NL8802050A - Veiligheidsinrichting voor vleesvilmachines. - Google Patents

Description

m JEV/T.O.

*

VEILIGHEIDSINRICHTING VOOR VLEESVILMACHINES

Vilmachines bestaande uit een frame, een langwerpig snijblad en een aangedreven grijprol om vel en membranen van vlees, vis en gevogelte te verwijderen zijn al lang voorhanden. De laatste tijd is het gebruikelijk de spieren in ham van elkaar te scheiden, de 5 membranen tussen de spieren te verwijderen en daarna de ham opnieuw samen te voegen om zo tot een samengestelde ham te komen zonder enige interne membranen. Voor onderhavig proces is het vaak wenselijk dat kleine stukken hamspier manueel in contact gebracht worden met het snijblad en de grijprol. De geringe grootte van deze stukken ham 10 maakt het waarschijnlijk dat de vingers van de bediener van de machine in contact komen met het snijblad.

Enkele bekende vilmachines hebben middelen verschaft om de mogelijkheid van verwonding bij de bediener van de machine tegen te gaan, maar deze inrichtingen belemmeren soms ook de vil-15 functie, in het bijzonder waar het om membranen gaat.

Doel van onderhavige uitvinding is daarom een veilig-heidsinrichting te verschaffen voor vleesvilmachines die contact tussen de vingers van de bediener en het snijblad ernstig belemmert, terwijl terzelfdertijd de doelmatige verwijdering van vel of membraan 20 van het vleesprodukt mogelijk blijft.

Deze en andere doeleinden zullen duidelijk zijn voor deskundigen ter zake.

Een langwerpige rechte staaf is bevestigd op het frame van een vilmachine aan de stroomopwaartse zijde of invoerzijde van 25 het snijblad en de grijprol. De staaf is op geringe afstand van en evenwijdig met de snijkant van de snijbladen aangebracht en heeft een - 8802050 * - - 2 - rechte steunrand direct tegenover de snijkant van het blad. Een groot aantal hoofzakelijk rechte, stijve, uit elkaar staande draadelementen is aan de staaf bevestigd en reikt van de steunrand tot de snijkant. De buitenste uiteinden van de draden eindigen op geringe afstand van 5 de snijkant, waarbij de tussenruimte het mogelijk maakt dat het vel van een vleesprodukt naar beneden kan glijden over de buitenste uiteinden van de draden heen en onder het snijblad door.

De uitvinding wordt in de volgende beschrijving van de voorkeursuit-10 voering aan de hand van de tekening toegelicht.

Pig. 1 is een perspectiefaanzicht van de veiligheids-inrichting overeenkomstig onderhavige uitvinding.

Pig. 2 is een gedeeltelijk perspectiefaanzicht van een op een vleesvilmachine bevestigde veiligheidsinrichting volgens 15 .

fig. 1.

Fig. 3 is een aanzicht in doorsnede van een vleesvilmachine waarop de veiligheidsinrichting overeenkomstig de uitvinding bevestigd is.

De term "vlees" of "vleesprodukt" zoals die hier ge- 20 bruikt wordt, houdt vlees-, gevogelte- en visprodukten in. De termen "vel" en "membraan" worden als synoniemen gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld wordt.

Zoals in figuur 2 is weergegeven, is een met een groot aantal tanden 12 uitgeruste, aangedreven vel-grijprol 10 bevestigd 25 op het frame, (niet getoond) van een conventionele vleesmachine. Een schoen of snijbladhouder 14 is eveneens op het frame van de machine bevestigd in de directe nabijheid van de buitenomtrek van de vel- grijprol 10. Een langwerpig recht snijblad 16 is op conventionele wijze bevestigd tussen een groef 17 in de snijbladhouder 14. Het 30 langwerpige, rechte snijblad 16 heeft een rechte snijkant 18 die zich bevindt in de directe nabijheid van de tanden 12 van de vel-grijprol 10.

Een paar lengwerpige klampen 20 zijn bevestigd via een van hun uiteinden aan het bovenstuk van de snijbladhouder 14 35 door middel van schroeven 12 die doorlopen door de langwerpige opening 21 in de uiteinden van elk van de klampen. De schroeven worden ontvangen in een geschikte van schroefdraad voorziene opening in >8802050 k r - 3 - de snijbladhouder 14. De klampen bevinden zich aan tegenovergestelde uiteinden van snijbladhouder 14. Ze reiken naar voren over de uiteinden van snijblad 16 en sternen zo langwerpige staaf 24. Staaf 24 heeft een vlakke bovenzijde 26. Schroeven 28 lopen door geschikte openingen 5 in de voorste uiteinden van klampen 20 en worden ontvangen in ge schikte van schroefdraad voorziene openingen binnen de uiteinden van staaf 24.

