NL8800033A - Werkwijze voor het manoeuvreren van een opbouwelement ten opzichte van een in water aangebrachte vaste constructie, werkwijze voor het bouwen van een bouwwerk en bouwwerk gebouwd volgens een dergelijke werkwijze. - Google Patents
Werkwijze voor het manoeuvreren van een opbouwelement ten opzichte van een in water aangebrachte vaste constructie, werkwijze voor het bouwen van een bouwwerk en bouwwerk gebouwd volgens een dergelijke werkwijze. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8800033A NL8800033A NL8800033A NL8800033A NL8800033A NL 8800033 A NL8800033 A NL 8800033A NL 8800033 A NL8800033 A NL 8800033A NL 8800033 A NL8800033 A NL 8800033A NL 8800033 A NL8800033 A NL 8800033A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- construction
- liquid
- vessel
- carrying
- baths
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B63—SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
- B63B—SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING
- B63B35/00—Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for
- B63B35/003—Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for for transporting very large loads, e.g. offshore structure modules
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02B—HYDRAULIC ENGINEERING
- E02B17/00—Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor
- E02B17/02—Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor placed by lowering the supporting construction to the bottom, e.g. with subsequent fixing thereto
- E02B17/021—Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor placed by lowering the supporting construction to the bottom, e.g. with subsequent fixing thereto with relative movement between supporting construction and platform
- E02B17/024—Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor placed by lowering the supporting construction to the bottom, e.g. with subsequent fixing thereto with relative movement between supporting construction and platform shock absorbing means for the supporting construction
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Ocean & Marine Engineering (AREA)
- Transportation (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Bridges Or Land Bridges (AREA)
- Revetment (AREA)
- Excavating Of Shafts Or Tunnels (AREA)
- Earth Drilling (AREA)
- Investigation Of Foundation Soil And Reinforcement Of Foundation Soil By Compacting Or Drainage (AREA)
Description
=> M Kon/hl/ 6+6ρ Allseas »' WERKWIJZE VOOR HET MANOEUVREREN VAN EEN OPBOUWELEMENT TEN OPZICHTE VAN EEN IN WATER AANGEBRACHTE VASTE CONSTRUCTIE,
WERKWIJZE VOOR HET BOUWEN VAN EEN BOUWWERK EN BOUWWERK GEBOUWD VOLGENS EEN DERGELIJKE WERKWIJZE
De uitvinding betreft een werkwijze volgens de aanhef van conclusie 1.
Wanneer het vaartuigelement dat het opbo uwe lenient op klein hoogteverschil boven de vaste constructie houdt, 5 door golfbeweging op en neer beweegt is het gevaar groot, dat het opbouwelement zodanig met een of meer hevige stoten op de vaste constructie stuit, dat de manoeuvre kostbare be-schadi-ging van de vaste constructie en/of het opbouwelement veroorzaakt. Dit gevaar voor beschadiging wordt aanmerkelijk ver-10 minderd, indien het opbouwelement tijdens het manoeuvreren * wordt gedragen met behulp van tenminste één drijflichaam, dat gehouden wordt in tenminste één door het vaartuigelement gedragen vloeistofbad. Hierdoor is er gedurende het eerste verticale contact tussen opbouwelement en vaste constructie een 15 slappe verticale koppeling te realiseren.
Indien als vaartuigelement tenminste één omgebouwd schip met groot laadvermogen wordt gebezigd, is de verticale op en neergaande deiningsbeweging gering, hetgeen de problemen aanmerkelijk reduceert. Verder is deze werkwijze 20 met een betrekkelijk geringe investering uitvoerbaar, wanneer afgedankte supertankers beschikbaar zijn.
Bij een te prefereren werkwijze worden een of meer maatregelen volgens conclusie 4-6 toegepast. De uitvinding is bruikbaar zowel bij het opbrengen als bij het afnemen van een 25 opbouwelement. Ook is het van belang dat een eventueel incorrect op de vaste constructie geplaatst opbouwelement er weer vanaf genomen kan worden om de manoeuvre te herhalen.
De uitvinding betreft en verschaft tevens een inrichting voor het uitvoeren van de uitgevonden werkwijze, 30 alsmede een werkwijze voor het in water bouwen van een bouwwerk en een aldus gebouwd bouwwerk.
, 8SÖÖ03? _______é · .. ~ 2 -
Tijdens het neerlaten van het bouwelement op de vaststaande constructie wordt de vloeistofspiegel vergroot teneinde de verticale beweging van de drijflichamen ten gevolge van de deining te beperken.De nog optredende verticale beweging kan 5 worden gecompenseerd door deiningscompensatoren. Bij voorkeur wordt de door deiningscompensatoren te compenseren verticale beweging nog verder beperkt.
Dit wordt bereikt met de maatregelen zoals aangeduid in conclusie 18.
