NL8702480A - Homokinetisch dubbelscharnier. - Google Patents

Description

- 1 - *

Sv %

Homokinetisch dubbelscharnier.

De uitvinding heeft betrekking op een homokinetisch dubbelscharnier voor grote buighoek, in het bijzonder voor aandrijving aan landbouwmachines, met een inwendige dubbelvork en twee inwendige over elk een scharnier-5 kruis met de dubbelvork verbonden buitenste scharniervorken, waarbij de buitenste scharniervorken door aan hun naar de dubbelvork wijzende einden en een axiaal onverschuifbare, evenwel radiaal beweegbare centreerschijf elk met elkaar aanvullende geleidingen met kogeltappen of kogels respec-10 tievelijk opneemplaatsen daarvoor zijn uitgerust.

Uit DE-AS 13 02 735 is bijvoorbeeld een homokinetisch dubbelscharnier bekend met gedwongen geleiding van de buitenste, van kogeltappen voorziene scharniervorken. Daarbij is voorzien in een centreerschijf met 15 met cilindrische, loodrecht daarop aangebrachte geleidingen voor de kogeltappen. De centreerschijf wordt geleid in een vlak, dat de hoek, welke de aseinden insluiten, halveert. Dergelijke homokinetische dubbelscharnieren worden in de praktijk gebruikt voor grote buighoeken, 20 in het bijzonder in de landbouw. Men spreekt daarbij ook veelvuldig van zogenaamde groothoekscharnieren.

Bij een aldus uitgevoerd dubbelscharnier is het onder benutting van elle constructieve mogelijkheden denkbaar een buighoek in de orde van grootte van 90° 25 in het vlak, waarin de assen van de kruistaplegering van de beide buitenste scharniervorken liggen, tot stand te brengen. Het is evenwel onmogelijk onder instandhouding van het constructieprincipe in het vlak, waarin de assen van de kruistaplegering van de dubbelvork gelegen zijn, 30 ook maar bij benadering de hiervoor genoemde buighoek te bereiken. Deze wordt namelijk begrensd door het mogelijke zwenkgebied van de kruistappen.

Ter vergroting van de buighoek werd ook reeds bijvoorbeeld door DE-PS 28 02 572 voorgesteld het tap-35 kruis asymmetrisch uit te voeren, d.w.z. twee tappen langer te maken dan de beide andere tappen. In een derge-lijke uitvoering kan weliswaar de buighoek van het scharnier 870 2 4 C 0 f - 2 -•m ook in het probleemvlak worden vergroot, evenwel wordt daarbij tegelijk de voor de afhoeking noodzakelijke construc-tieruimte vergroot. De diameter van de binnenste dubbei-vork wordt groter. Met een grotere diameter is evenwel 5 ook tegelijk de verhoging van het gewicht en daarbij van de roterende massa's het gevolg. Uit deze gronden geeft men in de regel de voorkeur aan een üasverbinding tussen de beide helften van de dubbelvork. Dit heeft even- ( wel tot gevolg, dat de constructie-eenheid niet meer kan 10 worden gedemonteerd, zodat in servicegevallen de totale eenheid van de dubbelscharniervork moet worden gewisseld.

Een belangrijker nadeel is evenwel daarin gelegen, dat de massa's worden verhoogd. Bij een dubbelscharnier roteren deze afzonderlijke scharnieren zelf ongelijkvormig, d.w.z.

15 er volgen afwisselend versnellings- en afremfasen. Gelijkvormigheid wordt bij een dergelijk scharnier pas bereikt door de centrering, waarbij de beide afzonderlijke scharnieren zodanig worden geleid, dat zij steeds hetzelfde buighoekgedeelte aan de totale buighoek overnemen. Hier-20 door wordt bereikt, dat de afgegeven draaibeweging correspondeert met de ingeleide draaibeweging. De binnenste dubbelvork loopt evenwel ongelijkvormig rond, en dit is de reden, waarom een massaverhoging zich ook bijzonder negatief manifesteert.

