NL8902976A - Beveiligde afsluitinrichting. - Google Patents

Description

Beveiligde afsluitinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afsluiten van een doorgang, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een sluitlichaam dat door middel van een motor langs een geleiding vanuit een gesloten stand naar een open stand te bewegen is en omgekeerd, waarbij het lichaam is voorzien van een de motor-voeding onderbrekende veiligheids-sensor .

Een dergelijke sensor wordt veelvuldig toegepast bij elektrisch aangedreven deuren, zoals liftdeuren, hekken voor het sluiten van poorten, welke deuren of hekken aan de kop-stijl zijn voorzien van een kopstijlsensor. Het indrukken van deze kopstijlsensor verzorgt het stoppen van de aandrijf-motor, waardoor mensen en voorwerpen niet kunnen worden vastgeklemd door de dichtgaande deur respectievelijk het dichtgaande hek. Bij de bekende inrichtingen is deze kopstijlsensor verbonden via een sleepcontact, een draadspoel of een andere overbrenging met de in of nabij de geleiding aangebrachte motoraandrijving. Dergelijke signaaloverbrengers hebben het nadeel van gevoelig te zijn tegen weersinvloeden of mechanische invloeden, waardoor het veiligheidssysteem buiten werking gesteld kan worden. De systemen vragen veel onderhoud en controle, hetgeen kostenverhogend werkt. De bedrijfszekerheid en -veiligheid zijn onduidelijk.

De uitvinding beoogt om het veiligheidssysteem zodanig te verbeteren dat bovengenoemde nadelen niet optreden.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat de veiligheidssensor in een vast met het beweegbare lichaam verbonden kringloop met gescheiden voeding is opgenomen, en de kringloop is voorzien van een zich in de bewegingsrichting uitstrekkende geleider, welke schuifbaar langs tenminste één bij de geleiding opgestelde vaste spoel is geleid, welke spoel een deel van het stuurcircuit voor de motor is.

De uitvinding berust op de gedachte dat het beweegbare lichaam moet worden voorzien van een eigen kringloop, welke een eigen voeding heeft, zodanig dat er geen mechanisch con- tact tussen de kringloop en het stuurcircuit van de motor noodzakelijk is. Dankzij de inductieve koppeling van de kringloop met het stuurcircuit ontstaat een contactloos over-drachtssysteem, dat tegen alle mechanische respectievelijk atmosferische invloeden bestand is.

Bij voorkeur wordt de voeding van de kringloop tot stand gebracht door een tweede inductiespoel welke eveneens vast bij de geleiding is opgesteld. Hiermee wordt een op het bewegende lichaam aangebrachte spanningsbron overbodig, hetgeen de totale inrichting nog meer versimpelt.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding verdient het de voorkeur om het aantal wikkelingen op de eerste inductiespoel af te laten wijken van dat van de wikkelingen op de tweede inductiespoel. Hiermee wordt de waar te nemen uitgangsspanning van de eerste inductiespoel evenredig veranderd.

Teneinde kortsluiting in de kringloop gemakkelijk te kunnen waarnemen, welke kortsluiting een oorzaak kan zijn van het buiten werking stellen van het veiligheidssysteem, is een weerstandsverhogend orgaan, bijvoorbeeld condensator, diode of weerstand in de kringloop opgenomen zodanig dat bij kortsluiting een duidelijk waarneembaar verschil in frequentie en/of spanning kan worden waargenomen, waardoor de voeding van de aandrijfmotor eveneens buiten werking kan worden gesteld.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuur-beschrijving van een aantal uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening toont: i Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een schuifpoort, welke dient voor het afsluiten van een rijbaan, fig. 2 een schematisch overzicht van de kringloop in het beweegbare lichaam en het stuurcircuit voor de aandrijfmotor, fig. 3 een met fig. 2 overeenkomend schema van een uit-i voeringsvariant, fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een beweegbaar lichaam in de vorm van een valdeur voor het afsluiten van een toegangsopening.

