NL8702816A - Hartstimulatorelektrode. - Google Patents

Hartstimulatorelektrode. Download PDF

Info

Publication number
NL8702816A
NL8702816A NL8702816A NL8702816A NL8702816A NL 8702816 A NL8702816 A NL 8702816A NL 8702816 A NL8702816 A NL 8702816A NL 8702816 A NL8702816 A NL 8702816A NL 8702816 A NL8702816 A NL 8702816A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
electrode
distal end
conductor according
porous substrate
conductor
Prior art date
Application number
NL8702816A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Telectronics Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Telectronics Nv filed Critical Telectronics Nv
Publication of NL8702816A publication Critical patent/NL8702816A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61NELECTROTHERAPY; MAGNETOTHERAPY; RADIATION THERAPY; ULTRASOUND THERAPY
    • A61N1/00Electrotherapy; Circuits therefor
    • A61N1/02Details
    • A61N1/04Electrodes
    • A61N1/05Electrodes for implantation or insertion into the body, e.g. heart electrode
    • A61N1/056Transvascular endocardial electrode systems
    • A61N1/0565Electrode heads

Description

» * ψ VO 9445
Hartstimulatorelectrode.
De uitvinding heeft betrekking op een implanteerbare stimulatiegeleider voor een hartstimulator.
In fysiologische termen moet een hartstimulator in staat zijn een signaal op te wekken, waarvan de grootte voldoende is om 5 de te exciteren weefselcellen in het hart te depolariseren. Dit signaal wordt aan het hartweefsel van het hart toegevoerd via een geleider, welke is voorzien van een electrode-eind, dat in contact is met het hartweefsel.
De afmeting en vorm van de electrode, de weefselelectrolytgeleiding en de afstand tussen de electrode en het naastgelegen weefsel zijn factoren, 10 welke de uit de stimulator vereiste energie bepalen. Vele van deze factoren worden beïnvloed door de bepaalde geometrie en materiaalsamenstel-ling van de electrode, zoals hierna zal worden toegelicht.
Zo wordt bijvoorbeeld de stroomafname bij een stimulator met constante spanning bepaald door een combinatie van de impedantie 15 van de stimulatorschakeling, de aard van de electrodeweerstand en de karakteristieken van het koppelvlak tussen het electrode-eind en het omgevende weefsel. De meest belangrijke frequentiecomponent van de door de stimulator opgewekte stimulatiepuls is van de orde van 1 kHz. Bij deze frequentie is het grootste gedeelte van de impedantie voor de stimula-20 tiepulsen een gevolg van de massa van de electrode, d.w.z. de "sprei-dings"-impedantie.
De impedantie voor de puls, welke door de stimulator wordt opgewekt, is een functie van het geometrische d.w.z. macroscopische oppervlaktegebied van de electrode en de straal van de electrode.
25 Zo zal bijvoorbeeld een electrode met een kleine straal een grotere sti-mulatie-impedantie en een kleinere stroomafname hebben dan een op een soortgelijke wijze gevormde electrode met een grotere straal. Met al deze factoren moet rekening worden gehouden bij het maximaal maken van het ontwerp van een electrode voor het op een doeltreffende wijze afle-30 veren van pulsen teneinde het hart te stimuleren.
Naast deze stimulatiefunctie moet de electrode tevens voorzien in een aftasting van de hartactiviteit bijvoorbeeld voor het . 8 7 0 2 t Ui ψ 2 bepalen van de aanwezigheid van een afwijkend gedrag, zodat de stimula-tiehandeling zal worden ingeleid. Bij deze aftastwerking liggen de meest significante afgetaste frequentiecomponenten van atriale of centriculai-re signalen in de bandbreedte van 20 - 100 Hz. In dit gebied wordt de 5 scheidingsvlak-impedantie van de electrode met het omgevende hartweef-sel van belang. Deze impedantie wordt bepaald door het microscopische oppervlaktegebied van de electrode en ontstaat binnen een afstand van een paar micron van het oppervlak van de electrode. Het microscopische oppervlaktegebied of de microstructuur van een electrode, is het totale opper-10 vlaktegebied, inclusief alle microscopische verhogingen, scheuren, hol ten en insnijdingen aan het stimulatieoppervlak van de electrode.
Een andere factor, welke van belang is bij het maximaal maken van de werking van stimulatorelectroden heeft betrekking op de stimulatiedrempel. De stimulatiedrempel reflecteert de energie, welke 15 een puls nodig heeft om een contractie in het hartweefsel in te leiden.
Deze stimulatiedrempel neemt gedurende weken na het implanteren van een stimulatorgeleider toe tengevolge van een toename van de afstand tussen de electrode en het te exciteren weefsel. De afstand is een gevolg van het ontstaan van een vezelvormige capsule om het electrode-eind, waar-20 van wordt opgegeven, dat deze een dikte heeft, gelegen tussen 0,3 mm en 3 mm. Er zijn aanwijzingen, dat lagere stimulatiedrempels op lange termijn tot een meer betrouwbare bevestiging van de electrode aan het omgevende weefsel leiden.
Gezien de bovenstaande eigenschappen van een electrode 25 voor een hartstimulator dient een electrode een klein geometrisch macroscopisch oppervlaktegebied en een kleine straal te hebben om te voorzien in een grote stimulatieimpedantie en een geringe stroomafname. Teneinde evenwel een geringe aftastimpedantie te verkrijgen en derhalve de aftasting te vergroten, dient hetzelfde electrode-eind een groot micro-opper-30 vlaktegebied of een vergrote microstructuur te bezitten. Bovendien dient voor het verschaffen van lagere stimulatiedrempels op lange termijn de electrode tevens te voorzien in een stevige en betrouwbare bevestiging aan de hartwand met een minimale vorming van de vezelcapsule.
Teneinde het bovenstaande te bereiken werden tot nu toe 35 stimulatorgeleiders voorzien van een electrode, welke zowel poreus als geleidend is. Bij inrichtingen van dit type werden de geleidingseigen- ö ? Γ. r' r‘ 'ï ί e / ^ i ____ * 4 3 schappen aangepast voor het verschaffen van de electrische functies d.w.z. de aftast- en stimulatiehandelingen, terwijl op de poreuze eigenschappen werd vertrouwd voor het vereenvoudigen van de bevestiging aan het hartweefsel doordat de weefselingroei werd bevorderd. Dergelijke 5 inrichtingen hebben evenwel bij hun ontwerp als bezwaar, dat het enkele oppervlaktegebied van de electrode moet voldoen aan de verschillende en dikwijls in tegenspraak met elkaar zijnde ontwerpeisen, zoals boven is toegelicht.
Meer in het bijzonder kan ofschoon electroden kunnen 10 worden ontworpen, welke voor stimulatie en aftasting bevredigend zijn, dikwijls lastig worden voldaan aan de wens tot een poreuze, geleidende eindstructuur. Bovendien zijn dergelijke kleine geometrische oppervlakte-gebieden lastig te construeren en is het dikwijls nodig een eventuele reductie in electrodediameter te begrenzen om de kans op een perfora-15 tie van de hartwand tot een minimum terug te brengen. Er doet zich nog een probleem voor doordat stimulatie-electroden in het algemeen worden vervaardigd uit dure metalen (Pt/iridium, Pt), zodat elk extra geleidend materiaal, dat nodig is om het uitwendige stimulatieoppervlak en de weefselingroeistructuur tot één eenheid te maken, de vervaardigingskos-20 ten aanzienlijk doet toenemen.
Derhalve is een oogmerk van de uitvinding het ontwerpen van een implanteerbare electrodegeleider voor een hartstimulator met grote stimulatie-impedantie en derhalve een geringe stroomafname.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen 25 van een hartstimulatorelectodegeleider met een geringe aftastimpedantie voor een verbeterde aftasting.
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een hartstimulatorelectrodegeleider, welke leidt tot een goede en betrouwbare bevestiging aan de hartwand met een minimale vorming van 30 . een vezelcapsule, en welke derhalve voorziet in lagere stimulatiedrem-pels op lange termijn.
Teneinde de bovengenoemde oogmerken te bereiken voorziet de uitvinding in een implanteerbare stimulatiegeleider voor een hartstimulator met een proximaal eind, dat bestemd is om met een puls-35 generator te worden verbonden, en een distaal eindgebied met een oppervlaktegebied, dat bestemd is om fysisch contact te maken met het hartweefsel .870281£ 4 f teneinde het hartweefsel te stimuleren, hartcontracties af te tasten en weefselingroei te bevorderen, waarbij het distale eindgebied is voorzien van een eerste onderdeel, dat een geleidende electrode bepaalt, welke is voorzien van een geleidend oppervlaktegebied, dat een eerste gedeelte 5 van het distale eindoppervlaktegebied vormt teneinde het hartweefsel te stimuleren en hartcontracties af te tasten, en een tweede onderdeel, dat een niet-geleidende substraat bepaalt, voorzien van een poreus oppervlaktegebied, dat een tweede gedeelte van het distale eindoppervlaktegebied vormt teneinde weefselingroei en bevestiging van het distale eind-10 gebied aan het hartweefsel te bevorderen.