10 De implementatie van deze uitvindingsgedachte is be lichaamd in de maatregelen zoals aangeduid in conclusie 20.
Door een deel van het drijflichaam te gebruiken ter vergroting van de vloeistofspiegel, wordt door de belasting daarvan het gewicht van het drijflichaam vergroot, zodat het effect van 15 het vergroten van de vloeistofspiegel en het vergroten van het gewicht van het drijflichaam wordt gecombineerd. Derhalve zal het drijflichaam de bewegingen van het vaartuig slechts in zeer beperkte mate willen volgen, hetgeen door deiningscompensatoren kan worden gecompenseerd.
20 Wanneer de poten contact maken met de paalkopppen worden gelijkertijd overloopkleppen naar de drijflichamen geopend. De vloeistofspiegel van de vloeistofbaden daalt dan vrijwel onmiddellijk tot het niveau van de overlooprand. Door het instromende water in het drijflichaam wordt het gewicht er-25 van additioneel verhoogd en neemt de belasting van het opbouw-element op de paalkoppen snel toe. Een eventuele golfslag heeft dus geen invloed meer op de positie van het opbouwelement.
De uitvinding zal in de hiernavolgende beschrijving worden verduidelijkt aan de hand van een tekening van een 30 inrichting en werkwijze volgens de uitvinding.
In de tekening stellen schematisch voor: fig. 1. een weggebroken perspectivisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de uitvinding waarmee een opbouwelement 2 wordt getransporteerd 35 naar een in water aangebrachte vaste constructie 3.
fig. 2-5. gedeeltelijke schematische dwarsdoorsneden over vlak lï-II van de inrichting 1 in successievelijk . 8 è ö ΰ 0 3 3 - 3- * latere stadia tijdens het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding bij het op een vaste constructie 3 neerlaten van het opbouwelement 2.
fig. 6. een met fig. 2 overeenkomende dwarsdoor-5 snede van de inrichting 1 tijdens het vanaf de vaste constructie 3 opheffen van het opbouwelement 2.
fig. 7. het detail VII van fig. 1 gewijzigd tot in een te prefereren uitvoeringsvorm.
en fig. 8 en 9 schematische voorbeelden van andere 10 inrichtingen 61, 71 voor het plaatsen van andere opbouwelement en 62, 72 op andere vaste constructies 63., 73.
De vaste constructie 3 van fig. 1-7 bestaat uit een aan de zeebodem verankerde toren, een zogenaamde jacket.
Hierop wordt een aan wal geprefabriceerd opbouwelement 2 ge-15 plaatst, dat een gewicht heeft van de ordegrootte van 10.000 of meer, bijvoorbeeld 30.000 a 40.000 ton. Bij dergelijke zware objecten ontstaan grote problemen om de horizontale en verticale bewegingen ervan in het bijzonder bij golfslag te controleren. Er wordt bijvoorbeeld een bouwwerk gebouwd, dat 20 een kunstmatig eiland vormt, en dat bijvoorbeeld gebruikt wordt voor bodemonderzoek en/of voor het winnen van olie en/of gas.
De inrichting 1 omvat twee vaartuigelementen 4, namelijk twee identieke tankschepen met grote afmetingen, 25 bijv. 100.000 ton, doch bij voorkeur 300.000 ton elk, de zogenaamde very large crude carriers, met een lengte van 340 m, een breedte van 53 m en een dekhoogte van 28 m ten opzichte van de bodem. Dergelijke tankschepen zijn opgelegd en zijn tegen schrootprijs beschikbaar.
30 De achtereinden van de vaartuigelementen 4 zijn evenwijdig aan elkaar, onderling verbonden middels brugstuk-ken 5. De vaartuigelementen 4 hebben aan hun vooreinden,dat wil zeggen aan hun naar elkaar toegekeerde zijden, een uitsparing 6 gekregen, zodanig dat de onderlinge afstand a daar 35 groter is dan de onderlinge afstand b aan de achtereinden.
Van belang is, dat er althans aan het vooreinde voldoende onderlinge afstand aanwezig is om de vaste con- . 81 0 C C 3 3 - 4 - structie 3 er tussen te nemen. De uitsparingen 6 hebben het voordeel dat de oplegbreedte c van het opbouwelement 2 op de vaartuigelementen 4 daarmede gereduceerd worden de brugstuk-ken eenvoudiger worden. Het is evenwel denkbaar dergelijke 5 uitsparingen 6 niet aan te brengen. Het achtereinde, dat wil zeggen aandrijving en accomodatie van de tankschepen, is gehandhaafd. Laadruimen van de tankschepen zijn omgebouwd tot vloeistofbaden 7, waarin drijflichamen 8 zijn aangebracht. De drijflichamen 8 bestaan uit tanks met een zodanig groot volu-10 me dat hun drijfvermogen tezamen het gewicht van het opbouwelement 2 en de draagliggers 9 kunnen dragen, wanneer zij drijven in in de vloeistofbaden aanwezig water 10. De draagliggers 9 steunen op de drijflichamen 8 en zijn tijdens transport door niet getekende vastzetmiddelen vastgezet. De 15 drijflichamen 8 hebben voeten 12 waarmee zij vastgezet op de bodems 13 van de vloeistofbaden 7 staan tijdens het transport van het opbouwelement 2 naar de vaste constructie 3.
