NL8802248A - Injectiespuit. - Google Patents

Description

De uitvinding heeft betrekking op een injectiespuit bestaande uit een cilinder, die aan één einde een bodem heeft met een doorlaat naar een injectienaald, een zuiger of dergelijk lichaam, dat verschuifbaar past in de cilinder, een zuigerstang, die aan de zuiger is bevestigd resp. daarvan deel uitmaakt en middelen aan de cilinder resp. zuiger voor het ten opzichte van elkaar 'verplaatsen van deze delen.

Een dergelijke injectiespuit is algemeen bekend.

Teneinde het hersteriliseren van injectiespuiten te vermijden, is het al heel lang bekend injectiespuiten toe te passen, dié door hun eenvoudige en goedkope constructie alsmede door hun materiaalkeuze in wezen slechts één maal kunnen worden gebruikt om daarna te worden weggeworpen. Zij zijn niet geschikt om opnieuw te worden schoongemaakt en gesteriliseerd.

Het gevaar bestaat echter toch, dat dergelijke bekende injectiespuiten meer dan éénmaal worden gebruikt, hetgeen aanleiding kan geven tot besmetting. Men denke hierbij bijvoorbeeld aan de gebruikers van verdovende middelen.

Bekend is uit DE-A-2 354 628 een injectiespuit, die een voorziening heeft, die het mogelijk maakt het gebruik van de injectiespuit te beperken tot één enkele keer doordat aan het einde van de injectieslag de wand van de cilinder door een aan de zuiger aangebracht deel wordt geperforeerd. Door dit perforeren aan het einde van de slag kan de injectiespuit niet langer meer worden gebruikt.

Een volledige garantie voor opnieuw gebruik biedt dit echter niet, want de zuiger kan weer in zijn uitgangsstand worden teruggebracht. Sluit men dan de perforatie door deze dicht te houden of dicht te smelten dan is het opnieuw gebruiken wel weer mogelijk. Bovendien bestaat de mogelijkheid tot opnieuw gebruiken ook wanneer men de zuiger niet zover in de richting van de bodem beweegt dat de perforatie kan plaatsvinden.

Doel van de uitvinding is een injectiespuit te verschaffen waarbij opnieuw gebruik uitgesloten is. De uitvinding beoogt bovendien dit doel te bereiken op zeer eenvoudige wijze met inbegrip van de mogelijkheid bestaande injectiespuiten op eenvoudige wijze te maken tot injectiespuiten volgens de uitvinding.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding in de eerste plaats bereikt doordat op de zuigerstang een element is geplaatst, zodanig, dat dit element alleen over de zuigerstang verschuifbaar is naar de zuiger toe en dit element op de binnenwand van de cilinder aangrijpt, zodanig, dat het element alleen naar de bodem van de cilinder toe over deze binnenwand verschuifbaar is.

Doordat de zuigerstang ten opzichte van het element verschuifbaar is in één enkele richting, nl. in een richting waarbij element en zuiger naar elkaar toe worden bewogen, is het mogelijk de injectiespuit te vullen door met de zuiger een zuigslag uit te voeren totdat de zuiger tegen het element stoot. Beweegt men daarna de zuiger met de zuigerstang in de richting van de bodem van de cilinder dan wordt het element meegenomen, schuift daarbij over de cilinderwand, maar kan niet terug worden bewogen.

Zodra men dus met de zuiger het einde van diens slag heeft bereikt, zij het een volledige danwel een onvolledige slag, en wil men dan de zuiger terugbewegen dan is dat uitgesloten, omdat het element zich daartegen verzet en een aanslag vormt voor de zuiger. Voorwaarde hierbij is wel dat de vulslag volledig tot aan de aanslag werd uitgevoerd.

Een belangrijk voordeel van de oplossing volgens de uitvinding is bovendien, dat naast het uitsluiten van hergebruik de plaats van het element op de zuigerstang bepalend is voor de hoeveelheid, die maximaal met de injectiespuit kan worden ingespoten. Gebruikelijk zijn volumina van 2, 5 of 10 cc hetgeen met de uitvinding nu instelbaar is.

