NL8702319A - Ketel met roerwerk en sproeimiddelen. - Google Patents

Description

’JP^ N.0. 33091 - 1 - *-

Ketel met roerwerk en sproeimiddelen.

De uitvinding heeft betrekking op een ketel voor de bereiding en/of bewerking van viskeuze levensmiddelen, zoals room, gecondenseerde melk, jam en dergelijke, voorzien van sproeimiddelen om het inwendige van de ketel 5 te reinigen en al dan niet voorzien van een roer- en/of schraapwerk.

Dergelijke roerketels worden in de praktijk gebruikt, bijvoorbeeld voor kristallisatie van wei, fabricage van room, fabricage van gecondenseerde melk, fabricage van 10 jam, enzovoort.

Het roerwerk kan tijdens het roeren vrij blijven van de ópstaande wand, of daar langs schrapen.

Dergelijke ketels moeten regelmatig gereinigd worden, waartoe in het deksel één of meer sproeikoppen zijn op-15 gesteld, met behulp waarvan vloeibaar reinigingsmiddel in de ketel gespoten kan worden.

Op deze wijze wordt echter niet het gehele inwendige van de ketel bereikt en is het nodig de ketel binnen te treden of een stang met een sproeikop in de ketel neer te 20 laten. Voor deze laatste methode is ruimte vereist boven de ketel, die niet altijd beschikbaar is.

De reiniging van de bekende ketels laat dan ook dikwijls te wensen over.

De uitvinding beoogt deze bekende roerketel in dit 25 opzicht te verbeteren en dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat in de wand van de ketel op één of meer plaatsen sproeikoppen zijn gemonteerd, die althans in de onwerkzame stand in één vlak liggen met de binnenzijde van de wand.

8702319 f - 2 -

Op deze wijze kan in de ketel een effektieve sproeiwerking worden verkregen.

Het reinigingsmedium wordt niet alleen gebruikt voor het reinigen, maar de druk van het medium zorgt 5 ook voor het openen van de sproeikoppen.

Bij ketels die gebruik maken van schraapmiddelen moet voorkomen worden, dat delen van de sproeikop(pen) in de ketel steken.

Bij voorkeur steken sproeikoppen ook in de werkzame 10 stand niet voorbij de binnenzijde van de wand uit.

Volgens een praktische uitvoeringsvorm omvat iedere sproeikop volgens de uitvinding een cilinder, die dwars op de wand van de ketel is opgesteld, waarbij het naar de ketel toegekeerde einde van de cilinder in één vlak 15 ligt met de binnenzijde van de wand, op welke cilinder een toevoer voor reinigingsmeidum onder druk aansluit en in welke cilinder een zuiger beweegbaar is voorzien van een afsluitdeel om het genoemde cilindereinde te kunnen afsluiten, waarbij de zuiger in de ene richting wordt 20 belast door het medium en in de andere richting door een veer of dergelijke.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening van een drietal uitvoeringsvormen nader worden toegelicht, waarin toont: 25 fig, 1 een langsdoorsnede van een sproeier volgens de uitvinding, die niet geschikt is voor een ketel voorzien van een schraapwerk.

Fig. 2 een langsdoorsnede van een sproeier volgens de uitvinding, die wel geschikt is voor een ketel voor-30 zien van een schraapwerk.

Fig. 3 een langsdoorsnde van een sproeier volgens de uitvinding, die wel geschikt is voor een ketel voorzien van een schraapwerk en die in het bijzonder bestemd is voor dikke stoffen, suikerkristallen, jam of dergelijke.

870231 9 - 3 - t *

De sproeier volgens fig. 1 is gemonteerd in de meestal dubbele wand van een ketel begrensd door de binnenwand 1 en de buitenwand 2.

Het huis van de sproeier bestaat uit een dikwandig 5 deel 3 tussen de wanden 1 en 2 en een dunwandig deel 4 buiten de buitenwand 2.

Op het deel 3 sluit een mediumtoevoer 5 aan. Het dikwandige deel 3 is als cilinder uitgevoerd.

In het inwendige van het huis 3, 4 is een stangvormig 10 orgaan 6 axiaal beweeegbaar, dat door een veer 7 en een dwarswand 8 is vvoorbelast in binnenwaartse richting.

Aan het naar de wand 1 toegekeerde einde bevat het orgaan 6 een zuiger 9 met een aantal axiaal verlopende doorgangen 10 en een konisch afsluitdeel 11.

15 De bredere rand van het afsluitdeel 11 ligt in ge sloten niet-werkzame stand aan tegen een schuine rand van een aan het huisdeei 3 bevestigd orgaan 12.

Verder zijn er nog diverse afdichtingen aanwezig.

De sproeier volgens fig. 1 is getoond in de niet-20 werkzame stand, waarbij het kopvlak van het afsluitdeel 11 in één vlak ligt met de binnenzijde van de wand 1.

Wanneer reinigingsmediurn onder druk via de aansluit irg wordt toegevoerd, wordt druk uitgeoefend op het afsluitdeel 11, waardoor dit naar buiten, tot in 25 de ketel, beweegt, tegen de werking van de veer 7 in.

Het medium treedt daarbij door de openingen 1Q en wordt als een konus in de ketel gespoten via de ko-nusvormig, ringvormige spleet tussen het afsluitdeel 11 en het vaste orgaan 12.

8702313 - 4 -

Doordat het afsluitdeel 11 in de werkzame stand voorbij de binnenzijde van de wand 1 in de ketel steekt, is deze uitvoeringsvorm niet geschikt voor een ketel, waarbij een niet-getoond schraapwerk aanligt tegen de 5 binnenzijde van de wand 1.

Dit is wel het geval bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2.

