NL8702129A - Rollenbaan. - Google Patents

Description

P & C Ί

W 6331-3 Ned.B/EvF

. - - \ * *.

Korte aanduiding: Rollenbaan

De uitvinding heeft betrekking op een rollenbaan, voorzien van een reeks met hun assen onderling evenwijdig en dwars op de lengterichting van de reeks geplaatste, draaibaar in een langgerekte drager gelegerde rollen, welke drager is opgenomen in een goot- of U-profiel, dat aan zijn open 5 bovenzijde afsluitbaar is door een op de vrije eindranden van de profiel-flenzen vast te zetten dekplaat, waarbij de drager met rollen in de hoogte-richting beweegbaar is tussen een onderste stand, waarin de rollen geheel in het huis verzonken liggen en een bovenste of werkzame stand, waarin de rollen over een fractie van hun diameter door corresponderende openingen 10 in de dekplaat heen reiken en die naar boven toe wordt begrensd doordat aan weerszijden delen van de drager van onderen af tegen naar elkaar toegerichte profielflenzen stuiten.

Dergelijke rollenbanen zijn bekend en worden onder meer toegepast in voor containertransport ingerichte laadvloeren van bijvoorbeeld vracht-15 voertuigen. De rollendrager wordt daarbij veelal gevormd door een binnenste U-profiel, dat steunt op een of meer zich in de lengterichting over de bodem van het buitenste U-profiel uitstrekkende opblaasbare luchtslangen, terwijl de uitsteeksels worden gevormd door van de ópstaande flenzen van het binnenste profiel naar buiten gerichte vleugels, die 20 bij opgepompte luchtslangen tegen de onderzijde van de verbredingen van de flensranden van het althans in dwarsdoorsnede uit één stuk bestaande buitenste U-profiel worden aangedrukt.

Een nadeel van deze bekende rollenbaan is, dat het inbrengen respectievelijk uitnemen van de rollendrager in en uit het buitenste U-profiel 25 via een langseinde van het buitenste U-profiel dient te geschieden. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen, dat de rollenbanen veelal vele meters lang zijn en dat de rollendrager veelal uit een (groot) aantal korte secties is samengesteld; wanneer in een dergelijk geval een rollen-dragersectie voor reparatie of vervanging moet worden uitgenomen, dienen 30 in de regel vele, zo niet alle secties in de langrichting uit het buitenste U-profiel te worden geschoven.

De uitvinding nu beoogt dit bezwaar op te heffen, en wel zonder daardoor afbreuk te doen aan de door de samenwerking tussen drageruit-steeksels en flensverbredingen verkregen stabiliteit van de rollen in 35 hun werkzame positie.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat ten minste één der opstaande flenzen van het U-profiel bestaat uit een vast met de profiel-bodem verbonden buitendeel en een normaal van binnen uit daartegen aan- 8702123 4 -2- liggend en in vertikale richting ermede gekoppeld binnendeel, welk binnendeel de betreffende flensverbreding bevat, een en ander zo uitgevoerd, dat het binnendeel in de onderste stand van de rollendrager, bij afgenomen dekplaat, om zijn in de hoek tussen het buitendeel en de profielbodem steunende 5 benedenrand een weinig naar binnen kan kantelen en daardoor van het buiten deel wordt ontkoppeld en derhalve kan worden uitgenomen.

Aldus is het mogelijk, na losnemen van de dekplaat en het uitnemen van het binnendeel van de opstaande profielflens, de te repareren resp. te vervangen sectie van de rollendrager in vertikale richting uit het goot-10 profiel te verwijderen en de overige secties van de rollendrager op hun plaats te laten.

Bij voorkeur grijpt het binnendeel van de opstaande flens met zijn benedenrand in een in de profielbodem naast het buitendeel van de opstaande flens geformeerde groef, terwijl het binnendeel aan de buitenzijde, vanaf 15 een plaats op enige afstand boven de benedenrand, naar de benedenrand toe is afgeschuind.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uit-voeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 toont een dwarsdoorsnede door de rollenbaan volgens de uitvin-20 ding; en fig. 2 en 3 laten respectievelijk een vertikale en horizontale langs-doorsnede door de rollenbaan zien.

