NL8800660A - Koppelingshefboom. - Google Patents

Description

. ' 'Λ

-1- 27260/CV/tL

Korte Aanduiding: Koppetingshefboom.

De uitvinding heeft betrekking op een verbetering in de vervaardiging van wrijvingskoppelingen van het type toegepast in autömobielen,en 5 meer in het bijzonder op een koppeling,welke een algemeen constante be-dieningsdruk vertoont.

In het verleden werden koppelingen voor voertuigen zodanig vervaar-digd,dat een toenemende kracht werd vereist indien het koppelingspedaal werd ingedrukt voor het bedienen van de koppeling. De constait wijzigende 1Q kracht maakte het moeilijk om de koppeling gelijkmatig te bedienen en vermoeiende on het koppelingsnedaat ingedrukt te houden met de koppeling in de ontkoppelde stand.

Het Amerikaanse octrooi 2.037.610 openbaart bijvoorbeeld een schijf-koppeling waarin een met een koppelingspedaal gekoppelde ring aangrijpt 15 op de binneneinden van een aantal radiaal verlopende hefbomen waarvan dè buiteneinden scharnierend zijn verbonden met een drukring van een koppeling. De hefbomen zijn tussen de einden scharnierend aangebracht op een koppelingsomhulsel zodanig dat een langere hefboomarm is gevormd tussen het scharnierpunt en het binneneinde van de hefboom en een kortere hef-20 boomarm is gevormd tussen het scharnierpunt en het buiteneinde van de hefboom. Indien het koppelingspedaal wordt ingedrukt neemt de kracht vereist om de drukring te bewegen ten einde de drukveren samen te drukken toe.

De Amerikaanse octrooien 4.502.959 en 4.601.277 openbaren een koppe-25 ling van het type,dat momenteel in de handel beschikbaar is voor gebruik in voertuigen. Een aantal koppelingshefbomen zijn voorzien van binneneinden,die in ingrijping zijn met een ontkoppelingsleger en bezitten uiteinden, welke aangrijpen op een drukplaat. De hefbomen zijn scharnierend verbonden met een koppelingsafdekorgaan op punten nabij de buiteneinden.

30 Tussen het binneneinde en het scharnierpunt is er op iedere hefboom een neus gevormd,wetke neus aangrijpt op een opvangring ,welke op zijn beurt aangrijpt op een Belleville veer om de koppeling in de ingeschakel-de stand te houden. Indien het koppelingspedaal wordt ingedrukt om de koppeling te ontkoppelen wordt het ontkoppelingsleger bewogen tegen de 35 binneneinden van de hefbomen,welke scharnieren op de afdekking om de buiteneinden van de hefboom van de drukplaat weg te zwenken. Tegelijker- c 8 8 D 0 ® 6 8 ·* 4i -2- 27260/CV/tl tijd bewegen de neuzen de opvangring om de Belleville veer samen te vouwen waardoor de axiale druk tegen de drukplaat wordt verminderd.ZoaIs in de hiervoor beschreven bekende koppeling is een langere hefboomarm gevormd tussen het scharnierpunt en het binneneinde van het hefboomli-5 chaam en is een kortere hefboomarm gevormd tussen het scharnierpunt en de neus.De kracht vereist voor het indrukken van de koppeling zal dus toenemen met beweging indien de hefbomen trachten de Belleville veer samen te vouwen.

De hierin beschreven uitvinding voorziet in een economisch middel 10 voor het verkrijgen van een algemeen constante koppelingsbedieningsdruk of andere gewenste combinaties van ontkoppelingsleger en drukplaatbelas-tingskenmerken. Een voertuigbestuurder gebruikt een koppelingspedaal gekoppeld met een ontkoppelingsleger om de koppeling te ontkoppelen.

Het ontkoppelingsleger grijpt aan op de binneneinden van axiaal verlopen-15 de hefbomen,die buiteneinden bezitten,die draaibaar zijn aangebracht op een koppelingsafdekking en een drukplaat grijpen. Ieder van de hefbomen heeft een paar neuzen gevormd tussen het scharnierpunt en het binneneinde voor het grijpen van een opvangring welke op zijn beurt een Belleville veer omgeeft. De Belleville veer brengt een kracht aan op de hefbomen om 20 de drukplaat normaal tegen een aangedreven schijf te dringen. Bij draaiing van de hefbomen om hun scharnierpunten door in werking stelling van het ontkoppelingsleger wordt de opvangring bewogen om de Belleville veer samen te vouwen en de drukplaat te ontlasten,daardoor de koppeling te ontkoppelen.