25 Hiervan uitgaand ligt aan de onderhavige uitvinding het doel ten grondslag een dubbelscharnier met een grote afhoekingsmogelijkheid bij gelijktijdige reduceren van de vereiste constructieruimte en de roterende massa's te verkrijgen.

30 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de centreerschijf tussen twee op afstand van elkaar gelegen en in ligging gecentreerde cilindrische geleideschijven geleid is en de geleidingsschijven met overeenkomende radiaal zich uitstrekkende geleide-35 sleuven zijn voorzien, waardoor heen de geleidingen met speling uitsteken, en dat de cilindrische geleide-schijven in een uitsparing van de dubbelvork rotatie-beweegbaar zijn gelegerd.

Door de toepassing van geleideschijven in combinatie 40 met de centreerschijf en de zich radiaal uitstrekkende 8702480 - 3 - geleidesleuf wordt een compacte constructie in radiale richting bereikt. De sleufvormige uitsparingen maken een goede geleiding mogelijk van de centreerschijf bij relatief kleine buitendiameter van de centreerschijf, 5 hetgeen bijvoorbeeld bij een floterende inrichting van de geleideschijven niet mogelijk zou zijn geweest.

Op deze wijze wordt bereikt, dat in radiale richting een relatief groot bewegingsgebied wordt afgedekt, waardoor desondanks een verkleinde buitendiameter van het flens-10 bereik van de dubbelvork wordt bereikt. De verkleining van de diameter is in totaal zo groot, dat het mogelijk is, de beide helften van de dubbelvork aan elkaar vast te schroeven. De hiervoor vereiste grotere constructie-ruimte is ondanks dat nog kleiner dan de winst aan vrije 15 ruimte. De aan beide zijden van de centreerschijf aangebrachte geleideschijven hebben ook geen negatieve invloed op de constructielengte van het scharnier. Normaliter zou de afstand van de beide kruisen van de dubbelvork toenemen met de dikte van de beide geleideschijven. Deze begrenzing 20 zou daardoor worden veroorzaakt, dat bij een afbuiging van het scharnier slechts om de assen van de tappen, die in de buitenvork opgenomen zijn, de vorkeinden van de buitenvorken respectievelijk de tussen de vorkeinden van een buitenvork aangebrachte brug, welke een deel van de 25 geleiding, bijvoorbeeld êên van de kogeltappen draagt, tegen de geleideschijf zou aanslaan. Bij de oplossing volgens de uitvinding gebeurt dit evenwel niet, aangezien bij een dergelijke afhoeking de geleideschijven, d.w.z. hun geleidesleuven bewogen worden in een positie, dat 30 de vorkeinden en de bruggen van de buitenvorken in de geleidegleuf kunnen insteken. Hierdoor wordt axiale constructieruimte uitgespaard, d.w.z. een vergroting van de construetieruimte ten opzichte van gebruikelijke oplossingen in axiale richting wordt vermeden. Er wordt 35 derhalve ondanks verkleinde buitendiameter geen vergroting van de axiale constructieruimte veroorzaakt.

Het is voor het overige ook mogelijk, dat aan de centreerschijf een tap respectievelijk een kogel is toegevoegd, en de bruggen van de buitenvorken correspon-40 derende uitsparingen, waarin de kogeltappen respectievelijk δ 7 0 Γ ^50 jr - 4 - kogels geleid worden, vertonen.

Om te vermijden, dat eventueel op grond van de gleufvormige constructie in combinatie met de beweging van de centreerschijf binnen deze gleuven een dode punts-5 situatie zou kunnen optreden, d.w.z. een verdere afhoeking van het scharnier zou worden verhinderd, is verder volgens de uitvinding erin voorzien, dat de centreerschijf rond is uitgevoerd, en dat de geleideschijven voorzien zijn van aanslagen voor de centreerschijf, welke op de geleide-10 schijven bij aanlopen van de centreerschijf een, een draai-beweging van de geleideschijf vrijgevende krachtcomponent bewerkstelligen.

