NL1008538C2

NL1008538C2 - Asliftinrichting voor een voertuig met een gasveersysteem.

Info

Publication number: NL1008538C2
Application number: NL1008538A
Authority: NL
Inventors: Derk Geert Aalderink; Hans Bramer
Original assignee: Weweler Nv
Priority date: 1998-03-09
Filing date: 1998-03-09
Publication date: 1999-09-10
Also published as: DE69917105D1; EP0941915A1; DE69917105T2; EP0941915B1

Description

Korte aanduiding: Asliftinrichting voor een voertuig met een gasveersysteem.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een asliftin-5 richting voor een voertuig met een vanaf een aan het chassis van het voertuig bevestigde draagbeugel in langsrichting van het voertuig naar een wielas van het voertuig lopende draagarm voor de wielas en een tussen de wielas en het chassis werkzaam gas-veersysteem, welke asliftinrichting een pneumatisch expansie-10 orgaan omvat dat is aangebracht tussen de draagarm en een onder de draagarm aangebrachte en met de draagbeugel of het chassis verbonden steun.

Een dergelijke asliftinrichting is in vele uitvoeringsvormen bekend. Bij bekende uitvoeringsvormen van de asliftin-15 richting is de steun met de draagbeugel verbonden door middel van een las- of schroefverbinding of door middel van een zich in dwarsrichting door de draagbeugel uitstrekkende bout, waarmee de draagarm aan de draagbeugel is bevestigd, waarbij de bout door openingen in vast met de steun verbonden en aan weerszijden van 20 de draagbeugel aangebrachte ophangarmen steekt. Dergelijke verbindingen tussen de steun en de draagbeugel leveren bij het achteraf op aanvankelijk niet van een asliftinrichting voorziene voertuigen aanbrengen van een asliftinrichting problemen op. Het aan van een anti-corrosielaag (verflaag) voorziene chassisdelen, 25 waaronder de draagbeugel, lassen of het daarin gaten boren is ongewenst. Het demonteren en weer opnieuw monteren van de bout waarmee de draagarm met de draagbeugel is verbonden, is omslachtig en tijdrovend. Bovendien dient de bout met een voorafbepaald aanhaalmoment te worden gemonteerd. Het waarborgen van dit 30 aanhaalmoment vergt speciale voorzieningen.

De uitvinding heeft tot doel deze problemen te ondervangen en een asliftinrichting te verschaffen die eenvoudig achteraf op bestaande voertuigen kan worden aangebracht.

Dit doel wordt bereikt doordat de steun losneembaar met het 35 chassis of de draagbeugel is verbonden door middel van haak-middelen die enerzijds zijn verbonden met de steun en anderzijds hakend samenwerken met reeds aanwezige uitstekende delen of uitsparingen van het chassis of de draagbeugel, en dat borgmiddelen 1 00 85 3 8 2 aanwezig zijn om de haakmiddelen in hakende toestand te houden.

Door deze constructie is het mogelijk op eenvoudige wijze achteraf op bestaande voertuigen een asliftinrichting aan te brengen zonder dat daarbij gelast of geboord hoeft te worden of 5 omslachtige demontage- en montagewerkzaamheden hoeven te worden * uitgevoerd.

Praktische en voordelige uitvoeringsvormen van de asliftin-; richting volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de afhanke- ; lijke conclusies.

10 De uitvinding zal in de hiernavolgende beschrijving van een aantal mogelijke uitvoeringsvormen van een asliftinrichting worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een schematische weergave is van een wielasophanging J van een voertuig met gasveersysteem en een eerste mogelijke 15 uitvoeringsvorm van de asliftinrichting volgens de uitvinding, fig. 2 een aanzicht van de in fig. 1 weergegeven aslif-: tinrichting is, gezien in de richting van de pijl II in fig. 1, fig. 3 en 4 een variant van een deel van de in fig. 1 weergegeven asliftinrichting weergeven, in aanzichten overeen- 20 komstig fig. 1 en fig. 2, fig. 5 t/m 10 een aantal andere mogelijke uitvoeringsvormen van de asliftinrichting volgens de uitvinding weergeven, fig. 11 en 12 nog een andere mogelijke uitvoeringsvorm van de asliftinrichting volgens de uitvinding weergeven, 25 fig. 13 een variant van een deel van de in fig. 11 en 12, weergegeven uitvoeringsvorm weergeeft, fig. 14 een andere variant van de in fig. 1 weergegeven asliftinrichting weergeeft.

