NL8900845A - Werkwijze voor het vervaardigen van veevoedervlokken, alsmede inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het vervaardigen van veevoedervlokken, alsmede inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van veevoedervlokken, alsmede op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

Het is algemeen bekend om uit een aantal, al dan niet gemengde, grondstoffen in één stap of meerdere stappen vee-voederkorrels te persen. Dergelijke korrels hebben ten opzichte van ongeperst veevoeder het voordeel dat zij eenvoudiger verwerkt kunnen worden in automatische voedersystemen en dat zij minder stuif- en morsverliezen opleveren. Het is van groot belang dat deze korrels voldoende hard zijn, om te voorkomen dat zij bij verwerking in een automatisch voeder-systeem vergruizen, of gedurende de opslag in silo's samenklonteren, waardoor het automatische voedersysteem uiteindelijk vastloopt.

De hardheid van de veevoederkorrels wordt door verschillende factoren bepaald. Te noemen zijn o.a. de samenstelling van het uitgangsprodukt, de bij het persen gebruikte apparatuur, eventuele toevoegingen tijdens het procédé, het aantal bewerkingen dat het uitgangsmateriaal ondergaat, etc., etc. De fabrikanten van veevoeders weten uit ervaring de minimaal gewenste hardheid van hun produkt, en passen de hiervoor genoemde maatregelen in verschillende combinaties toe om die hardheid te bereiken. Een probleem bij het vergroten van de hardheid door het veranderen van de samenstelling van het produkt is echter dat dit vaak ten koste gaat van de voedingswaarde per eenheid produkt, of dat dit resulteert in een hoge prijs per eenheid produkt. Het is daarom gebruikelijk en algemeen bekend om de vereiste hardheid te bereiken door het uitgangsprodukt in meerdere stappen te verdichten.

Het normale procédé voor de produktie van veevoederkorrels is dan ook als volgt: het te persen meel, al dan niet gemengd, wordt van zijn opslagplaats naar een doseerinrich-ting gevoerd en vervolgens gedoseerd toegevoerd aan een meng-inrichting. In de menginrichting kunnen desgewenst melasse, vinasse (gefermenteerde melasse waaruit de alcohol is ver- wijderd) en/of andere vloeistoffen worden toegevoegd. Tevens kan in de menginrichting desgewenst stoom worden ingevoerd. Het zo verkregen produkt kan desgewenst enige tijd in een rijpketel op temperatuur gehouden worden, alvorens in een voorverdichtingsinrichting een eerste maal verdicht te worden. Hierna wordt het produkt in de korrelpers verwerkt tot veevoederkorrels. De uit de pers verkregen korrels laat men afkoelen, waarna zij afgezeefd en opgeslagen worden.

Er zijn momenteel twee soorten voorverdichtingsinrich-tingen in gebruik. De eerste soort is de extrusiepers, bestaande uit een huis waarin een worm ronddraait die het produkt door een nauwe opening aan één zijde van het huis wegperst, en de tweede soort is de, ook in het verdere procédé gebruikte, korrelpers. Ean dergelijke korrelpers bestaat uit een vlakke, horizontaal liggende matrijs die voorzien is van doorboringen met de voor de korrels gewenste diameter, en waaroverheen één of meer rollen ronddraaien die het produkt, dat aan de bovenzijde van de pers wordt toegevoerd, door de gaten in de matrijs drukken. Ook bestaan er uitvoeringen waar het produkt door een ringvormige, ronddraaiende matrijs gerold wordt.

Beide genoemde voorverdichtingsinrichtingen hebben als nadeel dat zij tamelijk gecompliceerd zijn, en daardoor duur in aanschaf en onderhoud. Daarnaast worden beide inrichtingen gekenmerkt door een hoog energieverbruik.

De huidige uitvinding heeft als doel te voorzien in een werkwijze voor het voorverdichten, waarbij de boven genoemde bezwaren worden vermeden. Volgens de uitvinding wordt het uitgangsprodukt, al dan niet gemengd, verhit of gerijpt, naar een voorverdichtingsinrichting geleid die bestaat uit twee tegen elkaar in draaiende walslichamen, en daar doorheen gevoerd. Op deze wijze wordt een vlokvormig produkt verkregen. Een dergelijke voorverdichtingsinrichting kan eenvoudig en goedkoop geconstrueerd worden en heeft een laag energieverbruik .