Bij de vaste constructie 3 aangekomen, worden de vaartuigelementen 4 geballast door buitenboordwater in diver-20 se tanks te brengen. In elk geval worden de vloeistofbaden 7 met water gevuld, waarbij de lege drijflichamen 8 opwaarts drijven. Er is dan bijvoorbeeld een hoogteverschil f van 4 m tussen poten 27 van het opbouwelement 2 en corresponderende paalkoppen 28 van de vaste constructie 3. In deze conditie 25 worden de vaartuigelementen 4 aan weerszijden van de vaste constructie 3 gevaren (zie fig 2). Hierbij wordt eventueel gebruik gemaakt van niet getekende ankerlieren en/of van de voortstuwingsschroeven van de vaartuigelementen 4. De drijflichamen 8 worden tevens gedragen middels in afhankelijkheid 30 van de bewegingen van de vartuigelementen 4 bestuurde, op zichzelf bekende deiningscompensatoren 15, omvattende veelvuldig om katrollen 17 geleide draagkabels 16 en hydropneuma-tische cilinders 18. Opgemerkt zij dat het opbouwelement 2 tezamen met de daaraan verbonden liggers 9 en de weer daaraan 35 verbonden drijflichamen een stabiel op water drijvend vaartuig vormt.
Wanneer de vaartuigelementen 4 zich ongeveer op hun plaats aan weerszijden van de vaste constructie bevinden, . 8 8 0 ·,·, * ..-5- a worden voorheen reeds aan de vaste constructie 3 scharnierend verbonden onbekrachtigde, liggende hydropneumatische cilinders 20, scharnierbaar met uitsteeksels 21 van het opbouwele-ment 2 verbonden. Hydropneumatische vasthoudcilinders 24, die 5 via rollen 25 tegen verticale kopvlakken van liggers 9 steunen, worden bekrachtigd om het opbouwelement 2 in horizontale richting vast te houden ten opzichte van de inrichting 1, terwijl die cilinders 24 een relatieve verticale beweging van het opbouwelement 2 tezamen met de liggers 9 en de drijfli-10 chamen 8 toestaan.
Er zijn met de cilinders 24 en 20 overeenkomende horizontale cilinders ook in langsrichting van de vaartuig-elementen 4 aanwezig. Met behulp van niet beschreven en niet getekende, op zich zelf bekende meetmiddelen wordt de positie 15 van de poten 27 ten opzichte van de corresponderende koppen 28 van de vaste constructie 3 gemeten en exact daarboven aangebracht door besturing van de tegengestelde verstelling van paran van tegenover elkaar opgestelde cilinders 24 die het opbouwelement 2 nog steeds star gepositioneerd tussen zich in 20 houden. Door een paar aan het vooreinde aangebracht cilinders 24 in tegengestelde zin te besturen ten opzichte van een paar aan het achtereinde aangebrachte cilinders 24 kan men de horizontale rotatie besturen.
In deze conditie wordt het opbouwelement 2 neerge-25 laten tot op klein hoogteverschil g boven de vaste constructie 3, door bodemkleppen 30 van de drijf lichamen 8 te openen, zodat water 10 vanuit de vloeistofbaden 7 tot in de drijfli-chamen 8 stroomt, totdat het hoogteverschil g (fig 3) bijvoorbeeld nog 2 m bedraagt. Dan worden de bodemkleppen 30 30 weer gesloten. Vervolgens wordt tegelijkertijd de veerstijf-heid van de hydropneumatische cilinders 24 verminderd en de veerstijfheid van de hydropneumatische cilinders 20 verhoogd. Teneinde de door het opbouwelement via de cilinders 20 op de vaste constructie 3 uitgeoefende krachten te minimali-35 seren worden de drukken van de cilinders 20 gemeten en worden de cilinders 24 naar behoefte op selectieve wijze actief bekrachtigd. Wanneer het opbouwelement 2 niet meet in horizon- .860 ' ί 13 ύ - 6 - tale richting ten opzichte van de vaste constructie 3 beweegt, wordt het opbouwelement 2 op de vaste constructie 3 neergelaten door bodemkleppen 30 weer te openen. Tijdens dit neerlaten worden tevens afsluitkleppen 81 aan de bovenzijde 5 van de vloeistofbaden 7 geopend, waardoor hoog gelegen, additionele vloeistofbaden 83 worden gevuld met water vanuit vloeistofbaden 7. Hierdoor onstaat een voor vloeistofbaden 7 en bijbehorende additionele vloeistofbaden 33 gemeenschappelijke, grote vloeistofspiegel 34 (fig 4),waardoor de vertica-10 1© beweging van de drijflichamen 8 de vloeistofspiegel 34 in geringere mate doet dalen en rijzen, zodat de variatie van de opwaartse kracht gering is. Met andere woorden, de verticale koppeling tussen inrichting 1 en opbouwelement 2 wordt hierdoor slapper. De deiningscompensatoren 15 worden ondertussen 15 zodanig bestuurd, dat verticale bewegingen van de vaartuig-elementen 4 worden gecompenseerd. Zodra de poten 27 met de paalkoppen 