NL8800825A - Verzorgingsinrichting voor intensief-verpleegden. - Google Patents

Description

- 1 - *

Verzorgingsinrichting voor intensief-verpleegden.

De uitvinding heeft betrekking op een verzorgingsinrichting voor intensief verpleegden, met een langgerekt huis dat voorzien is van tenminste ëén verzorgingswand met openingen voor 5 elektrische en/of pneumatische aansluiteenheden, die in het in wendige van het huis bevestigd zijn.

Voor intensief-verpleegden in ziekenhuizen zijn ver-zorgingsinrichtingen bekend, die ofwel aan een plafond hangen ofwel aan een wand bevestigd kunnen worden. Zulke verzorgingsinrichtingen 10 omvatten aansluiteenheden in de vorm van elektrische steekdozen of in de vorm van gaskleppen, bijvoorbeeld voor de toevoer van zuurstof. De verzorgingsinrichtingen dienen om de aansluiteenheden op gemakkelijk beschikbare wijze overzichtelijk op te stellen, om daaraan de voor de intensief-verpleegde benodigde apparaten aan te 15 kunnen sluiten. Verzorgingsinrichtingen zijn aldus verdeler- en aansluitstations voor elektrische energie,informatieleidingen, gasvoorziening en dergelijke. De verzorgingsinrichtingen kunnen ook tegelijk als verlichtingsinrichting uitgevoerd zijn en in hun inwendige van lampen voorzien zijn, waarvan het licht door een licht-20 doorlatende wand uitgestraald wordt.

Bij de bekende verzorgingsinrichtingen zijn de aansluiteenheden, de steekdozen voor sterkstroom, zwakstroom en medische bewakingstechniek, gaskleppen, lampen en dergelijke zodanig in het inwendige van de verzorgingsinrichting gemonteerd, dat hun steek-25 en fittingsdelen in de openingen van de verzorgingswand van het huis aangebracht zijn, zodat ze van buitenaf toegankelijk zijn.

Problemen treden op wanneer afzonderlijke aansluiteenheden defekt raken. Om defekte aansluiteenheden te verwisselen, moeten in de regel schroef- en montagewerkzaamheden uitgevoerd worden. Wanneer 30 een defekte toestand onmiddelijk voor of tijdens de behandeling van een patiënt aan het licht komt, moet er een technicus bijgehaald worden, die het verwisselen van de defekte aansluiteenheid in de verzorgingsinrichting uitvoert, terwijl deze gebruikt wordt voor de verzorging van de patiënt respectievelijk gebruikt wordt voor de 35 aan de patiënt aangesloten apparaten. Het kan van beduidend belang zijn de tijd voor eventuele uitwisse lings- respectievelijk reperatie-werkzaamheden aan de verzorgingsinrichting te verkorten. Bij de be- .8800825 * m - 2 - kende verzorgingsinrichting is verder nadelig dat de verzorgingseenheden die bevestigd zijn in het inwendige van de inrichting, als gevolg van vervaardigings- of montagetoleranties niet in hetzelfde vlak als de verzorgingswand liggen,maar achter deze terug-5 werken of uit deze uitsteken.

De uitvinding heeft tot doel een verzorgingsinrichting van het in de aanhef aangegeven soort zodanig uit te voeren, dat de aansluiteenheden snel en eenvoudig verwisseld kunnen worden.

Dit doel wordt bereikt doordat meerdere aansluiteenheden 10 bevestigd zijn op een hulpframe, dat met rustelementen gemakkelijk losmaakbaar gemonteerd is op de achterzijde van de verzorgingswand.

