NL8800466A - Ventilatoreenheid en werkwijze voor het vervaardigen van de geleidingsschoepen van een dergelijke ventilatoreenheid. - Google Patents

Ventilatoreenheid en werkwijze voor het vervaardigen van de geleidingsschoepen van een dergelijke ventilatoreenheid. Download PDF

Info

Publication number
NL8800466A
NL8800466A NL8800466A NL8800466A NL8800466A NL 8800466 A NL8800466 A NL 8800466A NL 8800466 A NL8800466 A NL 8800466A NL 8800466 A NL8800466 A NL 8800466A NL 8800466 A NL8800466 A NL 8800466A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
guide vanes
fan unit
unit according
vanes
thrust
Prior art date
Application number
NL8800466A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Gebhardt Gmbh Wilhelm
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Gebhardt Gmbh Wilhelm filed Critical Gebhardt Gmbh Wilhelm
Publication of NL8800466A publication Critical patent/NL8800466A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D29/00Details, component parts, or accessories
    • F04D29/40Casings; Connections of working fluid
    • F04D29/42Casings; Connections of working fluid for radial or helico-centrifugal pumps
    • F04D29/44Fluid-guiding means, e.g. diffusers
    • F04D29/441Fluid-guiding means, e.g. diffusers especially adapted for elastic fluid pumps
    • F04D29/444Bladed diffusers
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F05INDEXING SCHEMES RELATING TO ENGINES OR PUMPS IN VARIOUS SUBCLASSES OF CLASSES F01-F04
    • F05DINDEXING SCHEME FOR ASPECTS RELATING TO NON-POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES OR ENGINES, GAS-TURBINES OR JET-PROPULSION PLANTS
    • F05D2250/00Geometry
    • F05D2250/50Inlet or outlet
    • F05D2250/52Outlet

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structures Of Non-Positive Displacement Pumps (AREA)