Volgens de uitvinding kan de geleider zijn voorzien van organen, welke in het eindgebied zijn ondergebracht voor het elueren van een bio-actief middel aan het hartweefsel bij het distale eindgebied teneinde de weefselontstekingsresponsie te reduceren.
15 De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een typerende implanteerbare electrodegeleider waarop de uitvinding kan worden toegepast; fig. 2 een vergrote gedeeltelijke doorsnede van de im-20 planteerbare geleider volgens fig. 1, waarbij een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een distaai eindgebied volgens de uitvinding is weergegeven ; fig. 3 een bovenaanzicht ter illustratie van het oppervlaktegebied van het distale eind volgens fig. 2; 25 fig. 4 een doorsnede van een poreuze substraat van het distale eindgebied volgens fig. 2, weergegeven zonder het geleidende electrode-onderdeel; fig. 5 een doorsnede van een andere uitvoeringsvorm van de poreuze substraat volgens de uitvinding, welke in het distale eind-30 gebied volgens fig. 2 kan worden opgenomen; fig. 6 een gedeeltelijke doorsnede van een implanteerbare geleider, waarbij een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een distaai eindgebied volgens de uitvinding is aangegeven; fig. 7 een gedeeltelijke doorsnede van een implanteer-35 bare geleider, waarbij een derde voorkeursuitvoeringsvorm van een distaai eindgebied volgens de uitvinding is aangegeven; O *> Γ· <_ O j.
» Q ƒ V tas. V- 5 * fig. 8 een doorsnede van de poreuze substraat volgens fig. 7; fig. 9 een gedeeltelijke doorsnede van een implanteerbare geleider, waarbij een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van een dis-5 taal eindgebied volgens de uitvinding is aangegeven; fig. 10 een bovenaanzicht, waarbij de tanden van het distale eind volgens fig. 9 zijn verwijderd; fig. 11 een gedeeltelijke doorsnede van een implanteerbare geleider, waarbij een vijfde voorkeursuitvoeringsvorm van een dis-10 taal eindgebied volgens de uitvinding is aangegeven; fig. 12 een bovenaanzicht ter illustratie van het oppervlaktegebied van het distale eind volgens fig. 11; fig. 13 een gedeeltelijke doorsnede van een implanteerbare geleider, waarbij een zesde voorkeursuitvoeringsvorm van een distaai 15 eindgebied volgens de uitvinding is aangegeven; fig. 14 een gedeeltelijke doorsnede van een implanteerbare geleider, waarbij een zevende voorkeursuitvoeringsvorm van een distaai eindgebied volgens de uitvinding is aangegeven; fig. 15 een bovenaanzicht ter illustratie van het op-20 pervlaktegebied van het distale eind volgens fig. 14; fig. 16 een uiteengenomen aanzicht in perspectief van de electrode en poreuze onderdelen volgens fig. 15; fig. 17 een perspectivisch aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van het electrode-onderdeel volgens fig. 14j^ 25 fig. 18 een bovenaanzicht ter illustratie van het oppervlaktegebied van een tweede uitvoeringsvorm van de electrode en de poreuze onderdelen, bestemd om bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 14 te worden toegepast; fig. 19 een doorsnede over de lijn XIX - XIX van fig. 18; 30 fig. 20 een perspectivisch aanzicht van het poreuze onderdeel volgens fig. 19; fig. 21 een gedeeltelijke doorsnede van een implanteerbare geleider, waarbij een achtste voorkeursuitvoeringsvorm van een distaai eindgebied volgens de uitvinding is aangegeven; 35 fig. 22 een bovenaanzicht ter illustratie van het opper vlaktegebied van het distale eind volgens fig. 21; . 87 k :: 6 fig. 23 een gedeeltelijke doorsnede van een implanteerbare geleider, waarbij een negende voorkeursuitvoeringsvorm van een distaai eindgebied volgens de uitvinding is aangegeven; fig. 24 een gedeeltelijke doorsnede van een implan-5 teerbare geleider, waarbij een tiende voorkeursuitvoeringsvorm van een distaal eindgebied volgens de uitvinding is aangegeven; en fig. 25 een bovenaanzicht van het distale eind volgens fig. 24.
In de tekening zijn voor het aangeven van overeenkomsti-10 ge onderdelen dezelfde verwijzingen gebruikt.
Fig. 1 toont een implanteerbare stimulatiegeleider 30 voor een (niet weergegeven) hartstimulator. De geleider 30 omvat een holle as met een proximaal eind 32 van gebruikelijke constructie voor aansluiting op de stimulator; een distaai eindgebied 34 voor het electrisch sti-15 muleren van het hartweefsel, het aftasten van hartcontracties en het bevorderen van weefselingroei; een tandstelsel 36 voor het verankeren van de geleider 30 in het hart; een isolatiestelsel 38 om de geleider 30 electrisch te isoleren; en een aansluiting 40 voor het tot stand brengen van een electrische verbinding tussen de pulsgenerator en het dista-20 le eindgebied 34. De aansluiting 40 is electrisch gekoppeld met een andere geleider, zoals een schroefvormig gewikkelde draad (niet weergegeven in fig. 1), die zich in axiale richting over de lengte van de geleider 30 uitstrekt.
Het isolatielichaam 38 en het tandstelsel 36 worden 25 gewoonlijk vervaardigd uit silicoonrubber of polyurethaan (zoals pel- lethaan 2363-90A); men kan echter ook gebruik maken van andere geschikte materialen.
Bij de hierna volgende bespreking worden verschillende delen van de geleider 30 omschreven in termen van een "distale" richting, 30 welke naar het distale eindgebied 34 is gericht en een "proximale" richting, welke naar het proximale eind 32 is gericht.
Fig. 2 is een gedeeltelijke doorsnede van de implanteerbare geleider 30, meer in het bijzonder het distale eindgebied 34 daarvan, bij een eerste voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding.
35 Volgens de uitvinding is een eerste onderdeel aanwezig, dat een geleidende electrode bepaalt, voorzien van een geleidend oppervlaktegebied, dat een
8** fi n (: < ί l l> fe. ’· ‘ V
i 7 eerste gedeelte van het distale eindoppervlaktegebied vormt. Zoals weergegeven in fig. 2 is dit onderdeel aangegeven met de verwijzing 56.
Verder is volgens de uitvinding een tweede onderdeel aanwezig, dat een niet-geleidende, poreuze substraat met een poreus oppervlaktegebied 5 bepaalt. Zoals aangegeven in fig. 2 is dit tweede onderdeel aangegeven met de verwijzing 60. De bepaalde constructie van deze twee onderdelen blijkt uit de hierna volgende bespreking van de totale opbouw van de in fig. 2 afgeheelde electrodegeleider.
De geleider 30 omvat een centraal, axiaal kanaal 42.
10 Bij het distale eind daarvan verwijdt het kanaal 42 zich en leidt dit naar een axiale ruimte 44. De axiale ruimte 44 komt aan de buitenzijde van de geleider 30 uit bij het distale eind van het stelsel 38 vóór het tandstelsel 36. Een schroefvormige geleider 46 bevindt zich in het axiale kanaal 42 en strekt zich aan één uiteinde in de axiale ruimte 44 uit; 15 aan het andere uiteinde daarvan kan de schroefvormige geleider 46 zijn gekoppeld met de aansluiting 40 (fig. 1). De schroefvormige geleider 46 is in de axiale ruimte 44 bevestigd door een krimpbuis 48. De krimpbuis 48 bestaat bij voorkeur uit een ductiele, inerte, metallische geleider, zoals Pt, Pt/Ir of Ti. Een ondersteuningspen 50, bij voorkeur uit roest-20 vrij staal of MP35N, is centraal in de axiale ruimte 42 opgesteld om er voor te zorgen, dat de schroefvormige geleider 46 op een bevredigende wijze met de krimpbuis 48 samenwerkt, en dat tussen deze elementen een electrische verbinding tot stand wordt gebracht.
De krimpbuis 48 strekt zich bij voorkeur over de leng-25 te van de axiale ruimte 42 uit en eindigt in één vlak met het distale eind van het isolatiestelsel 38. Bij het distale eind daarvan bezit de krimpbuis 48 een inwendig kanaal 52 voor een as 54 van de geleidende electrode 56 en een as 58 van de niet-geleidende, poreuze substraat 60.
Zoals aangegeven in de figuren 3 en 4, bezit de poreuze 30 substraat 60 een centraal kanaal 62 voor het opnemen van de as 54 van de electrode 56. De poreuze substraat 60 omvat ook groeven 64 voor het vasthouden van discrete gedeelten of "bladen" 66 van de electrode 56. Wanneer derhalve de substraat 60 met de krimpbuis 48 samenwerkt, rust de substraat 60 op het distale eind van het isolatiestelsel 38. De electrode 35 56 wordt via de as 54 in de holte 62 ingebracht en de electrode 56 en de poreuze substraat 60 worden door de krimpbuis 48 stevig met elkaar in sa- 8701^16 « 8 menwerking gebracht.
Electrodebladen 66, welke zich in de groeven 64 bevinden, vormen een geleidend electrodeoppervlak, dat in één vlak ligt met het poreuze oppervlak van de poreuze substraat 60. Het geleidende electrode-5 oppervlak en het poreuze oppervlak vormen tezamen het oppervlaktegebied van het distale eind van de electrodegeleider volgens de uitvinding.