In fig. 1 is een wielasophanging van een voertuig weergege-30 ven. De wielas is aangeduid met het verwij zingsci j f er 1. De wielas l, waarop aan beide einden een of meer wielen zijn aangebracht, is weergeven als een holle ronde as. De wielas 1 kan echter ook vierkant zijn of een andere dwarsdoorsnede hebben. Gewoonlijk is het voertuig aan beide zijden voorzien van een 35 wielasophanging.

De wielasophanging omvat een aan het chassis 2 van het voertuig bevestigde draagbeugel 3 en een scharnierend aan de draagbeugel 3 bevestigde, zich in langsrichting van het voertuig uitstrekkende draagarm 4 voor de wielas 1. De wielas 1 is op een 1008538 3 bekende wijze vast op de draagarm 4 bevestigd door middel van een U-vormige klem 5.

De draagarm 4 is aan de draagbeugel 2 bevestigd door middel van een zich in dwarsrichting door de draagbeugel 2 uitstrekken-5 de bevestigingsbout 6. Tussen de scharnierbout 6 en de wielas 1 is de draagarm 4 meestal uitgevoerd als een parabolisch in dikte veranderende bladveer. In de weergegeven uitvoeringsvorm strekt de draagarm 4 zich met een eindgedeelte 7 tot voorbij de wielas 1 uit. Tussen dit eindgedeelte 7 en het chassis 2 is een gasveer 10 8 aangebracht. Verder is tussen de draagarm 4 en de draagbeugel 3 nog een schokdemper 9 aangebracht.

De wielasophanging omvat verder een in het algemeen met 11 aangeduide asliftinrichting. De asliftinrichting 11 omvat een aan de draagbeugel 3 bevestigde steun 12 en een tussen de steun 15 12 en de draagarm 4 aangebrachte gasbalg 13 of een ander pneuma tisch expansie-orgaan.

Bij de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm is de steun 12 bevestigd aan de draagbeugel 3. Het is echter ook mogelijk een steun voor de gasbalg 13 van een aslif tinrichting te bevestigen 20 aan het chassis 2, zoals hierna nog zal worden beschreven.

Volgens de uitvinding is de steun 12 losneembaar met de draagbeugel 3 of het chassis 2 verbonden door middel van haak-middelen die enerzijds zijn verbonden met de steun 12 en anderzijds hakend samenwerken met reeds aanwezige uitstekende delen 25 of uitsparingen van de draagbeugel 3 of het chassis 2, en zijn borgmiddelen aanwezig om de haakmiddelen in hakende toestand te houden.

Bij de in fig. 1 en 2 weergegeven uitvoeringsvorm is de steun 12 aan de draagbeugel 3 bevestigd door middel van aan 30 weerszijden van draagbeugel 3 aangebrachte U-vormige klembeugels 14 die om ter plaatse van de bevestigingsbout 6 aangebrachte uitstekende delen 15 van de draagbeugel 3 haken en die door gaten in een flensdeel 16 van de steun 12 steken, waarbij de steun 12 door middel van op de klembeugels 14 geschroefde moeren 35 17 stevig tegen de draagbeugel 3 is getrokken. De uitstekende delen 15 zijn rond getekend, maar kunnen in de praktijk ook een andere vorm hebben.

Bij de in fig. 3 en 4 weergegeven variant haken de klembeugels 14 om de kop 18 en de moer 19 van de bevestigingsbout 6, 1 00 8538 4 waarbij tussen de klembeugels 14 en de kop 18 en de moer 19 van de bout 6 passende tussenstukken 20 zijn aangebracht. Soms is de kop 18 van de bout 6 rond uitgevoerd. In dat geval kan een klembeugel 14 rechtstreeks over de kop 18 van de bout worden 5 gehaakt.

Ook combinaties van de in fig. 1 en 2 en fig. 3 en 4 weergegeven varianten zijn mogelijk.

In fig. 5 is een uitvoeringsvorm van de asliftinrichting volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de steun 12 is voor-10 zien van twee vast met de steun 12 verbonden en aan weerszijden van de draagbeugel 3 aangebrachte ophangarmen 21 die aan hun vrije einden zijn voorzien van haken 22. De haken 22 haken om de uitstekende delen 15 van de draagbeugel 3. De ophangarmen 21 worden op hun plaats gehouden door een borgplaat 23 die door 15 middel van een schroefbout 24 aan de ophangarmen 21 is bevestigd en achter een deel van de draagbeugel 3 grijpt.

