NL8801456A - Uitdraaginrichting. - Google Patents

Description

Uitdraaginrichting

De uitvinding heeft betrekking op een uitdraaginrichting voor een toepassing in een van een produktreservoir voorziene tegenstroomkoeler of dergelijke, met een aantal nabij de bodem van het produktreservoir geplaatste, een periodieke beweging uitvoerende uitdraagelementen.

Uitdraaginrichtingen van dit type hebben als funktie een gecontroleerd lossen van een produkt uit het produktreservoir mogelijk te maken, waarbij een goede koel-luchtdoorstroming door het produkt mogelijk wordt. Dergelijke uitdraaginrichtingen zijn zodanig geconstrueerd, dat van een in het produktreservoir aanwezige produkthoeveelheid telkens slechts het onderste gedeelte uit het produktreservoir wordt gelost. Bij een bekende uitdraaginrichtng van dit type bestaan de uitdraagelementen uit een zich dwars op het produktreservoir uitstrekkend vast onderste roosterelement, een op enige afstand daarboven gelegen vast bovenste roosterelement alsmede een tussen beide roosterelementen heen en weer beweegbaar middelste roosterelement. Dit middelste roosterelement laat in een uiterste stand daarvan een aantal doorgangen voor het produkt tussen de diverse roosters vrij. In een andere uiterste stand worden deze doorgangen althans nagenoeg geheel afgesloten. Telkens wanneer het beweegbare roosterelement zich in de vrijgevende stand bevindt zal een gedeelte van het in het produktreservoir aanwezige produkt worden uitgedragen.

Bij deze bekende uitdraaginrichting bestaat, afhankelijk van het soort produkt, een kans, dat tijdens de heen en weer gaande beweging van het beweegbare roosterelement een klein gedeelte van het produkt tussen het beweegbare beweegbare roosterelement en de vaste roosterelementen wordt fijn geknepen; dit hangt samen met de nauwe speling tussen deze elementen. Verder is de uitdraagsnelheid van deze bekende uitdraaginrichting voor verschillende typen produkten niet geheel gelijk. Tevens zal vaak een gedeelte van het produkt op de uitdraaginrichting achterblijven, zodat het meestal vereist is om de uit- draaginrichting te reinigen alvorens een ander produkt in het produktreservoir wordt aangebracht.

De uitvinding beoogt deze uitdraaginrichting verder te verbeteren.

Hiertoe bezit de uitdraaginrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de uitdraagelementen bestaan uit een aantal naast elkaar geplaatste en althans nagenoeg op elkaar aansluitende uit een geperforeerd materiaal vervaardigde cilinders, waarvan de hartlijnen zich in horizontale richting en onderling evenwijdig uitstrekken, welke cilinders elk aan hun omtrek zijn voorzien van een zich in hoofdzaak in de lengterichting van de cilinder uitstrekkende sleufvormige opening en welke cilinders voor het uitdragen van het produkt roteerbaar zijn om hun respectievelijke hartlijnen.

De volgens de uitvinding althans nagenoeg op elkaar aansluitende cilinders vormen een effectief draagvlak voor het zich in het produktreservoir bevindende produkt. Doordat de cilinders uit geperforeerd materiaal bestaan kan de koellucht of dergelijke deze cilinders echter zonder problemen passeren.

Telkens wanneer een sleufvormige opening zich aan de bovenzijde van een cilinder bevindt, alwaar het produkt op de cilinder rust, stroomt dit produkt in deze sleufvormige opening. Tijdens de voortgaande rotatie van de cilinders zullen de aldus gevulde sleufvormige openingen op een zeker moment leeg stromen, namelijk dan, wanneer de sleufvormige openingen zich aan de onderzijde van de cilinders bevinden.