Volgens de uitvinding zijn de aansluiteenheden, dus de steekdozen, gaskleppen en dergelijke, bevestigd op hulpframes, 15 die hunnerzijds direkt aan de achterzijde van de verzorgingswand aangebracht zijn. Op deze manier vervallen houdconstructies in het inwendige van de verzorgingsinrichting. Het hulpframe kan samen met de daarop bevestigde aansluiteenheden snel en eenvoudig gescheiden worden van de verzorgingswand. Men verkrijgt op deze wijze een 20 modulsysteem, waarbij elke modul voorzien is van een hulpframe dat op zijn beurt tenminste één aansluiteenheid omvat. Elke modul is met rustelementen vastgeklemd op de bijbehorende verzorgingswand, waarbij de klemming door het uitoefenen van druk met de vingers losgemaakt kan worden om de modul uit de verzorgingsinrichting 25 te halen. Een modul met een defekte aansluiteenheid kan snel ver vangen worden door een als vervangingsmodul gereed gehouden modul.

Een verder voordeel van de uitvinding is gelegen in dat de aansluiteenheden niet bevestigd zijn op draagconstructies in het inwendige van het huis van de verzorgingsinrichting, maar hun 30 ruimtelijke positionering direkt verkrijgen door de verzorgingswand.

Daardoor wordt bereikt dat de in het zicht liggende zijden van de aansluiteenheden steeds de juiste ruimtelijke ligging ten opzichte van de verzorgingswand hebben en niet terugspringen of uitsteken.

De hulpframes zijn losmakelijk bevestigd op de betreffende ver-35 zorgingswand, waarin zich de in het zicht liggende zijden van de aansluiteenheden opnemende openingen bevinden.

Het hulpframe kan bestaan uit een profiellijst, dat tenminste voorzien is van één elastisch been. Om hetzelfde lijstprofiel .8800825 £ - 3 - te kunnen gebruiken voor aansluiteenheden met verschillende dieptes, zijn aanpassingselementen voorzien die in het hulpframe bevestigd kunnen worden voor vereffening in de lengterichting. Terwijl het hulpframeprofiel onveranderd gebruikt wordt voor alle soorten in 5 aanmerking komende aansluiteenheden, zijn de aanpassingselementen afzonderlijk voorzien voor de betreffende aansluiteenheden.

Het hulpframe kan steekdelen dragen voor het ver binden van de aansluiteenheden met verzorgingsleidingen. De ver-zorgingsleidingen kunnen door het scheiden van een steekver-10 binding afgetrokken worden van de steekdelen van het hulpframe, waardoor het verwisselen van het hulpframe, dat één of meerdere aansluiteenheden omvat, nog versneld wordt.

Bij verzorgingsinrichtingen waarbij het inwendige van het huis makkelijk toegankelijk is, waarbij bijvoorbeeld een glasplaat 15 of een andere dekselwand afgenomen wordt, kan de montage en de montage van de modulen vanuit het inwendige van het huis plaatsvinden. Bij andere verzorgingsinrichtingen, die voorzien zijn van een afneembare verzorgingswand, bijvoorbeeld voorwand, zijn de hulpframes bevestigd op deze afneembare wand. In elk geval is het 20 verwisselen van defekte aansluiteenheden met een gering aantal handelingen snel en eenvoudig mogelijk.

In de volgconclusies zijn doelmatige uitvoeringen en verdere ontwikkelingen van de uitvinding aangegeven.

In het volgende worden onder verwijzing naar de tekeningen 25 twee uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding nader verduidelijkt.

Getoond worden in:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een aan een plafond hangend aangebrachte verzorgingsinrichting, figuur 2 een doorsnede volgens de lijn II-II van figuur 1, 30 figuur 3 een aanzicht van de,meerdere aansluiteenheden omvattende modul, uit de richting van de pijl III in figuur 2, echter zonder het huis van de verzorgingsinrichting, figuur 4 een aanzicht van de modul van onder af, namelijk uit de richting van de pijl IV van figuur 3, 35 figuur 5 een achteraanzicht van de modul uit de richting van de pijl V van figuur 4, figuur 6 een aanzicht van een op een muur bevestigde verzorgings-inrichting en . 88 0 0825 « - 4 - figuur 7 een doorsnede volgens de lijn VII-VII van figuur 6.