Volgens de uitvinding kunnen de walslichamen schijven zijn, waarvan de draaiingsassen evenwijdig verlopen en over een stelsel van tandwielen zodanig met elkaar verbonden zijn, dat wanneer één van de assen aangedreven wordt, beide assen met gelijke, doch tegengesteld gerichte, snelheid ronddraaien *

Volgens de uitvinding kan ook gebruik gemaakt worden van walslichamen die met verschillende snelheden tegen elkaar in draaien, waardoor het uitgangsprodukt niet slechts samengedrukt, maar ook beter gemengd wordt. Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoering van de uitvinding wordt gebruik gemaakt van een inrichting waarin op elk van de assen meerdere schijven naast elkaar zijn aangebracht, van opeenvolgende schijven waarvan de diameters verschillend zijn, en waarbij de diameters van aangrenzende schijven van een schijf beide groter of kleiner dan de diameter van die schijf zijn, een en ander zodanig, dat de ruimte tussen twee tegenoverliggende schijven zijdelings door naburige schijven wordt begrensd. Gebruik 'van een dergelijke inrichting heeft als voordeel dat, zoals hierboven beschreven, het uitgangsprodukt gecomprimeerd en gemengd wordt, zonder dat dit veel extra energie kost. Een verder voordeel is, dat bij een voorverdich-tingsinrichting zoals hier beschreven de cilinderoppervlakken van twee tegenover elkaar gelegen schijven tezamen met de zijkanten van de twee aangrenzende schijven telkens een afgesloten walsruimte vormen. Toepassing van dergelijke kleine, afgesloten walsruimten voorkomt dat, wanneer slechts kleine hoeveelheden uitgangsprodukt aan de voorverdichtingsinrichting worden aangeboden, het uitgangsprodukt zich verdeelt over de gehele breedte van de voorverdichtingsinrichting, waardoor het nauwelijks samengedrukt wordt. In de huidige voorkeursuitvoering van de voorverdichtingsinrichting worden bij variaties in het aanbod van te verdichten uitgangsprodukt meer of minder walsruimtes gevuld.

Volgens de uitvinding kan de voorverdichtingsinrichting worden uitgerust met middelen voor het regelen van het toerental van de walslichamen, waardoor de capaciteit van de voorverdichtingsinrichting gevarieerd kan worden en deze inrichting in feite eveneens fungeert als doseerinrichting voor de korrelpers.

Eveneens kan de voorverdichtingsinrichting volgens de uitvinding worden uitgerust met middelen voor het variëren van de afstand tussen de walslichamen, waardoor de mate van verdichting die in de voorverdichtingsinrichting wordt bereikt geregeld kan worden. Tenslotte kan de aandrijving van de voorverdichtingsinrichting voorzien zijn van veiligheids-middelen die de voorverdichtingsinrichting stopzetten wanneer de kracht op de aangedreven as een bepaalde waarde overschrijdt, waardoor harde voorwerpen in de voorverdichtingsinrichting tegengehouden worden en geen kans hebben om de dure korrelpers te beschadigen.

Samenvattend kan gesteld worden dat de werkwijze volgens de uitvinding, naast de gezochte voordelen van toepassing van een eenvoudigere en daardoor goedkopere voorverdichtingsinrichting, met een lager energieverbruik dan bestaande voorverdichtingsinrichtingen, nog een groot aantal andere voordelen met zich meebrengt. Zo wordt het uitgangsprodukt niet slechts samengedrukt maar ook nog goed gemengd in de voorverdichtingsinrichting volgens de uitvinding, is de mate van verdichting onafhankelijk van de aangeboden hoeveelheid uitgangsprodukt, en fungeert de voorverdichtingsinrichting niet slechts als zodanig, maar ook als doseerinrichting en zelfs als beveiliging voor de dure korrelpers.

Bijgaande figuren illustreren enige uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van de voorverdichtingsinrichting in zijn meest eenvoudige uitvoering.

Fig. 2 is een zijaanzicht met doorsnede van de voor-keursuitvoering van de inrichting, getoond in combinatie met een in de handel verkrijgbare korrelpers.

Fig. 3 is een aanzicht in perspectief van de voorkeursuitvoering van de inrichting, eveneens getoond in combinatie met een in de handel verkrijgbare korrelpers.

Fig. 4 is een doorsnede over de in fig. 3 aangegeven lijn IV-IV van de voorkeursuitvoering van de inrichting.

Fig. 5 is een doorsnede over de in fig. 3 getekende lijn V-V van de voorkeursuitvoering.

Zoals in fig. 1 getoond, bestaat de voorverdichtings-inrichting uit twee rollen of schijven 1,2, elk vast gemonteerd op een rollend gelagerde as 3,4, op welke assen tevens de in elkaar grijpende tandwielen 5,6 bevestigd zijn. De as 3 is door een overbrenging 7 verbonden met een aangedreven as 8. De rollen worden omgeven door een houder 9 (hier slechts gedeeltelijk getekend), welke aan de bovenzijde voorzien is van een instroomopening, en aan de onderzijde van een uit-stroomopening. Wanneer de aangedreven as 8 ronddraait, wordt deze beweging d.m.v. overbrenging 7 doorgegeven aan as 3, welke de beweging via de tandwielen 5 en 6 in tegengestelde richting doorgeeft aan as 4. Als gevolg hiervan zullen de rollen 1 en 2 met gelijke snelheid maar tegengestelde draairichting roteren. Het uitgangsprodukt, dat door de instroomopening van houder 9 op de rollen 1 en 2 stroomt, zal door deze rollen worden meegenomen en in de spleet tussen de rollen 1 en 2 worden samengedrukt tot vlokken, welke door de uitstroomopening van houder 9 de voorverdichtingsinrichting verlaten.