In de in fig. 6 weergegeven uitvoeringsvorm haken de ophangarmen 31 van de steun 12 met haken 32 vanaf de andere zijde om de ringvormige uitstekende delen 15 van de draagbeugel 3. Ook 2 0 hier worden de ophangarmen 31 op hun plaats gehouden door een borgplaat 33 die door middel van een schroefbout 34 aan de ophangarmen 31 is bevestigd. Doordat een deel 35 van de ophangarmen 31 tegen de onderzijde van de draagbeugel 3 steunt, wordt voorkomen dat de steun 12 onder invloed erop werkende krachten 25 gaat draaien.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 7 is de steun 12 losneembaar aan de draagbeugel 3 bevestigd door middel van twee aan weerszijden van de draagbeugel 3 aangebrachte ophangplaten 41 die aan de bovenzijde breed uitlopen en tussen de uitstekende 30 delen 15 en aan weerszijden uitstekende flensdelen 42 van de draagbeugel 3 haken en aan de onderzijde met de steun 12 zijn verbonden, bijvoorbeeld door middel van een schroefboutverbin-ding 43. Ook bij deze uitvoeringsvorm steunt een deel 35 van de steun 12 tegen de onderzijde van de draagbeugel 3, teneinde een 35 draaiing van de steun 12 te tegen te gaan.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 8 is de steun 12 losneembaar aan de draagbeugel 3 bevestigd door middel van twee aan weerszijden van de draagbeugel 3 aangebrachte ophangplaten 51 die zijn voorzien van gaten waarin de uitstekende delen 15 van . 1008538 5 de draagbeugel 3 passen, en die aan de onderzijde met de steun 12 zijn verbonden, bijvoorbeeld door middel van een schroef-boutverbinding 52. De steun 12 is verder voorzien van een nok 53 die achter een deel van de draagbeugel 3 haakt, waardoor de 5 steun 12 op zijn plaats wordt gehouden.

In fig. 7 en 8 zijn twee losse ophangplaten getekend. Het is ook mogelijk een losse ophangplaat en een vaste ophangplaat of ophangarm toe te passen.

In fig. 9 en 10 is een uitvoeringsvorm van de asliftin-10 richting volgens de uitvinding weergegeven waarbij een steun 62 voor de gasbalg van de asliftinrichting bestaat uit twee delen 63 en 64 die elk voorzien zijn van een ophangarm 65 resp. 66 die is voorzien van een opening 67, zodanig dat de ophangarmen 65 en ......

66 om de uitstekende delen 15 van de draagbeugel 3 kunnen haken.

15 De beide steundelen 63 en 64 zijn vanaf de zijkant om de uitstekende delen 15 gehaakt en met elkaar verbonden door middel van 11 bijvoorbeeld een schroefboutverbinding 68.

In fig. 11 en 12 is een uitvoeringsvorm van de asliftinrichting volgens de uitvinding weergegeven waarbij een steun 72 20 voor de gasbalg 13 van de asliftinrichting door middel van twee aan weerszijden van de draagarm 4 aangebrachte ophangarmen 73 _____ losneembaar is bevestigd aan het chassis van het voertuig. De ophangarmen 73 zijn daartoe aan de bovenzijde voorzien van “ haken 74 die om naar buiten uitstekende langsranddelen 75 van 25 een chassisbalk 76 haken. De haken 74 zijn aan de chassisbalk 76 vastgezet met behulp van borgbouten 77. In fig. 11a en 11b zijn twee mogelijke uitvoeringsvormen van de ophangarmen 73 ______^ weergegeven.

In fig. 13 is een variant van een deel van de in fig. 11 en 30 12 weergegeven uitvoeringsvorm weergegeven. De ophangarmen zijn

uitgevoerd als stangen 91 die aan het einde voorzien zijn van : T

schroefdraad. Een stang 91 is door middel van een kikkerplaat- γξ constructie 92 verbonden met een flens 75 van de chassisbalk 76.

Op deze wijze is de hoogte van de steun 72 instelbaar.