25 In overeenstemming met de huidige uitvinding zijn de neuzen gevormd met een langsas onder een hoek,welke taps wegverLoopt van de langsas van het scharnierpunt en naar de opvangring vanaf het hart van de hefboom naar zijn buitenrand.De neuzen grijpen dus de opvangring op een punt,dat beweegt langs de langsas van de neus indien de hefboom wordt verzwenkt om 30 zijn scharnierpunt,daardoor de afstand verminderend tussen het contactpunt en het scharnierpunt,hetgeen er toe neigt de bedieningsdruk van het ontkoppelingsleger constant te houden over de beweging van de koppeling.

De neuzen kunnen in verschillende andere vormgevingen worden vervaardigd, hetgeen vele combinaties van ontkoppelingslegerbelastingen en drukplaat-35 belastingen,al naar gewenst,mogelijk maakt.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van .8800660 .3? -3- 27260/CV/tl de bijgaande figuren.

Fig.1 is een dwarsdoorsnede van een koppeling waarin de constructie volgens de uitvinding wordt toegepast.

Fig. 2 toont een bovenaanzicht van een koppelingshefboom volgens de 5 huidige uitvinding zoals weergegeven in fig.1.

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede over de koppelingshefboom van fig.2, genomen volgens de Lijn 3-3.

Fig. 4 is een dwarsdoorsnede van een gedeelte van.de koppelingshefboom van fig.1, genomen langs de lijn 4-4.

* 10 Zoals weergegeven in fig.1 omvat een de voorkeur gegeven uitvoerings- voorbeeld van de uitvinding een wrijvingskoppeling 10 welke een centrale hartlijn X- X heeft. 0e koppeling 10 omvat een ringvormig afdekorgaan of kap 12,.welke een omtreksflensgedeeIte 14 bezit. Het fLensgedeelte 14 is bevestigd aan het achtervlak van een standaardvliegwiel 16 door een aan-15 tal in orotreksrichting op afstand van elkaar gelegen bouten 18Azodat het afdekorgaan 12 met het vliegwiel 16 meedraait. Het afdekorgaan 12 omvat verder een kransgedeelte 20,dat zich in een algemeen axiale richting uitstrekten een eindwand 22,welke ten opzichte van het kransgedeelte 20 radiaal naar binnen verloopt en eindigt in een onder een hoek opgesteld 20 hellend gedeelte 24. Het radiaal binnenste gedeelte van het hellende gedeelte 24 begrenst een centrale opening 26 inde eindwand 22 van het afdekorgaan 12.

Een ringvormige ruimte 28 is aangebracht tussen het vliegwiel 16 en het afdekorgaan 12 voor het opnemen van een drukplaat 30. Een aange-25 dreven schijf 32 is aangepast om te worden geklemd tussen de drukplaat 30 en het vliegwiel 16.

De aangedreven schijf 32 omvat een centrale naaf 34 voorzien van een steunplaat 36,die daaraan is bevestigd,met wrijvingsbedekkingen 38 bevestigd aan tegenover elkaar liggende zijden van de steunplaat 36. De 30 centrale naaf 34 is met behulp van glijspieen aangebracht op het buiteneinde van een ingangsas 40 van een versnellingsbak of dergelijke waarbij de wrijvingsbedekkingen 38 zijn opgesteld tussen de drukplaat 30 en het vliegwiel 16. De glijspieverbinding staat het toe dat de aangedreven schijf 32 vrij beweegt in een axiale richting ten opzichte van de in-35 gangsas 40 ^terwijl de schijf met de as 40 meedraait. De drukplaat 30 is axiaal in ingrijping beweegbaar met de aangedreven schijf 32 om deze .8800660 -4- 27260/CV/tl ®k- ί vast te klemmen tegen het vliegwiel 16 voor het aandrijvend verbinden van de draaibare aandrijforganen en aangedreven organen van de koppeling. Een aantal in omtreksrichting op afstand van elkaar opgestelde aandrijfbeugels 42 verbinden de plaat 30 draaibaar met het afdekorgaan 12 en staat beperk-5 te axiale beweging toe van de drukplaat 30 ten opzichte van het afdekor-gaan 12. De beugels 42 dienen verder als een middel om de drukplaat 30 van het vliegwiel 16 af te lichten indien de koppeling 10 in werking wordt gesteld naar zijn ontkoppelde stand. De tegenover elkaar liggende einden van de aandrijfbeugels 42 zijn aan zowel het afdekorgaan 12 en de 10 drukplaat 30 op gebruikelijke wijze verbonden.