In de cilinder 3 is een differentiaal zuiger opgesteld, bestaande uit een groter deel 13 en een 10 kleiner deel 14. De zuiger 13, 14 wordt naar rechts voorbelast door een veer 15, die steunt tegen een dwars-wand 16.

In deze dwarswand 16 is een orgaan 17 geschroefd, dat axiaal in het huisdeel 3 verloopt en eindigt in 15 een konisch afsluitdeel 18 dat samen kan werken met een eindrand van het dunnere zuigerdeel 14.

Het orgaan 17, 18 is zodanig in de dwarswand 16 gemonteerd dat het eindvlak van het afsluitdeel 18 in één vlak ligt met de binnenzijde van de wand 1.

20 in de wand van het zuigerdeel 14 zijn kanalen 19 ._ aangebracht verdeeld over de omtrek. Deze kanalen 19 verlopen schuin in de richting van de ketel.

Zij kunnen in radiale vlakken verlopen dan wel in tangentiale vlakken.

25 In het laatste geval kan de zuiger 13, 14 in rotatie worden gebracht.

Door de vorm van de eindrand van het dunnere zuigerdeel 14 kan ook dit deel 14 niet voorbij de binnenzijde van de wand 1 uitsteken onder invloed van de veer 15.

30 Als via de aansluiting 5 reinigingsmedium onder druk wordt toegevoerd zullen de zuiger 13, 14 naar links bewegen tegen de werking van de veer 15 in.

Er komt dus een konische ringvormige spleet vrij tussen de binnenzijde van het zuigerdeel 14 en de buiten-35 zijde van het afsluitdeel 18.

8702319 - 5 - r

Er ontstaat dus een konische straal, al dan niet roterend.

Bij deze uitvoeringsvorm treedt ook in de werkzame stand niets binnen de binnenzijde van de wand 1 uit.

5 Schraaporganen worden dus niet gehinderd.

Dit geldt ook voor de uitvoeringsvorm volgens fig.

3. Deze uitvoeringsvorm is vooral bedoeld voor ketels, waarin dikke stoffen worden verwerkt, zoals suiker-kristallen en jam.

10 Hierbij wordt een aantal gerichte stralen verkr'e- gen.

Bij deze uitvoeringsvorm wordt de differentiaal-zuiger 13, 14 belast door de drukveer 15, maar de niet-werkzame eindstand wordt bereikt wanneer de moer 20 op 15 de stang 21 aanslaat tegen de dwarswand 16. De stang 21 is vast verbonden met het zuigerdeel 14.

In deze stand ligt het kopvlak van het zuigerdeel 14 in één vlak met het deel 22 dat verbonden is met de wand 1 en hindert dus geen schraaporganen.

20 De sproeiopening wordt bij deze uitvoeringsvorm gevormd als de zuiger 13, 14 door de mediumdruk via 5 naar links wordt bewogen, tegen de werking van de veer 16 in.

Schuin en/of tangentiaal verlopende kanalen zorgen 25 voor langs elkaar spuitende stralen.

Vanzelfsprekend kunnen meerdere sproeikoppen in de wand van een ketel worden opgesteld.

8702319

Claims (8)

1. Ketel voor de bereiding en/of bewerking van viskeuze levensmiddelen, zoals room, gecondenseerde melk, jam en dergelijke, voorzien van sproeimiddelen om het inwendige van de ketel te reinigen en al dan niet 5 voorzien van een roer en/of schraapwerk, met het kenmerk , dat in de wand van de ketel op één of meer plaatsen sproeikoppen zijn gemonteerd, die althans in de onwerkzame stand in één vlak liggen met de binnenzijde van de wand.

2. Ketel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de sproeikop of -koppen ook in de werkzame stand niet voorbij de binnenzijde van de wand uitsteken.

3. Ketel volgens conclusie 1 of 2, met het 13 kenmerk, dat de sproeikop een cilinder omvat die dwars op de wand van de ketel is opgesteld, waarbij het naar de ketel toegekeerde einde van de cilinder in één vlak ligt met de binnenzijde van de wand, op welke cilinder een toevoer voor reinigingsmedium onder druk aansluit 20 en in welke cilinder een zuiger beweegbaar is voorzien van een afsluitdeel om het genoemde cilindereinde te kunnen afsluiten, waarbij de zuiger in de ene richting wordt belast door het medium en in de andere richting door een veer of dergelijke.

4. Ketel volgens conclusie 1 of 3, m e t h e t kenmerk, dat de zuiger voorzien is van doorlaat- kanalen voor het reinigingsmedium en één geheel vormt met een konusvormig afsluitdeel, met de grootste diameter aan de van de zuiger afgekeerde zijde, welk afsluitdeel ehy 30 in''werkzame stand voorbij de binnenzijde van de wand van de ketel uitsteekt. 8702319 • =.* - 7 -

5. Ketel volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk , dat de zuiger als differentiaalzuiger is uitgevoerd die door de veer wordt belast naar de stand waarin het kopeinde van de zuiger in één vlak ligt met de 5 binnenzijde van de ketelwand, maar deze stand niet kan passeren.

6. Ketel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het konusvormige afsluitdeel vast is opgesteld en de grootste diameter daarvan een aanslag IQ vormt voor de zuiger en in teruggetrokken stand van de zuiger door middel van het reinigingsmedium onder druk met het inwendige van de zuiger een ringvormige sproeiopening vormt.

7. Ketel volgens conclusie 5 of 6, met het 13 kenmerk, dat in het dunnere deel van de differen-tiaalzuiger kanalen zijn gevormd voor het doorlaten van reinigingsmedium onder druk naar het inwendige van de differentiaalzuiger.

8. Ketel volgens conclusie 7, met het 20 kenmerk, dat de kanalen tangentiaal verlopen om ronddraaiende sproeistralen op te wekken. 8702319