In de fig. 2 en 3 is te zien dat volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding de rollen 1 en 2 bestaan uit verzamelingen schijven met verschillende diameters, resp. la en lb of 2a en 2b, welke wederom vast gemonteerd zijn op de assen 3 en 4, en wel zo dat tegenover iedere schijf met grotere diameter la een schijf met kleinere diameter 2b is geplaatst en vice versa. In fig. 2 is te zien, dat de as 3, welke rollend gelagerd is in lagers 10,10, via veiligheidsmiddelen 11 verbonden is met een poelie 12.

Wanneer poelie 12 wordt aangedreven, zal de as 3 met de daarop gemonteerde schijven la en lb en het daarop gemonteerde tandwiel 5 gaan roteren. Het tandwiel 5 geeft de rotatie door aan het in fig. 2 niet getoonde, op as 4 gemonteerde tandwiel 6. In fig. 3 is te zien hoe volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding het tandwielenpaar 5,6 vervangen is door een tandwielenstelsel 5a,5b,6b,6a, waardoor de mogelijkheid geschapen wordt om de assen 3,4 naar elkaar toe of van elkaar af te bewegen, om zo de mate van verdichting te regelen.

Fig. 2 toont hoe het uitgangsprodukt door transportmiddelen 13 wordt toegevoerd aan instroomopening 14 van de behuizing 9, waarna het uitgangsprodukt op de rollen 1,2 valt en door deze rollen wordt meegenomen en door de spleet tussen de rollen wordt gewalst. Door de uitstroomopening 15 verlaten de geperste vlokken de voorverdichtingsinrichting, waarna zij op matrijs 16 vallen. De vlokken worden vervolgens door de over de matrijs rollende persrollen 17 door gaten 18 geperst, waarna het zo ontstane walsprodukt door roterende messen 19 wordt afgesneden. De persrollen 17 en de messen 19 zijn bevestigd op een verticale roterende kop 20, welke aangedreven wordt door de in fig. 3 getoonde krachtbron 21. De geperste korrels worden uiteindelijk door transportmiddelen 22 afge-voerd.

Fig. 4 toont twee tegenover elkaar gelegen schijven la en 2b in doorsnede, met daarachter in gedeeltelijk aanzicht twee schijven lb en 2a. De schijven zijn door middel van spieën 23,24 vast gemonteerd op de assen 3,4. De schijven zijn voorzien van groeven 25 om het uitgangsprodukt mee te voeren. Duidelijk is te zien hoe de cilinderoppervlakken van de schijven la en 2b, tezamen met de zijkanten van naast gelegen schijven 2a een walsruimte definiëren (zo ook de cilinderoppervlakken van schijven lb en 2a tezamen met de zijkanten van naast gelegen schijven la).

In fig. 5 zijn verschillende schijvenparen la,2b en lb,2a in bovenaanzicht te zien. De schijvenparen zijn allen door middel van spieën 23 en 24 gefixeerd op assen 3 en 4.

Door twee tegenover gelegen schijven wordt telkens een persruimte 26 gedefinieerd.

Claims (13)

1. Werkwijze voor het bereiden van veevoedervlokken door een meelvormig uitgangsprodukt tussen twee tegen elkaar in draaiende walslichamen door te leiden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de walslichamen slippend langs elkaar bewegen.

3. Werkwijze voor het bereiden van hard, korrelvormig veevoeder door een uitgangsprodukt in een zgn. korrelpers samen te persen, met het kenmerk, dat het uitgangsprodukt verkregen is volgens de werkwijze van conclusie 1 of 2.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwij ze volgens conclusie 1, gekenmerkt door middelen voor het tot veevoedervlokken walsen van een meelvormig uitgangsprodukt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat die middelen bestaan uit twee tegen elkaar in draaiende walslichamen, onder vrijlating van een doorgang voor het te walsen produkt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de twee walslichamen slippend langs elkaar bewegen

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de walslichamen schijven zijn waarvan de draaiingsassen evenwijdig verlopen en over een stelsel van tandwielen zodanig met elkaar verbonden zijn, dat wanneer één van de assen aangedreven wordt, beide assen met gelijke, doch tegengesteld gerichte, snelheid ronddraaien.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de diameters van de schijven verschillend zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat op elk van de assen meerdere schijven naast elkaar zijn aangebracht, van opeenvolgende schijven waarvan de diameters verschillend zijn, en waarbij de diameters van aangrenzende schijven van een schijf beide groter of kleiner dan de diameter van die schijf zijn, een en ander zodanig, dat de ruimte tussen twee tegenoverliggende schijven zijdelings door naburige schijven wordt begrensd.

10. inrichting volgens één der conclusies 7-9, gekenmerkt door middelen voor het regelen van het toerental van de aangedreven as.

11. Inrichting volgens één der conclusies 7-10, gekenmerkt door middelen voor het variëren van de afstand tussen de twee evenwijdige assen.

12. Inrichting volgens één der conclusies 7-11, met het kenmerk, dat de aandrijving voorzien is van veiligheids-middelen.

13. Inrichting volgens één der conclusies 7-10, met het kenmerk, dat de veiligheidsmiddelen de vorm hebben van een bij overbelasting brekende pen.