalg of de rubber-elastische kussens daarop een deel van een arm aan die balg aangebracht, welke arm anderzijds op een afstand daarvan met de draagarm, de as of de veerhand is verbonden.

Bij toepassing van de uitvinding kan men, indien de plaatsruimte-verdeling dit gewenst maakt, de gasveerbalg voor de aslift desgewenst met zijn hartlijn over korte afstand buiten het midden van de draagarm plaatsen.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, die slechts bij wijze van voorbeeld twee uitvoeringsvormen van asliftinrichtingen volgens de uitvinding weergeven. Daarin is:

Fig. 1 een zijaanzicht, gedeeltelijk doorsnede, van een asophanging met liftinrichting in een eerste uitvoeringsvorm;

Fig. 2 een zijaanzicht van zulk een inrichting in een tweede uitvoeringsvorm, wat meer schematisch weergegeven;

Fig. 3 een gedeeltelijk zijaanzicht van de inrichting van fig. 2 in de laagste stand van de as;

Fig. 4 een gedeeltelijk zijaanzicht van de inrichting van fig. 2 en 3 in de stand van geheven as; en

Fig. 5 een opengewerkt perspectivisch aanzicht van de bovenzijde van de aslift-gasveerbalg van de inrichting volgens de voorgaande figuren.

In fig. 1 draagt een aan een voertuiggestel bevestigde veerconsole 1 een scharnieras 2, waarop op bekende wijze een draagarm 3 scharnierend aangrijpt, bijvoorbeeld met het gebruikelijke rubberen lagerkussen. De arm 3 is aan het andere einde bij 4 vastgeklemd op een as 5, uitgevoerd als holle koker, waarop aan beide einden een of meer wielen zijn aangebracht. Tussen het scharnier bij 2 en de inklemming bij 4 op de as is de draagarm 3 uitgevoerd als een parabolisch in dikte veranderende blad-veer, naar de as dikker wordend. Boven de draagarm 3 in het deel 4 bevindt zich een gasveerbalg 6, en wel direkt daarboven of op een verhoging 7, en het boveneinde 8 daarvan is aan het voertuiggestel bevestigd. Een schokdemper 9 verbindt het gestel bij 10 met een deel 11 aan de as.

Volgens de uitvinding is nu onderaan de veerconsole 1 een steunarm 12 vast aangebracht en deze draagt op zijn enigszins naar de as hellende bovenvlak een gasveerbalg 13, waarvan de onderplaat vast aan die steunarm 12 is bevestigd. Die balg 13 rust bovenaan onder tegen de draagarm 3 met middelen, aan de hand van fig. 5 meer in detail te beschrijven, en dan omvattende een bladveer 14 en een rubberkussen 15, die wel vast met de balg 13 maar niet met de arm 3 zijn verbonden. De bladveer 14 is tezamen met de arm 3 op de as 5 geklemd. In Fig. 1-4 zijn twee gescheiden rubberkussens 15 getekend.

In fig. 2-4 is de draagarm tussen veerhand 1, 2 en as 5 dubbel uitgevoerd, namelijk bestaande uit de twee armen 3 en 16 boven elkaar. Hier loopt de onderste arm 3 door voorbij de as 5 en gaat deze over in een naar beneden en dan weer enigszins naar boven gekromd deel 17, dat eindigt in een plateau 18, waarop de gasveerbalg 6 voor de vering van de as 5 is aangebracht. De middelen om de armen 3 en 16 bovenop de as te klemmen zijn hier niet in detail weergegeven. Ook hier is een bladveer 14 tussen balg en as aangebracht.

De steunarm 12 draagt ook hier een gasveerbalg 13 voor de aslift, met middelen 14 en 15 daarop als in fig. 1 getoond en als in fig. 5 gedetailleerd.

In fig. 5 is een ronde metalen dekplaat 19 van de gasveerbalg 13 voor de aslift te zien, welke plaat op bekende wijze verdiepingen 20 met schroefdraad heeft. Zulk een plaat 19 is op bekende wijze vast met de balg 13 verbonden. De bladveer 14, slechts ten dele getekend, heeft in zijn plateaudeel 25, dat op de liftbalg 13 moet worden bevestigd, twee doorgaande openingen, samenvallend met de verdiepingen 20. Het rubberkussen 15 heeft een metalen onderplaat 21, vast aan het rubber gehecht, met twee openingen 22, waarin de kop van een bout 23 past, zodanig dat zijn bovenvlak op enige afstand onder het bovenvlak van het rubberkussen 15 komt te liggen. Het onderplaatje 21 heeft twee openingen, die wel de schachten van de bouten 23 doorlaten, maar waarop de houtkoppen met hun ondervlak kunnen rusten voor het klemmen van het kussen 15 op de bladveer 14 en van deze delen tezamen op de dekplaat 19 van de balg 13, door schroeven van de bouten 23 in de schroefdraadverdiepingen van die plaat.