Bij voorkeur zijn de geleideschijven door afstands-houders met elkaar in ligging gecentreerd verbonden.

15 Het is mogelijk de afstandshouders tegelijk te gebruiken als aanslagen. Hiertoe is er in voorzien, dat twee afstandshouders aanwezig zijn, die onder een hoek ten opzichte van de hoofdlengte-as van de geleidesleuven, die afwijkt van 90°, en met een radiale afstand van 20 hun omtrek ten opzichte van de draaias van de geleideschijven zijn aangebracht, waarbij de afstand gelijk is aan of iets groter dan de straal van de centreerschijf.

Door deze inrichting wordt op eenvoudige wijze het bereiken van een dode«-puntsligging vermeden.

25 Om een snelle omzetting van de bij het naderen aan de aanslag ontstane krachtcomponent in een draai-beweging voor de geleideschijven te bereiken, is het bijzonder gunstig, wannere de geleideschijven gelegerd zijn in de uitsparing van de dubbelvork via glij- of rol-30 legers. Hierdoor wordt ook gelijk het rendement verbeterd en daardoor het tot verwarming leidende verlies-vermogen vermindert. Daartegenover treedt bij de bekende oplossing een niet gedefinieerde beweging van geleideschijven en centreerschijf op.

35 De afstandshouders kunnen zijn uitgevoerd als cilindrische bouten, maar ook als door een rubberochijf omgeven bouten of rollegerdragende bouten zijn. In het bijzonder bij de uitvoering van een rubberschijf of een rolleger wordt het vermijden van een dode—puntligging 40 begunstigd en wel enerzijds door een reactiekracht van het 8702480 - 5 - «r rubber en anderzijds door de geringe wrijving in het rol-leger.

De vermijding van de mogelijke dode-puntligging wordt ook begunstigd, doordat de minimale speling van de 5 geleidingen ten opzichte van de betreffende geleide-sleuf groter is dan de radiale afstand van de omtrek van de afstandhouder van de draaias van de geleideschijven, verminderd met de maat van de straal van de cilindrische centreerschijf.

10 Deze uitvoering vermijdt bij het aankomen van de centreerschijf tegen de aanslag een contact tussen de geleiding en de geleidesleuf. Hierdoor worden de wrijvings-omstandigheden niet negatief beïnvloed, want er worden extra wrijvingsplaatsen vermeden.

15 Voor een in rotatie beweegbare legering van de geleideschijven in de dubbelvork kan er ook in zijn voorzien, dat de uitsparing in de dubbelvork en de geleide-schijf direct voorzien zijn van loopbanen voor de rol-lichamen. Hierdoor wordt ook de vereiste constructie-20 ruimte gunstig beïnvloed. Om een instandhouden van de smering en daardoor de gunstige wrijvingscondities te waarborgen, is er in voorzien, dat tussen de geleideschijven zelf en/of de geleideschijven en de uitsparing van de dubbelvork afdichtingen zijn ingezet.

25 De uitvinding wordt thans nader toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden onder verwijzing naar de tekening. In de tekening toont:

Fig.1 een trekker met getrokken aanhangwerktuig bij rijden in een bocht, 30 Fig.2 een doorsnede door een slechts in één vlak, d.w.z. slechts om de as van de kruistappen, die aan de buitenvorken toegevoegd zijn, afgebogen scharnier,

Fig.3 een doorsnee door het slechts om de as van de aan de dubbelvork toegevoegde kruistappen afgebogen 35 dubbelscharnier,

Fig.4 een deeldoorsnede van een axiaal bovenaanzicht op de geleiding in de dubbelvork,

Fig.5 een doorsnee A-B volgens fig.3, evenwel bij gestrekte stand van het scharnier, 40 Fig.6 tot 9 schematisch alternatief mogelijke 87 0? -a. 0 e - 6 - uitvoeringsvormen en

Fig.10 een doorsnee vergelijkbaar met fig.2 door een alternatieve uitvoering van de geleiding.