De in figuur 1 en 2 weergegeven verzorgingsinrichting is voorzien van een huis 10, dat met holle stangen 11 opgehangen is aan het plafond van een ruimte. Door de stangen 11 heen lopen elektrische, 5 respectievelijk pneumatische verzorgingsleidingen in de vorm van kabels, slangen of buizen naar het inwendige van het huis 10. Bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld omvat het huis 10 (niet weergegeven) lampen, waarvan het licht door lichtdoorlatende platen 12, 13 naar het plafond en naar beneden gericht is. De platen 12, 13 sluiten de 10 toegangsopeningen naar het huis 10 af en kunnen uitgevoerd zijn als gemakkelijk te openen deksels.

Bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld vormen de in de lengterichting lopende zijwanden de verzorgingswanden 14. Deze wanden verlopen schuin naar beneden, waardoor de verzorgings-15 inrichting een trapeziumvormige doorsnede verkrijgt, die zich naar beneden toe verjongt. Door de schuine verzorgingswanden 14 wordt het aankoppelen van stekerdelen aan de in openingen 15 van de verzorgings-wand aangebrachte aansluiteenheden 16 vergemakkelijkt.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1-5 bestaan de aan-20 sluiteenheden 16 uit elektrische steekdozen, waarbij vier van zulke steekdozen in één rij gezamenlijk gemonteerd zijn op een hulpframe 17 en samengevoegd zijn tot een bouwgroep respectievelijk een modul 18. Elke aansluiteenheid 16 is voorzien van een controlevlak 19, waarachter zich een lichtelement bevindt, dat oplicht zodra de be-25 treffende steekdoos onder spanning gezet is. Het controlevlak, dat bovendien nog voorzien kan zijn van een cijfer, bijvoorbeeld omtrent de afgeschermde stroomkring van de betreffende steekdoos, is in het zelfde vlak aangebracht als de in het zicht liggende zijde, dat wil zeggen de voorzijde van de steekdoos. Op het huis 10 is boven elke 30 opening 15 voor een steekdoos nog een kleiner opening 15a voorzien voor het controlevlak 19.

Boven en onder het door de openingen 15 en 15a ingenomen gebied verlopen aan de achterzijde van de verzorgingswand 14 L-vormige profiellijven 20, waarvan de vrije benen naar elkander toegekeerd zijn. 35 Het de verzorgingswand 14 omvattende huisgedeelte bestaat bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld uit een aluminiumprofiel, dat als ëën geheel gevormd is met het profiellijf 20.

Het hulpframe 17 bestaat uit een profiellijst, bijvoorbeeld .8800825 i - 5 - uit aluminium, waarvan de doorsnede de vorm van een rechthoekige U heeft. Het basisdeel 21 van het hulpframe 17 loopt parallel met de verzorgingswand 14 en vanaf zijn langsranden strekken zich de benen 22, 23 in hoofdzaak evenwijdig met elkaar uit in de 5 richting naar de verzorgingswand 14. Op de einden van de benen 22 en 23 zijn rustelementen 24 in de vorm van naar buiten afstaande uitsteeksels aangebracht, die de L-vormige profiellijven 20 passend van binnen uit aangrijpen. Omdat tenminste ëën van de benen 22, 23 voldoende buigzaam is om het hulpframe zodanig te vervormen dat 10 de rustelementen 24 onder het profiellijf 20 ingevoerd kunnen worden, is het been 23 overeenkomstig figuur 4 onderbroken door uitsparingen 23a. Over de totale lengte van het hulpframe, dat zich over meerdere aansluiteenheden 16 uitstrekt, zijn tussen de uitsparingen 23a slechts twee lijven overgebleven die de rest van het 15 been 23 vormen. Deze lijven kunnen ingedrukt worden in de richting naar het andere been 22, om de rustelementen 24 uit ineengrijping met de profiellijven 20 te brengen en het hulpframe 17 los te maken van de verzorgingswand 14. Het tegenoverliggende been 22 is niet-onderbroken uitgevoerd.