Door de vormgeving volgens de uitvinding is de uit-uitdraagsnelheid van de uitdraaginrichting althans nagenoeg onafhankelijk van het type produkt. Het probleem van het fijn knijpen van het produkt, waarbij de zogenaamde "fines" worden gevormd, bestaat niet langer; het produkt kan zonder belemmering in en uit de sleufvormige openingen van de cilinders stromen. Verder bestrijken de sleufvormige openingen tijdens de rotatie van de cilinders het gehele, het produkt-dragende, vlak van de uitdraaginrichting, zodat er een totale rest-lossing optreedt, dat wil zeggen dat geen produkt in het produktreservoir achterblijft. Wanneer de cilinders stilstaan kan het produkt deze cilinders niet passeren, ongeacht de stand van deze cilinders.

In een gunstige uitvoeringsvorm van de uitdraag-inrichting volgens de uitvinding zijn de cilinders alle in dezelfde rotatierichting roteerbaar. Op deze wijze wordt voorkomen, dat het produkt in de kneep tussen twee aangrenzende cilinders wordt fijn geperst.

Verder geniet het de voorkeur, dat de cilinders hol zijn. Hierdoor wordt de stromingsweerstand voor de door de uitdraaginrichting stromende koellucht of dergelijke geminimaliseerd.

Verder is het van voordeel, wanneer zich vanaf de in rotatierichting achterste rand van de sleufvormige opening telkens een wanddeel binnenwaarts uitstrekt, terwijl op het binnenste uiteinde van dit wanddeel een verder wanddeel aansluit dat zich in de rotatierichting spiraalvormig uitstrekt en met de omtrekswand van de betreffende cilinder een zich vernauwend kanaal vormt dat in verbinding staat met het inwendige van de cilinder.

Door de beschreven speciale vormgeving van de cilinders wordt bereikt, dat eventueel via de perforaties in het inwendige van de cilinders doorgedrongen produkthoeveel-heden tijdens de rotatie van de cilinders via het kanaal langs de omtrekswand van de cilinder stromen en uiteindelijk via de sleufvormige opening de cilinder verlaten.

Het is tevens gunstig, wanneer de sleufvormige ope-ningen van de verschillende cilinders onderling verschillende, in omtreksrichting regelmatig verdeelde, hoekposi-ties bezitten. Op deze wijze wordt bereikt, dat een regelmatig uitdragen van het produkt wordt verkregen. Hierdoor kan de capaciteit van achter (of onder) de uitdraaginrichting geplaatste andere bewerkingsinrichtingen voor het produkt geminimaliseerd worden.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de enige figuur, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de uitdraaginrichting volgens de uitvinding schematisch is weergegeven.

De in de figuur weergegeven uitdraaginrichting bevindt zich nabij de bodem van een produktreservoir 1, dat onderdeel uitmaakt van een tegenstroomkoeler of dergelijke. Onder de uitdraaginrichting bevinden zich luchtaanzuig-openingen 2, via welke door een niet nader getoonde zuigvoor-ziening lucht door de uitdraaginrichting en het produktreservoir 1 wordt gezogen. Onder de uitdraaginrichting en het produktreservoir 1 bevindt zich een op zichzelf bekend uitstroomgedeelte 3 met uitstroomopening 4 voor het produkt.

De eigenlijke uitdraaginrichting bestaat uit een aantal naast elkaar geplaatste en althans nagenoeg op elkaar aansluitende cilinders 5-10. De hartlijnen 11, welke de rotatie-assen van de cilinders 5-10 vormen, strekken zich alle in horizontale richting en onderling evenwijdig uit. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de hartlijnen 11 van de cilinders 5-10 tevens alle in één horizontaal vlak gelegen.

De cilinders 5 - 10 zijn elk aan hun omtrek voorzien van een zich in hoofdzaak in de lengterichting van de cilinders uitstrekkende sleufvormige opening 12. De rotatie-richting van de cilinders 5 - 10 is aangegeven door een gekromde pijl. Zoals duidelijk zichtbaar is is deze rotatie-richting voor alle cilinders gelijk.