Aldus wordt de bovenzijde van de balg 13 voldoende op zijn plaats gehouden onder sparing van de draagarm 3 en zijn oppervlak, daar slechts het rubber van het kussen 15 hiermee in aanraking komt.

Men zou echter ook het boveneinde van de balg 13, dus de dekplaat 19, bijvoorbeeld met stroppen om de draagarm 3 daaraan kunnen bevestigen, maar vooral wanneer deze ook als bladveer moet werken en dus moet kunnen vervormen is de getekende uitvoering te verkiezen.

Een zeer voordelige andere uitvoering van de middelen om het boveneinde van de liftbalg 13 op zijn plaats te houden is in Fig. 1 gestreept getekend en heeft in plaats van de bladveer 14 een stijve arm 24, die aan één zijde langs de veerhand 1 loopt en scharnierend op het buiteneinde van de scharnieras 2 voor de draagarm 3 aangrijpt. Het plateau 25 (Fig. 5) is nu als een zijdelings uit die arm 24 uitstekend deel uitgevoerd .

Er is dan geen restdruk in de liftbalg 13 nodig bij rijden met niet-gelifte as en het kussen 15 blijft dan vrij van de draagarm 3.

Fig. 2 toont de inrichting volgens het tweede uitvoeringsvoorbeeld in de middenstand bij gewoon rijden. Bij voorkeur wordt dan toch enige gas-(lucht-)druk in balg 13 onderhouden, bijvoorbeeld van 0,5 bar, om de balg 13 in vorm te houden en de bladveer 14 niet teveel te belasten. Bij maximale uitvering van de as, dus bij maximale lengte van de veerbalg 6, staan de delen in de stand van fig. 3 en is de liftbalg 13 maximaal ingedrukt. Bij aslift wordt de veerbalg 6 ontlast en de liftbalg 13 onder hogere gasdruk gebracht zodat deze de as 5 heft en de veerbalg 6 indrukt.

Voor de uitvoeringsvorm van fig. 1 geldt in wezen hetzelfde.

Is er een voldoende stijf geheel, gevormd door de as 5 en de draagarm 3 aan beide zijden, dan kan met één zulk een steun 12 met balg 13, en wel aan één zijde van het voertuig, worden volstaan om de as evenwijdig aan zichzelf te lichten. De balgen 6 zijn dan uiteraard ontlast.

Claims (8)

1. Asliftinrichting voor een voertuig met vanaf een veerhand naar de as lopende draagarm voor de as en een gasveersysteem tussen as of arm en gestel, eet het keraerk, dat onder die draagarm een vaste steun aan de veerhand is aangebracht, waarop een gasveerbalg is aangebracht, die anderzijds onder tegen de draagarm of een vast daarmee verbonden deel drukt om bij gasdruktoevoer aan die gasveerbalg en ontlasting van het genoemde gasveersysteem de as te heffen.

2. Asliftinrichting volgens conclusie 1, waarbij de draagarm boven de as daaraan is bevestigd.

3. Asliftinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij een stijve plaat, die het bovenvlak van die gasveerbalg vormt, een of meer rubber--elastische kussens draagt, waarmee die de gasveerbalg onder tegen de draagarm drukt.

4. Asliftinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tussen de draagarm en de gasveerbalg of de rubber-elastische kussens daarop een deel van een arm aan die balg is aangebracht, welke arm anderzijds op een afstand daarvan met de draagarm, de as of de veerhand is verbonden.

5. Asliftinrichting volgens conclusie 4, waarbij die arm een blad-veer is, die met de draagarm of de as is verbonden onder vrijlating van die bladveer om over enige afstand tussen die balg en die verbinding vrij te bewegen.

6. Asliftinrichting volgens conclusie 4, waarbij die arm scharnierend met de veerhand is verbonden.

7. Asliftinrichting volgens conclusie 6, waarbij die arm scharnierend om het scharnier van de draagarm in de veerhand is aangebracht.

8. Asliftinrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij die arm eenzijdig buiten langs de veerhand naar die scharnierverbinding aan de veerhand loopt en bij de gasveerbalg overgaat in een op de balg vastgeklemd, zijdelings uitstekend plateau aan die arm.