NL8900889A - Versterkt traydeksel. - Google Patents

Description

Titel: Versterkt traydeksel

De uitvinding heeft betrekking op een uit een plano door vouwen en kleven vervaardigbare tray met dekselconstructie, met een bodempaneel en door vouwlijnen daarmee verbonden opstaande wanden, waarbij ter plaatse van de hoeken waar opstaande wanden samenkomen, telkens één van de opstaande wanden is verlengd met een scharnierend daarmee verbonden, rechthoekige verbindings-flap en in de andere opstaande wand door een onder 45° hellende vouwlijn een driehoekige verbindingszöne is begrensd, die na terugvouwen tegen de achterzijde van de opstaande wand, door kleven is bevestigd tegen de genoemde rechthoekige verbindings-f lap.

Dergelijke dozen en/of deksels die volgens een scharnier-lijn te hoogte van de bovenrand van een trayachterwand vast met de tray zijn verbonden, en die van het z.g.n. paraattype zijn, zijn bekend. Met paraattype wordt bedoeld dat door de specifieke hoekverbinding de opstaande wanden van tray of deksel, terwijl de wanden reeds met elkaar zijn verbonden, deze over de traybodem, resp.over de dekselwand kunnen worden neergeslagen, zodat gerede dozen of deksels weinig plaats innemend kunnen worden opgeslagen. Voor het gebruik behoeft men slechts de neergeslagen wanden op te trekken en een tray is gereed voor vulling. Na het optrekken van de opstaande dekselwanden kan het deksel over de gevulde tray worden geslagen. Naast paraatdozen zijn ook opzetdozen bekend, die eveneens uit een plano kunnen worden gevormd, echter waarbij voor het gebruiksgereed maken van de tray een aantal handelingen is vereist, zoals het afzonderlijk rechtopzetten van de zijwanden en het tot stand brengen van hoekverbindingen door nieten, door het in opneemopeningen schuiven van grendellippen of andere manipulaties waarvoor na het oogsten van te verpakken groente of fruit veelal geen tijd is. Het gebruik van opzetmachines vereist extra investeringen.

Bij het stapelen van dergelijke door een deksel gesloten dozen is waarneembaar dat onder verticale druk de opstaande dekselwanden de neiging vertonen met de vrije rand buitenwaarts uit te buigen en daardoor niet in staat zijn bij te dragen tot het opnemen van verticale druk. In het bijzonder bij een deksel met een vensteropening, die een onderbreking in het dwarsverband van het deksel vormt, treedt dit verschijnsel eerder op.

De uitvinding beoogt een paraatdekselconstructie waarbij dit nadeel is vermeden.

Hiertoe is volgens de uitvinding bij tenminste één vouwlijn tussen de dekselwand en de daarmee verbonden opstaande wand althans plaatselijk aan de binnenzijde een tweedelig trekelement aangebracht, waarvan de twee delen door een vouwlijn met elkaar zijn verbonden, waarbij het trekelement met zijn vouwlijn evenwijdig aan de dekselwandvouwlijn is geplaatst en de trekelementdelen respectievelijk aan de dekselwand en aan de opstaande dekselwand zijn bevestigd, zodanig dat de trekele-mentvouwlijn ten opzichte van de dekselwandvouwlijn naar het midden van de dekselwand is geplaatst.

Bij deze dekselconstructie kan de opstaande wand in de opbergstand onder insluiting van het dubbelgevouwen trekelement plat over de dekselwand zijn neergeslagen. Bij het rechtop-zetten van deze wand zal het trekelement door de versprongen ligging van de respectieve vouwlijnen weerstand bieden tegen het haaks op de dekselwand zwenken van de opstaande wand en deze wand enigszins binnenwaarts naar de neergeslagen stand toe trekken. Dit betekent dat bij over een tray geslagen deksel een opstaande wand die van een dergelijk trekelement is voorzien, tegen de aangrenzende opstaande traywand worden getrokken en bij verticale belasting niet de neiging vertoont buitenwaarts te buigen.

Het trekelement volgens de uitvinding kan bestaan uit een afzonderlijk rechthoekig stuk van hetzelfde materiaal als waar het traydeksel van is vervaardigd en de elementdelen kunnen door kleven met de dekseldelen worden verbonden.