Een hefboombedieningsmechanisme is aangebracht om de drukplaat 30 axiaal te bewegen ten opzichte van het afdekorgaan 12 en in en uit in-grijping met de aangedreven schijf 32. Het hefboombedieningsmechanisme is volledig buiten het afdekorgaan 12 opgesteld en omvat een aantal radiaal 15 verlopende hefbomen 44 ,die met behulp van scharnierpennen 46 scharnierend zijn verbonden met het afdekorgaan 12. Buitenste of staarteinden 48 van iedere hefboom 44 grijpen aan op integrale verdikkingen 50,die zijn gevormd op de drukplaat 30.

Veerkrachtige veren 52 zijn aangebracht voor het aanbrengen van een 20 axiale aangrijpingskracht op de drukplaat 30 om de drukplaat normaal in klemmende ing.rijping te dringen met de aangedreven schijf 32. De veerkrachtige middelen zijn bij voorkeur ontworpen om een nagenoeg constante druk te handhaven onafhankelijk van slijtage-op de wrijvingsbedekkingen 38 van de aangedreven schijf.In een de voorkeur gegeven uitvoeringsvoor-25 beeld worden de veerkrachtige middelen 52 gevormd door een ringvormige Belleville veer 52,welke is samengedrukt tussen het afdekorgaan 12 en de hefbomen 44. De Belleville veer 52 is in zijn ongespannen toestand conisch in vorm,en voorzien van een binnenste omtreksgedeelte 54,een tus-sengelegen conisch gevormd gedeelte 56 en een buitenste omtreksgedeelte 30 58. Binnenste en buitenste omtreksgedeelten 54 en 58 zijn axiaal op afstand van elkaar gelegen en benaderen hetzelfde vlak indien de veer 52 onder druk wordt geplaatst,waarbij de veer is ontworpen om het vaste binnenste omtreksgedeelte 54 te laten inwerken tegen het afdekorgaan 12, terwijl het beweegbare buitenste omtreksgedeelte 58 in ingrijping en 35 beweegbaar is met de veren 44. Ten gevolge van de veerbeweging wordt het hellende gedeelte 24 van het afdekorgaan onder een hoek geplaatst om spe- .8800666 &' -5- 27260/CV/tl

Ling gedurende werking toe te staan.

De hefbomen 44 zijn opgesteld om te worden ingedrukt tegen de werking van de veer 52 door een ontkoppelings leger 60,dat inwerkt tegen de binnenste of neuseinden 62 van de hefbomen 44. Werking van het ontkop-5 peLingsLeger 60 veroorzaakt dat de hefbomen 44 om de pennen 46 verzwenken.

De buiteneinden 48 reageren door de drukplaat 30 klemmend tegen de aangedreven schijf 32 te bewegen om de schijf 32 tegen het vliegwiel 16 te drukken.

Om belasting van de veer gelijkmatig op de hefbomen 44 te verdelen 10 is een ringvormige opvangring 64 aangebracht. De opvangring 64 is komvormig in dwarsdoorsnede en omvat een ringvormige axiaal verlopende rand 66 welke het buitenste omtreksgedeelte 58 van de veer 52 omgeeft en een radiaal naar binnen verlopende ringvormige basis 68 heeft. De basis 68 is aangepast om te worden opgesteld tussen het achtervlak van de veer 52 15 en nabij het voorvlak van de hefbomen 44. De basis 68 is dus opgesteld voor het overbrengen van de reactiebelasting van de veren 52 op de hefbomen 44 en is opgesteld onder een kleine hoek om speling te verschaffen voor het buitenste omtreksgedeelte 58 indien de hefbomen 44 worden ver-zwenkt naar hun koppeling ontkoppelende stand. De opvangring 64 heeft . 20 voldoende speling ten opzichte van het buitenste omtreksgedeelte 58 dm hem toe te staan vrij te bewegen gedurende de verschillende koppelings-bedieningsfases. Aangezien de hefbomen 44 in constant contact zijn met de opvangringbasis 68 dienen zij om de opvangring 64 op zijn plaats te houden tegen de veer 52. Indien gewenst kan de veer 52 rechtstreeks dragen 25 tegen de hefbomen 44; een gelijkmatige verdeling van de belasting zal echter resulteren uit toepassing van de ringvormige opvangring 64.