In fig.1 is bij wijze van voorbeeld een toe-5 passingsgeval getoond. Daarbij is een sleper getoond met een aangehangen werktuig. Het werktuig wordt via de tapas van de sleper en een scharnieras aangedreven. Het gaat om een meerdelige scharnierassenstreng, waarvan de middelste scharnierplaats een homokinetisch dubbelscharnier 10 vertoont, dat in het navolgende in details zal worden beschreven.

Het in de fig.2 tot 4 weergegeven, als groot-hoekscharnier uitgevoerde homokinetische dubbelscharnier 1 bestaat in wezen uit de binnenste dubbelvork 2 en de beide 15 buitenvorken 3. De dubbelvork 2 bestaat uit twee met elkaar verbonden helften 2a, 2b, die elk twee vorkarmen vertonen. De beide helften 2a, 2b van de dubbelvork 2 zijn zodanig met elkaar verbonden, dat de voor opname van het tappenkruis 4 dienende boringen 22 in de vorkarmen in 20 een gemeenschappelijk vlak liggen.

De beide buitenvorken 3 vertonen eveneens van boringen 13 voorziene vorkarmen 12, die verbonden zijn met een centraal deel, dat of voor aansluiting aan een scharnierassenbuis of voor het opsteken op een profieltap 25 dient. De beide helften 2a, 2b van de dubbelvork 2 en de buitenvorken 3 zijn elk door een tappenkruis 4 met elkaar verbonden. Het tappenkruis 4 vertoont vier tappen, waarvan telkens twee in één as gelegen zijn aangebracht en waarbij de tapassen onder een hoek van 90° op elkaar 30 staan. Bij voorkeur zijn de tappen van het tappenkruis 4 even lang uitgevoerd. Het tappenkruis 4 is via legeringen en een legerbus 5 in de oogboring 13 van de vorkbenen 12 van de buitenvorken 3 respectievelijk in die van de dubbel-vorken 2a, 2b opgenomen en in zijn stand gehouden 35 door zekeringsringen 20.

De buitenvorken 3 respectievelijk hun vorkbenen 12 zijn via een brug met elkaar verbonden. De brug 6 is voorzien van een kogeltap 7.

De dubbelvork bezit een centrale uitsparing 11. De 40 uitsparing 11 strekt zich uit in een vlak, dat parallel 87 0 2 4 B 0 - 7 - η verloopt aan dat van de tapassen van de beide tappenkruisen 4 in de dubbelvorkhelften 2 a, 2b. Bovendien is de as van de uitsparing 11 in het midden tussen de beide kruistapassen aangebracht. De uitsparing 11 is cilindrisch 5 uitgevoerd. Daarin zijn twee geleideschijven 10, waarvan de buitenomtrek cilindrisch is, rotatie-beweeglijk gelegerd. De beide geleideschijven 10 zijn op een axiale afstand ten opzichte van elkaar aangebracht en nemen tussen zich in de centreerschijf 9 op. De centreerschijf 9 bezit 10 zich rechthoekig ten opzichte van haar uitstrekkende geleidingen 8 voor de kogeltappen 7. In wezen gaat het om cilindrische hulzen, die met een geleideboring 23 zijn uitgerust, welke aangepast is aan de buitendiameter van de kogeltappen 7. De geleidingen 8 zijn op hun buitenvlak 15 24 eveneen cilindrisch uitgevoerd. De geleidingen 8 grijpen door de geleidesleuven 17 in de geleideschijven 10 heen.

De geleidesleuven 17 zijn langwerpig uitgevoerd en aan hun einden afgerond. Daarbij zijn zij aangepast aan het buitenvlak 24 van de kogeltapgeleiding 8. De hoofdlengte-20 as van de geleidesleuf 17 loopt door de draaias van de geleideschijven 10 en strekt zich uit in radiale richting.