Boven- en zijaanzichten van het electrodeoppervlak van de bladen 66 en het poreuze oppervlak 60 zijn respectievelijk weergegeven in fig. 3 en 4. De bladen 66 strekken zich bij voorkeur in kruisvorm uit 10 de as 58 uit en zijn om de zijden van het poreuze deel 60 in de groeven 64 gebogen teneinde wat vorm betreft daarmede overeen te komen.
De poreuze substraat 60 wordt bij voorkeur vervaardigd uit een niet-geleidend, inert, bio-compatibel materiaal, zoals een keramisch materiaal of een polymeer.
15 Mogelijke materialen voor de poreuze substraat zijn aluminiumoxyde, siliciumnitride, bariumtitanaat, gedeeltelijk gestabiliseerd zirkoonoxyde, polypropeen, polyetheen, silicoonrubber, polyurethaan of een dergelijk materiaal. De substraat 60 kan poreus worden gemaakt door gebruik te maken van methoden, zoals laserboren, sinteren, schuimen, 20 enz. hetgeen leidt tot poriën van 5 - 300 micron om een optimale weef-selingroei mogelijk te maken.
In het Amerikaanse octrooischrift nr. 4.506.680 is een electrode beschreven, welke is voorzien van organen voor het elueren van geneesmiddelen teneinde de weefsel-ontstekingsresponsie tot een 25 minimum terug te brengen. Hier wordt niet in het bijzonder naar dit Amerikaanse octrooischrift verwezen. Volgens de uitvinding kunnen organen voor het elueren van geneesmiddelen direct in de niet-geleidende, poreuze substraat 60 zijn ondergebracht. Zoals later onder verwijzing naar de in de figuren 24 - 25 afgebeelde uitvoeringsvorm zal worden besproken, kan 30 ' de poreuze substraat 60 ook als een diffusieorgaan voor het bio-actieve middel worden gebruikt indien zich in het distale eind 4 een bron van het middel bevindt.
Bij één uitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt het bioactieve middel in een waterig of organisch oplosmiddel gesuspen-35 deerd en laat men dit slechts door capillaire werking in de poreuze structuur van de poreuze substraat 60 permeëren. Het middel kan ook in ft 7 f> 0 1 £ ... O / v* j... 5·· ‘ l' 9 de substraat 60 worden ondergebracht door de substraat 60 eerste te eva-cuëren en deze daarna aan een oplossing van het bioactieve middel bloot te stellen. Het middel kan ook onder druk of in de vorm van een polymeermatrix worden geïntroduceerd teneinde een bioactief middel bevattende 5 kanalen 68 te vormen, als aangegeven in fig. 5. Een andere variant is die, waarbij het middel wordt gesuspendeerd in een bij voorkeur biodegra-dabele polymeer, zoals polyglycolzuur of derivaten daarvan of evenzeer geschikte materialen, waarbij de suspensie onder druk in de poreuze substraat 60 wordt geïntroduceerd. Wanneer de polymeer wordt gebiodegra-10 deerd of wanneer het geneesmiddel wordt vrijgegeven, worden door het verwijderen van de polymeer/het geneesmiddel poriën geopend, waardoor een weefselingroei mogelijk wordt gemaakt. Het zal de vakman duidelijk zijn, dat organen voor het elueren van een bioactief middel in de poreuze delen van elk van de volgende voorkeursuitvoeringsvormen kunnen worden 15 ondergebracht.
De electrodebladen 66 worden bij voorkeur vervaardigd uit een dun (50 - 300 micron) biocompatibel, geleidend materiaal. Het electrodemateriaal kan bestaan uit platina, platina/iridium, titaan of een equivalent materiaal. De kruisvorm van de bladen 66, als aangegeven 20 in fig. 3, reduceert het electrodeoppervlaktegebied van de bladen 66 tot ongeveer 3- 4 mm2 bij een voorkeursuitvoeringsvorm. Het totale oppervlaktegebied van het distale eind 34 blijft evenwel groter dan deze waarde tengevolge van het poreuze oppervlaktegebied, dat door de poreuze substraat 60 wordt bijgedragen. De beschreven constructie maakt der-25 halve de kans op een perforatie van de hartwand minimaal omdat een betrekkelijk groot totaal oppervlaktegebied in direct contact staat met het hartweefsel.
Het is duidelijk, dat voor de bladen 66 andere vormen dan een kruisvorm mogelijk zijn. Zoals boven besproken worden de bladen 30 66 ondergebracht in de groeven 64 van de poreuze substraat 60 teneinde voor het naastgelegen weefsel een ononderbroken oppervlak te verschaffen.
De electrode 56 kan zodanig worden behandeld, dat deze een kleine polariserende microstructuur bezit. De microstructuur kan worden verkregen door blazen met glaskralen, electrochemisch neerslaan, 35 ionenbundel-texturering, spetteretsen of -neerslaan. De microstructuur om vat bij voorkeur een bekleding, vervaardigd door IMI-Marston, Wolverhampton, Groot-Brittannië, bekend als "K"-type.
Q *7 Γ, ' .· f : . O i K-· w v 10
Opgemerkt wordt, dat andere methoden voor het met elkaar verenigen van de metallische delen volgens de uitvinding dan krimpen, zoals lassen, mogelijk zijn. De poreuze substraat 60 kan ook aan de electrode 56 worden bevestigd door een reactiesmeltverbinding of onder 5 gebruik van hechtmiddelen.
De electrodebladen 66 kunnen ook een dunne bekleding van een geschikt geleidend materiaal omvatten, dat direct op de poreuze substraat 60 is aangebracht onder gebruik van een electrochemische of spetterneerslagmethode, zoals beschreven voor het verschaffen van de mi-10 crostructuur. Weer een ander alternatief voor het verkrijgen van de electrodebladen 66 bestaat in het aaneen sinteren van keramisch en metaal-poeder of keramische en metalen bolletjes en het daarna verwijderen van een gewenste hoeveelheid oppervlaktemetaal onder gebruik van een foto-etsmethode of een equivalente methode voor het verkrijgen van de 15 gewenste electrodevorm en het gewenste electrodeoppervlaktegebied.
Uit het bovenstaande blijkt, dat wordt voorzien in een electrode met een eerste onderdeel 56, dat geleidend is, en een tweede onderdeel 60, dat niet-geleidend en poreus is. Het eerste onderdeel 56 voorziet in de electrische karakteristieken, welke nodig zijn voor de 20 aftast- en stimulatiehandelingen, terwijl het tweede onderdeel 60 voorziet in de weefselingroei teneinde een stevige plaatsing van de electrode te vereenvoudigen. Tezamen verschaffen de vrijliggende oppervlaktege-bieden van het eerste en tweedeonderdeel 56, 60 het totale oppervlakte-gebied van het distale eind 34 van de stimulatorelectrodegeleider 30. Zo-25 als hierna zal worden besproken zijn volgens de uitvinding verschillende uitvoeringsvormen van een stimulatorelectrodegeleider mogelijk.
Fig. 6 toont een gedeeltelijke doorsnede van een implanteerbare geleider 30, meer in het bijzonder het distale eind 34, bij een tweede voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding. De krimpbuis 30 70 van de uitvoeringsvorm volgens fig. 6 omvat een ringvormige flens 72.
De ringvormige flens 72 dient als een zitting voor de poreuze substraat 60 en voorziet in een electrische verbinding tussen de krimpbuis 70 en de electrodebladen 66 bij de buitenomtrek van de substraat 60 en het iso-latiestelsel 38. De krimpbuis 70 is bij voorkeur voorzien van een afge-35 schuinde holte 74, welke mechanisch samenwerkt met een overeenkomstige afschuining op de as 76 van de electrode 56.
Fig. 7 toont een gedeeltelijke doorsnede van een derde .670;. - « 11 uitvoeringsvorm van een implanteerbare geleider 30, meer in het bijzonder het distale eindgebied 34 volgens de uitvinding. Fig. 8 toont een dwarsdoorsnede van het poreuze deel 78 van de derde voorkeursuitvoeringsvorm.
Zoals aangegeven in fig. 8 omvat de poreuze substraat 78 5 een axiale holte 78a, welke zich over de gehele lengte van de poreuze substraat 78 uitstrekt. De poreuze substraat 78 is voorts voorzien van een as 78b, welke zich in hoofdzaak in de axiale ruimte 44 van het isola-tielichaam 38 uitstrekt. De poreuze substraat 78 is verder voorzien van twee gleuven 78c (waarvan er slechts één in fig. 6 is weergegeven), 10 die bij voorkeur over een afstand van 180° ten opzichte van elkaar zijn aangebracht en welke zich over het grootste gedeelte van de lengte van de as 78b uitstrekken. De gleuven 78c vereenvoudigen het krimpen van de krimpbuis 48 en derhalve de montage van het distale eindgebied 34.
Het distale eindgebied 34 volgens fig. 7 wordt als 15 volgt gemonteerd. De krimpbuis 48, bij voorkeur een cilindrische mantel, wordt op de schroefvormige geleider 46 gekrompen onder gebruik van de ondersteuningspen 80, welke zich in de schroefvormige geleider 46 bevindt. Een afdichtplug 82 wordt in de krimpbuis 48 boven de schroefvormige geleider 46 en de steunpen 80 geplaatst. De electrodeas 84 van de electro-20 de 86 wordt in het distale eind van de holte 78a van de poreuze substraat 78 ingebracht. De krimpbuis 48 wordt op de as 84 gekrompen voor het tot stand brengen van de mechanische en electrische verbinding tussen de as 84 en de krimpbuis 48. De elecrode 86 wordt verder langs mechanische weg aan de poreuze substraat 78 bevestigd door de geleidende electrodebla-25 den 88 in hoofdzaak om het distale eind van de poreuze substraat 78 in de groeven 78d te vouwen of te walsen. Tenslotte kan het distale eind 34 worden gevuld met een hechtmiddel, zoals silicoonrubber, polyurethaan of epoxyhars teneinde een afdichting en een verdere mechanische bevestiging te verkrijgen.