Het buitenste omtreksgedeelte 58 van de veer 52 is omgeven door de opvangring,zoals beschreven. Het binnenste omtreksgedeelte 54 bevat een aantal naar binnen uitstekende tongen 70. De tongen 70 zijn gelijkmatig 30 op afstand van elkaar gelegen,waarbij iedere tong 70 zich uitstrekt in een corresponderende uitsparing 72,welke op zijn beurt vanaf het hellende gedeelte 24 naar binnen verloopt. Iedere uitsparing 72 omvat zijwanden Cniet weergegeven)en een lip 74 voor de veilige niet slippende ingrijping van het binnenste omtreksgedeelte 54 van de veer 52 en het afdekorgaan 12.

35 De werking van de beschreven koppeling is die van een gebruikelijke "duw-type" koppeling. In de normaal ingeschakelde stand van de koppeling . 88 0 066 0 t £ -6- 27260/CV/tl zullen de tongen 70 van de veer 52 reageren in de uitsparingen 72 van het afdekorgaan 12. De buitenomtrek 58 van de veer 52 zal de opvangring 64 axiaal naar buiten dringen tegen tussengelegen neuzen 76 van de hefbomen 54. De hefbomen 54 zullen dan verzwenken om pennen 46 en de buiteneinden 5 48 zullen een axiaal binnenwaartse kracht uitoefenen tegen de drukplaat 30 via de verdikkingen 50 van de drukplaat.

Om de koppeling te ontkoppelen zal een bediener gebruikelijk een koppelingspedaal indrukken met zijn linker voet. Deze werking zal veroorzaken dat het ontkoppelingsleger 60 axiaal naar binnen beweegt tegen de 10 binneneinden of neuzen 62 van de hefbomen 44. De tussengelegen neuzen 76 zullen dan de opvangring 64 axiaal naar binnen dringen,zodoende de veer samenvouwend en veroorzakend,dat de binnenste en buitenste omtreks-gedeelte 54 en 58 daarvan in een gemeenschappelijk vlak komen te liggen. De hefbomen 44 zulLen verzwenken om de pennen 46 en de buiteneinden 15 48 daarvan zullen de axiale druk,voordien uitgeoefend tegen de verdik kingen 50 van de drukplaat,opheffen.

Zoals nu weergegeven in fig.2 tot 4 omvat een de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld van de koppelingshefboom 44,zoals toegepast in de boven beschreven koppeling,een zich in langsrichting uitstrekkend lichaam 20 voorzien van het binnenste neuseinde 62,het buitenste of staarteinde 48, en een tussengelegen gedeelte daartussen. De hefboom 44 is bij voorkeur gevormd door een stalen persstuk,en omvat een dwarsverlopende boring 78, die is gevormd in het tussengelegen gedeelte waarom de hefboom 44 ver-zwenkt op de bovengenoemde pen 46.

25 Zoals het best gezien in fig,2 zijn een paar van de neuzen 76 ge vormd in het tussengelegen gedeelte tussen het binneneinde 62 en de boring 78. Iedere neus is gevormd onder een hoek 80,bepaald tussen een hartlijn 82 van de boring 7" en een langsas 84 van de neus 76.In het de v voorkeur gegegen uitvoeringsvoorbeeld is de hoek 80 ongeveer zes graden. 30 Zoals het best weergegeven in fig.4 vormt een oppervlak 86 van de neus 76 ,dat in aanraking komt met de opvangring 64 een hoek 88 met 'een algemeen evenwijdig aan de hartlijn 82 van de boring 78 verlopende lijn 90. In het de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld is de hoek 88 ongeveer anderhalve graad. De hoeken 80 en 88 liggen in vlakken,welke lood-35 recht op elkaar staan.- . 8 8 0 0 0 C v

-7- 27260/CV/tL

Zoals uit fig.1 blijkt begint ieder van de neuzen 76 nabij het hart van de hefboom 44 en verlopen taps weg zoals naar de centrale hartlijn X- X onder de hoek 80 en naar de opvangring 64 onder de hoek 88.