De cilinders 5 - 10 zijn hol uitgevoerd, waarbij zich vanaf de in de rotatierichting achterste rand 13 (zie bijvoorbeeld cilinder 5) van de sleufvormige openingen 12 telkens een wanddeel 14 binnenwaarts uitstrekt, terwijl op het binnenste uiteinde van dit banddeel 14 een verder wanddeel 15 aansluit dat zich in de rotatierichting spiraalvormig uitstrekt en met de omtrekswand van de betreffende cilinder 5-10 een zich vernauwende kanaal 16 vormt, dat in verbinding staat met het inwendige van de betreffende cilinder 5-10.

In het algemeen zullen de sleufvormige openingen 12 zich in de lengterichting van de cilinders 5-10, evenwijdig aan de hartlijnen 11, uitstrekken. Het is echter tevens mogelijk, dat de sleufvormige openingen 12 een enigszins spiraalvormig verloop bezitten.

Zoals duidelijk zichtbaar is in de fig. bezitten de sleufvormige openingen 12 van de verschillende cilinders 5-10 onderling verschillende, in omtreksrichting regelmatig verdeelde, hoekposities. In de getoonde uitvoeringsvorm van de uitdraaginrichting zijn 6 cilinders 5 - 10 toegepast, waarbij de sleufvormige openingen 12 in omtreksrichting telkens 60° of een veelvoud hiervan ten opzichte van de andere sleufvormige openingen 12 zijn versprongen.

Ten einde te voorkomen dat een hoge wrijving optreedt tussen de buitenwand van de roterende cilinders 5-10 en het zich daarboven bevindende produkt, hetgeen tot een ongewenste beïnvloeding van dit produkt zou kunnen leiden, worden de cilinders 5-10 tijdens de werking van de uitdraaginrichting langzaam geroteerd. De rotatiesnelheid kan hierbij bijvoorbeeld 1 a 2 omwentelingen per minuut bedragen. De cilinders 5-10 zijn vervaardigd uit een geperforeerd materiaal, zodat de via de luchtaanzuigopeningen 2 aangezogen lucht de cilinders, ongeacht of deze stilstaan of roteren, eenvoudig kan passeren. In de getoonde stand kan een gedeelte van het in het produktreservoir 1 aanwezige produkt via de openingen 12 in de cilinders 5, 8 en 12 stromen. In feite bevindt cilinder 10 zich in een stand, in welke dit binnenstromen van het produkt net is begonnen. Tijdens de voortgaande rotatie van cilinder 10, bijvoorbeeld naar de stand, die thans wordt ingenomen door cilinder 8, kan kan het produkt via de opening 12 in de cilinder stromen. In het algemeen zal hierbij slechts een deel van het kanaal 16 tussen het wanddeel 15 en de omtrekswand van de cilinders met het produkt worden gevuld.

In de door cilinder 7 ingenomen stand kan het produkt niet langer in de cilinder stromen. Evenwel is in deze stand eveneens het uitstromen van het produkt nog niet mogelijk. Pas nadat de opening 12 geleidingselementen 17 is gepasseerd, en bijvoorbeeld de positie heeft bereikt van cilinder 9, kan het produkt via de sleufvormige opening 12 de cilinder verlaten. Het uit de cilinder stromen van het produkt is mogelijk tot kort na het bereiken van de weergegeven positie van cilinder 6.

Cilinder 5 sluit met zijn bovenzijde nauw aan op een horizontaal wanddeel van het produktreservoir 1; hierdoor wordt voorkomen, dat gedeelten van het produkt zouden worden fijn geknepen in de kneep tussen de omtrekswand van de cilinder 5 en de vertikale zijwand van het produktreservoir 1.

Met behulp van de getoonde uitdraaginrichting kan een bij benadering continue lossing van het in het produktreservoir 1 aanwezige produkt worden verkregen. De lossnelheid is hierbij afhankelijk van de rotatiesnelheid van de cilinders 5 - 10. Door de tegengestelde rotatierichtingen wordt geen fijn knijpen van het produkt (de vorming van "fines") veroorzaakt. Door de continue lossing wordt tevens de vorming van produktbruggen boven de uitdraaginrichting vermeden. Dit wordt mede bevordert door de happende werking van de sleufvormige openingen 12 van de cilinders 5 - 10.

