NL8800476A - Op een spoorweg bogie aan te brengen koppelingsinrichting. - Google Patents

Description

i'" -1- 27204/CV/tl

Korte Aanduiding: Op een spoorweg bogie aan te brengen koppelings- inrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een koppetingsinrich-5 ting,in het bijzonder bestemd om te worden aangebracht op een spoorweg bogie,waarbij de genoemde inrichting geschikt is voor het koppelen van bimodale transportinrichtingen,dat wil zeggen wagons of opleggers,die op zodanige wijze zijn uitgevoerd,dat zij hetzij voor een wegtransport of voor een spoorbaantransport kunnen worden benut.

10 Momenteel bestaat het meest toegepaste intermodale transportsysteem uit een spoorweg bogie "Poche" waarop een oplegger is aangebracht.

ƒ

In de bovengenoemde oplossing zijn er echter een groot aantal nadelen met betrekking tot de volumes en. het aantal opleggers,die per spoor kunnen worden getransporteerd omdat de spoorwegbeladingsmaat niet 15 samenvalt met de wegbeladingsmaat. Indien we bijvoorbeeld een trein van 5ÖQ meter lang beschouwen kunnen in feite op zijn hoogst slechts dertig opleggers worden getransporteerd onder het gebruikmaken van het "Poche" systeem,terwijl niet minder dan zevenendertig opleggers kunnen worden getransporteerd door gebruikmaking van de inrichting volgens de 20 huidige uitvinding.

Bovendien moeten,indien de spoorweg bogies "Poche" worden toegepast, de opleggers worden geladen met wielen op de dragers,hetgeen het niet mogelijk maakt om het volle voordeel van de wegbeladingsmaat te nemen.

Al de bovengenoemde nadelen en verdere worden op tevredenstellende 25 wijze vermeden door de koppelingsinrichting volgens de huidige uitvinding. De genoemde inrichting kan in feite worden aangebracht op een gebruikelijke spoorweg bogie en staat wagons of opleggers,in het bijzonder gevormde ,toe met elkaar te worden gekoppeld. Een trein kan dus worden gevormd met zeer eenvoudige koppelingshandelingen en doordat ieder 30 voertuig kan werken als een trekelement en getrokken element.

Door het verschil tussen een trein gevormd door het toepassen van een koppelingsinrichting volgens de huidige uitvinding en een trein gevormd door het toepassen van een "Poche" bogie of dergelijke beter uiteen te zetten moet worden opgemerkt,dat wat betreft de "Poche" bogie 35 een volledige spoorwegdrager waarop de oplegger moet worden gelegd om te worden getransporteerd,noodzakelijk is,terwijl in het onderhavige geval .^20476 * Μ -2- 27204/CV/tl de drager wordt gevormd door de oplegger zelf,welke wordt gelegd op een spoorweg bogie,geschikt uitgerust met de inrichting volgens de huidige uitvinding.

Verder is het door het elimineren van het ruimteverlies van de weg-5 wielen en het ruimteverlies van het spoorwegdraaggestel door middel van de huidige uitvinding mogelijk het niveau van het Laadvlak van het voertuig omlaag te brengen onder het winnen van een aanmerkelijke hoogte.

Op deze wijze is het ook mogelijk het voordeel te nemen van de totale wegbeladingsmaat van de oplegger en op een meer doelmatige wijze als 10 eveneens in feite de randen van de bovenste hoeken zijn weggelaten.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een koppelingsinrichting of dynamische verbinding om te worden aangebracht op een gebruikelijke spoorweg bogie voor het koppelen van bimodate goederenwagens of opleggers,gekenmerkt doordat het is voorzien van een kast verbonden met een 15 onderste spilpot welke een middenelement omvat,uitgerust met een verticaal gat waarin een spil verloopt,terwijl het middenelement is voorzien van zijzittingen waarin een steunarm schuift,welke arm in het bijzonder gevormd is en zowel een middelstedempingseenheid en een einde omvat,welke is uitgerust met dwarsgaten bezittende verlegingen samen-20 werkend met aanslagorganen,en de kast en deondersteuningsarm onafhankelijk hoekverplaatsingen kunnen uitvoeren op een horizontaal vlak om de genoemde spil,terwijl hoekoscillaties op een verticaal vlak worden toegestaan door middel van horizontale tappen opgesteld op een zijkant van de genoemde kast.

25 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvorm van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een aanzicht van de handelingen,die moeten worden uitgevoerd voor het wijzigen van het wegvervoer in het rail-30 vervoer.

Figuur 2 toont schematisch in perspectief een op een middenelement aangebrachte steunarm.

Figuur 3 toont schematisch gedeeltelijk in zijaanzicht en gedeeltelijk in doorsnede een koppelingsinrichting of dynamische verbinding in 35 zijn geheel.

. 8 8 0 04 7C

-3- 27204/CV/tl *

Figuur 4 toont schematisch een bovenaanzicht op figuur 3,gedee(.telijk in doorsnede.

Figuur 5 toont schematisch een vooraanzicht van de achterste dwarsligger van een goederenwagen of oplegger.