28 contact maken worden tegelijkertijd overloop-kleppen 89 naar de drijflichamen 8 geopend, worden kleppen 81 gesloten en wordt de hefkracht van de deiningscompensatoren 20 15 praktisch geheel geëlimineerd. De vloeistofspiegel 37 van de vloeistofbaden 7 daalt dan vrijwel ogenblikkelijk tot de overlooprand 88 (zie fig 5) zodat het drijfvermogen van de drijflichamen 8 in sterke mate afneemt, waardoor de lastover-dracht van het opbouwelement 2 op de paalkoppen 28 overeen-25 komstig snel toeneemt. Ondertussen stroomt er nog steeds water 10 vanuit het vloeistofbad 7 tot in de drijflichamen 8, waardoor het drijfvermogen van de drijflichamen 8 nog verder afneemt. Indien ondertussen door de opwaartse deiningsbewe-ging van de vaartuigelementen 4 de drijflichamen 8 iets die-30 per in de vloeistofbaden 7 worden gedompeld, zal er eventueel nog extra water over de overstroomrand 88 tot in de drijflichamen 8 geraken. Bij de eventuele verdere indompeling van de drij flidiamen 8 in de vloeistof 10 van de vloeistofbaden 7 zal echter nimmer het drijfvermogen zodanig toenemen, dat het op-35 bouwelement 2 weer van de paalkoppen 28 af opgeheven wordt. Immers de toename van het drijfvermogen wordt gelimiteerd door het niveau van de overlooprand 38. Wanneer het vloeistofniveau in en buiten de drijflichamen 8 gelijk is, is β f 0 - a τ x * ü w Vt ^ ï* o ui .: -7- de opwaartse kracht nihil, hetgeen betekent dat het gewicht van het opbouwelement 2 volledig door de paalkoppen 28 wordt gedragen.
Wanneer is vastgesteld, dat het opbouwelement 2 5 correct gepositioneerd op de vaste constructie 3 staat, worden de draagliggers 9 door het lossen van niet getekende, tussen liggers 9 en drijflichamen 8 aangebrachte snelkoppelingen losgemaakt, worden de vaartuigelementen 4 nog verder met water geballast en wordt de diepliggende inrichting 1 met 10 achterlating van de liggers 9 achterwaarts van de vaste constructie 3 verwijderd.
In geval mocht blijken, dat het opbouwelement 2 incorrect op de vaste constructie 3 is geplaatst, kan het met behulp van de inrichting 1 weer met gering - dat wil zeggen 15 praktisch zonder - beschadigingsgevaar worden opgeheven. Daartoe omvat de inrichting 1 op hoog niveau opgestelde voorraadtanks 43 die elk via een goot 44 aansluiten op de vloeistofbaden 7. Bij het opheffen wordt als volgt te werk gegaan, uitgaande van een situatie dat de inrichting 1 zich 20 gepositioneerd om de vaste constructie 3 bevindt bij diep in het water gelegen vaartuigelementen 4, waarbij de horizontale verankering van de inrichting l aan het opbouwelement 2 nog zeer slap is, dat wil zeggen, de cilinders 24 zijn niet bekrachtigd. Dan wordt eerst al het water vanuit de 25 drijflichamen 8 afgevoerd via slangen 46 en te openen*kleppen 47, bij gesloten bodemkleppen 30. Dit water stroomt dan in ballastruimten 48.
Vervolgens wordt water uit de ballastruimten 48 gepompt, teneinde voor zover nodig de vaartuigelementen 4 te 30 doen rijzen. Wanneer er een klein niveauverschil tussen opbouwelement 2 en vaste constructie 3 is bereikt, worden tegelijkertijd schuiven 49 van de voorraadtanks 43 geopend, zodat het voorraadwater via de goten 44 in de vloeistofbaden 7 terecht komt, terwijl kleppen 89 gesloten zijn. Er wordt verder 35 voor gezorgd, dat in de periode van het losraken van het opbouwelement 2 vanaf de vaste constructie 3 er een grote vloeistofspiegel aanwezig is, door bij geopende kleppen 81 gebruik te maken van de additionele vloeistofbaden 83. Onder- . 8 l' . ” » - 8 - tussen worden de deiningscompensatoren 15 benut. Wanneer het opbouwelement 2 voldoende hoog is opgeheven kan het weer opnieuw worden gepositioneerd. De veerstijfheid van de cilinders 20 wordt verminderd en die van de cilinders 24 wordt 5 verhoogd, indien het opbouwelement 2 moet worden verwijderd.
Bij voorkeur zijn volgens figuur 7 tussen de drijflichamen 8 en het opbouwelement 2 steunmiddelen 50 aangebracht, bestaande uit verwijderbare kolommen 51 die met bolscharnieren 52 op laag niveau, althans op zodanig laag 10 niveau op de drijflichamen 8, daarop aangrijpen, dat deze drijflichamen 8 stabiel in de vloeistofbaden 7 liggen. Er kan in elk vaartuigelement 4, een veelvoud van vloeistofbaden 7 met bijbehorende drijflichamen 8 zijn aangebracht. Men kan aldus zonder veel ombouw de bestaande transportreservoirs van 15 tankschepen als vloeistofbaden 7 gebruiken.