Staaf 24 heeft een gewelfd oppervlak 30 dat complementair van vorm is aan de buitenomtrek van grijprol 10. Het bovenste 10 stuk van gewelfd oppervlak 30 eindigt in een smal verticaal steunvlak 32 dat zich gewoonlijk bevindt op afstand van, direct tegenover en evenwijdig met de snijkant-18 van snijblad 16.

Een groot aantal uit elkaar staande openingen 33 bevindt zich in staaf 24 en staat in verbinding met het verticale steun-15 vlak 32. Efelengte-assen van de openingen 33 lopen in hoofdzaak even wijdig met het vlakke bovenstuk 26 van staaf 24. Korte, stijve en in hoofdzaak rechte draden 34 zijn bevestigd in elk van de openingen 33 en worden op hun plaats gehouden door wrijving of andere geschikte middelen. De buitendste uiteinden 36 van draden 34 eindigen in een 20 rechte lijn welke direct evenwijdig loopt met de snijkant 18 van snijblad 16. Zoals is aangegeven in figuur 3, bevinden de draden zich op de hoogte van snijkant 18 of hoger, en nooit lager. Een ruimte 38 bevindt zich tussen de buitenste uiteinden 36 en de snijkant 18 van het snijblad 16. Een conventioneel transportoppervlak of -tafel 40 25 is bevestigd aan het frame van de vilmachine teneinde te villen materiaal toe te voeren naar snijblad 16 en grijprol 10.

De afmetingen van de staaf 24, de draden 34 en hun plaats met betrekking tot het snijblad kunnen verschillen, maar er wordt voorkeur gegeven aan draden met een diameter van 0,040 inch 30 (o,102 cm) die bij voorkeur 7/32 inch (0,556 cm) van middelpunt tot middelpunt uit elkaar geplaatst worden met een tussenruimte van 5/32 a 8/32 inch (0,397‘S 0,635 cm). De ruimte 38 tussen de buitenste uiteinden van de draden en de snijkant van het snijblad is bij voorkeur ongeveer 3/32 inch (0,238 cm) variërend tussn 3/32 a 5/32 inch (0,238 35 ë 0,397 cm).

Bij normale bediening van de inrichting overeenkomstig de uitvinding geniet het de voorkeur dat de bediener van de machine vrij dikke lederen handschoenen draagt. Het geniet de voorkeur dat •8802050 --4- de buitenzijde van de handschoenen een ruwe textuur heeft om het hanteren van het vlees te vergemakkelijken.

Het te villen vleesprodukt wordt traditioneel op een ofwel beweegbare ofwel stationaire transportinrichting 40 aan het 5 snijblad 16 en grijprol 10 toegevoerd. Het vleesprodukt wordt over staaf 24 naar de uitstekende draden 34 geleid. Het vleesprodukt kan nu naar beneden "hangen" tussen de draden 34 zodat het aangegeven kan worden door de tanden 12 van de grijprol 10. De circkelvorm (in dwarsdoorsnede) van de draden 34 vergemakkelijkt dit "hangen". De te ver-10 wijderen membranen of vellen bevinden zich aan de onderkant zodat de tanden 12 het vel of het membraan aangrijpen en het vlees naar de snijkant 18 van snijblad 16 trekken. Het membraan wordt dan van het vlees afgesneden en onder het blad 16 getrokken waar het neerwaarts met de klok mee beweegt, zoals weergegeven in figuur 3. Het vlees-15 produkt waarvan het membraan verwijderd is, beweegt naar rechts, zo als weergegeven in figuur 3, over de bovenkant van het snijblad 16 en de bladhouder 14.

Het villen zoals hierboven beschreven is, is in hoofdzaak de methode zoals die traditioneel bij bekende vilmachines voor-20 komt, behalve dat de van het steunoppervlak 32 van staaf 24 vertrek kende draden 34 hier de zeer belangrijke functie vervullen het vleesprodukt te laten "hangen" zodat het aangegrepen kan worden door de grijprol, terwijl terzelfdertijd verhinderd wordt dat de vingers van de bediener van de machine te ver reiken, aangegrepen worden door de 25 grijprol en meegetrokken door blad 16. Het feit dat de bediener van de machine leren handschoenen gebruikt is een additionele voorzorgsmaatregel om de veilige bediening van de machine te verzekeren en verwonding aan de vingers van de bediener te vermijden.