Met 1 is een buitenste gootprofiel aangegeven, voorzien van een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede met een profielbodem 2 en opstaande 25 flenzen 3 en 4. Het gootprofiel is met naar opzij gerichte montageflenzen 5 en schroeven 6 bevestigd op de onderbouw 7 van b.v. de laadvloer van een voor containervervoer ingerichte vrachtwagen. De houten delen 8 van de eigenlijke laadvloer rusten op van de opstaande profielflenzen 3 resp. 4 naar opzij uitstekende oplegflenzen 9. De opstaande flenzen 3 en 4 zijn 30 aan hun bovenranden 10 naar binnen verbreed. Het gootprofiel 1 is aan de bovenzijde voorzien van een dekplaat 11, die met schroeven op de verbrede randen 10 is vastgezet en voorzien is van een reeks rechthoekige openingen 12 voor het (gedeeltelijk) doorlaten van de nog nader te beschrijven rollen.

In het gootprofiel 1 is een in hoofdzaak als U-profiel uitgevoerde 35 drager 13 voor de rollen 14 opgenomen. De drager 13 steunt daarbij op een tweetal op de bodem 2 van het gootprofiel aangebrachte, zijdelings tussen twee ribben 2a opgesloten luchtslangen 15. De opstaande flenzen 16 van de drager 13 hebben naar buiten gerichte aanslaglijsten 17. De assen 18 van de rollen 14 zijn onderling verbonden door koppelstroken 19, die daartoe 8702129 ¥ Z- -3- op de gewenste, met die van de gaten 12 in de dekplaat 11 corresponderende steekafstand, van gaten zijn voorzien. De aseinden 20 zijn zijdelings afgeplat en opgenomen in aan de binnenzijde van de opstaande flenzen 16 aanwezige langsgroeven 21.

5 De tekening toont de rollenbaan met de rollendrager 13 in zijn onder ste stand, waarin de rollen 14 geheel t.o.v. van de het bovenoppervlak van de laadvloer verzonken liggen. Door de luchtslangen op bekende wijze op te pompen kan de drager 13 echter in een bovenste eindstand worden gebracht, waarin de rollen 14 over enige afstand door de gaten in de dek-10 plaat 11 heen tot boven het niveau van de laadvloer reiken. In deze stand is het gemakkelijk een last, in het bijzonder een container, over de laadvloer te verplaatsen. Deze bovenste eindstand wordt begrensd door het stuiten van de aanslaglijsten 17 tegen de als aanslagvlakken 22 dienende benedenvlakken van de flensrandverbredingen 10. Om de drager 13 met de 15 rollen 14 bij afgenomen dekplaat 14 in vertikale richting te kunnen uitnemen, b.v. ten behoeve van reparatie, vervanging of inspectie, is in het getekende uitvoeringsvoorbeeld een der opstaande flenzen 3 van het goot-profiel 1 in twee delen 3a en 3b uitgevoerd. Het buitenste deel 3a vormt ëën geheel met de profielbodem 2 en de betreffende oplegflens 9, terwijl 20 het binnenste deel 3b de verbreding 10 bevat en uitneembaar tegen het buitenste deel 3a aanligt. Het binnenste deel 3b grijpt met zijn benedenrand 23 in een tussen het vaste opstaande flensdeel 3a en een van de bodem 2 opstaande richel 24 geformeerde groef 25. In de in de tekening weergegeven bedrijfstoestand grijpt het binnenste deel 3b met een nok 26 25 in een corresponderende uitsparing 27 van het buitenste deel 3a, waardoor de beide delen in vertikale richting zijn gekoppeld. De dekplaat 11 houdt het flensdeel 3b daarbij in zijn vertikale positie. Het binnenste flensdeel 3b is voorts aan de buitenzijde onderaan, bij 28, enigszins afgeschuind.

Hierdoor kan het flensdeel, na losnemen van de dekplaat 11, een weinig 30 naar binnen kan kantelen, zodat het buiten ingrijping met het buitenste flensdeel 3a komt en vervolgens uit het gootprofiel 1 kan worden genomen.