De geleidesleuf 17 is zodanig gedimensioneerd, dat een voldoende, d.w.z. voor de uit de afhoeking resulterende radiale beweging vereiste bewegingsvrijheid voor de 25 centreerschijf 9 en de kogeltapgeleiding 8 verkregen is.

Tussen het buitenvlak 24 en de kogeltapgeleiding 8 en de geleidesleuf 17 respectievelijk de wand ervan is dwars op de hoofdlengte-as van de geleidesleuf 17 een minimale speling X aangebracht. Deze minimale speling X 30 is zo groot, dat gewaarborgd is, dat de centreerschijf 9 met haar cilindrische buitenomtrek eerder tegen de omtrek van de de beide geleideschijven 10 bijeen houdende afstandshouders respectievelijk aanslag 15 respectievelijk de haar omgevende rubberschijf 16 aanligt, dan het buiten-35 vlak 24 tegen de wand van de geleidesleuf 17 zou komen aan te liggen. De aanslagen en tegelijk afstandshouder 15 zijn bijvoorbeeld uitgevoerd als steunbouten, d.w.z. bouten met twee aanzetstukken, waarvan de diameters kleiner zijn dan de diameter in het midden. De afstandshouders 15 staan 40 onder een hoek ten opzichte van de hoofdlengte-as van de 8702480

HI

- 8 - geleidesleuf 17, betrokken op de draaias 0 van de geleide-schijven 10. Deze inrichting waarborgt, dat bij aanslagen van de omtrek van de centreerschijf 9 tegen de omtrek van de afstandshouders 15, bijvoorbeeld hun rubberschijf 5 16, een krachtcomponent F wordt opgewekt, die een draai- beweging van de geleideschijven 10 bewerkstelligt. Hierdoor wordt verhinderd, dat de kogeltapgeleiding 8 in een positie blijft steken of een krachtrichting effectief werkt, die precies loodrecht op de hoofdlengte-as van 10 de geleidesleuf 17 verloopt. Vanwege het samenwerken van de centreerschijf 9 met de geleideschijven 10 met geleidesleuf 17 kan de centreerschijf 9 een relatief kleine buitendiameter vertonen. Een goede geleiding blijft desondanks behouden en er wordt een relatief grote mogelijk-15 heid voor radiale beweging verkregen. Dit geldt ook voor het in fig.2 weergegeven probleemvlak.

Weliswaar is op grond van de additionele inrichting van de geleideschijven 10 het centrale deel van de geleiding relatief sterk uitgevoerd, evenwel is deze 20 uitvoering niet van nadeel, want in het in fig.3 weergegeven buigvlak is te zien, dat de vorkbenen 12 van de buitenvorken 3 respectievelijk delen van de brug 6 in de geleidesleuf 17 kunnen induiken. De inrichting van de geleideschijven 10 en de beweging daarvan maakt een uit-25 richting mogelijk van de geleidesleuf 17 steeds op de wijze, zoals in fig.3 weergegeven, d.w.z. aan de vork-einden 12 wordt steeds de mogelijkheid gegeven om bij afbuiging in de geleidesleuf 17 in te duiken (fig.3). Hierdoor is gewaarborgd , dat de extra geleideschijven 30 10, d.w.z. de dikte daarvan, geen nadelige uitwerking hebben op het buighoekvermogen van het dubbelscharnier 1.

De geleideschijven 10 zijn via de legers 14 aangebracht in de uitsparing 11. In wezen gaat het om rollegers, zodat een corresponderend kleine wrijving wordt 35 verkregen. De legers 14 zijn door afdichtingen 18,21 naar binnen en buiten afgedicht tegen smeermiddelverlies of het binnendringen van stof.