In fig..1 is een schuifhek getoond,, dat bestaat uit een hoofdligger 1, waardoorheen spijlen 2 zijn aangebracht welke aan de bovenzijde onderling zijn gekoppeld door een bovenligger 3. Deze gehele rechthoekige constructie wordt beschouwd als beweegbaar lichaam dat ten opzichte van vast opgestelde stijlen 4 en 5 in de richting van de pijl P1 heen en weer verschuifbaar is. Daartoe zijn in de stijlen 4 en 5 geleidewielen 6, 7 aangebracht, waarbij wiel 7 door een elektrische motor met transmissie 8 is aangedreven. De motor 8 is omkeerbaar, zodat het hek in de ene draaizin van de motor 8 naar links beweegt en in de andere draaizin naar rechts, teneinde de doorgang welke is bepaald door stijl 4 en een vaste stijl 10 af te sluiten respectievelijk te openen. Het gevaar bestaat hierbij dat mensen of voorwerpen beklemd kunnen raken tussen de kopstijl 11 van het hek en de vaste stijl 10. De kopstijl 11 is zoals bekend uitgevoerd met een aantal in serie geschakelde breekcontacten of anderszins om een stroomkring te verbreken. De bekende stroomkring is een onderdeel van een met de motor 8 verbonden stuurkring, zodat er een signaaloverdracht tussen het met het hek 1 meebewegende stroomkringgedeelte en het op de stijl 5 aanwezige stroom-kringgedeelte tot stand moet worden gebracht.

Aan de hand van fig. 2 wordt de stroomkring volgens de uitvinding schematisch toegelicht. De kopstijl 11 is zoals hiervoor gezegd uitgevoerd met een aantal in serie geschakelde breekcontacten 12 die tezamen met een geleider 13 een gesloten kring vormen. De geleider 13 is in fig. 1 schematisch met onderbroken lijn aangegeven. Deze strekt zich in de bewegingsrichting P1 parallel aan de ligger 1 uit. Langs althans één gedeelte van de stroomkring, in fig. 2 is de onderste stroomgeleider 14 zodanig gespannen dat deze langs een tweetal inductiespoelen heen kan worden gevoerd. Voorts is een condensator 15 aangebracht bij de verbinding met de kopstijlbeveilingsgeleider en de onderste geleider 14. De inductiespoel 16 is verbonden met een detectie-eenheid 17 via een koppelblok 18. De inductiespoel 16 kent een kern welke zich ringvormig om de geleider 14 uitstrekt, welke kern is voorzien van een aantal wikkelingen.

In de uitvoeringvorm volgens fig. 2 is een tweede i ^ _____ i in r-.v-.-i- Λ i * (.ΐΛ «*/)+- noimori rlnnr AA n spanning via het koppelblok 18. Ook deze inductiespoel bestaat uit een kern voorzien van een aantal wikkelingen, een en ander zodanig dat bij het aanbrengen van een wisselspanning of een pulserende gelijkspanning in de inductiespoel 19 een magneetveld wordt opgewekt, dat een spanning in de stroomkring 13 opwekt. Ten gevolge van deze spanning zal een stroom gaan lopen in de kring gevormd door de onderste geleider 14, de condensator 15, de niet-onderbroken contacten 12 en vervolgens naar de geleider 13. Deze stroom wordt waargenomen in de inductiespoel 16, die een bepaalde spanning via het koppelblok 18 afgeeft aan de detectie-eenheid.

Het zal duidelijk zijn dat bij het bewegen van de poort in de richting van de pijl P1 de onderste geleider 14 zich vrij langs de inductiespoelen 16, 19 kan bewegen, zonder dat enig mechanisch contact tussen de twee stroomkringen noodzakelijk is. Het detectieblok 17 is verbonden met het stuur-circuit voor de aandrijfmotor 8.

De hierboven genoemde inrichting werkt als volgt. Bij normale werking is de stroomkring 13, 14 gesloten, omdat de breekcontacten 12 allen zijn gesloten. Bij het bekrachtigen van de motor 8 kan de poort derhalve worden gesloten en zal de geleider 14 langs de inductiespoelen 16, 19 vrij bewegen. Zodra een voorwerp of persoon wordt aangeraakt bij de kop-stijl wordt een der breekcontacten 12 geopend, en wordt de stroomkring 13, 14 verbroken. De inductiespoel 16 neemt geen stroom in de keten meer waar, waardoor er geen spanning aan de detectie-eenheid 17 wordt afgegeven. Deze stelt onmiddellijk de motor 8 via het daarbij behorende stuurcircuit buiten werking.

Indien er geen spanning, ten gevolge van een storing, op de inductiespoel 19 wordt gebracht, wordt evenmin een stroom in de kring 13, 14 opgewekt, waardoor eveneens de motor 8 buiten werking wordt gehouden, zodat de poort wordt gestopt.