20 Zoals in figuur 2 te zien is,is de diepte van de aansluit- eenheid 16 niet zo groot, dat de achterwand 25 totdefcasis 21 van het hulpframe 17 reikt wanneer de aansluiteenheid 16 op de juiste manier in de openingen 15 aangebracht is en het hulpframe 17 op de verzorgingswand 14 gemonteerd is. Voor vereffening in de lengte-25 richting is op de basis 21 een aanpassingselement 26 bevestigd, waarop de aansluiteenheden 16 met schroeven 27 gemonteerd zijn. het aanpassingselement 26 bestaat uit een U-vormige beugel, tegen de basis waarvan het achtervlak 25 van de aansluiteenheid 16 aanligt, terwijl de benen naar de basis 21 van het hulpframe 17 gericht 30 zijn. In de basis zijn groefvormige geleidingen 28 gevormd, die de rechthoekig omgebogen beeneinden van het aanpassingselement 26 opnemen en het aanpassingselement tenopzichte van het hulpframe centreren. De bevestiging van het aanpassingselement 26 op het hulpframe 17 vindt plaats door middel van schroeven die door de omge-35 bogen beeneinden van het aanpassingselement en de basis 21 van het hulpframe 17 heen gaan.

Op de achterzijde van de basis 21 van het hulpframe 17 is een lijst 29 met steekdelen 30 bevestigd. Op de lijst 29 is voor .8800825 - 6 - * elk stekerdeel 30 een klemschroef 31 voorzien, om kabels 32 aan te sluiten. Deze kabels 32 gaan door een gat 33 (figuur 5) in de basis 21 heen naar het inwendige van het hulpframe 17, waar ze verbonden zijn met de afzonderlijke aansluiteenheden 16. Andere 5 kabels 34 (figuur 5) gaan van de aansluiteenheden 16 door het gat 33 heen naar een contactelement 35 op de achterzijde van de basis 21. Deze leidingen 34 zijn de massaleidingen, die op deze manier verbonden zijn met de elektrische leidende hulpframes 17.

Een meerwegstekker 36, die van meerdere steekdelen voor-10 zien is, die samenpassen met de steekdelen 30, dient voor aan sluiting van de modul 18 door middel van een kabel 37. De meerwegstekker 36 kan met één handeling op alle steekdelen 30 gestoken worden, om de elektrische aansluitingen te bewerkstelligen.

Wanneer één van de aansluitelementen 16 (steekdozen) defekt 15 is, wordt de plaat 12 of de plaat 13 verwijderd en wordt door de opening in het huis heen het hulpframe 17, dat alle aansluiteenheden 16 van de betreffende modul 18 omvat, van de achterzijde van de verzorgingswand 14 genomen, nadat eerst de meerwegstekker 36 afgetrokken is van de steekdelen 30. De gehele bouwgroep 18 kan 20 nu uit het huis 10 uitgenomen worden en door een gereed gehouden andere bouwgroep vervangen worden. Het defekt kan bijgevolg in korte tijd opgeheven worden.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld van de figuren 6 en 7 omvat de bouwgroep 18 twee aansluiteenheden 40 in de vorm van gaskleppen, 25 waarop een slangkoppeling aangesloten kan worden. De gaskleppen openen, wanneer de slangkoppeling in de voorste fitting 41 ingestoken is. Zo'n gasklep 40 is bijvoorbeeld nodig voor de toevoer van zuurstof naar een patiënt. Het huis 10 van de rechthoekige verzorgingsinrichting is overeenkomstig figuren 6 en 7 aan een muur 30 bevestigd en de voorste verzorgingswand 14 van het huis 10 is uitgevoerd als afneembare deksel, welke met schroeven 42 bevestigd is. Aan de achterzijde van de verzorgingswand 14 verlopen ook hier evenwijdige profiellijven 20 met L-vormige doorsnede, achter welke de rustelementen 24 van de benen 22, 23 van het hulpframe 35 17 geklemd worden.