In een voorkeursuitvoering van de uitvinding is echter het trekelement vervaardigd door in het deksel een lip te stansen en een vouwlijn aan te brengen, waarbij het contour van de lip zodanig is en de vouwlijn op een zodanige plaats is aangebracht dat door het omvouwen van de lip tegen de binnenzijde van het deksel het aan de vouw grenzende deel van het trekelement zich tot nabij de dekselwandvouwlijn uitstrekt en het andere deel van het trekelement aan de aangrenzende opstaande dekselwand is gekleefd.

Bij een deksel met een vensteropening, kan volgens de uitvinding het trekelement zijn vervaardigd uit het materiaal dat voor het vormen van het venster uit de dekselwand moet worden verwijderd, het trekelement met een vouwlijn te vormen met een zodanig contour dat door het omvouwen van het trekelement over een langs een vensterrand gelegen vouwlijn het aan de vensterrand grenzende deel van het trekelement zich tot nabij de dekselwandvouwlijn uitstrekt en het andere deel aan de aangrenzende opstaande dekselwand is gekleefd.

Daarbij kunnen volgens de uitvinding de twee trekelementdelen van ongelijke afmeting zijn, nl. het aan de vensterrand grenzende deel met in hoofdzaak dezelfde afmetingen als de dekselzóne tussen de vensteropening en de dichtstbij gelegen dekselvouwlijn en het andere trekelementdeel van veel geringere afmeting.

Het grotere trekelementdeel kan dan naast die van het trekelement tevens de functie hebben het dekselmateriaal plaatselijk te verstijven, terwijl het kleinere trekelementdeel uitsluitend de functie heeft de opstaande wand binnenwaarts voor te spannen.

Het is duidelijk dat dergelijke treklipconstructies eveneens kunnen worden toegepast bij een tray teneinde het onder verticale belasting uitbuigen van de opstaande traywanden tegen te gaan.

De uitvinding verschaft tevens een samenstel van een verstevigde paraattray, voorzien van een dergelijk verstevigd paraatdeksel, waarbij ook bij de tray maatregelen zijn genomen om de verticale belastbaarheid te vergroten.

Bij een samenstel van een paraattray met een scharnierend paraatdeksel volgens de uitvinding is de tray voorzien van hoeksteunen die als prismatische kokers zijn gevormd uit flappen met vouwlijnen die scharnierend met ópstaande wandpanelen zijn verbonden, welke kokers met een van de kokerzijwanden aan aangrenzende opstaande wanden zijn gekleefd en in de opberg-stand in platgevouwen toestand op het bodempaneel liggen.

Bij het optrekken van de traywanden richten de kokers zich haaks op de traybodem en vormen zij stapelsteunen die het ge- wicht van een bovenliggende tray op het bodemoppervlak helpen overdragen.

Een verdere maatregel voor het vergroten van de verticale belastbaarheid van de tray is dat tussen de tray-achterwand en de dekselwand een tussenpaneel met dezelfde hoogte als de tray-achterwand aanwezig is, welk tussenpaneel tegen de buitenzijde van de achterwand wordt omgeslagen en vastgekleefd, zodat in het voltooide samenstel van tray en deksel de tray-achterwand is verdubbeld. Bij gesloten tray zijn dan rondom dubbele wanden aanwezig, hetgeen, in combinatie met de hoeksteunkokers en de trekelementen bij de dekselwanden een in alle opzichten uiterst stevige doosconstructie geeft.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de tray met versterkt deksel worden beschreven.

Fig.1 is een tray met deksel volgens de uitvinding; fig.2 is een perspectiefaanzicht van een uit de plano volgens fig.l vervaardigde paraattray met deksel in gedeeltelijk geopende toestand; fig.3 is een doorsnede volgens de lijn III-III in fig.2; fig.4 toont de tray in de gesloten gebruiksstand; en fig.5 is een doorsnede volgens de lijn V-V in fig.4.

In de in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm is de tray met dekselcombinatie voorzien van een bodemwand 1 en een dekselwand 2. De bodemwand 1 is via vouwlijnen 3,4,5 en 6 verbonden met zijwanden 7 en 8, een voorwand 9 en een achterwand !0.