Verder verloopt de opvang.ringba.sis 68 taps^onder een hoek van onge-5 veer 7°-naar de neus 76 vanaf de rand 66 naar het hart van de ring.

In bedrijf wordt,indien het ontkoppelingsleger 60 naar de drukplaat 30 wordt bewogen,ieder van de hefbomen 44 om zijn bijbehorende scharnierpunt 46 gedraaid en grijpt ieder van de neuzen 76 een naburig gedeelte van de opvangring 64. Gedurende de beweging van het ontkoppelingsleger 60 10 ligt een mesrandachtig oppervlak van een neus 76 tegenover het daartegen-overliggende oppervlak van de opvangring 64. Aangezien ieder van de neuzen 76 is gevormd onc'er de hoek 80 en de hoek 88 en de ringbasis 68 taps verloopt neemt de afstand tussen het punt waar de neus 76 aanligt tegen de opvangring 64 en het scharnierpunt op de scharnierpen af gedurende 15 draaiing. Indien de door de veer 52 op de opvangring 64 uitgeoefende kracht ertoe neigt toe te nemen is er geen toename vereist in de kracht aangebracht op het ontkoppeLi ngs leger 60 aangezien de verhouding van dé desbetreffende hefboomarmen zich wijzigt. De vormgeving van de neuzen 76 waarborgt dat een puntcóntact wordt gemaakt Langs het Oppervlak 86 met 20 het daartegenoverliggende oppervlak van de opvangring 64,welk punt beweegt van de buitenranden van de hefboom 44 nabij het hart van de hefboom indien de hefboom wordt gedraaid om de scharnierpen 46.

In bekende koppelingen neigt de kracht,vereist voor het indrukken van het koppelingspedaal,ertoe toe te nemen met beweging van het koppe-25 lingspedaal. Een dergelijke kracht hangt rechtstreeks samen met de leger-, belasting op het ontkoppelingsleger. In een in overeenstemming met de huidige uitvinding vervaardigde koppeling is de belasting van het ontkop-pelingsleger relatief constant over de gehele bewegingsafstand ten gevolge van de afnemende lengte van de hefboomarm voor de neuzen 76 tegenover de 30 vaste lengte van de hefboomarm van het ontkoppelingsleger 60.

Ofschoon specifieke hoeken zijn geopenbaard in verband met de beschrijving van het de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld kunnen de vormgeving van de neuzen 76 en de tapsheid van de ringbasis worden gewijzigd in iedere gewenste combinatie van Legerbelastingen en drukplaatbe-35 lastingen.Verder neigt de huidige uitvinding ertoe de beweging van de

Belleville veer te verminderen,hetgeen resulteert in een Langere Levens- .8800060 <1

-8- 27260/CV/t L

duur van de veer.

Ofschoon de uitvinding is beschreven aan een momenteel de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld zal het duidelijk zijn,dat hierop aanvullingen en/of wijzigingen kunnen worden aangebracht_binnen de geest en be-5 schermingsomvang van de uitvinding.' •8800660

Claims (11)

1. Koppelingshefboom aangepast om scharnierend te worden aangebracht op een koppelingsafdekorgaan en om te worden gegrepen door een ontkop-pelingsleger voor het bedienen van een koppelincjsopvangring voorzien van : 5 een langgestrekt lichaam met een binnenste einde aangepast om te worden gegrepen door een ontkoppelingsleger, een buitenste einde aangepast om scharnierend te worden aangebracht op een koppelingsafdekor-gaan,en een tussengelegen gedeelte,dat genoemde binnenste en buitenste * einden met elkaar verbindt en is aangepast voor het aangrijpen van een 10 koppelingsopvangring : en een dwars verlopende boring gevormd in genoemd tussengelegen gedeelte en een langsas bezittend,welke een scharnierpunt voor genoemd lichaam bepaalt; en althans een neus gevormd op genoemd tussengelegen gedeelte tussen ge-15 noemde boring en genoemd binnenste einde en voorzien van een langas,die verloopt onder een hoek ten opzichte van de genoemde Langsas van genoemde boring,waarbij genoemde neus een wijzigend contactpunt vormt met een opvangring indien genoemd lichaam wordt gedraaid om genoemde scharnier-pen voor het variëren van de afstand tussen genoemd contactpunt en ge-20 noemd scharnier.