5 Figuur 6 toont een bovenaanzicht van figuur 5.

Figuur 7 toont schematisch een vooraanzicht van de voorste dwarsligger van een goederenwagen.

Figuur 8 toont een bovenaanzicht van figuur 7.

In de figuren is een gebruikelijke spoorweg bogie 1 weergegeven 10 uitgerust met een middelste spitpot 2, welke een tegen spilpot 3 ondersteunt,.die is voorzien van een middengat 4. De spilpot 3 is bij 5 verbonden met een kast 6 of scharnierende verbinding,welke aan de voorzijde open is en deel is van een dynamische verbinding 7. De genoemde kast 6 bezit een bovenste zitting 8 en een onderste zitting 8' voor het opnemen 15 van bussen 9 resp. 9'. De bussen 9 en 9' nemen een zich door de bussen uitstrekkende verticale spil 10 op welke zich eveneens uitstrekt door een tussen de bussen gelegen middenelement 11. Het element 11 bezit een middengat waardoorheen de spil 10 verloopt en is uitgerust met zijzittingen 12 en bovenste aanslagen 13 die in het element 11 zelf zijn 20 geschroefd. Een arm 14 wordt in de genoemde zittingen 12 gehouden in een verticale stand en kan horizontaal schuiven. De genoemde arm 14 is ingestoken in een opening 6* van de doos 6 en omvat een onderdeel 15 en een veerkrachtige dempingseenheid 16. De eenheid 16 heeft een trek-buf-fer functie en omvat een horizontale as 17,welke bij 18 aan het ele-25 ment 11 is bevestigd. Het element 11 werkt samen met rubber.schokdempers 19 of dergelijke,welke de arm zelf toe staan een. gedempte horizontale beweging uit te voeren en de arm naar voren geschoven of teruggetrokken te hebben in een zekere mate ten opzichte van het element 11 gedurende de afrem resp. versnellingsfase van de trein.

3Q Verlengingen of vorken 20 strekken zich uit vanaf de eenheid 16 en zijn uitgerust met dwarsgaten 21 waardoorheen tappen 22 verlopen. De tappen 22 zijn aan hun einden bot en zijn opgenomen in de voorconstruc-tie van de goederenwagen of oplegger,zoals weergegeven in de figuren 7 en 8. De tappen 22 zijn ingestoken in zittingen van de vorken 20 doormid-35 del van op de tappen zelf inwerkende handwielen 23. Het zal duidelijk zijn,dat de goederenwagen of oplegger zo moet zijn gevormd ,dat hij .BIC l'' ' 0

-4- 27204/CV/t L

kan worden gebruikt hetzij als rai Lvoertuig of als wegvoertuig. In feite is de goederenwagen of oplegger uitgerust met voorste en achterste zittingen voor het opnemen van de koppelingsdelen van de verbinding 7 (zie figuren 5/6/7 en 8).

5 De kast 6 is uitgerust met een paar tappen 24 aan een zijde (zie figuur 4) waarbij de hartlijnen van de genoemde tappen horizontaal zijn en loodrecht verlopen ten opzichte van de hartlijn van de arm 14. De tappen 24 worden gebruikt voor insteken van de op bijzondere wijze gevormde achterste dwarsligger. In feite is de genoemde dwarsligger (zie figuren 5 en . 10 6) uitgerust met holle zitting 25/Welke geschikte verbindingsgeleidingen 26 omvat uitgerust met zelf centrerende onderste draad 27. Op deze wijze wordt de oplegger 28 ingestoken in de tappen 24 en kan de hoekosci llatie zowel in een verticaal vlak door middel van de tappen 24 zelf en in een horizontaal vlak/ook omdat de tappen 24 deel zijn van de scharnierende 15 kast 6/Welke verticaal scharnierend is op de bussen 9 van de spil 10,zo-als reeds beschreven,uitvoeren. Ook de arm 14 kan hoekverplaatsingen uitvoeren op een horizontaal vlak ; naast het de arm toestaan om in de zittingen 12 te schuiven kan in feite het centrale element zelf draaien om de spil 10 voor het toestaan van de volledige verbindingsscharnierbe-20 weging.

Nu zullen wij een voorbeeld beschrijven voor het koppelen van een oplegger met de koppelingsinrichting van een spoorweg bogie.

Zoals blijkt uit figuur 1 wordt bij het begin van de operatie de oplegger door middel van een gebruikelijke hefinrichting of dergelijke 25 opgetild,zodat de wegwieluitrusting kan worden losgemaakt en van het chassis zelf worden afgenomen. De wielen blijven dus ter plaatse achter en kunnen worden gebruikt voor een ander chassis bij de omgekeerde handeling.

De oplegger wordt dan boven de spoorbaan gebracht ,waar een staart-30 drager 29 reeds vooraf is opgesteld . Een een dynamisch verbindingsor-gaan volgens de huidige uitvinding bezittende bogie 2 is aangebracht in het voorste gedeelte van de genoemde drager. De verbindingsgeleidingen 26 van de achterste dwarsligger van de oplegger moeten juist op de tappen 24 worden ingestoken voor het zelf centreren van de verbindings-35 geleidingen zelf.