De drijflichamen 8 hebben bij voorkeur horizontale doorgangen 53 om water gemakkelijk van de ene naar de andere zijde van de drijflichamen 8 te laten stromen. Bovendien kunnen er horizontale steunen 54 doorheen worden aangebracht 20 voor het zonodig steunen van de badwanden. In plaats van cilinders 20 en 24 kunnen ook lieren worden gebezigd, waarbij de trekspanning van de kabels wordt gewijzigd ter in omgekeerde zin wijziging van de stijfheid van de horizontale koppeling tussen opbouwelement 2 en vaste constructie 3 ener-25 zijds en van de koppeling tussen opbouwelement 2 en inrichting 1 anderzijds.
Pig. 8 toont dat de inrichting 1 althans een daarmee overeenkomende inrichting 61 zeer nuttig kan worden gebruikt voor het verwijderen van opbouwelement 2 van vaste 30 constructies 3 evenals voor het afzinken van een tunnelele-ment 62 op een fundatie,63. Ook gezonken schepen zijn volgens deze werkwijze te lichten.
Opgemerkt wordt, dat in plaats van twee middels brugstukken onderling verbonden vaartuigen de inrichting een 35 enkel Ü-vormig vaartuig kan omvatten, waarvan de benen van de ü vaartuigelementen vormen. In plaats van de bij voorkeur in aanmerking komende omgebouwde grote tankschepen, kunnen ook twee samengebouwde vaartuigelementen worden gebezigd, die . 8 i 0 ; 3 ? 9> - 9 - voorzien zijn van flinke ballasttanksr opdat het niveau van deze vaartuigeleraenten ten opzichte van de buitenboordwater-spiegel aanmerkelijk te wijzigen is.
Opgemerkt zij, dat ter compensatie van een rolbewe-5 ging van de inrichting l de vloeistof baden 7 in de beide vaartuigelementen 4 onderling zouden kunnen communiceren. De draagliggers 9 worden bijvoorbeeld naderhand van het opbouw-element 2 losgemaakt en verwijderd indien zij althans niet deel uitmaken van de constructie van het opbouwelement 2.
10 Volgens fig. 9 wordt een brug 75 gebouwd, waarbij een opbouwelement 72 met behulp van een inrichting 71 op de vaste constructie 73 wordt geplaatst middels een enkel vaartuigelement 74 dat tussen de brugpijlers 80 wordt gevaren. Het vaartuigelement 74 heeft vloeistofbaden 77, 15 waarin drijflichamen 78 worden gehouden, die het opbouwelement 72 dragen.'Verder geschiedt het op de pijlers 80 neerlaten van het opbouwelement 72 in principe op dezelfde wijze als aan de hand van de figuren 1-6 is beschreven.
. 8 i i' .
Claims (21)
1. Werkwijze voor het manoeuvreren van een opbouw-element (2. 62, 72) ten opzichte van een in water aangebrachte, vaste constructie (3, 63, 73), waarbij het opbouwelement (2, 62, 72)door middel van tenminste één vaartuigelement (4, 5 74) wordt gedragen, met het kenmerk dat het opbouwelement (2, 62, 72) tijdens het manoeuvreren wordt gedragen met behulp van tenminste één drijflichaam (8), dat gehouden wordt in tenminste één door het vaartuigelement (4, 74) gedragen vloeistofbad (7, 77).
2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het opbouwelement (2) tijdens het manoeuvreren gedragen wordt door middel van twee op onderlinge afstand gehouden vaartuigelementen (4) via drijflichamen (8) die gehouden worden in door de vaartuigelementen (4) gedragen vloeistofbaden 15 (7).
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat als vaartuigelement (4, 74) tenminste één omgebouwd schip met groot draagvermogen wordt gebezigd.
4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclu-20 sies met het kenmerk dat het verplaatsen van het opbouwelement (2) op geringe verticale afstand tussen opbouwelement (2) en vaste constructie (3) geschiedt bij een vergrote vloeistofspiegel (34) van de vloeistofbaden (7).
5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclu-25 sies met het kenmerk dat tijdens het op de constructie (3) neerlaten van het opbouwelement (2) vloeistof, bij voorkeur vanuit de vloeistofbaden (7), tot in de drijflichamen (8) wordt toegelaten.
6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclu-30 sies met het kenmerk dat het vloeistofniveau in de vloeistofbaden (7) snel aanmerkelijk wordt verlaagd, zodra het opbouwelement (2) met de constructie (3) in verticale zin contact maakt.
7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclu-35 sies met het kenmerk dat een opbouwelement (2) van een vaste constructie (3) wordt opgeheven door vloeistofspiegels in de vloeistofbaden (7) te verhogen en/of de vloeistofspiegels in . 8 ε o c- :> 3 * "Tide drijflicharaen (8) te,verlagen. A
8. Werkwijze voor het bouwen van een bouwwerk, waarbij een vaste constructie (3) in water wordt aangebracht en waarbij tenminste een geprefabriceerd opbouwelement (2) op 5 de vaste constructie (3) wordt geplaatst onder toepassing van de werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies.