Description

* VO 1029
Ventilatoreenheid en werkwijze voor het vervaardigen van de geleidingsschoepen van een dergelijke ventilatoreenheid.
De uitvinding heeft betrekking op een ventilatoreenheid met een buisvormig buitenhuis, dat een coaxiaal achter elkaar opgestelde inlaatsectie en een uitlaatsectie bevat, en in welk huis zijn aangebracht een vrij draaibaar en door een motor aangedreven 5 in radiale zin werkzaam stuwwiel dat niet de vorm bezit van een spiraalvormige behuizing en dat is voorzien van achterwaarts gebogen schoepen voor het transporteren van een gasvormig medium, alsook een dit in radiale zin werkzame stuwwiel radiaal uitwendig omsluitend en in de stromingsrichting van het medium beschouwd daar-10 achter aangebracht geleidingsapparaat, dat aan de binnenzijde van het huis is aangebracht alsook is voorzien van een aantal zich in axiale richting uitstrekkende, gelijkmatig langs de omtrek verdeelde geleidingsschoepen, die vanuit het in radiale zin werkzame stuwwiel in radiale richting uitgaande stroming van het transportmedium in 15 axiale richting afbuigen en die onder een overeenkomstig de uitstroom-richting van het transportmedium gekozen aanloophoek zodanig schuin ten opzichte van de draaiingsas van het in radiale zin werkzame stuwwiel schuin zijn opgesteld, dat een glad verlopende, gelijkmatige stromingsovergang in het geleidingsapparaat het gevolg is.
20 De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van geleidingsschoepen van een ventilatoreenheid van bovenomschreven soort.
Ventilatoreenheden van bovenomschreven soort, die in de praktijk veelal ook buisventilatoren worden genoemd, worden recht-25 streeks in buisleidingen gemonteerd en dienen voor het transporteren van lucht of andere gas-lucht-mengsels, die in axiale richting worden aangezogen en in axiale richting'veilig getransporteerd moeten worden.In vele gevallen wordt gebruik gemaakt,veelal reeds op grond van kostenbesparende overwegingen, van voor het transpor-30 teren van lucht of een ander soortgelijk medium dienende axiaal-ventilatoren, waarbij het weliswaar niet nodig is om voor het in axiale zin richten van de uitstromende lucht bijzondere geleidings-apparaten of geleidingsinrichtingen daarachter aan te brengen, maar i r- .. . ·· .· • o >- 'v f -2- waarbij het bezwaar bestaat dat het prestatievermogen betrekkelijk slecht is en het ruisniveau hoog is, en waarbij bovendien het transportmedium met wervelingen uitstroomt, aangezien de door het stuw-wiel veroorzaakte rotatie-energie niet in nuttige druk terug wordt 5 geconverteerd, echter als rotatie-energie in de afgevoerde stroming aanwezig blijft, hetgeen tot energieverliezen en een sterke mate van geruis aanleiding geeft, waarbij nog komt, dat als gevolg van de in de lucht of in het transportmedium aanwezige wervelingen en wegens de grote inhoud van laag-frequente ruiscomponenten daarin,uitstroomzijdig, ' 10 geleidingstrillingen en secundaire geluidsemissies naar de volgende in de leiding aanwezige onderdelen worden overgedragen. Derhalve is reeds voorgesteld om voor de montage in buisleidingen gebruik te maken van radiaalventilatoren, waarbij het stuwwiel daarvan is aangebracht in een rotatiesymmetrische behuizing met coaxiaal achter 15 elkaar aangebrachte inlaat- en uitlaatsecties, en waarbij de in radiale zin vanuit het stuwwiel uitstromende lucht weer in axiale richting wordt afgebogen. De lucht wordt met behulp van een zich in de richting van de uitlaatsectie vernauwende uitstroomconus, met betrekking tot de uitlaatsectie in een kleiner wordend volume geleid. Bij der-20 gelijke ventilatoren zijn verenigd de voordelen van de axiaalventi-lator, rechtlijnige doorstroming en eenvoudige montage, en de voordelen van de radiaalventilator.hoge druk en relatief laag ruisniveau en op grond van deze eigenschappen hebben dergelijke ventilatoren voor talrijke doeleinden op ruime schaal toepassing gevonden. De 25 montage daarvan is eenvoudig en ongeveer vergelijkbaar met die van een luchtkanaalsectie of buissectie, waarbij de uitstromende lucht ongeveer in de richting van de instromende lucht verloopt, met andere woorden ongeveer in axiale richting. De bekende inrichtingen van de onderwerpelijke soort bezitten echter het bezwaar dat de lucht met 30 sterke wervelingen vanuit het stuwwiel wegstroomt, zodat de volume-trische stroom zich schroeflijnvormig ook nog in het volgende kanaal-of buisleidingsstelsel voortplant, hetgeen aanmerkelijke energieverliezen tot gevolg heeft: een groot gedeelte van de door het stuwwiel in het stromingsmedium geïntroduceerde energie kan niet worden ge-35 bruikt, zodat het rendement van dergelijke ventilatoren dienovereenkomstig slecht is. Daarom is reeds in het DE-OS 34 39 780 voor- . 88 0 vi· « -3-
- A
gesteld om in de uitstroomconus geleidingsschoepen aan te brengen, die er toe moeten bijdragen om uit de wervelingsenergie bruikbare druk terug te winnen; het effect van dergelijke soort van geleidingsrooster vormende geleidingsschoepen is echter niet bevredigend; bovendien 5 is een economische fabricage van behuizing en uitstroomconus niet op een aanvaardbare wijze te realiseren. Tevens is reeds in het US-PS 36 50 633 voorgesteld om het huis in de vorm van een cilinder uit te voeren,teneinde de fabricage te vereenvoudigen. Aan een dergelijke constructie kleeft het bezwaar dat in de stromingsrichting 10 beschouwd na het stuwwiel en ten opzichte daarvan coaxiaal opgesteld een inwendige cilinder is aangebracht, die de naaf vormt, waarbij tussen deze inwendige cilinder en de buitenbehuizing geleidingsschoepen zijn aangebracht. Bij een dergelijke constructie is de uitstromende lucht betrekkelijk vrij van wervelingen, waarbij deze 15 lucht echter in de vorm van een cirkelringmantel over een dwarsdoorsnede uitstroomt, zodat deze lucht in de daaropvolgende buis-leiding over de totale dwarsdoorsnede moet worden verdeeld, hetgeen betekent, dat hierbij een abrupte dwarsdoorsnedevergroting plaatsvindt, hetgeen gepaard gaat met betrekkelijk hoge verliezen.