30 Fig. 9 is een gedeeltelijke doorsnede van een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van een implanteerbare geleider 30, meer in het bijzonder het distale eindgebied 34 volgens de uitvinding. Een kap van een paddestoelvormige poreuze substraat 90 past op het distale eind van het isolatielichaam 38. De poreuze substraat 90 bezit een as 90a, welke 35 zich in de axiale ruimte 44 uitstrekt. De as 90a bezit een uitsteeksel 80b met gereduceerde diameter, dat wordt omgeven door en samenwerkt met de t8?D281ü 12 cilindrische krimpbuis 92. In de as 90a is een kegelvormige holte 90c aanwezig, die zich langs de centrale hartlijn van de poreuze substraat 90 uitstrekt. Een aantal vezels of draden 94 strekt zich vanuit de kegel-vormige holte 90c via de as 90a en naar buiten naar de kap van de poreu-5 ze substraat 90 uit. Het aantal draden 94 strekt zich zodanig door de substraat 90 uit, dat de vrijliggende uiteinden daarvan tezamen een electrodeoppervlaktegebied aan het oppervlak van de poreuze substraat 90 vormen.
Zoals blijkt uit fig. 10, treedt het aantal draden 94 10 aan het oppervlak van de poreuze substraat 90 zodanig uit, dat een electrodeoppervlaktegebied wordt gevormd. De ruimte tussen de draden 94 bepaalt een poreus oppervlaktegebied 90d.
Een steunpen 96 is gedeeltelijk in het distale eind van de schroefvormige geleider 46 aangebracht. De krimpbuis 92 fixeert 15 de schroefvormige geleider 46 mechanisch ten opzichte van de steunpen 96 en brengt daarmede een electrische verbinding tot stand. De steunpen 96 bezit een kegelvormig eind voor samenwerking met de draadsecties 94, welke zich via de substraat 90 in de kegelvormige holte 90c uitstrekken.
De steunpen 96 brengt daardoor een electrische verbinding tussen de 20 schroefvormige geleider 46 en de draden 94 tot stand.
De poreuze substraat 90 kan mechanisch met de krimpbuis 92 worden verenigd door compressie of solderen onder gebruik van methoden, welke gewoonlijk worden toegepast bij de vervaardiging van keramische doorvoeringen, of, indien de substraat 90 uit een polymeer bestaat, 25 door gebruik te maken van een geschikt hechtmiddel. Het is duidelijk, dat hierbij modificaties mogelijk zijn.
De electrodevezels 94 kunnen worden vervaardigd uit platina, platina/iridium, koolstof of equivalente materialen. De vezels 94 worden bij voorkeur in de poreuze substraat 90 ingebracht vóór de eind-30 fabricage van de substraat 90 door sinteren of vormen.
Fig. 11 is een gedeeltelijke doorsnede van een vijfde voorkeursuitvoeringsvorm van een implanteerbare geleider 30, meer in het bijzonder het distale eindgebied 34 volgens de uitvinding. De poreuze substraat 98 omvat een as 98a, welke zich in hoofdzaak over de lengte 35 van de axiale ruimte 44 uitstrekt. De schroefvormige geleider 46 omgeeft de as 98a en een krimpbuis 100, bij voorkeur bestaande uit een cilindrische mantel, omgeeft de schroefvormige geleider 46 in de axiale ruimte 44.
0 f* 9 ·'·' *, c 13
De krimpbuis 100 bevestigt de schroefvormige geleider 46 mechanisch op de as 98a en bevestigt de geleider 46 en de as 98a aan het stelsel 38.
De poreuze substraat 98 heeft een bolvormig uitsteeksel 98b, dat op het distale eind van het stelsel 38 rust. Een electrode, voor-5 zien van een plug 102, bevindt zich centraal aan het distale eind van de poreuze substraat 98. De electrisch geleidende plug 102 dient om een electrodespoel 104 aan het bolvormige uitsteeksel 98b van de poreuze substraat 98 te bevestigen. De electrische spoel 104 bevindt zich bij voorkeur ineen spiraalvormige groef 98c aan het oppervlak van de poreuze 10 substraat 98. De electrodespoel 104 strekt zich derhalve vanuit de plug 102 naar het bolvormige gedeelte 98b van de poreuze substraat 98 buiten het stelsel 38 uit. De electrodespoel 104 strekt zich in de axiale ruimte 44 uit en is gedeeltelijk om de as 98a gewikkeld. De krimpbuis 100 bevestigt de electrodespoel 104 op de as 98a en brengt derhalve een elec-15 trische verbinding tussen de geleider 46 en de spoel 104 tot stand.
Fig. 13 is een gedeeltelijke doorsnede van een zesde voorkeursuitvoeringsvorm van een implanteerbare geleider 30, meer in het bijzonder het distale eindgebied 34 volgens de uitvinding. De zesde voorkeur suitvoerings vorm omvat een poreuze substraat 106 met een centrale, 20 poreuze as 106a, welke zich over de lengte van de axiale ruimte 44 en voorbij het distale eind van het stelsel 38 uitstrekt. Een electrode-folie 108 is spiraalvormig in en gelamineerd ten opzichte van de poreuze substraat 106 gewikkeld. De folie 108 strekt zich bij voorkeur in radiale richting uit het midden van de poreuze substraat 106 uit waar-25 bij een gelamineerd rolstelsel van afwisselende lagen van folie 108 en poreus materiaal 106 wordt gevormd. De schroefvormige geleider 46 omgeeft de wikkeling 106 in de axiale ruimte 44 om daarmede een electrische verbinding tot stand te brengen. Een krimpbuis 110 bevestigt de geleider 46 op een sectie van de wikkeling 108, welke de as 106a van de substraat 30 106 omgeeft. De krimpbuis 110 strekt zich bij voorkeur over de lengte van de axiale ruimte 44 uit.
Fig. 14 is een gedeeltelijke doorsnede van een zevende voorkeursuitvoeringsvorm van een implanteerbare geleider 30, meer in het bijzonder het distale eindgebied 34 volgens de uitvinding. De zevende uit-35 voeringsvorm omvat een in het algemeen paddestoelvormige electrode 112 met een as 112a, welke zich in de axiale ruimte 44 uitstrekt. De wanden . f: 14 112b van de as 112a van de electrode 112 dienen als een krimpbuis. De schroefvormige geleider 46 past in het holle gedeelte, bepaald door de wanden 112b, en is door krimpen onder gebruik van een steunpen 114 bevestigd. Een kruisvormige, poreuze substraat 116 bevindt zich in de 5 kruisvormige holte 112c, welke in het oppervlak van de electrode 112 aanwezig is, zoals bij het uiteengenomen aanzicht volgens fig. 15 is aangegeven. Men kan evenwel andere geometrieën toepassen.
In de gemonteerde toestand vormen de electrode 112 en de poreuze substraat 116 voor het omgevende hartweefsel een ononder-10 broken oppervlak. Zoals uit fig. 15 blijkt, bepaalt de electrode 112 een electrodeoppervlak voor het electrisch stimuleren van het hartweefsel en het aftasten van hartcontracties, terwijl de poreuze substraat 116 een poreus oppervlaktegebied voor het bevorderen van de weefselbevesti-ging bepaalt.
15 Zoals aangegeven in fig. 16 rust de poreuze substraat 116 op een rand 112d, welke de buitenomtrek van de groeven 112c bepaalt. Het poreuze element 116 wordt dan in de holte 112c gebracht en rust op de rand 112d. Fig. 17 toont een andere uitvoeringsvorm van het electrode-deel 112 zonder de rand 112d.
20 Fig. 18 is een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van de electrode 112 en de poreuze substraat 116, waarbij vervormde hoeken 112e van de electrode 112 op een mechanische wijze samenwerken met overeenkomstige holten 116a in de poreuze substraat 116. Fig. 19 is een dwarsdoorsnede van een distaai eindgebied overeenkomstig fig. 18 be-25 schouwd over de lijn XIX - XIX. In fig. 19 ziet men, dat vervormde heoek 112e samenwerken met de holten 116a. Fig. 20 is een perspectivisch aanzicht van het poreuze deel van de figuren 18 en 19, waarbij eveneens de holten 116a zijn aangegeven.
Bij deze zevende uitvoeringsvorm bestaat de electrode 30 112 bij voorkeur uit een massief, biocompatibel, geleidend materiaal, zo als platina, platina/iridium, titaan of een equivalent materiaal. De electrode 112 is machinaal in de in fig. 16 ofwel de in fig. 17 aangegeven vorm gebracht. Het oppervlak van de electrode 112 voor het electrisch stimuleren van hartweefsel en het aftasten van hartcontracties, kan worden 35 behandeld door een texturering met glaskralen, een spetter-etsmethode of een neerslagmethode voor het verschaffen van de gewenste microstructuur.
. 87 0 2 BH
15
De poreuze substraat 116 kan worden vervaardigd uit elk van de niet-geleidende biocompatibele materialen, zoals een keramisch materiaal of een polymeer, zoals boven is beschreven.