De fabrikant zal het element zodanig plaatsen, dat de vulslag iets groter is dan het nominale volume per type spuit, of anders indien gewenst.

De gebruiker kan in bepaalde gevallen als voorzorg, vooraf een verminderd slagvolume instellen. Dit geschiedt eenvoudig door waarneming van de verschuiving van het element, indien de zuigerstang licht heen en weer wordt bewogen met de zuiger nabij de bodem van de cilinder. Bij elke indrukking verplaatst het element zich in de richting van de zuiger, tot de gewenste stand voor het gereduceerde slagvolume is bereikt.

Het aan de uitvinding ten grondslag liggende principe kan op vele manieren worden gerealiseerd.

Zo is het mogelijk, dat de zuigerstang en het element op elkaar aangrijpen met wrijvingsvlakken, die een onderlinge verschuiving in één richting toelaten, in tegenovergestelde richting echter blokkeren. Men kan dit bijvoorbeeld realiseren door het element te laten bestaan uit elastisch frictiemateriaal, zoals rubber, dat door vervorming en uitzetting een beweging in één richting blokkeert, in de andere richting echter toelaat.

Ook is het mogelijk, dat de cilinderwand en het element op elkaar aangrijpen met wrijyingsvlakken, die een onderlinge verschuiving in één richting toelaten in de tegenovergestelde richting echter blokkeren. Ook dit kan op dezelfde wijze worden gerealiseerd als hierboven vermeld. Beide mogelijkheden kunnen worden gecombineerd.

Een andere mogelijkheid bestaat daaruit, dat het element op de zuigerstang aangrijpt met een zaagtandprofiel en dit zaagtandprofiel kan een vijltandprofiel zijn, in het bijzonder een vijltandprofiel van grote fijnheid wel met de eigenschap in de ene bewegingsrichting in het materiaal van stang of cilinderwand te happen en in de andere richting eroverheen te glijden. Een vergelijking met de verschillen in wrijving dringt zich hier ook op.

Denkbaar zijn echter veel eenvoudigere oplossingen.

Zo is het volgens de uitvinding mogelijk bij een injectiespuit waarvan de zuigerstang de veel voorkomende kruisvormige doorsnede heeft, het element te laten bestaan uit een L-vormige plaat, die met de benen aanligt tegen twee loodrecht op elkaar staande vlakken van het kruisvormige profiel van de zuigerstang, welke L-vormige plaat aan de uiteinden van de benen een punt heeft, die met de cilinderwand een scherpe hoek maakt, die naar de bodem van de cilinder toe opënt, en de plaat nabij de hoek tussen de benen een naar de hoek van het profiel toe uitgebogen scherpe rand heeft, die een scherpe hoek maakt met dit vlak waarvan de opening naar de zuiger toe is gericht.

Men behoeft dan aan de meest voorkomende injectiespuiten niets te veranderen. Door plaatsing van het L-vormige plaatje in het quadrant tussen twee loodrecht op elkaar staande benen van het kruisvormige profiel, verkrijgt men het met de uitvinding beoogde effekt.

Volgens de uitvinding kan het element een veer zijn, die tussen cilinderwand en zuigerstang is geklemd en op de zuigerstang aangrijpt met een scherpe rand alsmede met een scherpe buitenrand aangrijpt op de binnenwand van de cilinder. Heeft de zuigerstang een kruisvormige doorsnede dan kan althans één been van de kruisvormige doorsnede zijn uitgevoerd met een in het middendeelvlak van dat been gelegen langwerpige sleuf in welke sleuf een draadveer is geplaatst, die met in tegenover gestelde richting gerichte scherpe punten onder een scherpe hoek aangrijpt op zuigerstang resp. cilinderwand. Deze veer kan naar buiten gebogen benen hebben met scherpe punten, maar kan ook een haarspeldveer zijn waarvan de uiteinden elkaar kruisen. In beide gevallen zal bij juiste plaatsing van de veer het met de uitvinding beoogde effekt optreden.