In de breedterichting is dan de nodige ruimte verkregen om de drager 13 in vertikale richting uit het profiel 1 te verwijderen.

Het getekende gootprofiel 1 kenmerkt zich door een betrekkelijk grote 35 torsiestijfheid en is als aluminium extrusieprofiel betrekkelijk eenvoudig en in lengten van b.v. 12 meter te verwezenlijken. Het dragerprofiel 13, en eventueel het binnenste flensdeel 3b, worden bij voorkeur in kortere secties uitgevoerd.

De rollendrager 13 is voorts op een speciale wijze tegen ongewenste 8702128 'v -4- verschuivingen in langsrichting t.o.v. het gootprofiel 1 geborgd, en wel zonder dat het uitnemen van de drager als bovenbeschreven daardoor wezenlijk wordt bemoeilijkt.

Het borgmiddel wordt gevormd door een in hoofdzaak/L -vormige beugel 5 29. De einden 30 daarvan zijn als draaitappen gelegerd in corresponderende openingen van de opstaande flenzen 3, 4 van het gootprofiel 1, waarbij het binnenste flensdeel 3b terplaatse van het betreffende beugeleinde een vertikale sleuf heeft in verband met de beschreven vertikale uitneembaar-heid. Het lijf 31 van de beugel is via een dwarssleuf 32 in de bodem van 10 het dragerprofiel 13 met het dragerprofiel in ingrijping gebracht en wordt door een tussen de onderzijde van het beugellijf en de bovenzijde van de profielbodem gestoken plaatje 33 in zijn werkzame positie gehouden.

De aangrijpingspunten van de beugel 29 op het gootprofiel 1 en het dragerprofiel zijn zodanig gekozen, dat de benen 34 van de beugel gemiddeld 15 een in hoofdzaak horizontale stand innemen.

Het is duidelijk, dat na het verwijderen van het borgplaatje 33, het dragerprofiel op de eerder beschreven wijze uit het gootprofiel kan worden genomen.

8702129

Claims (4)

1. Rollenbaan, voorzien van een reeks met hun assen onderling evenwijdig en dwars op de lengterichting van de reeks geplaatste, draaibaar in een langgerekte drager gelegerde rollen, welke drager is opgenomen in een goot- of U-profiel, dat aan zijn open bovenzijde afsluitbaar is door een 5 op de vrije eindranden van de profielflenzen vast te zetten dekplaat, waarbij de drager met rollen in de hoogterichting beweegbaar is tussen een onderste stand, waarin de rollen geheel in het huis verzonken liggen en een bovenste of werkzame stand, waarin de rollen over een fractie van hun diameter door corresponderende openingen in de dekplaat heen reiken 10 en die naar boven toe wordt begrensd doordat aan weerszijden delen van de drager van onderen af tegen naar elkaar toegerichte profielflenzen stuiten, met het kenmerk, dat ten minste één der opstaande flenzen van het U-profiel bestaat uit een vast met de profielbodem verbonden buitendeel en een normaal van binnen uit daartegen aanliggend en in vertikale 15 richting ermede gekoppeld binnendeel, welk binnendeel de betreffende flensverbreding bevat, een en ander zo uitgevoerd, dat het binnendeel in de onderste stand van de rollendrager, bij afgenomen dekplaat, om zijn in de hoek tussen het buitendeel en de profielbodem steunende benedenrand een weinig naar binnen kan kantelen en daardoor van het buitendeel 20 wordt ontkoppeld en derhalve kan worden uitgenomen.

2. Rollenbaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het binnendeel van de opstaande flens met zijn benedenrand grijpt in een in de profielbodem naast het buitendeel van de opstaande flens geformeerde groef.

3. Rollenbaan volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het binnendeel 25 van de opstaande flens aan de buitenzijde, vanaf een plaats op enige afstand boven de benedenrand, naar de benedenrand is afgeschuind.

4. Rollenbaan volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat het buitendeel en binnendeel van de opstaande flens aan hun naar elkaar gerichte zijden zijn voorzien van onderling corresponderende nokken en uitsparingen. 8702129