Indien er een kortsluiting ontstaat buiten de koplijst 11 om, bijvoorbeeld tussen de geleiders 13, 14 dan zal door het buiten werking stellen van de koplijstbreekcontacten 12 en de condensator 15 de RC-waarde van de stroomkring veranderen. De inductiespoel 16 neemt een frequentieverandering waar, hetgeen bij de detectie-eenheid 17 wordt vergeleken met een vensterwaarde, waardoor bij een hogere bovenste grenswaarde of een lagere onderste grenswaarde de motor 8 buiten werking wordt gesteld. Zodoende is het systeem eveneens in zichzelf beveiligd.

Fig. 3 toont een variant van de uitvoering in fig. 2, met dat verschil dat de tweede inductiespoel 19 is vervangen door een spanningsbron 20, welke op het beweegbare lichaam, respectievelijk het hek is aangebracht. Deze spanningsbron is zodanig ingericht dat een wisselspanning in de stroomkring 12, 13 en 14 wordt aangelegd, hetwelk door de inductiespoel 16 kan worden waargenomen.

Voor het overige werkt deze variant gelijk aan de uit-voeringvorm volgens fig. 2.

Fig. 4 toont een andere uitvoeringsvorm, waarbij het bewegend lichaam is gevormd door een jaloeziedeur, die bestaat uit een aantal ten opzichte van elkaar scharnierbare lamellen 21 waarvan de kopeinden in een geleider 22 zijn opgenomen. Aan de bovenzijde van de doorvoeropening 23 zijn geleiderollen respectievelijk aandrijfrollen 24 aangebracht, waarbij de geleider 22 zich verder in horizontale zin voortzet. De lamellen 21 kunnen derhalve een gebogen baan doorlopen, en afhankelijk van de aandrijfinrichting van de rollen 24 in opwaartse respectievelijk neerwaartse zin volgens de pijl P2 worden bewogen. Het bewegend lichaam kan hier eveneens zijn voorzien van een onderlijst 11', die is voorzien breekcontacten 12' welke een onderdeel vormen van een stroomkring 13, 14. Hierbij kan de geleider 13 vast op de lamellen 21 zijn verlijmd, zodat deze met die lamellen 21 scharnier-baar mee kan bewegen, terwijl de andere geleider 14 zich vrij langs het kopeinde van de lamellen 21 uitstrekt. Deze geleider dient met een soortgelijk geleidewiel als wiel 24 te worden voorzien. Ook hier is de geleider 14 langs een tweetal inductiespoelen 16, 19 gevoerd, welke zijn aangesloten op een detectie-eenheid 17 via een koppelblok 18.

De detectie-eenheid 17 stuurt de aandrijfmotor 8' in het ver- 1 tïan Aa A r* a » 4 4 nfleap ttaa r Ata nol pi rlp— ΛΛΐ-iriri "ifwï pi ρπ 24.

De werking van deze uitvoering is verder gelijk aan de werking van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Zo kan bijvoorbeeld de ringvormige spoel(en) worden vervangen door elke andere passende vorm bij de geleider 14. De condensator 15 kan worden vervangen door elk ander passend weerstandsverhogend orgaan, zoals weerstand, diode of spoel.

Claims (4)

1. Inrichting voor het afsluiten van een doorgang, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een sluitlichaam dat door middel van een motor langs een geleiding vanuit een gesloten stand naar een open stand te bewegen is en omgekeerd, waarbij het lichaam is voorzien van een de motor-voeding onderbrekende veiligheidssensor, met het kenmerk, dat de veilig-heidssensor in een vast met het beweegbare lichaam verbonden kringloop met gescheiden voeding is opgenomen, en de kringloop is voorzien van een zich in de bewegingsrichting uitstrekkende geleider, welke schuifbaar langs tenminste één bij de geleiding opgestelde vaste spoel is geleid, welke spoel een deel van het stuurcircuit voor de motor is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een tweede inductiespoel als voeding voor de kringloop is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat het aantal wikkelingen op de eerste inductiespoel afwijkt van dat van de wikkelingen op de tweede inductiespoel.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de kringloop is voorzien van een weerstandsverhogend orgaan, zoals condensator, diode, of weerstand, welke nabij de veiligheidssensor is aangebracht.