De zuigerstang met kruisvormige doorsnede wordt vrij algemeen toegepast, maar heeft de zuigerstang een op zichzelf bekende cilindrische doorsnede dan kan de veer een V-vormige schotelveer zijn, die met een scherpe binnen- resp. buitenrand aangrijpt op zuigerstang resp. cilinderwand. De cilinderwand moet over het met de zuiger samenwerkende deel glad zijn. De zuigerstang kan echter ook een getand profiel hebben.

Volgens een andere uitvoeringsvorm, waarbij de zuigerstang weer een kruisvormige doorsnede heeft, kan volgens de uitvinding in althans één van de kwadranten van het profiel van de stang een blok zijn geplaatst voorzien van een onder veerdruk staande tand, die schuin op de cilinderwand is gericht onder een hoek met de wand, die naar de cilinderbodem toe opent, welk blok een tand heeft, die op een been van de stang aangrijpt. Blok en profiel kunnen daarbij tandvormig in elkaar grijpen.

De veer kan echter ook worden gevormd door de eerder genoemde draadveer, die dan niet is geplaatst in een sleuf, maar is geplaatst in het blok en daar uitstekende verende scherpe punten heeft.

De voorkeur gaat uit naar een uitvoeringsvorm, waarbij de zuigerstang eveneens een kruisvormige doorsnede heeft, en waarbij de veer een V-vormig over een rib van de stang gevouwen blad is, waarvan de benen naar buiten toe zijn omgezet in een vlak loodrecht op de rib, waarop de veer is geplaatst, waarbij de afstand tussen de tegenover elkaar gelegen uiteinden van de omgezette delen van de benen van het blad in ontspannen toestand groter is dan de afstand tussen de tegenover elkaar gelegen delen van die cilindrische binnenwand gezien in het vlak van de omgezette beeneinden. Een dergelijke veer is gemakkelijk te maken en gemakkelijk te plaatsen en dus zonder meer bruikbaar bij bestaande injectiespuiten, die een zuigerstang van kruisvormige doorsnede hebben.

De buitenranden van de omgezette benen van deze veer kunnen een scherpe hoek maken met de cilinderwand, welke hoek opent naar de bodem toe. Het V-vormige deel van de veer kan naar binnen gedrukte lippen hebben, die op de rib aangrijpen en deze op de rib aangrijpende lippen staan dan onder een scherpe hoek, die naar de bodem toe opent. Een dergelijk element kan men schrijlings over een rib van het kruisvormige profiel plaatsen en wel op de gewenste afstand van de zuiger en daarna beide in de cilinder schuiven totdat de zuiger de bodem heeft bereikt. De zuiger kan dan terug worden getrokken, waarbij het element op zijn plaats blijft en waardoor een van te voren bepaalde hoeveelheid in de injectiespuit kan worden gezogen, welke hoeveelheid dus wordt bepaald door de plaats van het element op de zuigerstang. Vindt daarna injectie plaats dan beweegt het element met de zuigerstang mee en blokkeert elke teruggaande beweging. De bij de diverse uitvoeringsvormen toegepaste en op de cilinderwand aangrijpende scherpe randen of punten kunnen daarbij zodanig zijn uitgevoerd, dat zij deze wand perforeren of beschadigen zodra men met grote kracht tracht de zuiger terug te bewegen.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont schematisch de injectiespuit volgens de uitvinding in doorsnede in de uitgangsstand.

Fig. 2 toont het vullen van de injectiespuit van fig.l.

Fig. 3 toont de stand nabij het einde van de slag bestemd voor het injecteren van de vloeistof.

Fig. 4 toont op grotere schaal een deel van fig. 3.

Fig. 5 dient ter toelichting van de montage.

Fig. 6 toont de veer van de injectiespuit volgens de uitvinding op grotere schaal.

Fig. 7 is een doorsnede volgens de lijn VII-VII van fig. 6.

Fig. 8 is een langsdoorsnede door een andere uitvoeringsvorm.

Fig. 9 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn IX-IX van fig. 8.

Fig. 10 toont weer een andere uitvoeringsvorm in langsdoorsnede en

Fig. 1 toont de daarbij behorende dwarsdoorsnede volgens de lijn XI-XI van fig. 10.

Fig. 12 toont in langsdoorsnede een verdere variant.