20 Tenslotte is ook uit het DE-OS 16 28 335 nog een ventila- toreenheid bekend met een vrij draaibaar, niet de vorm van een spiraalvormig huis bezittend in radiale zin werkzaam stuwwiel, dat in aandrijvend verband met een aandrijfmotor staat,alsook gasvormig transportmedium in axiale richting aan- en in radiale richting uit-25 stoot, om welke reden daaraan aansluitend een geleidingsapparaat is aangebracht, dat aan de binnenzijde van de, de ventilator deel uitmakende buitenbehuizing is aangebracht en dat een aantal van zich in axiale richting uitstrekkende geleidingsschoepen bezit die dienen om de van het in radiale zin. werkzame stuwwiel uitgaande 30 stroming van transportmedium in axiale richting af te buigen. Een dergelijke bekende inrichting bezit hierbij vrijwel al de in de aanhef van conclusie 1 opgesomde kenmerken. De inrichting is echter zodanig, dat de de bij de afbuigplaats oorspronkelijk gevormde laminaire stroming van het medium, wegens de vorm van de ringspleet, 35 welke deze stroming moet passeren, alsook wegens de conische.vorm . & b 0 Ö ^ i v « -4- van het huis, in turbulente stroming wordt omgezet. Een verder bezwaar bestaat daarin, dat het effectieve oppervlak bij de afbuig-plaats, in de richting van de inlaatopening kleiner wordt, hetgeen eveneens aanleiding tot turbulenties kan geven: de transportstroom 5 ontmoet een betrekkelijk hoge stromingsweerstand, waarbij het gevaar bestaat van een zich herhalende turbulentie van de stroming. De stro-mingsovergang tussen het in radiale zin werkzame stuwwiel en het ge-leidingsapparaat laat hierbij te wensen over. Bij de montage van een dergelijke bekende inrichting in buisleidingen of kanalen, zouden 10 moeilijkheden kunnen ontstaan met betrekking tot de bevestiging van het huis in het inwendige van de buis, bovendien is de fabricage als gevolg van de vorm van de schoepen en de constructie van het huis betrekkelijk gecompliceerd.
Hiertegenover staat de doelstelling van de onderhavige uitvinding 15 om een voor montage in een buis geschikte ventilatoreenheid te ontwikkelen, die op eenvoudige en economische wijze kan worden gefabriceerd, waarbij de stromingsenergie optimaal in nuttige druk wordt omgezet en de binnenkomende lucht over de totale dwarsdoorsnede van de uitlaatsectie bij benadering gelijkmatig wordt verdeeld 20 zonder dat daarbij turbulenties in de stroming ontstaan, en tevens een wervelingsvrije uitstroom is verzekerd, en welke ventilatoreenheid ook voor aansluiting aan buisleidingen met verscheidene en onderscheidenlijke diameters geëigend is.
Met het oog op bovenomschreven doelstelliig is volgens de uitvinding 25 de nieuwe ventilatoreenheid met de in de aanhef van conclusie 1 vermelde deelkenmerken, daardoor gekenmerkt, dat de met betrekking tot het stuwwiel coaxiaal aangebrachte geleidingsschoepenkrans, dit wiel onder vrijlating van een spleet met een in hoofdzaak constante breedte tussen de inwendige randen van de geleidingsschoepen en de bijbeho-30 rende buitenranden van de stuwwielschoepen, omgeeft; dat in axiale stromingsrichting beschouwd het begin van de geleidingsschoepen zich bevindt achter het bij hun buitenomtrek gemeten begin van de stuwwielschoepen, en de geleidingsschoepen eindigen achter de stuwwielschoepen, waarbij de in axiale richting gemeten afmeting van de ge-35 leidingsschoepen doelmatigerwijze groter is dan de desbetreffende afmeting van de stuwwielschoepen; en dat de geleidingsschoepen in , 6 fe ί· t ·; - - -5- hun middengedeelte in meridiaandoorsnede beschouwd,een naar buiten gerichte knik bevatten, zodanig, dat telkens het eerste halve gedeelte van de langs-middenas daarvan met het tweede gedeelte daarvan, een stompe hoek vormt, die kleiner is dan 180°.Hierbij zijn 5 op doelmatige wijze aan de ingangszijdige kopwand van het buitenhuis, een naar het inwendige van het stuwwiel gericht, centrisch en in de stromingsrichting georiënteerd mondstukvormig invangsgedeelte, en aan de uitgangszijdige kopwand van het buitenhuis, een centrisch aangebracht en zich in de stromingsrichting uitstrekkend, vanaf 10 het stuwwiel naar buiten gericht mondstukvormig ingangsgedeelte zijn toegevoegd. Hierbij kan bijvoorbeeld ter plaatse van de knik of de bocht, de binnenrand van de geleidingsschoepen trapvormig naar het stuwwiel vooruitspringen, waarbij bijvoorbeeld ter plaatse van de inwendig vooruitspringende trap, de binnendiameters van de gelei-15 dingsschoepen sprongsgewijs kleiner worden en uitgaande van deze trap, de binnenrand van de geleidingsschoepen schuin inwaarts gericht kan verlopen. Met voordeel kan de trap zich in de stromingsrichting beschouwd, achter het stuwwielschoepuiteinde bevinden op een afstand die ongeveer overeenkomt met de spleetbreedte. De inrichting 20 kan bijvoorbeeld zodanig zijn, dat de geleidingsschoepen in radiale richting niet-gekromd verlopen en hierbij in een door de draaiingsas van het stuwwiel verlopend vlak zijn gelegen, waarbij de geleidingsschoepen bijvoorbeeld in axiale richting gebogen kunnen zijn, en hierbij volgens een cirkelboog verlopen. Ook kan de inrichting bij-25 voorbeeld zodanig zijn, dat de uitstroomranden van de geleidingsschoepen in hoofdzaak evenwijdig aan de as verlopen, terwijl bijvoorbeeld de instroomranden van de geleidingsschoepen tegen de draairichting van het stuwwiel in onder ongeveer 20-30°, bij voorkeur 25° zijn aangebracht. Bij voorkeur kan het aantal van de geleidings-30 schoepen ongeveer 1,5- tot 2,5-maal zo groot zijn als het aantal van de stuwwielschoepen.