In de zijwanden 7 en 8 zijn onder 45° hellende vouwlijnen 11 aangebracht voor het begrenzen van driehoekige verbindings-zönes 12. De trayvoor- en achterwand 9 en 10 zijn elk via vouwlijnen 13 verlengd met rechthoekige verbindingsflappen 14, waarin verdere vouwlijnen 15 zijn aangebracht.

Via een vouwlijn 16 is de tray-achterwand verbonden met een tussenpaneel 17 dat via een vouwlijn 18 is verbonden met de dekselwand 2. De dekselwand 2 is verder via vouwlijnen 19,20 en 21 verbonden met dekselzijwanden 22 en 23 en met een deksel-voorwand 24. In de dekselzijwanden 22 en 23 zijn door onder 45° hellende vouwlijnen 25 driehoekige verbindingszones 26 begrensd. Via vouwlijnen 27 .is de dekselvoorwand 24 verlengd met rechthoekige verbindingspanelen 28. Verder zijn in het verlengde van het tussenpaneel 17 verbindingsflappen 29 aangegeven.

De vouwlijn 16 tussen de tray-achterwand 10 en het tussenpaneel 17 is ter aanpassing aan de trayconfiguratie met uitsparingen in de lange zijden, ongeveer op halve hoogte van de tray-achterwand aangebracht en vanaf de einden van deze vouwlijn strekken zich geknikte insnijdingen 30 tussen de panelen 10 en 17 uit.

In het dekselpaneel 2 is een venster 31 gevormd door het uitstansen van panelen 32 en 33 en het aanbrengen van vouwlijnen 35 en 36, alsmede vouwlijnen 37, via welke lippen 38, die eveneens zijn uitgestanst, met de panelen 32 zijn verbonden .

Afgezien van de werkvolgorde, die afhankelijk is van de werking van het machine-ontwerp, wordt het tray en deksel-samenstel als volgt uit de plano volgens fig.l vervaardigd

Het traygedeelte wordt vervaardigd door de rechthoekige verbindingsflappen 14 m.b.v. de vouwlijnen 15 tot prismatische kokers te vormen, de driehoekige verbindingszónes 12 in de zijwanden 7 en 8 (gezien in fig.l) achterwaarts te vouwen en te kleven aan de aangrenzende wanden van de gevormde kokers, waarbij alle opstaande wanden 7-10 over de bodemwand 1 zijn neergeslagen.

Het tussenpaneel 17 wordt over de vouwlijn 16 tegen de buitenzijde van de tray-achterwand 10 gevouwen en daaraan vastgekleefd.

De dekselzi jwanden 22 en 23 worden met de dekselvoorwand 24 verbonden door de driehoekige verbindingszones 26 achterwaarts te vouwen en vast te kleven aan de rechthoekige verbindingsflappen 28.

De hoekverbindingen tussen de opstaande wanden 7-10 bij de tray en de opstaande wanden 22-24 bij het deksel zijn die welke karakteristiek zijn voor paraatdozen, d.w.z. dat zij het mogelijk maken dat reeds haaks met elkaar verbonden opstaande wanden over de bodem-, resp. dekselwand worden neergeslagen.

Het deksel wordt voltooid door de panelen 32 uit de vensteropening 31 tegen de binnenzijde van de dekselwand 2 te vouwen en de lippen 38 tegen de binnenzijde van de opstaande wanden 22 en 23 te kleven. Daarbij zijn de afmetingen van de panelen 32 zodanig in relatie tot de afmetingen van de deksel-wanddelen aan weerszijden van de vensteropening 31 gekozen dat de vouwlijnen 37 van de lippen 38 dichter bij de vensteropening liggen dan de vouwlijnen 19,20 van de opstaande dekselwanden 22, 23. Het effect hiervan is dat de opstaande wanden als het ware uit de rechtopstaande positie naar een enigszins over de dekselwand hellende positie worden "voorgespannen" en in de gebruiksstand, zoals aangegeven in de figuren 4 en 5, de opstaande dekselwanden 22,23 tegen de opstaande traywanden 7 en 8 gedrukt worden gehouden, zodat zij bij verticale belasting niet de neiging vertonen buitenwaarts te buigen.