Er is dus duidelijk aangetoond dat de inrichting over-30 eenkomstig de uitvinding tenminste de gestelde doeleinden verwezen lijkt.

35 ‘8802050

Claims (17)

1. Een vilmachine bestaande uit een frame, een aangedreven grijprol met een groot aantal roteerbare op genoemd frame bevestigde grijp-tanden, een snijblad met een op genoemd frame bevestigde snijkant waarbij deze snijkant zich op geringe afstand van en evenwijdig met 5 genoemde rol bevindt, gekenmerkt door een veiligheidsinrichting op genoemde machine met het doel te voorkomen dat de vingers van de bediener van de machine door de snijkant en grijptanden aangegrepen worden, bestaande uit een langwerpige staaf die op geringe afstand van en evenwijdig met 10 de snijkant van genoemd snijblad is aangebracht, een rechte steunrand op genoemde langwerpige staaf direct tegenover genoemde snijkant, een groot aantal in hoofdzaak rechte, stijve, uit elkaar staande en aan genoomde staaf bevestigde draadelementen die reiken van genoemde 15 steunrand tot genoemde snijkant, waarbij de buitenste uiteinden van genoemde draadelementen eindigen op een afstand van genoemde snijkant en de ruimte tussen genoemde uiteinden en genoemde snijkant groot genoeg is om het vel van een vleesprodukt in benedenwaartse richting door te laten, over genoemde buitenste uiteinden en onder 20 genoemd blad, maar waarbij voorkomen wordt dat de vingers van de be diener van de machine door genoemd blad aangegrepen worden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ruimte tussen de buitenste uiteinden van genoemde draadelementen en de snij- 25 kant ongeveer 3/32 inch (0,238 cm) bedraagt.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draadelementen een diameter hebben van ongeveer 0,040 inch (0,102 cm).

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draadele menten ongeveer 7/32 inch (0,547 cm) van middelpunt tot middelpunt uit elkaar staan. >8802050 •I J - 6 -

5. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de draadele-menten ongeveer 7/32 inch (0,547 cm) van middelpunt tot middelpunt uit elkaar staan.

6. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de draadele menten ongeveer 7/32 inch (0,547 cm) van middelpunt tot middelpunt uit elkaar staan.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ruimte 10 tussen de buitenste uiteinden van genoemde draadelementen en de snij kant ongeveer 3/32 a 5/32 inch (0,238 a 0,397 cm) bedraagt.

8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draadelementen ongeveer 5/32 a 8/32 inch (0,397 a 0,635 cm) van middelpunt tot 15 middelpunt uit elkaar staan.

9. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de draadelementen ongeveer 5/32 a 8/32 inch (0,397 a 0,635 cm) van middelpunt tot middelpunt uit elkaar staan. 20

10. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de draadelementen ongeveer 7/32 inch (0,547 cm) van middelpunt tot middelpunt uit elkaar staan.

11. Veiligheidsinrichting voor vleesvilmachines met het doel te voor komen dat de vingers van de bediener van de machine door de snijkant van een recht snijblad van zo'n machine aangegrepen worden, en die geschikt is om voor en aangrenzend aan genoemde snijkant van het blad bevestigd te worden, gekenmerkt door 30 een langwerpige staaf geschikt om bevestigd te worden op een vlees- vilmachine direct tegenover de snijkant van een vleesvilsnijblad, een rechte steunrand op genoemde langwerpige staaf, een groot aantal hoofdzakelijk rechte, stijve, uit elkaar staande en aan genoemde staaf bevestigde draadelementen die van genoemde steun-35 rand vertrekken, en op genoemde staaf aangebrachte middelen om de in richting aan een vleesvilmachine te bevestigen.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de buiten- • 88 02050 y -Τ' ste uiteinden van genoemde draadelementen eindigen in een recht gemeenschappelijk vlak.

13. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de draad- 5 elementen een diameter hebben van ongeveer 0,040 inch (0,102 cm).

14. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de draadelementen ongeveer 7/32 inch (0,547 cm) van middelpunt tot middelpunt uit elkaar staan. 10

15. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de draadelementen ongeveer 7/32 inch (0,547 cm) van middelpunt tot middelpunt uit elkaar staan.

16. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de draad elementen ongeveer 5/32 è. 8/32 inch (0,397 a 0,635 cm) van middelpunt tot middelpunt uit elkaar staan.

17. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de draad-20 elementen ongeveer 5/32 ë 8/32 inch (0,397 ë 0,635 cm) van middel punt tot middelpunt uit elkaar staan. -o-o-o- •8802050