Fig. 13 toont in langsdoorsnede een variant op de uitvoeringsvorm van fig. 12 en de figuren 14 en 15 tonen tenslotte in langs- resp. dwarsdoorsnede een verdere variant.

De figuren 1, 2 en 3 tonen een injectiespuit bestaande uit een cilinder 1 met aan één einde een bodem 2, waarin een naald 3 kan zijn opgenomen resp. op een niet-getoond konisch einde daarvan zijn bevestigd. De cilinder heeft verder een flens 4.

In de cilinder bevindt zich een zuiger 5 met een zuigerstang 6 van kruisvormige doorsnede, die aan het uiteinde is voorzien van een bedieningsknop 7.

Op een ribbe 8 van de zuigerstang is een veer 9 geplaatst, waarvan de details zijn te zien in de figuren 6 en 7. Deze veer 9 klemt op de rib 8 van de zuigerstang op zodanige wijze dat, zoals getoond in fig. 2, de zuigerstang door de klemming met de lippen 10 heen kan bewegen, zodanig, dat de zuiger naar de veer 9 toe wordt bewogen, voor het vullen van de cilinder via de naald vanuit een amnul 11

Vindt injecteren plaats, zoals getoond in fig. 3, dan wordt de veer 9 door de zuigers tang 6 meegenomen. Veer en zuiger blijven dus vlak bij elkaar. Is de zuiger aan het eind van zijn slag gekomen dan kan hij alleen terug worden bewogen tot hij aanslaat op de veer 9, die zich vastzet in de wand van de cilinder 1.

Zoals getoond in fig. 6 en 7 bestaat de veer uit een V-vormig gebogen blad, waarvan het V-vormige deel is aangegeven met de benen 12 en 13 van welke benen de uiteinden 14 en 15 zijn omgebogen in een vlak loodrecht op de ribbe 8 en dus evenwijdig aan de loodrecht daarop staande ribben 16 en 17.

De buitenranden 18 en 19 van deze omgezette delen 14 en 15 maken een scherpe hoek alfa met de binnenwand van de cilinder 1 en vormen dus met de achterrand 20 een scherpe punt 21 resp. 22.

De V-vormige benen 12 en 13 hebben uit het vlak naar binnen doorgedrukte lippen 23, 24, die met een scherpe rand 25 resp. 26 aangrijpen op de resp. zijvlakken van de ribbe 8.

Tracht men de veer in tegengestelde richting te bewegen dan zal de punt 21 resp. 22 door de wand van de cilinder 1 heen snijden en deze dus perforeren, zoals getoond in fig. 4.

Deze perforatie is niet nodig, want de blokkering is voordien al bereikt.

Fig. 5 laat tenslotte zien, dat men voorafgaand aan de plaatsing van de zuiger 5 in de cilinder 1 de veer 9 op elke gewenste afstand van de zuiger op de zuigerstang kan klemmen. De afstand tussen de zuiger bepaalt dan hoever men de zuiger buitenwaarts kan bewegen voor de in fig. 2 getoonde vulslag.

Bij de uitvoeringsvorm van de figuren 8 en 9 heeft de zuigerstang 27 van de zuiger 28 een kruisvormige doorsnede.

Eén van de benen of ribben 29 van dit kruisvormige profiel is op zijn oppervlak voorzien van een vertanding 30. In het quadrant dat is gelegen tussen het benen 29 en het 90* daarop staande been 31 bevindt zich een blok 32, dat met een getand vlak 33 grijpt in de vertanding 30. Dit blok is voorzien van een bij 35 scharnierend bevestigde tand 36 waarop een veer 37 werkt.

Dit blok heeft een geringe speling 38 ten opzichte van de binnenwand van de cilinder 1, welke speling mogelijk maakt dat het blok uit de vertanding kan worden gelicht. Het kan dus daardoor naar links in fig. 8 worden verschoven, niet echter naar rechts. Bij dit verschuiven wordt de tand 36 naar binnen gedrukt.

Verschuivingen van de zuiger met zuigerstang en het blok naar rechs in fig. 8 worden door de tand belet want die dringt dan in het materiaal van de wand van de cilinder, welk materiaal doorgaans uit kunststof bestaat.