Fig. 21 toont een gedeeltelijke doorsnede van een acht-5 te voorkeursuitvoeringsvorm van een implanteerbare geleider 30, meer in het bijzonder een distaai eindgebied 34 volgens de uitvinding. Fig. 22 toont een bovenaanzicht van het distale eindgebied 34 volgens fig. 21. Zoals uit de figuren 21 en 22 blijkt, is bij de achtste voorkeursuitvoeringsvorm de electrode functioneel gesplitst in twee gescheiden de-10 len overeenkomstig de aftast- en stimulatiehandelingen. D.w.z., dat de electrode een stimulatie-electrode 120 en een aftastelectrode 122 omvat.
De stimulatie-electrode 120 bepaalt een "maltezer kruis"-gevormd stimu-latieoppervlaktegebied 120a, als aangegeven in fig. 22, en de aftastelectrode 122 bepaalt vier taartpuntvormige aftastvlakken 122a. Elk aftast-15 oppervlak 122a, als aangegeven in fig. 22, strekt zich vanuit de omtrek van het distale eind 34 naar binnen tussen twee overeenkomstige delen van het stimulatieoppervlak 122a uit. De oppervlakken 122a strekken zich ook langs de zijden van het distale eindgebied 34 uit totdat zij het stelsel 38 bereiken. Tussen de oppervlakken 120a en 122a bepaalt een poreu-20 ze substraat 124 een poreus oppervlak 124a voor het bevordere van de weefselingroei en -bevestiging. Het oppervlak 124a strekt zich ook langs de zijden van het distale eind 34 uit zoals de oppervlakken 122a.
De afstand tussen de stimulatie-electrode 120 en de aftastelectrode 122 is het best weergegeven in fig. 21. Het stelsel 38 be-25 zit een centraal kanaal 126 door welk kanaal zich een eerste schroefvormige geleider 128 in hoofdzaak tot het distale eind van het stelsel 38 uitstrekt. De geleider 128 bezit een buitendiameter, welke overeenkomt met de binnendiameter van het kanaal 126. Het electrodegedeelte 122 omvat een holle, cilindrische as 122a, die zich gedeeltelijk in het kanaal 30 126 vanuit het distale eind van het stelsel 38 uitstrekt. Het uitsteeksel 122a bezit een buitendiameter, welke voldoende is om te passen in en een electrische verbinding tot stand te brengen met de geleider 128. Het verlengstuk 122a bezit ook een binnendiameter, welke bestemd is om een holle as 124a van het poreuze deel 124 te omgeven. De holle as 124a strekt 35 zich langs het uitsteeksel 122a in het centrale kanaal 126 uit. De holle as 124a van het poreuze deel 124 bezit een binnendiameter, waarbij de as . 8 7 0 2 B 1 f \ 16 om een as 120a van de stimulatie-electrode 120a past. De as 120a strekt zich voorbij de holle as 124a in het centrale kanaal 126 uit.
Een tweede schroefvormige stimulatiegeleider 130 omgeeft een gedeelte van de as 120a en steekt buiten de holle as 122a uit en 5 brengt een electrische verbinding daarmede tot stand. In de lijn 30 is tussen de geleiders 128 en 130 een isolerende mantel 132 coaxiaal opgesteld. De isolerende mantel 132 strekt zich naar de electrode 122 uit en omgeeft op een coaxiale wijze een gedeelte van de holle as 124a, dat zich voorbij het uitsteeksel 122a uitstrekt.
10 Bij de achtste in fig. 21 en 22 afgebeelde uitvoerings vorm heeft het stimulatie-oppervlak 120a een betrekkelijk klein opper-vlaktegebied (minder dan 4 mm*), dat in contact staat met het hartweefsel teneinde de stimulatie-impedantie te vergroten. Het aftastoppervlak 122a heeft bij voorkeur een groter oppervlaktegebied, dat in aanraking is met 15 het hartweefsel teneinde de aftastimpedantie te verkleinen; dit kan verder worden verbeterd door aan het oppervlak van de electrode 122 te voorzien in een verbeterde microstructuur 122b bijvoorbeeld door texturering of dergelijke. De aftast- en stimulatiehandelingen kunnen ten opzichte van de electroden 120, 122 worden verwisseld of de twee electroden kun-20 nen tezamen worden gebruikt teneinde op een enkelvoudige wijze een aftast- of stimulatie-functie te vervullen.
Fig. 23 is een gedeeltelijke doorsnede van een negende voorkeursuitvoeringsvorm van een implanteerbare geleider 30, meer in het bijzonder het distale eindgebied 34 volgens de uitvinding. De negen-25 de uitvoeringsvorm omvat een electrode 134 met een holle as 134a, die zich in de axiale ruimte 44 uitstrekt. Een schroefvormige geleider 46 strekt zich in de holle as 134a uit en wordt onder gebruik van een steunpen 136 op zijn plaats gehouden. De electrode 134 strekt zich vanuit het distale eind van het stelsel 38 met in hoofdzaak dezelfde diame-30 ter als de axiale ruimte 42 naar buiten uit en eindigt in een paddestoelvormige kap. Een poreuze substraat 138 bestaat uit een ring, die het gedeelte van de electrode 134 met dezelfde inwendige diameter als de axiale ruimte 44 omgeeft. Het poreuze deel 138 bevindt zich tussen het distale eind van het stelsel 38 en de paddestoelvormige kap van de electrode 134.
35 Fig. 24 is een gedeeltelijke doorsnede van een tiende voorkeursuitvoeringsvorm van een implanteerbare geleider 30, meer in het .870281? * 17 bijzonder het distale eindgebied 34 volgens de uitvinding. De tiende uitvoeringsvorm omvat een paddestoelvormig, poreus deel 140 met een holle steel 140a, welke zich vanuit het distale eind van het stelsel 38 door de axiale ruimte 44 in het axiale kanaal 42 uitstrekt. Het poreuze 5 deel 40 bezit een paddestoelvormige kap, welke op het distale eind van het stelsel 38 rust. De centrale holle steel 140a is coaxiaal binnen het axiale kanaal 42 in het gebied van de ruimte 44 opgesteld. Een krimpbuis 142 bevindt zich in de holle steel 140a in het gebied van de axiale ruimte 44. Bij het proximale eind daarvan bezit de krimpbuis 142 een 10 axiale holte 142a voor het samenwerken met en het tot stand brengen van een electrische verbinding met de schroefvormige geleider 44. Aan het distale eind daarvan bezit de krimpbuis 142 een tweede axiale holte 142b, welke zich vanuit een punt binnen de axiale ruimte 44 uitstrekt naar een punt, waarin de holle steel 140a uit de kap van de poreuze 15 substraat 140 uittreedt.
In de holte 142b bevindt zich een inrichting 144 voor het afleveren van een bioactief middel. De krimpbuis 142 is voorzien van kanalen 146, welke vanuit het poreuze deel 140 naar de holte 142b in de nabijheid van de inrichting 144 voor het afleveren van het bioactieve 20 middel uitstrekken.
Een electrode 148, voorzien van electrodebladen 148a, staat in contact met het distale eind van de krimpbuis 142. De electrodebladen 148a zijn om paddestoelvormige kap van het poreuze deel 140 gebogen en onder de kap en bij het distale eind van het stelsel 38 gekrom-25 pen. Er is een electrodeplug 148b aanwezig om de bladen 148 op de krimp-buis 142 te krimpen en voor het afdichten van de ruimte 142b is een elastomere "0"-ring 150 bestaande uit een biocompatibel materiaal, zoals siliconrubber, aanwezig.
Fig. 25 is een bovenaanzicht van het distale eindgebied 30 34 van fig. 24. De electrodebladen 148a en de electrodeplug 148b vormen tezamen een electrodeoppervlak voor het stimuleren van het hartweefsel en het aftasten van hartcontracties. Een oppervlak vein het poreuze deel 140 is ook vrijgegeven aan het omgevende weefsel en dient voor het bevorderen van de weefselingroei.
35 Een belangrijk kenmerk van de tiende uitvoeringsvorm is het daarin aanwezig zijn van organen voor het elueren van een bioactief
. 87 02 PU
18 middel. Het bioactieve middel wordt uit de inrichting 144 voor het toevoeren van het bioactieve middel toegevoerd aan de holte 142b en de kanalen 146. Het middel wordt door middel van de kanalen 146 door het poreuze deel 140 gedispergeerd. De "0"-ring 150 dicht de holte 142 af, zodat het bio-5 actieve middel niet direct in het weefsel wordt gevoerd.
De inrichting voor het toevoeren van het middel kan bestaan uit elk orgaan voor het toevoeren van geneesmiddelen doch omvat bij voorkeur een polymere structuur, welke het middel bevat. Mogelijke materialen voor de polymere structuur zijn silicoonrubber, ethyl- en 10 vinylacetaat en de copolymeren daarvan, polyhydroxyethylmethacrylaat (HEMA of POLYHEMA) en de derivaten en copolymeren daarvan, polyurethaan of andere geschikte biocompatibele materialen. De porieafmeting van het poreuze deel 140 wordt zodanig gekozen, dat een optimale elutiesnelheid wordt verzekerd. Het middel wordt zodanig gekozen, dat de vorming van de 15 vezelvormige capsule om de implantering tot een minimum wordt teruggebracht. Het middel kan bestaan uit een anti-ontstekingsmiddel ofwel een middel, dat met voorkeur de groei van hartcellen naar de implantering bevordert d.w.z. een groeifactormiddel of een middel, dat de biochemische aard van de vezelvormige capsule wijzigt d.w.z. een collageen-modifica-20 tor.
Ofschoon in de figuren 1-25 een aantal verschillende uitvoeringsvormen is weergegeven is het de bedoeling, dat de beschreven details van constructie tot constructie kunnen worden verwisseld, waarbij al deze modificaties binnen het kader van de uitvinding vallen.
25 .8702810