35 In fig. 14 is een variant van de in fig. 1 en 2 weergegeven asliftinrichting weergegeven. Bij deze variant hebben de benen . Ξ 82 en 83 van de klembeugel 81 een ongelijke lengte. De steun 12 is scharnierend verbonden met een bevestigingsstuk 84 dat door het been 83 met moer 86 stevig aan de draagbeugel 3 is beves- Γ 1008538 6 tigd, waarbij een nok 87 voor de portionering ten opzichte van de draagbeugel 3 zorgt. Het been 82 steekt door de steun 12. Met behulp van een op het van schroefdraad voorziene einde van het been 82 gedraaide moer 88 kan de hoogte van de steun 12 worden 5 ingesteld.

De uitvinding is niet beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen van de asliftinrichting volgens de uitvinding. Binnen het kader van de conclusies zijn nog andere uitvoeringsvormen mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan uitvoeringsvor-10 men waarbij de bevestigingsdelen van de steun zijn voorzien van uitsteeksels die in reeds in de draagbeugel of het chassis aanwezige uitsparingen of gaten vallen.

_ Zoals in de tekening, i.h.b. in fig 1, te zien is, is aan de bovenzijde van de gasbalg 13 een rubberkussen 95 aangebracht, 15 waarmee de gasbalg 13 tegen de draagarm 4 aanligt. Om een verplaatsing van de bovenzijde van de gasbalg 13 ten opzichte van - de draagarm 4 te voorkomen, is een strookvormig positioneerele- ment (bijvoorbeeld een bladveer) 96 aangebracht die met zijn ene einde vast verbonden is met de bovenzijde van de gasbalg 13 en 20 met zijn andere einde om het scharnier tussen de draagarm 4 en de draagbeugel 3 grijpt, zodanig dat het positioneerelement 96 zich niet in langsrichting van de draagarm 4 kan verplaatsen.

1008538

Claims

1. Asliftinrichting voor een voertuig met een vanaf een aan het chassis van het voertuig bevestigde draagbeugel in langs-richting van het voertuig naar een wielas van het voertuig 5 lopende draagarm voor de wielas en een tussen de wielas en het chassis werkzaam gasveersysteem, welke asliftinrichting een pneumatisch expansie-orgaan omvat dat is aangebracht tussen de draagarm en een onder de draagarm aangebrachte en met de draagbeugel of het chassis verbonden steun, met het kenmerk, dat de 10 steun losneembaar met de draagbeugel of het chassis is verbonden door middel van haakmiddelen die enerzijds zijn verbonden met de steun en anderzijds hakend samenwerken met reeds aanwezige uitstekende delen of uitsparingen van de draagbeugel of het chassis en dat borgmiddelen aanwezig zijn om de haakmiddelen in 15 hakende toestand te houden.

2. Asliftinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitstekende delen worden gevormd door buiten de draagbeugel uitstekende delen van een zich in dwarsrichting door de draagbeugel uitstrekkende bout, waarmee de draagarm aan de draagbeu- 20 gel is bevestigd, of door buiten de draagbeugel uitstekende delen van de draagbeugel ter plaatse van de bout.

3. Asliftinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de haakmiddelen worden gevormd door twee aan weerszijden van de draagbeugel aangebrachte U-vormige klembeugels die om de buiten 25 de draagbeugel uitstekende delen haken en die door middel van een schroefverbinding zijn verbonden met de steun, waarbij de steun stevig tegen de draagbeugel is getrokken.

4. Asliftinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de haakmiddelen worden gevormd door twee met de steun verbonden 30 en aan weerszijden van de draagbeugel aangebrachte ophangarmen die aan hun vrije uiteinden zijn voorzien van haken die om de buiten de draagbeugel uitstekende delen haken.

5. Asliftinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 1008538 de uitstekende delen worden gevormd door uitstekende flensdelen van de draagbeugel.

6. Asliftinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitstekende delen worden gevormd door uitstekende langsrand- 5 delen van flenzen van in langsrichting van het voertuig lopende chassisbalken.

7. Asliftinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de haakmiddelen worden gevormd door twee met de steun verbonden en aan weerszijden van de langsarm aangebrachte ophangarmen van 10 de steun die aan hun vrije uiteinden zijn voorzien van haakmiddelen die om de langsranden van een chassisbalk haken.

8. Asliftinrichting volgens een of meer der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat een strookvormig positioneerelement aanwezig is dat met zijn ene einde vast verbonden is met de boven- 15 zijde van het pneumatisch expansie-orgaan en met zijn andere einde om het verbindingspunt van de draagarm met de draagbeugel grijpt. 1008538