Bij de in fig. 8 en 9 getoonde variant dient dus de zuigerstang te worden aangepast door het aanbrengen van de vertanding.

Bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 t/m 7 was dit niet nodig.

Bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 10 en 11 heeft de zuigerstang eveneens een kruisvormige doorsnede. Eén van de benen van het kruis is uitgevoerd met een over de gehele lengte doorlopende spleet 40 en heeft dus in feite twee evenwijdig aan elkaar lopende wangen 41, 42. In deze spleet bevindt zich een haarspeldvormige draadveer 43, waarvan de uiteinden kruiselings over elkaar liggen en scherpe punten 44 resp. 45 hebben. De punt 44 grijpt aan op de binnenwand van de cilinder 1; punt 45 op de bodem van de spleet 40. Beide scherpe draadeinden of punten zijn zodanig onder een hoek geplaatst, dat in één richting verschuiving mogelijk is over het vlak waarmee zij in aanraking zijn en in tegenover gestelde richting niet.

Uiteraard is het ook mogelijk de haarspeldveer uit te voeren met benen, die elkaar niet kruisen, maar in wezen evenwijdig aan elkaar verlopen en naar buiten omgezette punten hebben.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 12 heeft de zuiger 46 een cilindrische zuigerstang 47. Bij deze uitvoeringsvorm bestaat het element uit een V-vormige schotelveer 48, die met een scherpe rand 49 aangrijpt op de zuigerstang en met een scherpe of getande rand 50 op de cilinderwand.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 13 wordt ook een schotelveer 51 toegepast, die met een scherpe rand 52 aangrijpt op de cilinderwand 1, maar de binnenrand 53 van de schotelveer grijpt in een vertanding 54 van de zuigerstang, welke zuigerstang een cirkelvormige dwarsdoorsnede, doch ook een meer hoekige dwarsdoorsnede kan hebben.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 14 en 15 heeft de zuigerstang weer een normale kruisvormige doorsnede en deze zuigerstang 55 wijkt dus niet af van een zuigerstang, zoals getoond in de figuren 1 t/m 7.

Bij deze uitvoeringsvorm bestaat het element uit een L-vormig gebogen plaat van metaal, welke plaat 56 een verticaal been 57 heeft en een horizontaal been 58, welke benen een scherpe punt 59 resp. 60 hebben. Deze plaat 56 zit bij voorkeur enigszins geklemd in een quadrant tussen de loodrecht op elkaar staande benen van de kruisvormige doorsnede en grijpt dus met de punten 59 en 60 aan op de cilinderwand op zodanige wijze, dat opschuiving naar de bodem van de cilinder toe mogelijk is, maar niet in tegenover gestelde richting.

De eenzijdige bewegingsvrijheid ten opzichte van de zuigerstang is verkregen door een uit het vlak van het been 58 gebogen lip 61, die eveneens met een scherpe rand of punt aangrijpt op het vlak van een been van de kruisvormige zuigerstang.

Alle hiervoor beschreven uitvoeringsvormen hebben de eigenschap, dat de initiële afstand tussen het element en de zuiger bepaalt hoeveel vloeistof in de injectiespuit kan worden gezogen en de eigenschap, dat na injectie de zuiger niet meer kan worden gebruikt voor het opnieuw volzuigen van de injectiespuit doordat diens bewegingsvrijheid is geblokkeerd. Bij de uitvoeringsvormen volgens de fig. 8 t/m 13 zijn wijzigingen van de bestaande constructie nodig. Bij de uitvoeringsvormen volgens de fig. 1 t/m 7 en 14, 15 is dit niet het geval.

Claims (16)

1. Injectiespuit bestaande uit een cilinder, die aan één einde een bodem heeft met een doorlaat naar een injectienaald, een zuiger of dergelijk lichaam, dat verschuifbaar past in de cilinder, een zuiger-stang, die aan de zuiger is bevestigd resp. daarvan deel uitmaakt en middelen aan de cilinder resp. zuiger voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van deze delen, met het kenmerk, dat op de zuigerstang een element is geplaatst, zodanig, dat dit element alleen over de zuigerstang verschuifbaar is naar de zuiger toe en dit element op de binnenwand van de cilinder aangrijpt, zodanig, dat het element alleen naar de bodem van de cilinder toe over deze binnenwand verschuifbaar is.

