NL8802467A - Transmissieketting met scharnierpennen en afroltussenstukken. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Transmissieketting met scharnierpennen en afroltussenstukken.

De uitvinding heeft betrekking op een transmissieketting volgens de aanhef van conclusie 1 en zoals bekend uit EP-A-0060008 en EP-A-0102673.

In een dergelijke transmissieketting (die in het bijzonder bestemd is te worden toegepast in een continu variabele transmissie) treedt soms een voortijdige slijtage op van de met elkaar samenwerkende langszijden van resp. afroltussenstuk en scharnierpen waarvan de oorzaak moet worden toegeschreven aan een onvoldoende smering ter plaatse. Het gevolg van deze slijtage is een voortijdige verlenging van de ketting, waardoor de transmissie niet meer juist kan funktioneren. Een voor de hand liggende oplossing van dit probleem zou zijn de ketting door een oliebad te laten lopen. Gezien echter de hoge omloopsnelheden die worden toegepast (tot 50 m/s) levert . dit echter aanzienlijke energieverliezen op. Een andere oplossing wordt bereikt wanneer men de smering verzorgt door vanuit de binnenzijde van de transmissieketting olie onder druk tegen de passerende kettingdelen te spuiten; in de gekromde kettingbaandelen wordt meegenomen olie door de centrifugaalkracht naar buiten gewerkt waarbij de olie zijn weg moet vinden tussen de scharnierpennen en de afroltussenstukken. Deze smerende werking blijkt echter in de praktijk in het bijzonder bij hoge snelheden niet altijd toereikend te zijn.

De uitvinding beoogt een oplossing voor dit probleem te verschaffen. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met de maatregelen zoals beschreven in het kenmerk der hoofdconclusie.

Gunstige uitvoeringsvormen zijn beschreven in de volgconclusies, waarbij met betrekking tot de maatregel volgens conclusie 8 wordt opgemerkt dat deze overgangen het assembleren van de transmissieketting aanzienlijk vergemakkelijken. Bij dit assembleren worden na het aanbrengen der schalmen rond de scharnierpennen de afroltussenstukken tussen scharnierpennen en schalmen ingestoken en de in de voorkeursuitvoering aanwezige divergerende overgangen dienen daarbij als "zoekrand" waarmee het assembleren aanzienlijk wordt versneld. In het bijzonder wanneer men de groeven vormt door koud deformeren kan men door afkanten van een lengte geschikt geprofileerd en van een reeks groeven voorzien materiaal steeds door het midden van een oliegroef op eenvoudige wijze tussenstukken met deze configuratie verkrijgen.

In de praktijk is gebleken dat met de volgens de uitvinding voorgestelde maatregelen een uitstekende smering van de met elkaar samenwerkende oppervlakken van scharnierpennen enerzijds en afroltussenstukken anderzijds wordt bereikt zodat met een de fabricagekosten der ketting nauwelijks verhogende maatregel (de groeven kunnen op eenvoudige wijze door koud deformeren in de pennen worden aangebracht) de levensduur der transmissieketting aanzienlijk wordt verlengd.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin is: figuur 1 een eindaanzicht van een drietal transmissie-kettingschalmen met bijbehorende scharnierpennen en afroltussenstukken getekend in de stand welke deze delen innemen in het rechte deel van de transmissieketting, figuur 2 een overeenkomstig zijaanzicht van de delen in een gebogen deel van de ketting, en wel ter plaatse van een tot een bepaalde kromtestraal, gebogen gedeelte, figuur 3 een gedeelte van figuur 1 op aanzienlijk grotere schaal, figuur 4 een gedeelte van figuur 2 op aanzienlijk grotere schaal, figuur 5 een zijaanzicht van een afroltussenstuk volgens de uitvinding, figuur 6 een perspectivisch aanzicht van een bij een transmissieketting volgens de uitvinding toegepaste schalm, figuur 7 een perspectivisch aanzicht van een bij een dergelijke transmissieketting toegepaste scharnierpen, figuur 8 een perspectivisch aanzicht van een bij een dergelijke ketting toegepast afroltussenstuk.

Bij een transmissieketting van de soort waarop de uitvinding betrekking heeft werkt steeds één schalm samen met twee pennen, en werkt van elke pen steeds elk zijvlak samen met een afrolvlak van een tussenstuk dat is aangebracht tussen de betreffende pen en een oplegvlak dat zich in de schalmopening bevindt; de pennen worden bij het inlopen tussen de kegelschijven daartussen vastgeklemd en meegenomen. In een dergelijke transmissieketting wordt het draaimoment overgebracht door het verschil tussen de trekkrachten in de twee gestrekte kettingparten.