. 8 8 ? 0 ί ü £

-5- 27204/CV/tL

Op dit tijdstip is het voldoende een verdere bogie op de spoorbaan aan te voeren en de verlengingen of vorken 20 van de arm-14 juist in te steken in de zittingen van de voorste dwarsligger van de oplegger opdat de verlengingen of vorken 20 door de tappen 22 van de dwarsligger 5 zelf door de bediening van de handwielen 23 zullen worden vergrendeld.

Uit bovenstaande beschrijving zal het duidelijk zijn,dat de desbetreffende oplegger enigszins gecompliceerder is dan een gebruikelijke oplegger,gezien de aanwezigheid van de losmaakbare wegwielconstructie, gezien de koppelingselementen van de scharnierende verbinding en gezien 10 de veel sterkere constructie van het voertuig. Door middel van de huidige uitvinding is het echter mogelijk een minder aantal wegwielsamen-stellen toe te passen in vergelijking met het aantal chassis ; in feite zal het voldoende zijn minder dan de helft van de wieluitrustingen toe te passen in een goede beheersing van het transport.

15 Bovendien is het,indien de wielen 920 mm in diameter zijn ,mogetijk om te werken bij SS snelheid en met een belasting van 20 ton op iedere as.

Dienovereenkomstig kan een voertuig met twee assen een bruto belasting van 34 ton dragen (zonder het gewicht van de spoorweg bogies te 20 beschouwen ) en dit gewicht van de wegwielopstelling loopt op tot 37 ton,dat wil zeggen de maximale transportabele wegbelasting.

De koppelingshandelingen voor de opeenvolgende wagens moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de boven beschreven wijze totdat de trein is voltooid.

Claims (8)

1. Koppelingsinrichting of dynamische verbinding (7) bestemd om te worden aangebracht op een spoorweg bogie voor het koppelen van bimo-dale transportvoertuigen, waarbij de koppelingsinrichting wordt gekenmerkt doordat hij is voorzien van een kast (6) verbonden met een onder- 5 ste spilpot (2),welke is voorzien van een middenelement (11),dat op zijn beurt is uitgerust met een verticaal gat waardoorheen een spil (10) verloopt,terwijl het middenelement (11) ook is uitgerust met zijzit-tingen (12) waarin een steunarm (14) verschuifbaar is,welke arm in het bijzonder is gevormd en is voorzien van een middelste dempingseenheid 10 (16) en een einde,dat is uitgerust met verlengingen (20) met dwarsgaten (21) voor aanslagorganen (22) ,en de kast (6) en de steunarm (14) onafhankelijke hoekverplaatsingen kunnen uitvoeren op een horizontaal vlak om de genoemde spil (10),terwijl de oscillaties op een verticaal vlak worden toegestaan door tappen (24),welke horizontale hartlijnen bezitten 15 en op een zijkant van de kast (6) zijn aangebracht.

2. Koppelingsinrichting volgens de conclusie 1,met het kenmerk,dat de kast (6) in het voorste gedeelte open is voor het opnemen van de arm (14) en bovenste en onderste zittingen (8,8') bezit voor bussen (9,9*) waarin het middenelement (11) is ingestoken.

3. Koppelingsinrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat de genoemde middelste dempingseenheid (16) kan bestaan uit een aantal uit rubber of soortgelijk materiaal vervaardigde elementen (19),welke een gedempte horizontale beweging van de arm (14) toestaan waardoor de arm (14) zelf in een zekere mate ten opzichte van het middenelement 25 (11) kan worden vooruitbewogen of teruggetrokken gedurende het afremmen of versnellen van de trein.

4. Koppelingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de dwarsgaten (21) voor het opnemen van de arm (14) bezittende verlengingen (20) kunnen samenwerken met tappen (22),die aan hun 30 einden zijn afgestompten deel zijn van de voorste structuur van een oplegger (fig. 7 en 8).

5. Koppelingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de genoemde inrichting kan worden aangebracht en toegepast op bimodale transportopleggers (28),welke zijn voorzien van voorste zit- 35 tingen (fig.7 en 8) en achterste zittingen (fig.5 en 6),welke zittingen in het bijzonder zijn gevormd voor het opnemen van de koppelingsdelen .880 0476 -7-. 27204/CV/tl (20,24) van de inrichting zelf.

6. Koppelingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de op een zijkant van de kast (6) aangebrachte tappen (24) het inbrengen van de achterste dwarsligger van de oplegger toestaan. 5 (fig.5 ,6 ).

7. Koppelingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de achterste dwarsligger van de oplegger (fig.5,6) hoekos-cillaties kan uitvoeren hetzij op een verticaal vlak door middel van de genoemde zijdelingse tappen (24) van de genoemde kast (6) en op 10 een horizontaal vlak door middel van een scharnier van de kast (6) welk scharnier is verkregen door de verticale spil (10).

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de arm (14) hoekverplaatsingen kan uitvoeren op een horizontaal vlak door middel van een scharnier van het middenelement (11),welk 15 scharnier wordt verkregen door de verticale tap (10),waardoor zodoende de totale scharnierbeweging wordt toegestaan. $ p “ o h 7 e