Claims (7)

1. Uit een plano door vouwen en kleven vervaardigbare tray of dekselconstructie, met een bodempaneel (1;2) en door vouwlijnen (3-6;18-21) daarmee verbonden opstaande wanden (7-10;22-24), waarbij ter plaatse van de hoeken waar opstaande wanden samenkomen, telkens één van de opstaande wanden is verlengd met een scharnierend daarmee verbonden, rechthoekige verbindingsflap (14;28) en in de andere opstaande wand door een onder 45° hellende vouwlijn (11;25) een driehoekige verbindingszone (12;26) is begrensd, die na terugvouwen tegen de achterzijde van de opstaande wand, door kleven is bevestigd tegen de genoemde rechthoekige verbindingsflap, met het kenmerk, dat bij tenminste één vouwlijn (19,20) tussen de dekselwand (2) en de daarmee verbonden opstaande wand (22,23) althans plaatselijk aan de binnenzijde een tweedelig trekelement (32,38) is aan-gebracht, waarvan de twee delen (32,38) door een vouwlijn (37) met elkaar zijn verbonden, waarbij het trekelement (32,38) met zijn vouwlijn (37) evenwijdig aan de dekselwandvouwlijn (19,20) is ge-laatst en de trekelementdelen (32,38) respectievelijk aan de dekselwand (2) en aan de opstaande dekselwand (22,23) zijn bevestigd, zodanig dat de trekelementvouwlijn (37) ten opzichte van de dekselwandvouwlijn (19,20) naar het midden van de dekselwand (2) is geplaatst.

2. Dekselconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het trekelement bestaat uit een afzonderlijk rechthoekig stuk van hetzelfde materiaal als waar het traydeksel van is vervaardigd en de elementdelen door kleven met de dekseldelen zijn verbonden.

3. Dekselconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het trekelement is vervaardigd door in het deksel een lip te stansen en een vouwlijn aan te brengen, waarbij het contour van de lip zodanig is en de vouwlijn op een zodanige plaats is aangebracht dat door het omvouwen van de lip tegen de binnenzijde van het deksel, het aan de vouw grenzende deel van het trekelement zich tot nabij de dekselwandvouwlijn uitstrekt en het andere deel van het trekelement aan de aangrenzende opstaande dekselwand is gekleefd.

4. Dekselconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij een deksel (2) met een vensteropening (31), het trekelement is vervaardigd uit het materiaal dat voor het vormen van het venster (31) uit de dekselwand (2) moet worden verwijderd, het trekelement met een vouwlijn (37) is gevormd met een zodanig contour dat door het omvouwen van het trekelement (32,38) over een langs een vensterrand gelegen vouwlijn (35) het aan de vensterrand grenzende deel (32) van het trekelement zich tot nabij de dekselwandvouwlijn (19,20) uitstrekt en het andere deel (38) aan de aangrenzende opstaande dekselwand (22,23) is gekleefd.

5. Dekselconstructie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de twee trekelementdelen (32,38) van ongelijke afmeting zijn, nl. het aan de vensterrand (35) grenzende deel (32) in hoofdzaak dezelfde afmetingen heeft als de dekselzóne tussen de vensteropening (31) en de dichtstbij gelegen dekselvouwlijn (19,20) en het andere trekelementdeel (38) een lip vormt met veel geringere afmetingen.

6. Samenstel van een paraattray en een scharnierend daarmee verbonden paraatdeksel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tray is voorzien van hoeksteunen die als prismatische kokers zijn gevormd uit flappen (14) met vouwlijnen (15) die scharnierend met opstaande wandpanelen (9,10) zijn verbonden, welke kokers met een van de kokerzij-wanden aan aangrenzende opstaande wanden (7,8) zijn gekleefd en in de opbergstand in platgevouwen toestand op het bodempaneel (1) liggen.

7. Samenstel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat dat tussen de tray-achterwand (10) en de dekselwand (2) een tussen-paneel (17) met dezelfde hoogte als de tray-achterwand (10) aanwezig is, welk tussenpaneel (17) tegen de buitenzijde van de achterwand (10) is omgeslagen en vastgekleefd, zodat in het voltooide samenstel van tray en deksel de tray-achterwand (10) is verdubbeld.