De beide helften 2a, 2b van de dubbelvork kunnen of aan elkaar gelast zijn of ook door een schroefverbinding 40 met elkaar zijn verbonden. Indraaiingen in de flensvormig 8702480 } - 9 - * uitgevoerde binnenste delen van de helften 2a, 2b vormen in samengestelde toestand de uitsparing 11. In plaats van de tussenschakeling van een separaat leger 14 kan er ook in zijn voorzien, dat de uitsparing 11 en de buiten-5 diameter de geleideschijven 10 met corresponderende loopvlakken voor rollichamen zijn uitgerust. De fig.6 tot 9 tonen de verschillende alternatieven en wel als principe, d.w.z. er zijn alleen de essentiële delen weergegeven.

Fig.6 toont het principe volgens de fig.2 tot 5.

10 Bij de principieel in fig.7 weergegeven oplossing zijn de aa 'slagen 15 en hun hoekstand door het speciale verloop van de geleidegleuf 12 gerealiseerd. Bij contact van de buitencontour 24 van de geleiding 8 wordt de de draaibeweging van de geleideschijven 10 veroorzakende 15 krachtcomponent opgewekt. Hetzelfde geldt voor het principe volgens fig.8.

Bij het principe volgens fig.9 steken de aanslagen 15 in het verloop van de gleuf 17 in.

De voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij de voordelen 20 volledig effectief zijn, is die volgens de fig.2 en 6 en 10.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig.10 is de in de vrije ruimte van de beide dubbelvorken 2a, 2b gevoerde centreerschijf 9 voorzien van kogeltappen 7, 25 die van hun centrum uit axiaal in de richting op de beide buitenvorken 3 uitsteken. De beide buitenvorken 3 zijn elk voorzien van een brug 6, die de beide vorkbenen verbindt en in het midden een kogeltapgeleiding 8 draagt.

De kogeltapgeleiding 8 vertoont een cilindrische boring 30 23, die als geleideboring voor de kogeltappen 7 dient.

Van voordeel bij deze uitvoering is, dat de mogelijke radiale weg met betrekking tot een voorgegeven buitendiameter en zodoende de afhoekbaarheid nog verder wordt vergroot. De kogeltappen 7 bezitten namelijk een 35 kleinere buitendiameter dan de kogelgeleiding 8 volgens de in fig.2 weergegeven uitvoeringsvorm. Hierdoor wordt een grotre radiale weg van de centreerschijf 9 mogelijk gemaakt. De radiale weg is evenwel essentieel voor het afhoeken van de buitenvorken 3 ten opzichte van de dubbel-40 vork 2.

870?480

F

- 10 -

Lijst van verwijzingscijfers I Dubbelscharnier 2,2a,2b Dubbelvork 3 Buitenvork 5 4 Kruis 5 Legerbus 6 Brug 7 Kogeltap 8 Kogeltapgeleiding 10 9 Centreerschijf 10 Geleideschijf II Uitsparing 12 Vorkbeen 13 Oogboring in buitenvork 15 14 Leger 15 Afstandshouder/aanslag 16 Rubberschijf 17 Geleidesleuf 18 Afdichting 20 19 Legerdichting 20 Zekeringsring 21 Afdichting 22 Oogboring 23 Geleideboring 25 24 Buitenvlak X Minimale speling F Krachtcomponent O Draaias -conclusies- 8 ? 0 2 4 8 0

Claims (13)

1. Homokinetisch dubbelscharnier voor grote buighoek, in het bijzonder voor aandrijving aan landbouwmachines, met een inwendige dubbelvork en twee uitwendige over elk een scharnierkruis met de dubbelvork verbonden buitenste 5 scharniervorken, waarbij de buitenste scharniervorken door aan hun naar de dubbelvork wijzende einden en een axiaal onverschuifbare, evenwel radiaal beweegbare centreerschijf elk met elkaar aanvullende geleidingen met kogeltappen of kogels respectievelijk opneemplaatsen 10 daarvoor zijn uitgerust, met het kenmerk, dat de centreerschijf (9) tussen twee op afstand van elkaar gelegen en in ligging gecentreerde cilindrische geleideschijven (10) geleid is en de geleidingsschijven (10) met overeenkomende radiaal zich uitstrekkende geleide-15 sleuven (17) zijn voorzien, waardoor heen de geleidingen (7 of 8) met speling uitsteken, en dat de cilindrische geleideschijven (10) in een uitsparing (11) van de dubbelvork rotatie-beweegbaar zijn gelegerd.