2. Hefboom volgens conclusie 1,waarin genoemde neus verloopt vanaf een punt nabij een hart vSn genoemd tussengelegen gedeelte naar een buitenste omtreksrand van genoemd tussengelegen gedeelte.

3. Hefboom volgens conclusie 1, waarin genoemde langas van genoemde 25 neus is gevormd onder een hoek van ongeveer zes graden ten opzichte van genoemde langsas van genoemde boring.

4. Hefboom volgens conclusie 1 waarin genoemde langsas van genoemde neus verloopt onder een eerste hoek in een eerste vlak,dat genoemde langsas van genoemde boring omvatten onder een tweede hoek verloopt in 30 een tweede vlak,dat genoemde langsas van genoemde boring omvat,waarbij genoemde eerste en tweede vlakken loodrecht op elkaar staan.

5. Hefboom volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat genoemde eerste hoek ongeveer zes graden is terwijl genoemde tweede hoek ongeveer anderhalve graad is.

6. Hefboom volgens een der voorgaande conclusies voorzien van een paar neuzen ieder opgesteld aan weerszijden van een midden van genoemd i 880 OOGü * 4 -10- 27260/CV/tl tussengelegen gedeelte en verlopend naar tegenover elkaar gelegen omtreks-randen van genoemd tussengelegen gedeelte,waarbij iedere neus een langs-as heeft,die onder een hoek verloopt naar genoemd binneneinde van genoemd hefboom lichaam vanaf genoemd miidden van genoemd tussengelegen gedeelte 5 naar genoemde omtreksranden van genoemd tussengelegen gedeelte I

7. Een koppeling voorzien van een afdekorgaan,een aantal radiaal verlopende hefbomen,die beweegbaar zijn ten opzichte van genoemd afdekorgaan, een ontkoppelingsleger,dat in ingrijping te brengen is met een binneneinde van ieder van genoemde hefbomen,een opvangring nabij een tussengelegen 10 gedeelte van ieder van genoemde hefbómen,en neusorgaan gevormd in genoemd tussengelegen gedeelte van genoemde hefbomen en voorzien van een langsas onder een hoek verlopend vanaf een centraal punt in genoemd tussengelegen gedeelte naar genoemd binnenste einde van iedere genoemde hefboom en onder een hoek verlopend vanaf genoemd centraal punt naar genoemde opvangring.

8. Een koppeling volgens conclusie 7,waarin genoemde opvangring een radiaal naar binnen verlopende ringvormige basis heeft,welke taps verloopt naar genoemd neusorgaan vanaf een buitenste omtreksrand van genoemde basis | naar een binnenste omtreksrand van genoemde basis.

9. Een koppeling volgens conclusie 8,waarin genoemd taps verloop 20 ; van genoemde opvangring ongeveer zeven graden is.

: 10. Een werkwijze voor het regelen van de kracht vereist voor het ontkoppelen van een koppeling ,die is voorzien van een afdekorgaan en een aantal radiaal verlopende hefbomen,die axiaal beweegbaar zijn ten opzich-J te van het afdekorgaan,waarbij ieder van de hefbomen een binnenste einde 25 heeft,dat in ingrijping te brengen is met een ontkoppelingsleger van de koppeling en een tussengelegen gedeelte,dat in ingrijping te brengen is met een opvangring,met het kenmerk,dat de werkwijze de stappen omvat van: ! a. kiezen van een eerste hoek voor een langsas van genoemd neusor gaan verlopend vanaf een centraal punt van genoemd tussengelegen gedeelte 30 naar genoemd binnenste einde van de hefboom ten opzichte van een langs-draaiingsas voor de hefboom; b. kiezen van een tweede hoek voor genoemde langsas van genoemd neusorgaan verlopend vanaf genoemd centraal punt van genoemd tussengelegen gedeelte naar een opvangringplaat ten opzichte van genoemde langs-35 draaiingsas; en i .8800660 -11- 27260/CV/tl ί - - - ë c. genoemd neusorgaan in genoemde hefboom te vormen met een langsas verlopend onder genoemde eerste hoek en genoemde tweede hoek ten opzichte van genoemde langsdraaiingsas voor de hefboom.

11. Werkwijze volgens conclusie 10 omvattende een stap van het vormen 5 van een opvangring met een radiaal naar binnen verlopende ringvormige basis taps verlopend vanaf een buitenste omtreksrand naar een binnenste omtreksrand naar de neusorganen van de hefbomen. . 88 0 0: · v