De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich in eerste aanleg daardoor, dat thans, in de eerste plaats als gevolg van de vorm en inrichting van de geleidingsschoepen, een 35 vrijwel wervelingsvrije uitstroom wordt verkregen, waarbij de uitstromende lucht a priori gelijkmatig of tenminste bij benadering . ε ε c ( ' - .
i -6- gelijkmatig wordt verdeeld over de totale dwarsdoorsnede van de uitlaat-sectie, en de stromingsenergie wegens de zo gering mogelijke turbulentie van de lucht, optimaal in nuttige druk kan worden omgezet.
De inrichting onderscheidt zich tevens daardoor, dat deze voor aan-5 sluiting aan leidingen met buisdiameters van de meest verscheidene afmetingen, geschikt is; bovendien bestaat het voordeel dat de fabricage eenvoudig, probleemloos en economisch kan worden gerealiseerd.
Een bijzonder eenvoudige en probleemloze fabricage kan bij-10 voorbeeld worden gerealiseerd, wanneer volgens een verder aspect van de uitvinding, uit een uitgangs-blikstrook, waarvan de breedte groter is dan de in axiale richting gemeten geleidingsschoeplengte, te beginnen bij zijn ene, eerste langsrand en gaande in de richting van de andere, tweede langsrand, overeenkomstig de geleidingsschoep-15 contour in de lengterichting van deze uitgangs-blikstroom, opeenvolgende en hierbij aan elkaar grenzende geleidingsschoepen, onder vrijlating van een verbindingsgedeelte ter plaatse van de tweede langsrand, worden uitgesneden, waarbij de verbindingsgedeelten van de op elkaar volgende geleidingsschoepen een zich continu langs de 20 tweede langsrand uitstrekkende centreerstrook vormen, vanwaaruit afzonderlijke, telkens bij een verbindingsgedeelte behorende en tussen de toegekeerde kopgedeelten van de geleidingsschoepen inspringende grendelnokken naar de eerste langsrand toe vooruitspringen, waarbij bij het uitsnijden van de geleidingsschoepen 25 er voor wordt gezorgd, dat deze met de bijbehorende vergrendelnok langs hun vanuit de centreerstrook uitgaand verbindingsgedeelte samenhangen , respectievelijk verbonden blijven, waarbij de via de centreerstrook samenhangende geleidingsschoepen door plastische vervorming in hun volgens een cirkelboog verlopende gekromde vorm 30 worden gebracht, waarbij daarop aansluitend de geleidingsschoepen door buigen langs het verbindingsgebied volgens 90° omhoog worden gebracht, en waarbij uiteindelijk de centreerstrook in een zodanige ronde vorm wordt gebracht, dat zijn buitendiameter correspondeert met de binnendiameter van het buitenhuis. Hierbij kan 35 ter vergroting van de stabiliteit van het geleidingsapparaat ter plaatse van de geleidingsschoeptoppen, een versterkingsring die bijvoorbeeld . t «o u c -7- uit draad met een ronde dwarsdoorsnede bestaat, worden aangebracht.
Het is duidelijk dat bij het ten uitvoer brengen van deze werkwijze de fabricage eenvoudig en kosteneconomisch is,
De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toege-5 licht met verwijzing naar de tekening. In de tekening is een uit-voeringsvoorbeeld van hetgeen het onderwerp van de uitvinding vormt weergegeven. In de tekening is: fig. 1 een in meridiaandoorsnede getekende schematische voorstelling van een ventilatoreenheid volgens de uitvinding; 10 fig. 2 een van de inrichting volgens fig. 1 deel uitma kende in radiaaldoorsnede getekende geleidingsschoep; fig. 3 een schema ter illustratie van de verschillende aansluitmogelijkheden voor een ventilator volgens de uitvinding, een en ander in zijaanzicht en zuiver schematisch weergegeven; en 15 fig. 4 een schematische voorstelling ter illustratie van de fabricage van een ventilatoreenheid volgens de uitvinding.
De in fig. 1 van de tekening weergegeven ventilatoreenheid bezit een buisvormig buitenhuis 1, dat een coaxiaal achter elkaar aangebrachteingangssectie 2 en een uitgangssectie 3 bezit, waarbij 20 aan de ingangszijdige kopwand 4 van het buitenhuis 1 een naar het inwendige van het stuwwiel gericht, centrisch en in stromings-richting georiënteerd mondstukvormig invanggedeelte is toegevoegd, terwijl aan de uitgangszijdige kopwand 5 van het buitenhuis 1 eveneens een centrisch aangebracht en zich in stromingsrichting uitstrekkend 25 vanaf het stuwwiel naar buiten gericht mondstukvormig invanggedeelte is toegevoegd.Het buitenhuis 1 bevat een vrij draaibaar in radiale zin werkzaam stuwwiel 6 met achterwaarts gebogen schoepen 8 welk wiel niet in de vorm van een spiraalvormige behuizing is uitgevoerd, alsook wordt aangedreven door een aandrijfmotor 7 die in- of aange-30 bouwd kan zijn. In dit voor het transport van lucht of ander soortgelijk gasvormig medium dienend in radiale zin werkzaam stuwwiel, stroomt de lucht via het mondstuk 2 in axiale richting naar binnen, waarna deze lucht in radiale richting via de schoepen 8 naar buiten wordt getransporteerd. Het in radiale zin werkzame stuwwiel wordt 35 in radiale zin beschouwd uitwendig omgeven door een geleidings- apparaat dat in de stromingsrichting van het medium beschouwd achter j ^ V i A ' f -8- het in radiale zin werkzame stuwwiel is aangebracht en dat in zijn algemeenheid door 9 is aangeduid. Dit aan de binnenzijde van het buitenhuis 1 aangebrachte geleidingsapparaat bezit een aantal zich in axiale richting volgens de pijl 10 uitstrekkende geleidingsschoepen 5 11 die gelijkmatig langs de omtrek van het geleidingsapparaat resp.