De gasklep 40 heeft een grotere diepte dan de aansluiteenheden 16 van het eerste uitvoeringsvoorbeeld, zodat geen aan-passingselement aanwezig is. De gasklep 40 is direkt bevestigd .8800825 - 7 - op een lijf 42 van de basis 21 van het hulpframe 17, waarbij aan de achterzijde van de gasklep een het lijf 42 op passende wijze aangrijpende groef 43 voorzien is voor centrering. De bevestiging van de gasklep 40 op het lijf 42 vindt plaats door middel van 5 schroeven 44.

Op een aansluitingstuk 45 van de gasklep 40 wordt een (niet weergegeven) flexibele slang geschoven, die door het huis 10 loopt en aangesloten is op een overeenkomstige drukgasbron.

Ook bij het uitvoeringsvoorbeeld van de figuren 6 en 7 10 zijn meerdere aansluiteenheden 40 samengevoegd in een enkel hulpframe. Hoewel bij beide uitvoeringsvoorbeelden de aansluiteenheden telkens aan elkaar gelijk zijn, kunnen in één afzonderlijk hulpframe ook aansluiteenheden van verschillend soort ondergebracht zijn.

15 Voor het verwisselen van een aansluiteenheid wordt bij het uitvoeringsvoorbeeld van de figuren 6 en 7 de verzorgingswand 14 losgemaakt van het huis 10, waarna de zich op de achterzijde van de verzorgingswand bevindende hulpframes toegankelijk zijn en samen met de daarin gehouden aansluiteenheden uitgenomen kunnen 20 worden.

. 88 0 0825

Claims (7)

1. Verzorgingsinrichting voor de intensief-verpleegden, met een langgerekt huis (10), dat voorzien is van tenminste één verzorgingswand (14) met openingen (15) voor elektrische en/of 5 pneumatische aansluiteenheden (16; 40), die in het inwendige van het huis bevestigd zijn, met het kenmerk, dat meerdere aansluiteenheden (16; 40) bevestigd zijn op een hulpframe (17), dat met rustelementen (24) gemakkelijk losmaakbaar gemonteerd is op de achterzijde van de verzorgingswand (14).

2. Verzorgingsinrichting volgens conclusie 3, met het ken merk, dat op de achterzijde van de verzorgingswand (14) in lengterichting verlopende profiellijven (20) boven en onder de openingen (15) voorzien zijn en dat het hulpframe (17) vast te klemmen is op de profiellijsten (20).

3. Verzorgingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het hulpframe (17) een U-vormige gedaante heeft en dat de rustelementen (24) voorzien zijn op de einden van de benen (22, 23) van het hulpframe (17).

4. Verzorgingsinrichting volgens conclusie 3, met het ken- 20 merk, dat het hulpframe (17) bestaat uit één profiellijst en dat tenminste één been (23) uit lijven bestaat, die door uitsparingen (23a) van elkaar gescheiden zijn.

5. Verzorgingsinrichting volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het hulpframe (17) op zijn rugzijde steekdelen 25 (30) draagt voor het verbinden van de aansluiteenheden (16) met verzorgingsleidingen.

6. Verzorgingsinrichting volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat op het hulpframe (17) voor tenminste één aansluiteenheid (16) een aanpassingselement (26) bevestigd is, 30 dat deze aansluiteenheid in uitrichting naar de verzorgingswand (14) draagt.

7. Verzorgingsinrichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het hulpframe (17) voorzien is van tenminste één in de lengterichting verlopende geleiding (28; 42) voor cen- 35 treringvan de aansluiteenheden (40) respectievelijk aanpassingselemen- ten (26). -o-o-o-o- .8800825 '