Claims (18)

1. Implanteerbare stimulatiegeleider voor een hartstimula- tor voorzien van een proximaal eind, dat bestemd is om met een pulsgenerator te worden verbonden, en een distaal eindgebied met een oppervlakte-gebied, dat bestemd is om fysisch contact te maken met het hartweefsel 5 om het hartweefsel te stimuleren, hartcontracties af te tasten en weefsel-ingroei te bevorderen, waarbij het distale eindgebied is gekenmerkt door een eerste onderdeel, dat een geleidende electrode bepaalt, welke is voorzien van een geleidend oppervlaktegebied, dat een eerste gedeelte van het distale eindoppervlaktegebied vormt teneinde het hartweefsel te 10 stimuleren en hartcontracties af te tasten, en een tweede onderdeel, dat een niet-geleidende, poreuze substraat bepaalt, welke is voorzien van een poreus oppervlaktegebied, dat een tweede gedeelte van het distale eindoppervlaktegebied vormt teneinde weefselingroei en bevestiging van het distale eind aan het hartweefsel te bevorderen.
2. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de poreuze substraat uit een isolatiemateriaal bestaat.
3. Geleider volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het isolatiemateriaal uit een keramisch materiaal bestaat.
4. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 electrode uit een inerte metallische geleider bestaat.
5. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de electrode is voorzien van een eerste holte voor het opnemen van de substraat.
6. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 25 substraat is voorzien van een tweede holte voor het opnemen van de electrode .
7. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de electrode uit platina bestaat.
8. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 30 electrode voorts is voorzien van een stimulatiegedeelte met een stimula- tie-oppervlaktegebied, dat innig contact maakt met het hartweefsel, en een aftastgedeelte met een aftastoppervlaktegebied, dat innig contact maakt .8702816 met het hartweefsel, waarbij de eerste en tweede gedeelten electrisch ten opzichte van elkaar zijn geïsoleerd.
9. Geleider volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het stimulatiegedeelte een oppervlaktegebied, kleiner dan ongeveer 4 mm2 be- 5 zit.
10. Geleider volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de electrode een vergrote microstructuur voor het verlagen van de aftast-impedantie bezit.
11. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 10 electrode een oppervlak met een vergrote microstructuur bezit.
12. Geleider volgens conclusie 1, gekenmerkt door organen, welke in het eindgebied zijn ondergebracht om een bioactief middel aan het hartweefsel bij het distale eindgebied toe te voeren teneinde de ont-stekingsresponsie te reduceren.
13. Geleider volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de toevoerorganen zich in de poreuze substraat bevinden.
14. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de poreuze substraat bestaat uit een materiaal, gekozen uit de groep bestaande uit aluminiumoxyde, siliciumnitride, bariumtitanaat, gedeeltelijk 20 gestabiliseerd zirkoonoxyde, polypropeen, polyetheen, silicoonrubber en polyurethaan.
15. Geleider volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de vergrote microstructuur wordt verkregen door een proces, gekozen uit de groep, bestaande uit bestralen met glaskogels, electrochemisch neerslaan, 25 ionenbundeltexturering, spetter-etsen en -neerslaan.
16. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de electrode is voorzien van een aantal draden, welke zich door de poreuze substraat uitstrekken en waarvan de uiteinden aan het oppervlak van de substraat vrijkomen, waarbij de vrijliggende einden tezamen het geleiden- 30 de oppervlaktegebied bepalen.
17. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleider verder is voorzien van een hol isolatielichaam met een centraal kanaal, een schroefvormige geleider, welke in het centrale kanaal is ondergebracht en een krimpbuis, welke dient om de electrode en de poreuze 35 substraat aan het lichaam te bevestigen en de geleider met de electrode electrisch te koppelen. , 8 7 0 'c v w
18. Geleider volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de toevoerorganen zijn voorzien van een bioactief middel, dat in de poreuze substraat is gedispergeerd en bestemd is om met een voorafbepaalde snelheid uit de poreuze substraat in het hartweefsel te diffunderen. . 8 ? C i .
NL8702816A 1986-11-24 1987-11-24 Hartstimulatorelektrode. NL8702816A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US93399886 1986-11-24
US06/933,998 US4784161A (en) 1986-11-24 1986-11-24 Porous pacemaker electrode tip using a porous substrate