het buitenhuis 1 verdeeld zijn aangebracht en waarvan het aantal ter bevordering van het gestelde doel ongeveer 1,5-2,5 maal zo groot is als het aantal van de stuwwielschoepen 8. Gebleken is dat deze maatregel bijzonder doeltreffend is. Met de geleidingsschoepen is 10 beoogd de vanuit het in radiale zin werkzame stuwwiel in radiale • richting volgens de pijl 12 uitstromende lucht in de axiale richting volgens de pijl 10 af te buigen ; hierbij zijn de geleidingsschoepen onder een overeenkomstig de uitstroomrichting van het transportmedium gekozen aanloophoek zodanig schuin ten opzichte van de 15 draaiingsas 13 van het stuwwiel gericht en schuingeplaatst, dat een glad verlopende gelijkmatige stromingsovergang in het geleidingsapparaat ontstaat.Deze maatregel heeft in het algemeen genomen een gunstige uitwerking op het stromingsgedrag.
Volgens de uitvinding omgeeft de geleidingsschoepenkrans 20 van het geleidingsapparaat 9 het stuwwiel 6 in een in een ten opzichte daarvan beschouwde coaxiale configuratie onder vrijlating van een spleet 1^ met een in hoofdzaak constante breedte tussen de binnenranden 14 van de geleidingsschoepen en de bijbehorend? buitenranden 15 van de stuwwielschoepen 8, waarbij in axiale stromingsrichting be-25 schouwd, het begin van de geleidingsschoep 16 zich bevindt achter het langs hun buitenomtrek gemeten begin 17 van de stuwwielschoepen, en de geleidingsschoepen achter de stuwwielschoepen eindigen, waarbij hun toppen 17 zich bevinden achter de uiteinden 18 van de stuwwielschoepen , welke uiteinden door de bodemplaat 19 zijn bepaald.
30 De in axiale richting gemeten afmeting van de geleidings schoepen 1,. is groter dan de desbetreffende afmeting van de stuwwielschoepen 1 .HLerbLj verlopen de geleidingsschoepen 11 in radiale richting niet-gebogen, waarbij zij zich bevinden in een door de draaiingsas 13 van het stuwwiel 6 verlopend vlak. In axiale richting 35 zijn de geleidingsschoepen gekromd, zoals in het bijzonder uit fig.2 .8^0 l' uv
«I
-9- blijkt, waarin een geleidingsschoep 11 in radiale doorsnede is weergegeven waarbij de stromingsrichting eveneens door 10 en de draairichting door S zijn aangeduid. De geleidingsschoepen verlopen gebogen langs een cirkelboog (fig.2), waarvan de straal R zich verhoudt tot 5 de buitendiameter d^van het stuwwiel, als 0,63-0,8 tot 1, bij voorkeur als 0,71 tot 1. De uitstroomranden van de geleidingsschoepen verlopen in hoofdzaak evenwijdig aan de as en de instroomranden van de geleidingsschoepen zijn tegen de draairichting van het stuwwiel in onder ongeveer 20-30°, bij voorkeur 25°, geplaatst, zoals in fig. 2 10 door de hoek /3 is aangeduid. Blijkens fig. 1 bezitten de geleidingsschoepen 9 in hun middengedeelte en in meridiaandoorsnede beschouwd, een naar binnen gerichte knik waarbij deze schoepen in zekere mate zijn gebogen en wel zodanig dat telkens het eerste halfgedeelte 11a van hun langs-middenas met hun tweede halfgedeelte 11b een stompe 15 hoek γ vormt, die kleiner is dan 180° en bij voorkeur 150° is. In dit gebied van de knik of de bocht springt de binnenrand van de geleidingsschoep trapvormig in de richting van het stuwwiel naar voren,waarbij in fig. 1 deze trap door 20 is aangeduid. Ter plaatse van deze trap 20 wordt de binnendiameter van de geleidingsschoep abrupt kleiner 20 en van dit trapgedeelte uit verloopt de binnenrand van de geleidingsschoepen schuin binnenwaarts, zoals door 21 is aangegeven. Er zij nog opgemerkt dat de trap 20 zich bevindt achter het stuwwielschoepen-uiteinde dat door de bodemplaat 19 is voorgesteld, over een afstand l^ welke ongeveer met de spleetbreedte overeenkomt. Deze afstand ^ 25 tussen het stuwwielschoepenuiteinde dat van het inlaatmondstuk is afgekeerd en de naar binnen uitspringende trap van de geleidings-schoepbinnenrand verhoudt zich tot de buitendiameter van het stuwwiel als 0,03 - 0,06 tot 1, bij voorkeur als 0,045 tot 1.
Ter verdere verduidelijking omtrent bijzonder doelmatige en het 30 stromingsverloop bijzonder gunstig beïnvloedende vormen van de geleidingsschoepen, zij nog opgemerkt, dat het voordeel biedt, wanneer de diameter d^ zoals bepaald door de uitgangszijdige puntvormige gedeelten 17 van de geleidingsschoepen zich verhoudt tot de diameter d,- van het mondstukvormige invanggedeelte 3 aan de uitgangszijde 5 35 van het buitenhuis, als 1,3 - 1,6 tot 1, bij voorkeur als . t n f -ΙΟΙ, 45 tot 1, terwijl de afstand 13 tussen de uitgangszijdige puntvormige gedeelten 17 van de geleidingsschoepen 11 en de uitgangszijdige kopwand 5 van het buitenhuis zich verhoudt tot de diameter D van dit buitenhuis, als 0,02 - 0,05 tot 1, bij voorkeur als 0,03 tot 1. 5 De buitendiameter van de stuwwielschoepen en de grootste binnen-diameter d^ ter plaatse van het inwaarts vooruitspringende trap-gedeelte 20, zijn ongeveer even groot en zij verhouden zich op een voor dit doel geschikte wijze als 1 tot 0,8 tot 1,1, bij voorkeur als 1 tot 0,96. De in axiale richting gemeten afmeting tussen het 10 begin van de stuwwielschoepen 8 en de corresponderende afmeting van de geleidingsschoepen 11, welke afmeting in de tekening door 1^ is aangeduid, verhoudt zixh tot de lengte van de stuwwielschoepen, die eveneens in axiale richting is gemeten, als 0,2-0,3 tot 1, bij voorkeur als 0,16 tot 1. Daarentegen is de binnendiameter d^ van de ge-15 leidingsschoepen ongeveer 1,1- tot 1,2 maal, bij voorkeur 1,13 maal zo groot als de buitendiameter van het stuwwiel. Deze dimensione-ringswaarden dienen ter optimalisering van de geleidingsschoepen-vorm in afhankelijkheid van de stuwwielvorm en stuwwielgrootte, en wel zodanig, dat enerzijds een een best mogelijke overgang van 20 stuwwiel naar geleidingsapparaat wordt verkregen, en anderzijds ook een zeer gunstig stromingsgedrag, met vrijwel wervelingsvrij e uitstroom en daarmee geringe energieverliezen wordt verkregen. Bij zogenaamde buisventilatoren zoals deze hier in eerste aanleg ter sprake komen, gaat het in hoofdzaak daarom, dat een rustige uitstroming 25 en zo gering mogelijke energieverliezen worden verkregen.