2. Homokinetisch dubbelscharnier volgens conclusie 1, 20 met het kenmerk, dat de centreerschijf (9) rond is uitgevoerd en de geleideschijven (10) voorzien zijn van aanslagen (15) voor de centreerschijf (9), welke op de geleideschijven (10) bij het oplopen van de centreerschijf (9) een draaibeweging van de geleide-25 schijven (10) vrijgevende krachtcomponent (F) bewerkstelligen.

3. Homokinetisch dubbelscharnier volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleideschijven (10) met in het bereik van de geleidesleuven (17) aangebrachte 30 of in het openingsgebied instekende aanslagen (15) voor de buitenomtrek van de geleidingen (7) uitgerust zijn, welke op de geleideschijven (10) bij het oplopen van de geleidingen (7) een, een draaibeweging van de geleideschijven (10) vrijgevende krachtcomponent (F) bewerk-35 stelligen. 87 0 2 «8 0 ψ - 12 - <

4. Homokinetisch dubbelscharnier volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleideschijven (10) door afstandshouders (15) met elkaar in ligging gecentreerd verbonden zijn.

5. Homokinetisch dubbelscharnier volgens de conclusies 2 of 3 en 4,met het kenmerk, dat de afstandshouders (15) uitgevoerd zijn als cilindrische bouten en tegelijk de aanslagen (15) vormen.

6. Homokinetisch dubbelscharnier volgens conclusie 10. of 3,met het kenmerk, dat twee aanslagen (15) aanwezig zijn, die onder een hoek ten opzichte van de hoofdlengte-as van de geleidingssleuven (17) , welke afwijkt van 90°, verloopt.

7. Homokinetisch dubbelscharnier volgens conclusie 6, 15 met het kenmerk, dat de aanslagen (15) zijn aangebracht met een radiale afstand van hun omtrek ten opzichte van de draaias (O) van de geleidingsschijven (17). die gelijk is aan of iets groter dan de straal van de centreerschijf (9) of van de geleiding (7).

8. Homokinetisch dubbelscharnier volgens conclusies 4 of 5,met het kenmerk, dat de afstandshouders (15) uitgevoerd zijn als door een rubberschijf (16) omgeven bout.

9. Homokinetisch dubbelscharnier volgens conclusie 4, 25 met het kenmerk, dat de afstandshouders (15) uitgevoerd zijn als rollegerdragende bouten.

10. Homokinetisch dubbelscharnier volgens cocnlusie 1 of 3,met het kenmerk, dat de geleideschijven (10) in de uitsparing (11) van de dubbelvork (2) 30 via glij- of rollegers (20) zijn gelegerd.

11. Homokinetisch dubbelscharnier volgens de conclusies 1 of 3 en 7,met het kenmerk, dat de minimale speling (X) van de geleidingen (7) ten opzichte 8702480 - 13 - § van de betreffende geleidespleet (17) groter is dan de radiale afstand van de omtrek van de afstandshouder (15) verminderd met de maat van de straal van de cilindrische centreerschijf (9).

12. Homokinetisch dubhelscharnier volgens conclusie 10,me t het kenmerk, dat de uitsparing (11) in de dubbelvork (2) en de geleideschijven (10) direct van loopbanen voor de rollichamen zijn voorzien.

13. Homokinetisch dubbelscharnier volgens conclusie 10 1 of 3,met het kenmerk, dat tussen de geleideschijven (10) zelf en/of tussen de geleideschijven (10) en de uitsparing (11) van de dubbelvork (2), afdichtingen (18,21) zijn ingezet. 87 0 2 4 8 0