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8702816A true NL8702816A (nl) 1988-06-16

Family

ID=25464783

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8702816A NL8702816A (nl) 1986-11-24 1987-11-24 Hartstimulatorelektrode.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4784161A (nl)
DE (1) DE3739826A1 (nl)
FR (1) FR2607013B1 (nl)
GB (2) GB2201092B (nl)
IT (1) IT1235537B (nl)
NL (1) NL8702816A (nl)

Families Citing this family (98)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5330520A (en) * 1986-05-15 1994-07-19 Telectronics Pacing Systems, Inc. Implantable electrode and sensor lead apparatus
DE3735137A1 (de) * 1987-10-16 1989-05-03 Siemens Ag Anordnung zum abgeben von medikamenten bei einem implantierbaren medizinischen geraet
US5074313A (en) * 1989-03-20 1991-12-24 Cardiac Pacemakers, Inc. Porous electrode with enhanced reactive surface
US4928689A (en) * 1989-05-15 1990-05-29 Cardiac Pacemakers, Inc. Rate adaptive cardiac pacer system having living cell tissue for sensing physiologic demand
US5255693A (en) * 1989-11-02 1993-10-26 Possis Medical, Inc. Cardiac lead
US5217028A (en) * 1989-11-02 1993-06-08 Possis Medical, Inc. Bipolar cardiac lead with drug eluting device
US5097843A (en) * 1990-04-10 1992-03-24 Siemens-Pacesetter, Inc. Porous electrode for a pacemaker
US5087243A (en) * 1990-06-18 1992-02-11 Boaz Avitall Myocardial iontophoresis
SE9102778D0 (sv) * 1991-09-25 1991-09-25 Siemens Elema Ab Implanterbar medicinsk anordning
EP0547256A1 (en) * 1991-12-16 1993-06-23 M.E.D.I. CO. ITALIA S.r.L. Improved three-pole electrocatheter cardiac stimulation
DE69321030T3 (de) * 1992-05-25 2006-07-13 St. Jude Medical Ab Einrichtung zur Stimulation des Herzens
US5318572A (en) * 1992-06-02 1994-06-07 Siemens Pacesetter, Inc. High efficiency tissue stimulating and signal sensing electrode
DE4219083C1 (de) * 1992-06-11 1993-10-07 Vasco Med Inst Fuer Katheterte Elektrode zur Aufnahme von Flüssigkeit
FR2693115B1 (fr) * 1992-07-02 1994-08-19 Celsa Lg Conducteur électrique implantable et ensemble de stimulation notamment cardiaque.
DE4231600B4 (de) * 1992-09-17 2004-08-12 Biotronik Meß- und Therapiegeräte GmbH & Co. Ingenieurbüro Berlin Implantierbares Defibrillationssystem
US5496362A (en) * 1992-11-24 1996-03-05 Cardiac Pacemakers, Inc. Implantable conformal coil patch electrode with multiple conductive elements for cardioversion and defibrillation
AU5214193A (en) * 1992-12-03 1994-06-16 Pacesetter Ab Implantable medical device lead assembly having high efficiency, flexible electrode head
US5385578A (en) * 1993-02-18 1995-01-31 Ventritex, Inc. Electrical connection for medical electrical stimulation electrodes
US5330525A (en) * 1993-04-29 1994-07-19 Medtronic, Inc. Epicardial lead having dual rotatable anchors
US5408744A (en) * 1993-04-30 1995-04-25 Medtronic, Inc. Substrate for a sintered electrode
US5488768A (en) * 1993-09-24 1996-02-06 Ventritex, Inc. Method of forming a defibrillation electrode connection
CA2174246C (en) * 1993-10-29 2004-05-11 Gary R. Schildgen Method of manufacturing a medical electrical lead
US5531781A (en) * 1993-11-02 1996-07-02 Alferness; Clifton A. Implantable lead having a steering distal guide tip
US5397343A (en) * 1993-12-09 1995-03-14 Medtronic, Inc. Medical electrical lead having counter fixation anchoring system
US5489294A (en) * 1994-02-01 1996-02-06 Medtronic, Inc. Steroid eluting stitch-in chronic cardiac lead
CA2188563C (en) 1994-04-29 2005-08-02 Andrew W. Buirge Stent with collagen
US5522874A (en) * 1994-07-28 1996-06-04 Gates; James T. Medical lead having segmented electrode
US5545207A (en) * 1994-08-24 1996-08-13 Medtronic, Inc. Medical electrical lead having stable fixation system
US5522872A (en) * 1994-12-07 1996-06-04 Ventritex, Inc. Electrode-conductor sleeve joint for cardiac lead
US5654030A (en) * 1995-02-07 1997-08-05 Intermedics, Inc. Method of making implantable stimulation electrodes
US5683443A (en) * 1995-02-07 1997-11-04 Intermedics, Inc. Implantable stimulation electrodes with non-native metal oxide coating mixtures
SE9500618D0 (sv) * 1995-02-20 1995-02-20 Pacesetter Ab Elektrodkontaktdon, speciellt elektrodkontakthuvud respektive elektrodanslutningsdon till elektrodkabel för hjärtstimulator, samt förfarande för framställning av ett elektrodkontaktdon
DE29603805U1 (de) 1996-03-01 1997-07-03 Michel Ulrich Dipl Ing Vorrichtung zur transvenösen Kardioversion von Vorhofflimmern oder Vorhofflattern
US6461357B1 (en) 1997-02-12 2002-10-08 Oratec Interventions, Inc. Electrode for electrosurgical ablation of tissue
US6126682A (en) 1996-08-13 2000-10-03 Oratec Interventions, Inc. Method for treating annular fissures in intervertebral discs
DE19645155C2 (de) * 1996-11-02 2001-09-13 Heraeus Gmbh W C Elektrode für die Implantation in Körpergewebe, Verfahren zu ihrer Herstellung und ihre Verwendung (I)
DE19645162C2 (de) * 1996-11-02 2001-08-30 Heraeus Gmbh W C Elektrode für die Implantation in Körpergewebe, Verfahren zu ihrer Herstellung und ihre Verwendung (II)
US5871529A (en) * 1997-01-16 1999-02-16 Cardiac Pacemakers, Inc. Electrode for high impedance heart stimulation
US6134463A (en) * 1997-03-31 2000-10-17 Cordis Webster, Inc. Electrophysiology catheter with a bullseye electrode
US5991667A (en) * 1997-11-10 1999-11-23 Vitatron Medical, B.V. Pacing lead with porous electrode for stable low threshold high impedance pacing
US6152954A (en) * 1998-07-22 2000-11-28 Cardiac Pacemakers, Inc. Single pass lead having retractable, actively attached electrode for pacing and sensing
US6321122B1 (en) 1998-07-22 2001-11-20 Cardiac Pacemakers, Inc. Single pass defibrillation/pacing lead with passively attached electrode for pacing and sensing
US6501994B1 (en) 1997-12-24 2002-12-31 Cardiac Pacemakers, Inc. High impedance electrode tip
US6212434B1 (en) 1998-07-22 2001-04-03 Cardiac Pacemakers, Inc. Single pass lead system
US6085119A (en) * 1998-07-22 2000-07-04 Cardiac Pacemakers, Inc. Single pass endocardial lead for multi-site atrial pacing
FR2777465B1 (fr) * 1998-04-15 2000-06-09 Ela Medical Sa Sonde a impedance accrue pour dispositif medical implante, notamment pour stimulateur cardiaque
US7658727B1 (en) 1998-04-20 2010-02-09 Medtronic, Inc Implantable medical device with enhanced biocompatibility and biostability
US6501990B1 (en) 1999-12-23 2002-12-31 Cardiac Pacemakers, Inc. Extendable and retractable lead having a snap-fit terminal connector
US6463334B1 (en) 1998-11-02 2002-10-08 Cardiac Pacemakers, Inc. Extendable and retractable lead
US6168801B1 (en) 1998-09-09 2001-01-02 Cardiac Pacemakers, Inc. Controlled release drug delivery
US6061595A (en) * 1999-01-04 2000-05-09 Pacesetter, Inc. Laser spot weld winding to connector joint
US6293594B1 (en) 1999-01-20 2001-09-25 Pacesetter, Inc. Joining a winding to a connector using a transition ring
US6304786B1 (en) * 1999-03-29 2001-10-16 Cardiac Pacemakers, Inc. Implantable lead with dissolvable coating for improved fixation and extraction
ES2230826T3 (es) 1999-04-02 2005-05-01 Sorin Biomedica Crm S.R.L. Estructura de anclaje para electrodos implantables.
US6363286B1 (en) * 1999-09-24 2002-03-26 Cardiac Pacemakers, Inc. High impedance electrode assembly
AUPR148400A0 (en) * 2000-11-14 2000-12-07 Cochlear Limited Apparatus for delivery of pharmaceuticals to the cochlea
US9089450B2 (en) * 2000-11-14 2015-07-28 Cochlear Limited Implantatable component having an accessible lumen and a drug release capsule for introduction into same
JP4136666B2 (ja) * 2001-03-30 2008-08-20 株式会社ニデック 人工眼システム
US6813521B2 (en) * 2001-04-17 2004-11-02 Medtronic, Inc. Medical electrical lead
US6697675B1 (en) 2001-06-14 2004-02-24 Pacesetter, Inc. Laser welded joint for implantable lead
US20030208247A1 (en) * 2001-09-28 2003-11-06 Michele Spinelli Implantable stimulation lead with tissue in-growth anchor
US6978185B2 (en) * 2001-11-09 2005-12-20 Oscor Inc. Multifilar conductor for cardiac leads
US7187980B2 (en) * 2001-11-09 2007-03-06 Oscor Inc. Cardiac lead with steroid eluting ring
AUPR879201A0 (en) * 2001-11-09 2001-12-06 Cochlear Limited Subthreshold stimulation of a cochlea
US7177704B2 (en) * 2002-04-29 2007-02-13 Medtronic, Inc. Pacing method and apparatus
US7082335B2 (en) * 2002-09-30 2006-07-25 Medtronic, Inc. Multipolar pacing method and apparatus
AT507045B1 (de) * 2002-11-29 2010-04-15 Cochlear Ltd Implantierbare, gewebe-stimulierende vorrichtung
US6922579B2 (en) * 2002-12-12 2005-07-26 Scimed Life Systems, Inc. La placian electrode
EP1428551A1 (de) * 2002-12-13 2004-06-16 W.C. Heraeus GmbH & Co. KG Stimulationselektrode, sowie deren Herstellung und Verwendung
US7245973B2 (en) 2003-12-23 2007-07-17 Cardiac Pacemakers, Inc. His bundle mapping, pacing, and injection lead
US8002822B2 (en) * 2004-01-22 2011-08-23 Isoflux, Inc. Radiopaque coating for biomedical devices
CA2553693A1 (en) * 2004-01-22 2005-08-11 Isoflux, Inc. Radiopaque coating for biomedical devices
CA2572072C (en) * 2004-06-28 2013-06-11 Isoflux, Inc. Porous coatings for biomedical implants
US20060015026A1 (en) * 2004-07-13 2006-01-19 Glocker David A Porous coatings on electrodes for biomedical implants
US8423139B2 (en) 2004-12-20 2013-04-16 Cardiac Pacemakers, Inc. Methods, devices and systems for cardiac rhythm management using an electrode arrangement
US8290586B2 (en) 2004-12-20 2012-10-16 Cardiac Pacemakers, Inc. Methods, devices and systems for single-chamber pacing using a dual-chamber pacing device
US8005544B2 (en) 2004-12-20 2011-08-23 Cardiac Pacemakers, Inc. Endocardial pacing devices and methods useful for resynchronization and defibrillation
AR047851A1 (es) 2004-12-20 2006-03-01 Giniger Alberto German Un nuevo marcapasos que restablece o preserva la conduccion electrica fisiologica del corazon y un metodo de aplicacion
US8010192B2 (en) 2004-12-20 2011-08-30 Cardiac Pacemakers, Inc. Endocardial pacing relating to conduction abnormalities
US8010191B2 (en) 2004-12-20 2011-08-30 Cardiac Pacemakers, Inc. Systems, devices and methods for monitoring efficiency of pacing
US8326423B2 (en) 2004-12-20 2012-12-04 Cardiac Pacemakers, Inc. Devices and methods for steering electrical stimulation in cardiac rhythm management
US7650193B2 (en) 2005-06-10 2010-01-19 Cardiac Pacemakers, Inc. Lead assembly with porous polyethylene cover
US20070225610A1 (en) * 2006-03-27 2007-09-27 Boston Scientific Scimed, Inc. Capturing electrical signals with a catheter needle
US7729779B2 (en) * 2006-03-29 2010-06-01 Bacoustics, Llc Electrodes for transcutaneous electrical nerve stimulator
US20070255157A1 (en) * 2006-04-28 2007-11-01 Stancer Christopher C Drug eluting shroud-based electrodes
DE102006032240A1 (de) * 2006-07-12 2008-01-17 Biotronik Crm Patent Ag Implantierbare Elektrodenvorrichtung
US8133215B2 (en) * 2007-08-13 2012-03-13 Cochlear Limited Independently-manufactured drug delivery module and corresponding receptacle in an implantable medical device
US8275468B2 (en) * 2008-07-03 2012-09-25 Cardiac Pacemakers, Inc. Helical fixation member with chemical elution capabilities
US8688234B2 (en) 2008-12-19 2014-04-01 Cardiac Pacemakers, Inc. Devices, methods, and systems including cardiac pacing
WO2011139691A1 (en) 2010-04-27 2011-11-10 Cardiac Pacemakers, Inc. His-bundle capture verification and monitoring
US8617097B2 (en) 2010-05-24 2013-12-31 Cochlear Limited Drug-delivery accessory for an implantable medical device
US20150080906A1 (en) * 2012-04-20 2015-03-19 Neurodan A/S Implantable medical device
US9201285B2 (en) 2012-11-11 2015-12-01 Lensvector Inc. Capacitively coupled electric field control device
US10328268B2 (en) 2014-09-04 2019-06-25 AtaCor Medical, Inc. Cardiac pacing
US10743960B2 (en) 2014-09-04 2020-08-18 AtaCor Medical, Inc. Cardiac arrhythmia treatment devices and delivery
US10765858B2 (en) * 2014-11-05 2020-09-08 Medtronic, Inc. Extravascular lead designs for optimized pacing and sensing having segmented, partially electrically insulated defibrillation coils
US11097109B2 (en) 2014-11-24 2021-08-24 AtaCor Medical, Inc. Cardiac pacing sensing and control
WO2020243534A1 (en) * 2019-05-29 2020-12-03 AtaCor Medical, Inc. Implantable electrical leads and associated delivery systems