De volgens de uitvinding ingerichte ventilatoreenheid is met betrekking tot aansluitmogelijkheden en montagemogelijkheden in buisleidingen, bijzonder flexibel en aantastbaar. Zoals bijvoorbeeld in fig. 3 is weergegeven is het mogelijk om een volgens 30 de uitvinding ingerichte eenheid aan te sluiten op kleinst mogelijke buisleidingen met een diameter a, alsook op grootst mogelijke buisleidingen met een diameter b, echter ook op buisleidingen van gemiddelde grootte, bijvoorbeeld met een diameter c of een diameter d.Andere daartussen gelegen diameters zijn eveneens mogelijk. 35 Ook is het mogelijk om voor de inlaatsectie en de uitlaatsectie telkens verschillende diameters te kiezen. Uit het bovenstaande . 8 8 0 Ü U' c -11- t blijkt de grote flexibiliteit en mogelijkheid tot variatie van de volgens de uitvinding voorgestelde inrichting, waarbij bovendien de axiale lengte B van het buitenhuis zich verhoudt tot de diameter D daarvan, als 1,65 - 1,8 tot 1, bij voorkeur als 0,7 tot 1, hetgeen 5 de inrichting in zijn totaliteit beschouwd bijzonder compact en ruimtebesparend moet zijn.
Opgemerkt wordt dat de instroomrand van de geleidings-schoepen bij de weergave volgens fig. 2 door 25, en de uitstroomrand van de geleidingsschoepen aldaar door 26 zijn aangeduid. In fig.1 10 zijn verder de draagstijlen voor de motor weergegeven, welke draagstij-len door 30 zijn aangeduid.
De uitvinding heeft verder betrekking op een bijzonder doelmatige, alsook eenvoudige werkwijze voor het vervaardigen van de geleidingsschoepen van een ventilatoreenheid van de in het voorafgaande be-15 schreven soort. Het ten uitvoer brengen van een dergelijke werkwijze wordt met verwijzing naar fig. 4 nader toegelicht.
Uitgegaan wordt van een uitgangs-blikstrook 50, waarvan de breedte 51 groter is dan de in axiale richting gemeten lengte van de gelei-dingsschoep. Uitgaande van de ene, eerste langsrand 52 van de uit-20 gangsblikstrook, worden in de richting gaande naar de andere,tweede langsrand 53 van deze blikstrook, overeenkomstig de geleidingsschoep-contour, zoals deze bijvoorbeeld ook in fig. 1 is weergegeven, verscheidene in de lengterichting 54 van de uitgangsblikstrook op elkaar volgende en hierbij aan elkaar grenzende geleidingsschoepen 55a, 55b, 25 55c enz., üitgesneden, waarbij een verbindingsgedeelte 56a,56b,56c enz. vrijgelaten respectievelijk in stand kan worden gehouden.
Deze verbindingsgedeelten van opeenvolgende geleidingsschoepen vormen hierbij een continue langs de tweede langsrand 53 van de uitgangsblikstrook verlopende centreerstrook 57 van waaruit afzonderlijke, 30 telkens bij een verbindingsgedeelte behorende en tussen de daarnaartoe gekeerde kopgedeelten van de geleidingsschoepen inspringende ver-grendelnokken 58a, 58b, 58c enz. die naar de eerste langsrand 52 toe gericht uitspringt, zodat ook aan de centreerstrook 57 telkens uitspringende gedeelten die naar de tegenover gelegen langsrand zijn 35 toegericht zijn gevormd en waardoor de afzonderlijke geleidingsschoepen van elkaar worden gescheiden. Deze uitspringende vergrendelnokken . 88-0 OU i -12- hebben echter nog een andere betekenis: bij het afscheiden van de geleidingsschoepen dient er namelijk op te worden gelet, dat deze met de bijbehorende vergrendelnok langs een vanaf de centreer-strook uitgaand verbindingsgedeelte 59a, 59b, 59c enz. verbonden 5 blijven, zodat zij niet volledig van de centreerstrook met zijn uitspringende gedeelten zijn gescheiden. Vervolgens worden de via de centreerstrook bij elkaar gehouden geleidingsschoepen plastisch vervormd, waarbij deze in een volgens een cirkelboog verlopende gekromde vorm worden gebracht, meer in het bijzonder de cirkelboog 10 die bij de behandeling van fig. 2 werd besproken. Vervolgens worden de geleidingsschoepen door ombuigen langs het verbindingsgedeelte 59a, 59b, 59c enz. over een hoek van 90° omhoog gebracht, zodat de desbetreffende schoep thans zijn vorm heeft zoals deze in het geleidingsapparaat moet zijn. Tenslotte wordt de centreerstrook 15 in een zodanig ronde vorm gebracht, dat de binnendiameter daarvan correspondeert met de binnendiameter van het buitenhuis, waarna het geleidingsapparaat thans in het buitenhuis passend kan worden aangebracht en eventueel daarin kan worden bevestigd. Ter verhoging van de stabiliteit van het geleidingsapparaat kan ter plaatse van 20 de puntvormige gedeelten van de geleidingsschoepen een versterkings-ring bijvoorbeeld uit draad met een ronde dwarsdoorsnede, worden ingelegd.
Volledigheidshalve worden uiteindelijk enige dimensionerings-voorschriften gegeven die bij bijzonder doelmatige realisaties 25 van het onderwerp van de onderhavige uitvinding zijn vastgesteld. Bijvoorbeeld kan de breedte van de spleet tussen de binnenrand van de geleidingsschoepen en de buitenrand van de stuwwielschoepen, ^3 ” ^2 onSeveer 0*1 - 0>2 d^, bij voorkeur 0,13 d^2 bedragen. Bovendien kan bijvoorbeeld de dikte van de geleidingsschoepen D - d^ 30 ongeveer 0,05 - 0,5 d^» bij voorkeur 0,27 d^ bedragen.
. 8 S fa-: iv