9. Inrichting (1, 61, 71) voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende tenminste één vaartuigelement (4, 74) voor het dragen van 10 het opbouwelement (2, 62, 72) gekenmerkt door door tenminste één door tenminste één vaartuigelement (4, 74) gedragen vloeistofbad (7) en tenminste één daarin opgenomen drijflichaam (8, 78) voor het met behulp daarvan dragen van het opbouwelement (2, 62, 72).
10. Inrichting (1, 61, 71) voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van de conclusies 2-9, omvattende twee op onderlinge afstand te houden vaartuigelementen (4) voor het dragen van het opbouwelement (2) gekenmerkt door door de vaartuigelementen (4) gedragen vloeistofbaden (7) en daarin 20 opgenomen drijflichamen (8) voor het met behulp daarvan dragen van het opbouwelement (2).
11. Inrichting (1, 61) volgens conclusie 8 met het kenmerk dat tenminste één vaartuigelement (4) uit een omgebouwd schip met groot laadvermogen bestaat.
12. Inrichting (1) volgens conclusie 10 of 11 met het kenmerk dat tenminste één vloeistofbad (7) via afsluitbare middelen (31) ter vergroting van de vloeistofspiegel in verbinding staat met een additioneel vloeistofbad (33).
13. Inrichting (1) volgens een van de conclusies 10- 30 12 gekenmerkt door tenminste één afsluitbare vloeistofverbinding (30) tussen tenminste één vloeistofbad (7) en een daarin opgenomen drijflichaam (8).
14. Inrichting (1) volgens een van de conclusies ΙΟΙ 3 met het kenmerk dat in elk vaartuigelement (4) tenminste 35 een vloeistofbad (7) voorzien is van een het vloeistofniveau beperkende overlooprand (38).
15. Inrichting (1) volgens een van de conclusies 10Ι 4 gekenmerkt door een of meer vloeistofreservoirs (43) met een afdoende volume boven het niveau van de vloeistofbaden .bli i ·. ί - Ti 2 - (7) om ter opheffing van'een opbouwelement (2) vanaf een vaste constructie (3) de vloeistofbaden (7) over een flink niveauverschil bij te vullen.
16. Inrichting (1) volgens een van de conclusies 10-5 15, met het kenmerk dat tussen de drijflichamen (8) en het opbouwelement (2) aangebrachte steunmiddelen (50) op laag niveau op de drijflichamen (8) aangrijpende aangrijpmiddelen (52) omvatten,
17. Bouwwerk gebouwd onder toepassing van de werkwijze 10 volgens conclusie 8.
18. Werkwijze volgens conclusie 1-8, met het kenmerk dat het verplaatsen van het opbouwelement (2) op geringe verticale afstand tussen opbouwelement (2) en vaste constructie (3) geschiedt bij een vergrote vloeistofspiegel (34) van de vloei- 15 stofbaden (7), en dat op het drijflichaam (8) tevens een omlaag gerichte kracht wordt uitgeoefend.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk dat het vloeistofniveau in de vloeistofbaden (7) snel aanmerkelijk wordt verlaagd, zodra het opbouwelement (2) met de 20 constructie (3) in verticale zin contact maakt, en dat tevens het gewicht van het drijflichaam (8) aanzienlijk wordt vergroot.
20. Inrichting (1, 61, 71) voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 18 of 19, omvattende tenminste ëén vaartuigelement (4, 74) voor het dragen van het opböuw- 25 element (2, 62, 72) met door tenminste één vaartuigelement (4, 74) gedragen vloeistofbad (7) en tenminste één daarin opgenomen drijflichaam (8, 78) voor het met behulp daarvan dragen van het opbouwelement (2, 62, 72), met het kenmerk dat tenminste één vloeistofbad (7) via afsluitbare middelen (81) ter 30 vergroting van de vloeistofspiegel in verbinding staat met een additioneel vloeistofbad (83).