2. Injectiespuit volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zuigerstang en het element op elkaar aangrijpen met wrijvingsvlakken, die een onderlinge verschuiving in één richting toelaten, in tegenover gestelde richting echter blokkeren.

3. Injectiespuit volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de cilinderwand en het element op elkaar aangrijpen met wrijvingsvlakken, die een onderlinge verschuiving in één richting toelaten, in tegenovergestelde richting echter blokkeren.

4. Injectiespuit volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het element op de zuigerstang aangrijpt met een zaagtandprofiel.

5. Injectiespuit volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het zaagtandprofiel een vijltandprofiel is.

6. Injectiespuit volgens conclusie 1, waarbij de zuigerstang een kruisvormige doorsnede heeft, met het kenmerk, dat het element een L-vormige plaat is, die met de benen aanligt tegen twee loodrecht op elkaar staande vlakken van het kruisvormige profiel van de zuigerstang, welke L-vormige plaat aan de uiteinden van de benen een punt heeft, die met de cilinderwand een scherpe hoek maakt, die naar de bodem van de cilinder toe opent, en de plaat nabij de hoek tussen de benen een naar de hoek van het profiel toe uitgebogen scherpe rand heeft, die een scherpe hoek maakt met dit vlak waarvan de opening naar de zuiger toe is gericht, (fig. 14, 15).

7. Injectiespuit volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het element een veer is, die tussen cilinderwand en zuigerstang is geklemd en op de zuigerstang aangrijpt met een scherpe rand alsmede met een scherpe buitenrand aangrijpt op de binnenwand van de cilinder. (fig.12,13).

8. Injectiespuit volgens conclusie 7, waarbij de zuigerstang een kruisvormige doorsnede heeft, met het kenmerk, dat de veer een V-vormikg over een rib van de stang gevouwen blad is, waarvan de benen naar buiten toe zijn omgezet in een vlak loodrecht op de rib waarop de veer is geplaatst, waarbij de afstand tussen de tegenover elkaar gelegen uiteinden van de omgezette delen van de benen van het blad in ontspannen toestand groter is dan de afstand tussen de tegenover elkaar gelegen delen van de cilindrische binnenwand in het vlak van de omgezette beeneinden. (fig. 1 t/m 7).

9. Injectiespuit volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de buitenranden van de omgezette benen van de veer een scherpe hoek maken met de cilinderwand, welke hoek opent naar de bodem toe.

10. Injectiespuit volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat het V-vormige deel van de veer naar binnen gedrukte lippen heeft, die op de rib aangrijpen.

11. Injectiespuit volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de lippen op de rib aangrijpen onder een scherpe hoek, die naar de bodem toe opent.

12. Injectiespuit volgens conclusie 7, waarbij de zuigerstang een kruisvormige doorsnede heeft, met het kenmerk, dat althans één been van de kruisvormige doorsnede is uitgevoerd met een in het middendeelvlak van dèt been gelegen langwerpige sleuf, in welke sleuf een vlakke draadveer is geplaatst, zoals een haarspeldveer, die met in tegenovergestelde richting schuin staande scherpe punten onder een scherpe hoek aangrijpt op de zuigerstang resp. cilinderwand.

13. Injectiespuit volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de draadveer een haarspeldveer is waarvan de benen elkaar kruisen. (fig. 10).

14. Injectiespuit volgens conclusie 7, waarbij de zuigerstang een cilindrische doorsnede heeft, met het kenmerk, dat de veer een V-vormige schotelveer is. (fig. 12).

15. Injectiespuit volgens conclusie 1, waarbij de zuigerstang een kruisvormige doorsnede heeft, met het kenmerk, dat in althans één van de kwadranten van het profiel van de stang een blok is geplaatst voorzien van een onder veerdruk staande tand, die schuin op de cilinderwand is gericht onder een hoek met de wand, die naar de cilinderbodem toe opent, welk blok een tand heeft, die op een been van de stang aangrijpt.

16. Injectiespuit volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat blok en profiel tandvormig in elkaar grijpen.