Figuur 1 toont in eindaanzicht een deel van drie schalmen 2a-2c, en de scharnierpennen 4a-4b. De pen 4a werkt samen met de schalmen 2a, 2b en de pen 4b met de schalmen 2b, 2c. Elke pen 4a, 4b werkt samen met de bijbehorende schalmei via twee afroltussenstukken, voor de pen 4a de tussenstukken 6a, 6b en voor de pen 4b de tussenstukken 6c, 6d. Op elk afroltussenstuk rusten, zoals op zich bekend een aantal in dwarsrichting der ketting gelegen schalmen. Het afroltussenstuk heeft een vlakke langszijde 10 die het afroloppervlak met de scharnierpen vormt (zie fig. 3); de andere langszijde 12 draagt over een gedeelte van de lengte een uitstekende ribbe 14 die in een groef in de schalm valt. Het afroltussenstuk wordt door deze ribbe ten opzichte van de schalm gefixeerd. Voorts zijn er de twee smalle langszijden 16a, 16b.

Elke scharnierpen heeft twee eindvlakken 18a, 18b (fig. 7). Deze eindvlakken werken samen met de kegelschi jven, zoals op zich bekend. Verder wordt het dwarsprofiel van de pennen gekenmerkt door het middenlijf 15, het verbrede bovenste deel 17 en het verbrede onderste deel 19 (fig. 3 en 4). De afroltussenstukken worden tussen deze verbrede delen van het penprofiel aangebracht (zoals op zich bekend). Deze configuratie is eveneens op zich bekend.

Het is voor een lange levensduur van een dergelijke transmissieketting uiteraard van cruciaal belang dat er een uitstekende smering bestaat tussen de langsvlakken 20a, 20b der scharnierpennen en de daarmee samenwerkende langsvlakken der afroltussenstukken, dus de vlakken 10. Hiertoe wordt door een geschikt mondstuk olie onder druk tegen de binnenzijde van de ketting gespoten, bijv. in de richting van de pijl 22 in figuur 1; de meegenomen olie wordt door de centrifugaalkracht in het gebogen haandeel van de ketting naar buiten geslingerd en tijdens bedrijf moet voldoende olie tussen de afroltussenstukken en de scharnierpennen doordringen om een goede smering te verzekeren. De uitvinding beoogt dit te verzekeren. Volgens de uitvinding is hiertoe in tenminste de naar binnen gerichte smalle langszijde 16a van elk afrol-tussenstuk een reeks dwars op de langsas ervan staande groeven aangebracht, in figuur 5 aangegeven met de verwijzingscijfers 24.

Teneinde te voorkomen dat men tijdens het assembleren van de transmissieketting bijzondere aandacht moet geven aan de oriëntatie der afroltussenstukken zal men bij voorkeur de beide smalle langszijden: 16a en 16b van dergelijke groeven voorzien, zoals figuur 5 dit toont.

Deze groeven zijn zodanig uitgevoerd dat zij zich, zoals in het bijzonder de detaildoorsneden volgens de figuren 3 en 4 tonen, uitgaande van de langszijde 12 naar de langszijde 10 verwijden terwijl de groeibodem in de afgebeelde voorkeursuitvoering een cirkelvormig verlopende begrenzing zonder scherpe overgangen heeft. De werking van deze groeven blijkt uit een vergelijking van de figuren 3 en 4. Figuur 3 toont de stand van de afroltussenstukken ten opzichte van de pennen in het rechte gedeelte van de transmissieketting, die wordt aangenomen te bewegen in de richting van de pijl 28. Olie welke bijvoorbeeld in de richting van de pijl 22 tegen de ketting wordt gespoten dringt in de ruimte tussen de groeibodem 26 van de groef 24 en het vlak 35 van het verbrede gedeelte 19 van de pen en vult de groef 24. Bij het inlopen in het gekromde gedeelte, dus bij het bereiken van de stand volgens figuur 4, verandert de stand der afroltussenstukken ten opzichte van de scharnierpennen zodanig dat de toestand volgens figuur 2 wordt bereikt die op vergrote schaal is afgebeeld in figuur 4: men ziet dat de in de groef 24 gevangen olie onder invloed van de centrifugaalkracht in de vrije ruimte tussen afroltussenstuk en penlangszijde kan komen. Een goede smering is hiermee verzekerd.