21. Inrichting (1) volgens conclusie 20, met het kenmerk dat in elk vaartuigelement (4) tenminste een vloeistofbad (7) voorzien is van een het vloeistofniveau beperkende 35 afsluitbare (89) overlooprand (88). , 8 a 0 ·. ,
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8700076 | 1987-01-14 | ||
NL8700076A NL8700076A (nl) | 1987-01-14 | 1987-01-14 | Werkwijze voor het manoeuvreren van een opbouwelement ten opzichte van een in water aangebrachte vaste constructie, werkwijze voor het bouwen van een bouwwerk en bouwwerk gebouwd volgens een dergelijke werkwijze. |
NL8701856A NL8701856A (nl) | 1987-01-14 | 1987-08-06 | Werkwijze voor het manoeuvreren van een opbouwelement ten opzichte van een in water aangebrachte vaste constructie, werkwijze voor het bouwen van een bouwwerk en bouwwerk gebouwd volgens een dergelijke werkwijze. |
NL8701856 | 1987-08-06 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8800033A true NL8800033A (nl) | 1988-08-01 |
NL186528B NL186528B (nl) | 1990-07-16 |
NL186528C NL186528C (nl) | 1990-12-17 |
Family
ID=26646205
Family Applications (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8701856A NL8701856A (nl) | 1987-01-14 | 1987-08-06 | Werkwijze voor het manoeuvreren van een opbouwelement ten opzichte van een in water aangebrachte vaste constructie, werkwijze voor het bouwen van een bouwwerk en bouwwerk gebouwd volgens een dergelijke werkwijze. |
NLAANVRAGE8800033,A NL186528C (nl) | 1987-01-14 | 1988-01-07 | Werkwijze en inrichting voor het niveauveranderlijk verplaatsen van een opbouwelement ten opzichte van een in water aangebrachte vaste constructie. |
Family Applications Before (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8701856A NL8701856A (nl) | 1987-01-14 | 1987-08-06 | Werkwijze voor het manoeuvreren van een opbouwelement ten opzichte van een in water aangebrachte vaste constructie, werkwijze voor het bouwen van een bouwwerk en bouwwerk gebouwd volgens een dergelijke werkwijze. |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4973200A (nl) |
BR (1) | BR8800078A (nl) |
CA (1) | CA1330490C (nl) |
GB (1) | GB2199791B (nl) |
NL (2) | NL8701856A (nl) |
NO (1) | NO169731C (nl) |
Families Citing this family (17)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL191995C (nl) * | 1988-10-04 | 1996-12-03 | Allseas Eng Bv | Werkwijze en inrichting voor het ten opzichte van een onderwaterbodem verplaatsen van een ondersteuningsconstructie van een kunstmatig eiland. |
US5403124A (en) * | 1993-07-26 | 1995-04-04 | Mcdermott International, Inc. | Semisubmersible vessel for transporting and installing heavy deck sections offshore using quick drop ballast system |
AU5823794A (en) * | 1993-11-22 | 1995-06-13 | Den Norske Stats Oljeselskap A.S. | A method and vessel for removal of platforms at sea |
NL1001778C2 (nl) * | 1995-11-03 | 1997-05-13 | Allseas Group Sa | Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een opbouw. |
NL1002938C2 (nl) * | 1996-04-24 | 1997-10-28 | Allseas Group Sa | Werkwijze voor het van de onderbouw lichten van een zeeplatform, en drijflichaam geschikt voor die werkwijze. |
US5833397A (en) * | 1996-09-27 | 1998-11-10 | Deep Oil Technology, Incorporated | Shallow draft floating offshore drilling/producing structure |
US5997217A (en) * | 1998-05-11 | 1999-12-07 | Verret; Rodney J. | Shallow water well-drilling apparatus |
US6305881B1 (en) * | 1998-05-22 | 2001-10-23 | Herman J. Schellstede & Associates, Inc. | Barge stabilization method |
NO313130B1 (no) | 1999-06-07 | 2002-08-19 | Mpu Entpr As | Anordning for posisjonering og löfting av en marin konstruksjon, s¶rlig et plattformdekk |
NL1014786C2 (nl) * | 2000-03-29 | 2001-10-02 | Excalibur Engineering B V | Inrichting voor het heffen van een zeegaande constructie zoals een boorplatform, voorzien van parallel aan elkaar verlopende heforganen. |
NO20010703D0 (no) * | 2001-02-09 | 2001-02-09 | Marine Shuttle Operations As | Fremgangsmåte og anordning ved fjerning av plattformdeler |
SE0103406L (sv) * | 2001-10-10 | 2003-04-11 | Skf Ab | Lasthanteringssystem för offshorebruk |
GB0524859D0 (en) * | 2005-12-06 | 2006-01-11 | Stolt Offshore As | Apparatus for handling modules at sea |
FR2921098B1 (fr) * | 2007-09-13 | 2015-12-11 | Dietswell Engineering Sa | Procede de mise en place d'un appareil de forage en mer et de preparation au forage |
FR2939401B1 (fr) * | 2008-12-10 | 2013-07-26 | Technip France | Dispositif de transport et de pose d'un pont d'une plate-forme petroliere d'exploitation en mer sur une structure flottante ou fixe. |
FR2946003B1 (fr) * | 2009-05-26 | 2012-12-14 | Technip France | Structure de transport, d'installation et de demantelement d'un pont d'une plate-forme et procedes de transport, d'installation et de demantelement de ce pont. |
CN105173013B (zh) * | 2015-07-15 | 2017-09-29 | 北京中科涌泉科技发展有限公司 | 一种水面无人测量船 |