Claims (23)

1. Ventilatoreenheid met een buisvormig buitenhuis, dat een inlaatsectie en een uitlaatsectie die coaxiaal en achter elkaar liggend zijn opgesteld, bezit, in welk huis zich bevinden een vrij draaibaar en door een motor aangedreven in radiale zin werkzaam 5 stuwwiel dat is uitgevoerd als een niet de vorm van een spiraalvormige behuizing hebbend onderdeel, met achterwaarts gebogen schoepen voor het transporteren van een gasvormig medium, alsook een dit in radiale zin werkzame stuwwiel radiaal uitwendig omgevend, en in de stromingsrichting van het medium beschouwd daarachter aangebracht 10 geleidingsapparaat, dat aan de binnenzijde van het huis is aangebracht alsook is voorzien van een aantal zich axiaal uitstrekkende gelijkmatig langs de omtrek verdeelde geleidingsschoepen, welke de vanuit het in radiale zin werkzame stuwwiel in radiale richting uitgaande stroming van het transportmedium, in de axiale richting af-15 buigen en die onder een overeenkomstig de uitstroomrichting van het transportmedium gekozen aanloophoek zodanig schuin ten opzichte van de draaiingsas van het in radiale zin werkzame stuwwiel schuin zijn opgesteld, dat een glad verlopende, gelijkmatige stromings-overgang in het geleidingsapparaat ontstaat, met het kenmerk, dat 20 de geleidingsschoepenkrans die met betrekking tot het stuwwiel coaxiaal is aangebracht, dit stuwwiel onder vrijlating van een spleet met in hoofdzaak constante breedte tussen de binnenrand van de geleidingsschoepen en de bijbehorende buitenrand van de stuwwiel-schoepen, omgeeft; dat in axiale stromingsrichting beschouwd het 25 begin van de geleidingsschoepen zich bevindt achter het bij hun buitenomtrek gemeten begin van de stuwwielschoepen en de geleidingsschoepen eindigen achter de stuwwielschoepen, waarbij ter bevordering van het gestelde doel de in axiale richting gemeten afmeting van de geleidingsschoepen groter is dan de desbetreffende afmeting van de 30 stuwwielschoepen; en dat de geleidingsschoepen in hun middengebied en in meridiaandoorsnede beschouwd, een naar binnen gerichte knik bezitten, en wel zodanig dat telkens het eerste halve gedeelte van hun langsmiddenas met hun tweede halfgedeelte, een stompe hoek vormt, die kleiner is dan 180°. . i: E C . ;: -14- ' >
2. Ventilatoreenheld volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan het ingangszijdige kopvlak van het buitenhuis, een naar het inwendige van het stuwwiel gericht, centrisch en in de stromingsrichting georiënteerd mondstukvormig invanggedeelte, en aan de uitgangszijdige 5 kopwand van het buitenhuis, een centrisch aangebracht en zich in de stromingsrichting uitstrekkend, vanaf het stuwwiel naar buiten gericht mondstukvormig invanggedeelte zijn toegevoegd.
3. Ventilatoreenheid volgens de conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat ter plaatse van de knik of de bocht, de binnen-10 rand van de geleidingsschoepen trapvormig in de richting van het stuwwiel uitspringt.
4. Ventilatoreenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat in het gebied van de binnenwaarts uitspringende trap, de binnen-diameter van de geleidingsschoepen abrupt kleiner wordt en vanaf deze 15 trap van de binnenrand van de geleidingsschoepen, schuin binnenwaarts verloopt.
5. Ventilatoreenheid volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de trap zich in stromingsrichting beschouwd, achter het stuwwiel-schoepeneinde bevindt op een afstand die ongeveer overeenkomt met de spleetbreedte.
6. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies t/m 5, met het kenmerk, dat de geleidingsschoepen in radiale richting niet- gebogen verlopen en hierbij in een door de draaiingsas van het stuwwiel verlopend vlak zijn gelegen.
7. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 6, 25 met het kenmerk, dat de geleidingsschoepen in axiale richting zijn gebogen en hierbij volgens een cirkelboog verlopen.
8. Ventilatoreenheid volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de geleidingsschoepen verlopen langs een cirkelboog, waarvan de straal (R) zich tot de buitendiameter van het stuwwiel verhoudt 30 ais o,63 - 0,8 tot 1, bij voorkeur als 0,71 : 1.
9. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 8, met het kenmerk, dat de uitstroomranden van de geleidingsschoepen in hoofdzaak evenwijdig aan de as verlopen.
10. Ventilatorinrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 9, 33 met het kenmerk, dat de instroomranden van de geleidingssschoepen . 8 b 0 i- < 6 fc 5 * -15- tegen de draairichting van het stuwwiel in, onder ongeveer 20°-30°, bij voorkeur 25°, zijn opgesteld.
11. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 10, met het kenmerk, dat het aantal van de geleidingsschoepen ongeveer 5 1,5 tot 2,5 maal zo groot is als het aantal van de stuwwiel- schoepen.
12. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 11, met het kenmerk, dat de diameter (D) van het buitenhuis zich tot de buitendiameter van het stuwwiel verhoudt als 1,25-1,6 10 tot 1, bij voorkeur 1,4 : 1.
13. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 12, met het kenmerk, dat de axiale lengte (B) van het buitenhuis zich tot de diameter (D) daarvan verhoudt als 0,65 - 0,8 tot 1, bij voorkeur als 0,7 tot 1.
14. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 13, met het kenmerk, dat de in axiale richting gemeten afmeting tussen het begin van de stuwwielschoepen en de desbetreffende afmeting van de geleidingsschoepen zich tot de lengte van de stuwwielschoepen verhoudt als 0,1 - 0,2 tot 1, bij voorkeur 0,16 tot 1.
15. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 14, met het kenmerk, dat de grootste binnendiameter (d^) van de geleddings-schoepen ongeveer 1,1- tot 1,2 maal, bij voorkeur 1,13 maal zo groot is als de buitendiameter ^2) van het stuwwiel.
16. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 15, 25 met het kenmerk, dat de diameter (d^) zoals bepaald door de uit-gangszijdige puntvormige gedeelten van de geleidingsschoepen zich verhoudt tot de diameter (d,.) van het mondstukvormige invang s-gedeelte aan de uitgangszijde van het buitenhuis, als 1,3-1,6 tot 1, bij voorkeur als 1,45 tot 1.
17. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 16, met het kenmerk, dat de afstand tussen de uitgangszijdige puntvormige gedeelten van de geleidingsschoepen en de uitgangszijdige kopwand van het buitenhuis zich tot de diameter (D) van het buitenhuis verhoudt als 0,02-0,05 tot 1, bij voorkeur als 0,03 tot 1.
18. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 17, met het kenmerk, dat de afstand (1^) tussen het van het inlaad-mondstuk afgekeerde einde van de stuwwielschoepen en de binnenwaarts uitspringende trap van de binnenrand van de geleidingsschoepen . 6 6 v l·.» ' -16- zich verhoudt tot de buitendiameter (d£) van het stuwwiel als 0,03-0,06 tot 1, bij voorkeur als 0,045 tot 1.
19. Ventilatoreenheid volgens een der conclusies 1 t/m 18, met het kenmerk, dat de buitendiameter ^2) van het stuwwiel en 5 de grootste binnendiameter (d^) van de geleidingsschoepen, ter plaatse van de binnenwaarts uitspringende trap, ongeveer even groot zijn en zich voor het gestelde doel verhouden als 1-0,8 tot 1,1, bij voorkeur als 1 tot 0,96.
20. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 19, 10 met het kenmerk, dat de breedte van de spleet tussen de binnenrand van de geleidingsschoepen en de buitenrand van de stuwwielschoepen (d^·^), ongeveer 0,1 - 0,2 bij voorkeur 0,13 d2 bedraagt.
21. Ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 20, met het kenmerk, dat de dikte van de geleidingsschoepen (D-d^) onge- 15 veer 0,05 - 0,5 bij voorkeur 0,27 d2 bedraagt.
22. Werkwijze voor het vervaardigen van de geleidingsschoepen van een ventilatoreenheid volgens een van de conclusies 1 t/m 21, met het kenmerk, dat uit een uitgangs-blikstrook, waarvan de breedte groter is dan de in axiale richting gemeten geleidingsschoeplengte, 20 te beginnen uitgaande van zijn ene, eerste langsrand en gaande in de richting naar de andere, tweede langsrand, overeenkomstig de gelei-dingsschoepcontour, in de lengterichting van deze uitgangs-blikstrook, op elkaar volgende en hierbij aan elkaar grenzende geleidingsschoepen onder vrijlating van een verbindingsgedeelte in het gebied van de 25 tweede langsrand, worden uitgesneden, waarbij de verbindingsgedeelten van de op elkaar volgende geleidingsschoepen een continue langs de tweede langsrand verlopende centreerstrook vormen, van waaruit afzonderlijke, telkens bij een verbindingsgedeelte behorende en tussen de daarnaartoe gekeerde kopgedeelte van de geleidingsschoepen in-30 springende vergrendelnokken naar de eerste langsrand toe gericht uitspringen; dat bij het uitsnijden van de geleidingsschoepen er op wordt gelet, dat deze met de bijbehorende vergrendelnok langs een vanaf de centreerstrook uitgaand verbindingsgebied, een samenhangend geheel bleven, respectievelijk met elkaar verbonden blijven; dat de via de 35 centreerstrook met elkaar verbonden geleidingsschoepen door plastische vervorming in hun volgens een cirkelboog verlopende gebogen vorm c 6 h 0 u h 11» s -17- worden gebracht; dat aansluitend daaraan de geleidingsschoepen door ombuigen over 90° langs het verbindingsgebied omhoog worden gebracht; en dat aansluitend daaraan de centreerstrook in een zodanig ronde vorm wordt gebracht, dat de buitendiameter daarvan overeenkomt met 5 de binnendiameter van het buitenhuis.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat ter verhoging van de stabiliteit van het geleidingsapparaat in het gebied van de puntvormige gedeelten van de geleidingsschoepen, een versterkingsring, bijvoorbeeld bestaande uit draad met een ronde 10 dwarsdoorsnede, wordt ingelegd. . 8 6 C 0 ' t
NL8800466A 1987-03-03 1988-02-24 Ventilatoreenheid en werkwijze voor het vervaardigen van de geleidingsschoepen van een dergelijke ventilatoreenheid. NL8800466A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19873706772 DE3706772A1 (de) 1987-03-03 1987-03-03 Ventilatoreinheit und verfahren zur herstellung der leitschaufeln einer solchen ventilatoreinheit
DE3706772 1987-03-03