Een goede werking is verzekerd wanneer in het rechte deel der ketting de smalle einden der groeven open zijn -zie fig. 3 - en in de gebogen toestand (waarin de ketting-schalmen een kromtestraal R innemen) - zie figuur 4 - de hoek ^ ingesloten tussen een lijn R', lopend van het kromtemiddel-punt M naar het uiterste punt 26' van de smeergroefbodem en een aan de groeibodem 26 rakend vlak aangegeven met m tenminste 90^ is. Bij de gebruikelijke kettingconstructie betekent dit, uitgaande van de grootste kromtestraal die de ketting op de poelie kan innemen dat de verwijdingshoek der groef 24 groter is dan 2^.

De figuren tonen een uitvoeringsvorm waarin langs de smalle langszijden negen groeven als bovenomschreven zijn aangebracht van elk waarvan, zoals met de met de streep-puntlijn getekende cirkel 25 is aangegeven, de groeibodem een cirkelvormig dwarsdoorsnedeverloop heeft. Uiteraard is dit aantal niet beperkend: het aantal groeven kan voor elke transmissieketting en elke transmissiekettingsituatie aan de hand van de met dergelijke transmissies reeds opgedane ervaringen worden bepaald. Bij een hoog belaste en met hoge omtreksnelheden werkende transmissieketting zal men uiteraard meer groeven toepassen dan bij een slechts laag belaste en langzaam lopende ketting.

Wanneer men de groeven (bijv. door koud deformeren) aanbrengt met een zodanige onderlinge afstand dat elk eindvlak van een tussenstuk een oliegroef door midden deelt en de tussenstukken vormt door afkanten van een geschikt geprofileerde en voorbewerkte lengte materiaal verkrijgt men zonder extra bewerking dat aan elk der einden twee "zoekranden" 27 aanwezig zijn die het inbrengen der tussenstukken tijdens de assemblage der ketting vergemakkelijken.

Claims (11)

1. Transmissieketting voor een kegelschijfdrijfwerk omvattende een aantal onderling gekoppelde schalmen die elk twee dwars op het schalmvlak staande en door schalmope-ningen gestoken scharnierpennen opnemen waarvan de eind-oppervlakken als wrijvingsvlakken samenwerken met de kegel-oppervlakken em waarvan de langszijden afroloppervlakken vormen met een kromtestraal verschillend van die van het ermee samenwerkend afroloppervlak, en waarbij tussen elke scharnierpen enerzijds en de daartegenover gelegen opstaande openingszijden van een aantal naast elkaar gelegen schalmen anderzijds een afroltussenstuk is opgenomen waarvan de eerste langszijde met de schalm-openingszijde is gekoppeld en de daartegenover gelegen tweede langszijde het met de penlangszijde samenwerkende afroloppervalk vormt, met het kenmerk, dat in elk afroltussenstuk in tenminste de naar de binnenzijde der ketting gerichte smalle langszijde een aantal tussen de eerste en de tweede langszijde verlopende groeven is gevormd.

2. Transmissieketting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de groeven zich in de richting van de tweede langszijde verwijden.

3. Transmissieketting volgens conclusie 1-2, met het . kenmerk, dat de groeven loodrecht op de beide langszijden staan.

4. Transmissieketting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat in de toestand waarin de ketting een kromtestraal inneemt de hoeky, ingesloten tussen het afrolvlak van het afroltussenstuk en een aan de groeibodem rakend vlak kleiner is dan 90.

5. Transmissieketting volgens conclusie 2-3, met het kenmerk, dat de verwijdingshoek der groeven groter is dan 2°.

6. Transmissieketting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de groeibodem een cirkelvormig dwarsdoorsnede-verloop heeft.

7. Transmissieketting volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat het aantal groeven gelijk is aan het aantal met het betreffend afroltussenstuk samenwerkende schalmen.

8. Transmissieketting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de groeven in de beide smalle dwarszijden zijn aangebracht.

9. Transmissieketting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat aan elk afroltussenstukeinde twee, elk door een deel van een groef gevormde divergerende overgangen naar de respectievelijke smalle langszijden aanwezig zijn.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van een afroltussen-stuk bestemd voor een transmissieketting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de groeven worden gevormd door koud deformeren.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat men uit een lengte materiaal met geschikte dwarsdoorsnede-configuratie na het vormen der groeven door afkanten telkens door het midden van een groef afroltussenstukken voor toepassing in een transmissieketting volgens conclusie 9 vormt.