Family Cites Families (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4242011A (en) * | 1978-04-03 | 1980-12-30 | Brown & Root, Inc. | Method and apparatus for forming integrated deck sub-structure assembly including arch-vessel passage means |
JPS6035486B2 (ja) * | 1981-12-11 | 1985-08-15 | 五洋建設株式会社 | 浮遊式タンクを内蔵するプラツトフオ−ム |
JPS61155509A (ja) * | 1984-12-27 | 1986-07-15 | Hitachi Zosen Corp | 大型海洋構造物の据付方法 |
DK46186A (da) * | 1985-02-01 | 1986-08-02 | Conoco Uk Ltd | Fremgangsmaade og udstyr til samling af en offshoreplatforms daek og underdel |
GB2156286A (en) * | 1985-04-29 | 1985-10-09 | Heerema Engineering | Installation and removal vessel |
GB2165188B (en) * | 1985-06-05 | 1988-10-12 | Heerema Engineering | Installation and removal vessel |
US4714382A (en) * | 1985-05-14 | 1987-12-22 | Khachaturian Jon E | Method and apparatus for the offshore installation of multi-ton prefabricated deck packages on partially submerged offshore jacket foundations |
IT1184238B (it) * | 1985-06-19 | 1987-10-22 | Saipem Spa | Procedimento per l'installazione della sovrastruttura in monoblocco di una piattaforma offshore ed attrezzature per la sua messa in pratica |
-
1987
- 1987-08-06 NL NL8701856A patent/NL8701856A/nl not_active Application Discontinuation
-
1988
- 1988-01-05 CA CA000555809A patent/CA1330490C/en not_active Expired - Fee Related
- 1988-01-07 NL NLAANVRAGE8800033,A patent/NL186528C/nl not_active IP Right Cessation
- 1988-01-12 GB GB8800546A patent/GB2199791B/en not_active Expired - Fee Related
- 1988-01-12 BR BR8800078A patent/BR8800078A/pt not_active IP Right Cessation
- 1988-01-13 NO NO880128A patent/NO169731C/no unknown
-
1989
- 1989-10-30 US US07/427,983 patent/US4973200A/en not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB2199791B (en) | 1990-09-05 |
NL8701856A (nl) | 1988-08-01 |
NL186528C (nl) | 1990-12-17 |
CA1330490C (en) | 1994-07-05 |
GB8800546D0 (en) | 1988-02-10 |
BR8800078A (pt) | 1988-08-09 |
NO169731B (no) | 1992-04-21 |
NL186528B (nl) | 1990-07-16 |
NO880128L (no) | 1988-07-15 |
NO880128D0 (no) | 1988-01-13 |
NO169731C (no) | 1992-07-29 |
GB2199791A (en) | 1988-07-20 |
US4973200A (en) | 1990-11-27 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8800033A (nl) | Werkwijze voor het manoeuvreren van een opbouwelement ten opzichte van een in water aangebrachte vaste constructie, werkwijze voor het bouwen van een bouwwerk en bouwwerk gebouwd volgens een dergelijke werkwijze. | |
US4927296A (en) | Method and installation for displacing a jacket of an artificial island in relation to an underwater base | |
US8992127B2 (en) | Method and apparatus for subsea installations | |
CN1139516C (zh) | 工作船 | |
CA1095204A (en) | Port ramp for access to a roll-on roll-off ship | |
NL8600409A (nl) | Werkwijze voor het plaatsen van een uit een geheel bestaande bovenconstructie van een buitengaats platform, en inrichting voor het praktisch uitvoeren ervan. | |
US20050152748A1 (en) | Method for underwater transportation and installation or removal of objects at sea | |
US6209474B1 (en) | Transporter for heavy objects at sea | |
US4345536A (en) | Vessel raising heavy structures | |
US6668747B2 (en) | Load transfer system | |
NL1013781C2 (nl) | Werkwijze voor offshore ladingsoverdracht en een drijver voor offshore transport, installatie en verwijdering van constructie-elementen. | |
US3937027A (en) | Method and apparatus for transporting and launching an offshore tower | |
NL8700076A (nl) | Werkwijze voor het manoeuvreren van een opbouwelement ten opzichte van een in water aangebrachte vaste constructie, werkwijze voor het bouwen van een bouwwerk en bouwwerk gebouwd volgens een dergelijke werkwijze. | |
RU2727496C1 (ru) | Портовая установка и способ швартовки плавучего тела в портовой установке | |
US7762744B2 (en) | Method and vessel for removing offshore structures | |
NL1026591C2 (nl) | Werkwijze voor het op water manipuleren van een object zoals een schip alsmede ponton voor toepassing bij een dergelijke werkwijze. | |
GB2405170A (en) | Manoeuvering vessels under structures spanning waterways | |
SU1219449A1 (ru) | Судоподъемник | |
NO313503B1 (no) | Flytende löfteanordning | |
NL1014311C2 (nl) | Inrichting voor het plaatsen en/of verwijderen van een bovenbouw van een offshore-platform. | |
NL8602489A (nl) | Werkwijze voor het vervaardigen van een tunnel of buis door een watergebied. | |
KR830000378B1 (ko) | 램 프 | |
RU1817796C (ru) | Вис чий мост | |
EP0192311A2 (en) | A method of placing a platform on a support structure surrounded by water, in particular in high seas, and a vessel for carrying out said method | |
JPS6042191A (ja) | 船体上架進水方法およびその方法実施用フロ−テイソグドツク |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1C | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20060801 |