Family Cites Families (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3737579A (en) * 1971-04-19 1973-06-05 Medtronic Inc Body tissue electrode and device for screwing the electrode into body tissue
DE2319054C3 (de) * 1973-04-14 1980-03-06 Hans Dr.Med. Stockholm Lagergren Elektrodenanordnung
US4011861A (en) * 1974-04-03 1977-03-15 Case Western Reserve University Implantable electric terminal for organic tissue
AR208018A1 (es) * 1975-02-07 1976-11-22 Medtronic Inc Un electrodo cardiaco no fibroso
US4010758A (en) * 1975-09-03 1977-03-08 Medtronic, Inc. Bipolar body tissue electrode
US4030509A (en) * 1975-09-30 1977-06-21 Mieczyslaw Mirowski Implantable electrodes for accomplishing ventricular defibrillation and pacing and method of electrode implantation and utilization
DE2613086B2 (de) * 1976-03-26 1979-10-11 Siemens Ag, 1000 Berlin Und 8000 Muenchen Endocardelektrode
US4142530A (en) * 1978-03-06 1979-03-06 Vitatron Medical B. V. Epicardial lead
DE2842318C2 (de) * 1978-09-28 1985-05-23 Siemens AG, 1000 Berlin und 8000 München Implantierbare Kohlenstoffelektrode
WO1980002231A1 (en) * 1979-04-24 1980-10-30 J Donachy Long-life flexible electrode lead
DE2922354A1 (de) * 1979-06-01 1980-12-11 Bisping Hans Juergen Transvenoese herzschrittmacher-elektrode
US4282886A (en) * 1979-11-13 1981-08-11 Medtronic, Inc. Adhesive bonded positive fixation epicardial lead
JPS625174Y2 (nl) * 1980-09-02 1987-02-05
US4408604A (en) * 1981-04-06 1983-10-11 Teletronics Pty, Limited Porous pacemaker electrode tip
US4407302A (en) * 1981-04-06 1983-10-04 Telectronics Pty., Ltd. Cardiac pacemaker electrode tip structure
DE3203759A1 (de) * 1982-02-04 1983-08-11 W.C. Heraeus Gmbh, 6450 Hanau Stimulationselektrode und verfahren zu deren herstellung
DE3300668A1 (de) * 1983-01-11 1984-07-12 Siemens AG, 1000 Berlin und 8000 München Elektrode fuer medizinische anwendungen
US4506680A (en) * 1983-03-17 1985-03-26 Medtronic, Inc. Drug dispensing body implantable lead
US4502492A (en) * 1983-04-28 1985-03-05 Medtronic, Inc. Low-polarization low-threshold electrode
US4534366A (en) * 1983-08-03 1985-08-13 Soukup Thomas M Carbon fiber pacing electrode
US4662382A (en) * 1985-01-16 1987-05-05 Intermedics, Inc. Pacemaker lead with enhanced sensitivity
US4577642A (en) * 1985-02-27 1986-03-25 Medtronic, Inc. Drug dispensing body implantable lead employing molecular sieves and methods of fabrication
US4620550A (en) * 1985-04-15 1986-11-04 Schering A.G. Implantable bipolar stimulating electrode

Also Published As

Publication number Publication date
IT1235537B (it) 1992-09-09
FR2607013B1 (fr) 1996-01-26
GB2240721A (en) 1991-08-14
GB2240721B (en) 1991-10-23
GB2201092B (en) 1991-10-23
DE3739826A1 (de) 1988-07-14
FR2607013A1 (fr) 1988-05-27
IT8722740A0 (it) 1987-11-24
GB2201092A (en) 1988-08-24
GB9105265D0 (en) 1991-04-24
US4784161A (en) 1988-11-15
GB8727465D0 (en) 1987-12-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8702816A (nl) Hartstimulatorelektrode.
US4844099A (en) Porous pacemaker electrode tip using a porous substrate
US4149542A (en) Endocardial electrode
US5578068A (en) Medical electrical lead with radially asymmetric tip
US5630839A (en) Multi-electrode cochlear implant and method of manufacturing the same
EP0601806B1 (en) Implantable medical device lead assembly having high efficiency, flexible electrode head
US6671562B2 (en) High impedance drug eluting cardiac lead
US5800500A (en) Cochlear implant with shape memory material and method for implanting the same
EP0966310B1 (en) Apparatus and method for perimodiolar cochlear implant with retro-positioning
US6405091B1 (en) Lead assembly with masked microdisk tip electrode and monolithic controlled release device
JP2574075B2 (ja) 植え込み可能な電極
US5545201A (en) Bipolar active fixation lead for sensing and pacing the heart
US5447533A (en) Implantable stimulation lead having an advanceable therapeutic drug delivery system
US6615483B2 (en) Method for coating a tip region of a multipolar electrode lead
US5991667A (en) Pacing lead with porous electrode for stable low threshold high impedance pacing
US8755910B2 (en) Reference electrodes for inner ear stimulation devices
US5545207A (en) Medical electrical lead having stable fixation system
JPH06312025A (ja) 人体刺激/感知リード、同電極及びこの電極の製造方法
EP0422363A1 (en) Screw-in drug eluting medical lead for implantation
US20170340224A1 (en) Detection/stimulation microlead implantable in a vessel of the venous, arterial or lymphatic network
CA2322769A1 (en) Cardiac pacemaker lead with swaged distal electrode
US5397343A (en) Medical electrical lead having counter fixation anchoring system
US6363287B1 (en) Steroid elution electrodes LVCV, left atrial medical/elecrical leads
JP2007506530A (ja) 埋込み型装置用能動型固定アセンブリ
US6181972B1 (en) High impedance lead for implantable medical devices

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed