NL8900447A - Drager voor een schijfvormige, inschrijfbare en/of uitleesbare plaat. - Google Patents

Description

N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Drager voor een schijfvormige, inschrijfbare en/of uitleesbare plaat".

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het opnemen van een schijf vormige, inschrijfbare en/of uitleesbare informatie-plaat, omvattende een houderlichaam, begrensd door een bovenvlak en een ondervlak en voorzien van een zich daar tussen bevindend oplegvlak voor het opleggen van de plaat, welk houderlichaam voorts is voorzien van zich aan de omtrek van het oplegvlak bevindende vasthoudelementen voor het vasthouden van de plaat, waarbij ten minste een van de vasthoudelementen een ten opzichte van het oplegvlak, tegen de werking van een in de houder bevestigd verend element in verplaatsbaar vasthoudelement is.

Een dergelijke houder is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0.188.663 (PHD 85.475; herewith incorporated by reference). De bekende houder is voorzien van een verlaagd oplegvlak en drie rondom het oplegvlak aangebrachte, tegenover elkaar liggende, als nokken uitgevoerde vasthoudelementen. De houder is voorts voorzien van een grijp-rand voor het vastnemen en dragen van de houder. Parallel aan de grijp-rand strekt zich het als een bladveer uitgevoerde verende element uit, dat is gekoppeld met een verende beugel, waarop in het midden een van de nokken is aangebracht. Daardoor is deze nok verplaatsbaar ten opzichte van het oplegvlak. De overige twee nokken zijn vaste, aan het houderlichaam bevestigde nokken. De bekende houder is in de handel verkrijgbaar en wordt gebruikt in combinatie met de inmiddels algemeen bekende Compact-Disc (CD of CDV), die een diameter heeft van 12 cm.

De houder is toepasbaar als verpakking voor de genoemde Compact-Disc en wordt tevens gebruikt als gemakkelijk hanteerbaar hulpmiddel voor het in of uit een optische afspeelinrichting voeren van de Compact-Disc, in welk geval de afspeelinrichting vanzelfsprekend een aangepast laadmechanisme heeft, zoals bijvoorbeeld beschreven is in de Nederlandse octrooiaanvrage Nr. 8.702.604 (PHN 12.305; herewith incorporated by reference). In een dergelijk laadmechanisme werkt onder andere een onderdeel van het laadmechanisme samen met het verende element van de houder ten behoeve van het ontgrendelen van de in de afspeelinriehting gebrachte Compact-Disc.

Sinds enige tijd is een kleinere versie (CD-single) van de Compact-Disc verkrijgbaar, welke een diameter van slechts 8 cm heeft en zonder aanpassing van de afspeelmiddelen van de bekende afspeelinrich-tingen kan worden afgespeeld. De CD-single kan echter niet in de bekende, verkrijgbare houder opgenomen en bevestigd worden, vanwege de door de 12 cm CD bepaalde grootte van het oplegvlak en de door de 12 cm CD bepaalde plaats van en onderlinge afstand tussen de vasthoudelemen-ten. Een oplossing voor dit probleem zou gevonden kunnen worden door de aftaetingen van de bekende houder op een geschikte wijze aan te passen of te verkleinen. Een nadeel daarvan is echter, dat de aldus verkregen houders niet geschikt zijn voor samenwerking met de, aan de uit de genoemde Europese octrooiaanvrage 2,188,663, bekende houder aangepaste afspeelinri chtingen.

De uitvinding beoogt ondermeer de in de aanhef genoemde houder zodanig te wijzigen, dat deze geschikt is voor het opnemen van een optische plaat met een diameter, die afwijkt van die van de huidige 12 cm CD, bijvoorbeeld 8 cm, zonder dat daardoor de toepassing in af-speelinrichtingen met een op de bekende verkrijgbare houder afgestemd laadmechnisme in gevaar komt.

De houder volgens de uitvinding heeft daartoe als kenmerk, dat het verplaatsbare vasthoudelement is aangebracht op een in het houderlichaam verschuifbaar gelagerd, met het in de houder bevestigde verende element samenwerkend sohuiforgaan. De maatregelen volgens de uitvinding bieden de mogelijkheid, de houder zodanig te dimensioneren, dat hij zondermeer in bestaande opbergcassettes past, en zonder aanpassing van laadmechanismen met bestaande, afspeelinrichtingen kan samenwerken .

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding, waarbij de houder aan een zijde een grijprand vertoont, in de nabijheid waarvan zich het verende element en het verplaatsbare vasthoudelement bevinden, heeft het kenmerk, dat het schuiforgaan zich in een aan de grijprand grenzend gedeelte van het houderlichaam bevindt en van de grijprand af en naar de grijprand toe verplaatsbaar is. Deze houder volgens de uitvinding kan dezelfde buitenafmetingen hebben als de in de handel verkrijgbare uitvoeringsvorm van de uit de genoemde Europese aanvrage 0.188.663 bekende houder, terwijl voorts de plaats van het verende element overeen kan komen met die van de genoemde bekende houder. Daarbij kan voor aanpassing aan de diameter van de op te leggen plaat volstaan worden met het kiezen van geschikte afmetingen van het oplegvlak en het schuiforgaan, en het op een geschikte plaats positioneren van de vasthoudelementen. Hierdoor kan de houder ondanks het feit, dat hij geschikt is voor een optische plaat met een kleine diameter, in het bijzonder 8 cm, toch dezelfde omtreksafmetingen en dezelfde plaats van het verende element hebben als de reeds in gebruik zijnde houders van de in de aanhef genoemde soort, waardoor de houder volgens de uitvinding gebruikt kan worden in inrichtingen die zijn voorzien van voor opname van de genoemde bekende houders ingerichte laadmechanisraen.

Een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding, waarbij nabij het verplaatsbaar vasthoudelement een door twee tegenover elkaar liggende randdelen van het houderlichaam begrensde uitsparing in het oplegvlak is aangebracht, heeft het kenmerk, dat de schuif organen, gezien in een schuifrichting, aan weerszijden is voorzien van uitsteeksels voor samenwerking met de genoemde randdelen. Op deze wijze is een eenvoudige, efficiënte en platte geleidingscon-structie verkregen.

Teneinde een probleemloze toepassing van de houder in alle daarvoor in aanmerking komende laadmechanismen zeker te stellen, heeft een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding het kenmerk, dat het schuiforgaan zich tussen het bovenvlak en het ondervlak van het houderlichaam uitstrekt. Hiermede wordt bereikt, dat de houder zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde geen ongewenste uitstekende delen vertoont.

Door een geschikte profilering van de randdelen, door deze bijvoorbeeld te voorzien van een ribbe, kunnen de uitsteeksels van het schuiforgaan, die bijvoorbeeld als nokken of ribben zijn uitgevoerd, binnen de door het boven- en ondervlak van de houder gedefinieerde begrenzing blijven, zonder dat dat tot constructieproblemen aanleiding geeft.

Teneinde een rammelvrije constructie te verkrijgen, heeft een verdere uitvoeringsvorm het kenmerk, dat het schuiforgaan is voorzien van een koppelelement voor koppeling met het verende element. Het schuiforgaan kan, evenals het houderlichaam uit een kunststof worden vervaardigd. Het schuiforgaan kan ook één geheel vormen met het verende element, en uit een metaal zijn vervaardigd.

De uitvinding zal nu bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Figuur 1 het bovenaanzicht is van een houder volgens de uitvinding,

Figuur 2 het vooraanzieht,

Figuur 3 het achteraanzicht,

Figuur 4 een zijaanzicht,

Figuur 5 de doorsnede V-V, en

Figuur 6 de doorsnede VI-VI is van de houder van figuur 1.

De in de figuren getoonde houder volgens de uitvinding omvat een houderlichaam 1, dat is voorzien van een oplegvlak 3 voor het opleggen van een niet getoonde CD-single, welke een diameter heeft van 8 cm. Het houderlichaam 1 is in hoofdzaak rechthoekig uitgevoerd, en wordt in dikterichtlng gezien begrensd door een bovenvlak 5 en een ondervlak 7. Het oplegvlak 3 bevindt zich tussen het bovenvlak 5 en het ondervlak 7, en is voorzien van enigszins hellend verlopende, cirkel-boogvormige oplegranden 3a· De getoonde houder vertoont aan de voorzijde een grijprand 9 voor het vasthouden van de houder. In een centraal gedeelte en een zich in de richting van de enigszins verhoogde achterzijde 10 uitstrekkend gedeelte is de houder voorzien van een opening 11, om het vanaf de onderzijde van de houder optische aftasten van een optische plaat, welke tezamen met de houder in een daartoe geschikte aftasteenheid is gebracht, mogelijk te maken.

De getoonde houder is voorzien van een drietal als nokken 13, 1¾ en 15 uitgevoerde vasthoudelementen voor het op het oplegvlak 3 vasthouden van de genoemde CD-single. De nokken 14 en 15, welke zich aan weerszijden van de opening 11 bevinden, vormen één geheel met het uit kunststof vervaardigde houderlichaam 1, en zijn derhalve vaste nokken. De zich tegenover de nokken 14 en 15 bevindende nok 13 is daarentegen verschuifbaar ten opzichte van het houderlichaam 1. Daartoe maakt de nok 13 deel uit van een kunststof schuiforgaan 17, dat in de door de getekende pijl A aangeduide richtingen rechtlijnig verplaatsbaar is naar de grijprand 9 toe en daarvan af. Zoals in figuur 5 te zien is, is het houderlichaam 1 aan weerszijden van het schuiforgaan 17 voorzien van een in de schuifrichtingen van het schuiforgaan lopende ribbe 19, welke steekt in een aangepaste langsgroef 21 van het schuif-orgaan 17. Het schuiforgaan 17 is aan de van de nok 13 afgekeerde zijde voorzien van twee bevestigingshaken 23 en 24, welke het schuiforgaan 17 bevestigen aan een zich parallel aan de grijprand 9 uitstrekkende, aan twee uitsteeksels 25 en 27 van het houderlichaam 1 bevestigde bladveer 29. De bladveer 29 is voorzien van een omgebogen, van een opening 31 voorzien gedeelte 33, voor samenwerking met een bedieningsorgaan van een aangepaste CD-speler. Het schuiforgaan 17 is aan de bovenzijde voorzien van twee zijwaarts gerichte uitsteeksels 35 en aan de onderzijde voorzien van 4 zijwaarts gerichte uitsteeksels 37. Daarbij is een en ander zodanig gedimensioneerd, dat het schuiforgaan 17 zich tussen het bovenvlak 5 en het ondervlak 7 van het houderlichaam 1 bevindt, en ten opzichte van die vlakken geen uitsteeeksels vertoont.

Bij het op het oplegvlak 3 aanbrengen van een CD-single dient het schuiforgaan 17 met de daarop bevestigde nok 13 met de hand over een kleine afstand in de richting van de grijprand 9 verplaatst te worden. Zodra de CD-single op het oplegvlak ligt, kan het schuiforgaan losgelaten worden, waarna het onder invloed van de aanwezige bladveer 29 zijn uitgangspositie inneemt, waarbij de opgelegde optische plaat door de drie nokken 13, 14 en 15 op zijn plaats wordt gehouden. Wordt de aldus van een CD-single voorziene houder in een geschikte afspeel-inrichting gebracht, dan zal bij het naar de draaitafel van die inrichting voeren van de optische plaat, een bedieningsorgaan van de inrichting samenwerken met het bladveergedeelte 33, teneinde het schuiforgaan zover in de richting van de grijprand 9 te verplaatsen, dat de CD-single van het houderlichaam 1 vrijgemaakt en in een aftastpositie gebracht kan worden. De hier beschreven houder is zondermeer geschikt om samen te werken met het laadmechanisme van de in de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage Nr. 8,702,604 beschreven afspeelinrlchting.

Claims (6)

1. Houder voor het opnemen van een schijfvormige, insehrijf- bare en/of uitleesbare informatieplaat, omvattende een houderlichaam, begrensd door een bovenvlak en een ondervlak en voorzien van een zich daar tussen bevindend oplegvlak voor het opleggen van de plaat, welk houderlichaam voorts is voorzien van zich aan de omtrek van het oplegvlak bevindende vasthoudelementen voor het vasthouden van de plaat, waarbij ten minste een van de vasthoudelementen een ten opzichte van het oplegvlak, tegen de werking van een in de houder bevestigd verend element in verplaatsbaar vasthoudelement is, met het kenmerk, dat het verplaatsbare vasthoudelement aangebracht is op een in het houder-liehaam verschuifbaar gelagerd, met het in de houder bevestigde verende element samenwerkend schuiforgaan.

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de houder aan een zijde een grijprand vertoont, in de nabijheid waarvan zich het verende element en het verplaatsbare vasthoudelement bevinden, met het kenmerk, dat het schuiforgaan zich in een aan de grijprand grenzend gedeelte van het houderlichaam bevindt en van de grijprand af en naar de grijprand toe verplaatsbaar is.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, waarbij nabij het verplaatsbare vasthoudelement een door twee tegenover elkaar liggende randdelen van het houderlichaam begrensde uitsparing in het oplegvlak is aangebracht, met het kenmerk, dat het schuiforgaan, gezien in een schuifrichting, aan weerszijden is voorzien van uitsteeksels voor samenwerking met de genoemde randdelen. Houder volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het schuiforgaan zich tussen het bovenvlak en het ondervlak van het houderlichaam uitstrekt.

5. Houder volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de randdelen in hun lengterichting geprofileerd zijn.

6. Houder volgens conclusie 1, 2, 3» 4 of 5, met het kenmerk, dat het schuiforgaan is voorzien van een koppelelement voor koppeling met het verende element.

7. Houder volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schuiforgaan met het verende element één geheel vormt.