De getoonde uitdraaginrichting is in principe ge-geschikt voor produkten met uiteenlopende korrel-groottes. Wel is het mogelijk om de afmetingen van de perforaties van het materiaal, waaruit de cilinders zijn vervaardigd, aan te passen aan het produkt.

Het vullen van het produktreservoir 1 kan plaatsvinden in elke stand van de cilinders 5-10. Immers, wanneer de cilinders stilstaan kan het produkt deze cilinders niet passeren. Daarentegen is met behulp van de cilinders een volledige produktlossing mogelijk, waarbij ook in de cilinders aanwezige produktresten na slechts één extra omwenteling van de cilinders hieruit wordt verwijderd.

De uitdraaginrichting volgens de uitvinding bezit, zoals in het voorgaande reeds is toegelicht, het belangrijke voordeel, dat deze, wanneer de cilinders niet roteren, een effectieve barrière vormt voor het produkt. Van dit voordeel kan op handige wijze gebruik worden gemaakt wanneer in een tegenstroomkoeler of dergelijke twee uitdraaginrichtingen van van het type volgens de uitvinding boven elkaar worden ge plaatst. Het is dan mogelijk om snel van produkt te wisselen, waarbij het nieuwe produkt reeds boven de bovenste uitdraag-inrichting kan worden aangebracht terwijl het oude produkt zich nog tussen beide uitdraaginrichtingen bevindt. Wel dient de bovenste uitdraaginrichtng dan stil te staan.

De cilinders 5-10 van de uitdraaginrichting zijn in het algemeen gelagerd in zware lagers, waardoor een stoot-vrije, betrouwbare werking wordt verkregen, die ook geschikt is voor uitermate harde korrels.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijzen kan worden gevarieerd.

Claims (8)

1. Uitdraaginrichting voor toepassing in een van een produktreservoir voorziene tegenstroomkoeler of dergelijke, met een aantal nabij de bodem van het produktreservoir geplaatste, een periodieke beweging uitvoerende uitdraag-elementen, met het kenmerk, dat de uitdraagele-menten bestaan uit een aantal naast elkaar geplaatste en althans nagenoeg op elkaar aansluitende uit een geperforeerd materiaal vervaardigde cilinders, waarvan de hartlijnen zich in horizontale richting en onderling evenwijdig uitstrekken, welke cilinders elk aan hun omtrek zijn voorzien van een zich in hoofdzaak in de lengterichting van de cilinder uitstrek-kende sleufvormige opening en welke cilinders voor het uitdragen van het produkt roteerbaar zijn om hun respectievelijke hartlijnen.

2. Uitdraaginrichting volgens conclusie 1, m e t h e t kenmerk, dat de cilinders alle in dezelfde rotatierichting roteerbaar zijn.

3. Uitdraaginrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de sleufvormige opening een enigszins spiraalvormig verloop bezit.

4. Uitdraaginrichting volgens een der conclusies 1 -3,met het kenmerk, dat de cilinders hol zijn.

5. üitdraaginrichting volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat zich vanaf de in rotatierichting achterste rand van de sleufvormige opening telkens een wanddeel binnenwaarts uitstrekt, terwijl op het binnenste uiteinde van dit wanddeel een verder wanddeel aansluit dat zich in de rotatierichting spiraalvormig uitstrekt en met de omtrekswand van de betreffende cilinder een zich vernauwend kanaal vormt dat in verbinding staat met het inwendige van de cilinder.

6. Uitdraaginrichtng volgens een der conclusies 1 -5, met het kenmerk, dat de hartlijnen van alle cilinders in één horizontaal vlak zijn gelegen.

7. Uitdraaginrichting volgens een der conclusies 1 -6, met het kenmer k, dat de sleufvormige openingen van de verschillende cilinders onderling verschil-lende, in omtreksrichting regelmatige verdeelde, hoekposities bezitten.

8. üitdraaginrichting volgens een der conclusies 1 - 7, met het kenmerk, dat de cilinders tijdens het uitdragen van het produkt een rotatiesnelheid van omstreeks 1 a 2 omwentelingen per minuut bezitten.