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8800466A true NL8800466A (nl) 1988-10-03

Family

ID=6322160

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8800466A NL8800466A (nl) 1987-03-03 1988-02-24 Ventilatoreenheid en werkwijze voor het vervaardigen van de geleidingsschoepen van een dergelijke ventilatoreenheid.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4828456A (nl)
CH (1) CH676140A5 (nl)
DE (1) DE3706772A1 (nl)
FR (1) FR2612997B1 (nl)
GB (1) GB2202008B (nl)
IT (1) IT1216465B (nl)
NL (1) NL8800466A (nl)
SE (1) SE500911C2 (nl)

Families Citing this family (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2251035A (en) * 1990-12-20 1992-06-24 Dunphy Oil And Gas Burners Lim Centrifugal fan
DE19640890B8 (de) * 1996-07-19 2005-12-01 Motoren Ventilatoren Landshut Gmbh Hochdruck-Gebläse
US6042335A (en) * 1998-05-04 2000-03-28 Carrier Corporation Centrifugal flow fan and fan/orifice assembly
US6261055B1 (en) * 1999-08-03 2001-07-17 Jerzy A. Owczarek Exhaust flow diffuser for a steam turbine
EP1290347A4 (en) * 2000-06-15 2007-09-05 Greenheck Fan Corp ONLINE CENTRIFUGAL FAN
JP4375075B2 (ja) * 2004-03-24 2009-12-02 ダイキン工業株式会社 モータの冷却装置
US8591183B2 (en) * 2007-06-14 2013-11-26 Regal Beloit America, Inc. Extended length cutoff blower
US8025049B2 (en) * 2007-11-06 2011-09-27 Rbc Horizon, Inc. High efficiency furnace having a blower housing with an enlarged air outlet opening
US8550066B2 (en) 2007-11-06 2013-10-08 Regal Beloit America, Inc. High efficiency furnace/air handler blower housing with a side wall having an exponentially increasing expansion angle
DE102007055507A1 (de) * 2007-11-21 2009-06-04 Georg Emanuel Koppenwallner Schräglippenspirale
DE102008017121A1 (de) * 2008-04-02 2009-10-08 Behr Gmbh & Co. Kg Gebläsegehäuse
US9017011B2 (en) 2011-12-29 2015-04-28 Regal Beloit America, Inc. Furnace air handler blower with enlarged backward curved impeller and associated method of use
CN103321923A (zh) * 2012-12-14 2013-09-25 上海冠带通风节能设备有限公司 混流风机
KR101577875B1 (ko) * 2013-12-30 2015-12-28 동부대우전자 주식회사 냉장고용 원심팬
US10641284B2 (en) * 2017-03-09 2020-05-05 Regal Beloit America, Inc. Centrifugal blower assemblies having a plurality of airflow guidance fins and method of assembling the same
DE102018211808A1 (de) * 2018-07-16 2020-01-16 Ziehl-Abegg Se Ventilator und Leiteinrichtung für einen Ventilator
DE102018127718A1 (de) 2018-11-07 2020-05-07 ebm-papst AB Luftleitanordnung für eine Lüftungsanlage

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1375595A (en) * 1920-05-24 1921-04-19 Lamontagne Antoine Blower for ventilating systems
US1429538A (en) * 1920-10-21 1922-09-19 Marx P Schetzel Transmitting fan
US1822945A (en) * 1927-12-27 1931-09-15 Pacific Pump Works Centrifugal impeller locating and locking means
US3069071A (en) * 1961-03-03 1962-12-18 Westinghouse Electric Corp Fans having radial flow rotors in axial flow casings
US3117770A (en) * 1961-04-19 1964-01-14 Crom B Campbell Combination air warming and centrifugal fan unit for transmitting heated air
US3243102A (en) * 1963-12-20 1966-03-29 Kenton D Mcmahan Centrifugal fluid pump
US3329415A (en) * 1964-12-21 1967-07-04 Chicago Eastern Corp Blower cooler
DK118475B (da) * 1965-08-02 1970-08-24 Nordisk Ventilator Radialventilator med axial udstrømning.
US3584968A (en) * 1969-10-06 1971-06-15 Howard I Furst Fan construction
CS175720B1 (nl) * 1974-04-01 1977-05-31
JPS5584898A (en) * 1978-12-22 1980-06-26 Ebara Corp Diffuser pump
IT1166757B (it) * 1979-04-23 1987-05-06 Vortice Elettrosociali Spa Gruppo ventilatore in particolare per cappe di aspirazione
JPS6229799A (ja) * 1985-07-30 1987-02-07 Mitsubishi Electric Corp 電動送風機

Also Published As

Publication number Publication date
GB2202008A (en) 1988-09-14
SE8800727L (sv) 1988-09-04
GB8804585D0 (en) 1988-03-30
GB2202008B (en) 1991-11-20
SE8800727D0 (sv) 1988-03-02
DE3706772C2 (nl) 1990-08-23
IT8819565A0 (it) 1988-02-26
CH676140A5 (nl) 1990-12-14
US4828456A (en) 1989-05-09
FR2612997A1 (fr) 1988-09-30
SE500911C2 (sv) 1994-09-26
FR2612997B1 (fr) 1990-08-03
DE3706772A1 (de) 1988-09-15
IT1216465B (it) 1990-03-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8800466A (nl) Ventilatoreenheid en werkwijze voor het vervaardigen van de geleidingsschoepen van een dergelijke ventilatoreenheid.
US6279322B1 (en) Deswirler system for centrifugal compressor
CN104154045B (zh) 具有用于喘振控制的壳体处理的离心压缩机
US5230605A (en) Axial-flow blower
CN103591047B (zh) 开放式叶片发动机冷却风扇护罩导向翼瓣
US8038392B2 (en) Axial diffuser for a centrifugal compressor
JP2010523884A (ja) リングファンおよびシュラウド空気案内システム
US4673331A (en) Axial blower
JPS5936119B2 (ja) 遠心コンプレツサ用デイフユ−ザ
JP2003106299A (ja) 流体機械
US11732730B2 (en) Blower assembly
JPS60501910A (ja) 軸流フアン
GB1567938A (en) Centrifugal pump
US3217976A (en) Fan equipment
JP4802786B2 (ja) 遠心形ターボ機械
US6017187A (en) Device for reducing noise in centrifugal pumps
US4511308A (en) Axial and mixed flow fans and blowers
US801304A (en) Centrifugal fan or pump.
US3794439A (en) Radial blower
JPH1122695A (ja) 遠心圧縮機のインペラ翼構造
GB2285485A (en) Housing for axial flow fan
GB2166494A (en) Fan
KR102591215B1 (ko) 내연기관의 출력증강용 흡배기장치
RU2000123672A (ru) Вентиляторная система охлаждения силовой установки
AU540554B2 (en) Stall-free axial flow fan

Legal Events

Date Code Title Description
CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: MASCO GMBH

CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: GEBHARDT VENTILATOREN GMBH & CO.

BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed