NL8701919A - Invaliden-hefinrichting. - Google Patents

Description

* p & c

W 6618-2 Ned.dB/LdB

i -1-

Korte aanduiding: Invaliden-hefinrichting.

De uitvinding betreft invaliden-hefinrichtingen met een opstaande kolom, waarvan hef- en steunorganen voor de invalide uitsteken boven een beweegbaar chassis, waarop de kolom is gemonteerd.

Dergelijke hefinrichtingen hebben meestal een U-vormig chassis, dat 5 open is aan de voorzijde en waarop de kolom aan de achterzijde is aangebracht. Een gebruikelijk chassis heeft twee zijdelen, waaraan steunwielen zijn gemonteerd en die aan de achterzijde zijn verbonden door een dwarsorgaan dat de kolom draagt. Invaliden, die geheven en getransporteerd moeten worden door middel van een hef inrichting, moeten vaak geheven worden 10 uit of geplaatst in een rolstoel, hetgeen strijdige eisen stelt, daar het chassis smal genoeg moet zijn om deuropeningen te kunnen passeren, maar breed genoeg om te passen rond de rolstoel. Enkele alternatieve constructies zijn voorgesteld, zoals een chassis met zijwaartse nadering, maar in het algemeen wordt aan de tegenwoordige eisen voldaan door een 15 gebruikelijke vorm van chassis, waarvan de zij-armen instelbaar zijn voor het geven van een normale breedte, die deuropeningen kan passeren en een grotere breedte om te passen rond een rolstoel.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een hefinrichting met een beweegbaar chassis, dat van eenvoudige, niet-instelbare con-20 structie is, maar desondanks gebruikt kan worden met rolstoelen, waarbij een voorwaartse benadering wordt toegepast, terwijl het nog smal genoeg is om deuropeningen te passeren. Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke hefinrichting met een chassis dat een bijzonder lage hoogte kan hebben, zodat het kan passeren onder 25 de meeste woonmeubels, bijvoorbeeld armstoelen, banken en divanbedden.

Volgens de uitvinding heeft een invaliden-hefinrichting een opstaande kolom, verbonden met hef- en steunorganen voor de invalide en gemonteerd nabij de achterzijde van een beweegbaar chassis, dat over tenminste een voorste einddeel een breedte heeft die belangrijk kleiner is dan de lengte 30 van het chassis, waarbij twee steunwielen met vaste as zijn aangebracht nabij de voorhoeken van het chassis, dat twee achterste zwenksteunwielen heeft, waarvan de spoorwijdte belangrijk groter is dan die van de voorste wielen met vaste as.

De uitvinding geeft dus een hefinrichting met een chassis, waarvan 35 tenminste het voorste einddeel zeer smal is, zodat, in tegenstelling met de normale naderingswijze van voren het chassis tussen de voorwielen van alle normale rolstoelen kan binnengaan. Het kan eveneens binnengaan tussen de voorpoten van meubels, waarop een te heffen invalide kan zijn 8701919 * * -2- gezeten, bijvoorbeeld een gemakkelijke stoel of armstoel in woonhuizen.

Het chassis heeft bij voorkeur een voorste eindopening, gelegen tussen de voorste steunwielen, zodat het chassis kan worden gereden rond een closetpot of voetstuk voor het gebruiken van een toilet en bij 5 de voorkeur verdienende uitvoeringsvormen heeft het chassis de vorm van een platform, dat een metalen plaat kan zijn, een sandwichconstructie of een gietstuk van een lichte legering. In dat geval kunnen de voorste steunwielen uitsteken boven en onder het platform, zodat de diameter daarvan, bijvoorbeeld 5 cm, de totale hoogte is van het voorste chassis-10 deel dat moet kunnen passeren onder een rolstoel of ander meubelstuk. Daardoor is een geschikte grondspeling aanwezig bij de meeste woon-meubels om de hefinrichting eronder te kunnen brengen, ook van banken en divanbedden.

Wanneer het chassis de vorm heeft van een platform met een 15 voorste uitsparing voor toiletgebruik, is het zeer gemakkelijk wanneer het voetsteunen heeft aan weerszijden van de kolom van een hefinrichting die een invalide kan heffen van een zittende naar een in hoofdzaak staande stand tegenover de kolom. Hefinrichtingen voor het heffen van invaliden op deze wijze zijn beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 8401704.

20 Bij voorkeur heeft het chassis een platform van constante breedte van voren naar achteren, waarbij de achterste zwenkwielen zijn gemonteerd onder verhoogde uitstekende armen aan de achterhoeken van het platform. Voor betere manouvreerbaarheid, in het bijzonder op hoogpolige tapijten, worden bij voorkeur twee tussensteunwielen met vaste as aange-25 bracht nabij de zijranden van het platform en deze zijn gelegen met de vloeraanrakingspunten ervan lager dan een vlak door de vloeraanrakings-punten van de voorste en de achterste wielen. Hierdoor zijn de tussenwielen steeds met de vloer in aanraking en daarbij is de inrichting bij voorkeur zodanig dat het gecombineerde zwaartepunt van de hefinrichting 30 en een geheven hangende patiënt op korte afstand achter de tussenwielen ligt, zodat bij het transport de inrichting op deze wielen en op de achterste zwenkwielen loopt.

De uitvinding wordt nu verder beschreven aan de hand van de bijgaande perspectieftekening die als voorbeeld een voorkeursconstructie weergeeft 35 van een invaliden-hefinrichting volgens de uitvinding.

De weergegeven inrichting heeft een beweegbaar chassis 1 dat bestaat uit een vlak platform 2 uit een metaalplaat en uit een losneembare opstaande kolom 3, waarvan bijbehorende hef- en steunorganen 4 voor de invalide boven het chassis 1 uitsteken.

40 Een U-vormige uitsparing 5 geeft een opening aan het vooreinde van 8701919 ς «c.

-3- het chassis 1, waardoor het chassis kan worden gereden rond een closetpot of voetstuk voor toiletgebruik. Het platform 2 heeft een constante breedte W, die belangrijk kleiner is dan zijn lengte L, bijvoorbeeld is de lengte L twee maal dè breedte V en het platform heeft twee 5 steunwielen 6 met vaste as, gelegen nabij de voorhoeken van het platform 2. Aan de achterhoeken heeft het platform 2 zijwaarts uitstekende en verhoogde uitstekende armen 7, waaronder zwenksteunwielen 8 zijn gemonteerd van het dubbele zwenkwieltype, zodat deze achterste wielen 8 een spoor-wijdte hebben, die belangrijk groter is dan de spoorwijdte van de voor-10 wielen 6. Deze inrichting verschaft geschikte stabiliteit bij het heffen en transporteren van een invalide, met een smal chassis dat kan passeren tussen de voorwielen van een normale rolstoel of de voorpoten van een armstoel of gemakkelijke stoel. De breedte 2 kan bijvoorbeeld ongeveer 43 cm zijn.

15 De voorwielen 6 zijn geplaatst in doorgaande sleuven in het platform 2, waarbij de gemeenschappelijke rotatieas is gelegen binnen de dikte van het platform, zodat zij boven en onder het platform uitsteken.

De totale hoogte van het voorste deel van het chassis 1 is dus gelijk aan de diameter van de wielen 6, bijvoorbeeld ongeveer 5 cm, zodat het chassis 20 kan passeren onder normale woonmeubelen, zoals banken, divanbedden enz., die niet voldoende grondspeling hebben om het binnengaan toe te laten van een gebruikelijk hefinrichtingchassis. De achterste zwenkwielen 8 kunnen elke gewenste grotere diameter hebben.

Twee tussenwielen 9 met vaste as, gelijk aan de wielen 6, zijn op 25 soortgelijke wijze in het platform gemonteerd als de voorwielen 6.

De plaatsing van de wielassen is echter zodanig dat de grondaanrakings-punten van de wielen 9 lager liggen dan het vlak door de grondaanrakings-punten van de wielen 6 en 8. Dus zijn de wielen 9 steeds in aanraking met de grond en kan het chassis 1 zwenken om deze wielen zodat bf de 30 voorwielen 6 of de achterste zwenkwielen 8 met de grond in aanraking zijn.

De kolom 3 is van stalen buis met vierkante doorsnede en losneembaar gesteund in een bus 10 die in het midden aan het platform 2 nabij het achtereinde daarvan is gelast. De bus geeft de kolom 3 een geringe achterwaartse helling van ongeveer 5°. De hef- en steunorganen 4 bestaan uit een 35 hefarminrichting, die zwenkt ten opzichte van de kolom 3 in het punt 11 en een binnenste deel 12 heeft, dat van het scharnier 11 uitsteekt, en een U-vormige buitenste deel, dat twee zijwaarts op afstand liggende hefarmen 13 heeft. Een heflus S kan, zoals is weergegeven, losneembaar zijn bevestigd aan bevestigingspunten 13a aan de einden van de armen 13.

40 Het hefmechanisme bestaat uit een niet zichtbare hefschroef binnen de 8701919 -4- t» kolom 3 en dit kan met de hand worden gedraaid door middel van een opwindhandgreep 14 aan het boveneinde voor het heffen en laten zakken van de armen 13, door middel van een zwenkschoor 15, die het binnenste arm-deel 12 steunt en is bevestigd aan een loper 16, die uitsteekt door een 5 langssleuf 17 in de voorzijde van de kolom 3 en een moer heeft, die in ingrijping is met de hefschroef.

De bevestigingspunten 13a zwenken dus over een boog om het scharnier 11 voor het omhoog brengen van een invalide, gesteund door de lus S, die voor het gebruik wordt geslagen om de rug van de invalide onder zijn 10 armen. Hierdoor kan de invalide worden geheven van een zittende stand met het gezicht naar de kolom 3, naar een geheven, in hoofdzaak staande stand, waarbij de voeten van de invalide rusten op voetsteunen 18 op het platform 2 en zijn knieën aanliggen tegen kniesteunen 19, die op kniehoogte van de kolom uitsteken. Bij het gebruik wordt de inrichting eerst naar de in-15 valide toegereden,waarbij de voorzijde van het chassis 1 vrij kan passeren onder de rolstoel, de armstoel of dergelijk meubel waarop de invalide zit. De voeten worden op de voetsteunen 18 geplaatst, waarbij de kniesteunen 19 de plaats bepalen van de knieën, waarbij de onderbenen in hoofdzaak vertikaal staan. Wanneer de lus is 20 aangebracht als is beschreven, kunnen de armen 13 worden geheven door het draaien van de handgreepl4 voor het heffen van de invalide naar een in hoofdzaak staande stand. Aldus gesteund kan de invalide naar wens worden getransporteerd bijvoorbeeld naar een toilet en dan worden teruggebracht naar de rolstoel en daarop weer worden geplaatst in de oorspronke-25 lijke zittende stand.

Wanneer de invalide wordt gesteund in de in hoofdzaak staande stand ligt het gecombineerde zwaartepunt van de invalide en de inrichting iets achter de rotatieas van de tussenwielen 9, zodat het chassis 1 wordt gesteund door deze wielen en ook door de achterste zwenkwielen 8.

30 Hierdoor ontstaat een korte wielbasis met een grote manouvreerbaarheid tijdens het transport, terwijl de wielen 6, die nu normaal van de grond zijn geheven, dienen als stabiliseerorganen, die beletten dat de inrichting naar voren kantelt. Zij dienen ook als stabiliseerorganen en zijn in aanraking met de grond terwijl de invalide wordt geheven van de zittende 35 stand en gedurende een groot deel van de hefbeweging wanneer het zwaartepunt vóór de as van de wielen 9 ligt.

Handgrepen 20, die zijwaarts van de armen 13 uitsteken, kunnen door de invalide worden gegrepen om een gevoel van veiligheid te geven en zodanig dat de invalide, wanneer deze sterk genoeg is, kan helpen 40 bij de hefhandeling en zichzelf kan steunen in de geheven stand.

870 1 9 1 9 t -5-

Zijwaarte handgrepen 21, bevestigd aan de kolom 3, zijn aangebracht voor gebruik door de bedienende persoon bij het bewegen van de hefin-richting.

Een voorbeeld van afmetingen van de weergegeven inrichting is 5 als volgt: W = 43 cm L « 84 cm

Spoorwijdte van de achterste zwenkwielen s 62 cm Hoogte van het armschamier = 125 cm 10 Bewegingsstraal van de bevestigingspunten 13a = 44 cm

Kleinste hoogte van de bevestigingspunten * 95 cm Grootste hoogte van de bevestigingspunten = 169 cm.

8701919

Claims (10)

1. Invalide-hefinrichting met een beweegbaar chassis en op het chassis, nabij de achterzijde daarvan, gemonteerd een opstaande kolom verbonden met hef- en steunorganen voor de invalide, met het kenmerk dat het chassis (1) over tenminste een voorste einddeel daarvan een 5 breedte (W) heeft, die belangrijk kleiner is dan de lengte (L) van het chassis (1) en twee steunwielen (6) met vaste as heeft, aangebrcht nabij de voorhoeken van het chassis (1), en twee achterste zwenksteunwielen (8), waarbij de spoorwijdte van de achterste zwenkwielen (8) belangrijk groter is dan de spoorwijdte van de voorste wielen (6) met vaste as.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het chassis (1) de vorm heeft van een in hoofdzaak vlak platform (2).

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de inrichting een invalide kan heffen van een zittende naar een in hoofdzaak staande stand en de hef- en steunorganen een zwenkbare hefarminrichting omvatten die 15 twee zijwaarts op afstand liggende armen heeft, met bevestigingspunten voor een lus voor het steunen van de invalide, waarbij de lus loopt rond de rug van de invalide, onder zijn armen tijdens het heffen, met het kenmerk, dat het platform (2) aan weerszijden van de kolom (3) voetsteunen (18) heeft voor de voeten van een invalide tijdens het 20 heffen.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het chassisplatform (2) een metalen plaat is of een sandwich constructie of een vormstuk, bijvoorbeeld een lichtmetalen vormstuk.

5. Inrichting volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat 25 de voorste steunwielen (6) uitsteken boven en beneden het platform (2), zodat de diameter van deze wielen (6) de totale hoogte vertegenwoordigt van het voorste deel van het chassis (1).

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de diameter van de voorste steunwielen (6) ongeveer 5 cm is.

7. Inrichting volgens een der conclusies 2-6, met het kenmerk, dat het platform (2) een in hoofdzaak constante breedte heeft van voren naar achteren en de achterste zwenkwielen (8) zijn gemonteerd onder verhoogde uitstekende armen (7) nabij de achterhoeken van het platform (2).

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het chassis (1) twee tussensteunwielen (9) met vaste as 8701918 i < -7- heeft, die respectievelijk zijn gemonteerd nabij de zijranden van het chassis (1) en waarvan de vloeraanrakingspunten lager liggen dan een vlak door de vloeraanrakingspunten van de voorste steunwielen (6) en de achterste steunwielen (8).

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de tusensteunwielen (9) zodanig ten opzichte van de lengte van het chassis (1) zijn geplaatst, dat het gecombineerde zwaartepunt van de hefinrichting en een geheven invalide, gesteund door de inrichting, enige afstand achter de tussenwielen (9) ligt, zodat tijdens het transport van de 10 geheven invalide de inrichting normaal loopt op de tussenwielen (9) en de achterste zwenkwielen (8).

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voorste einddeel van het chassis (1) een breedte (W) heeft van ongeveer 43 cm en het chassis (1) een lengte (L) heeft van onge-15 veer 84 cm, waarbij de spoorwijdte van de achterste zwenkwielen (8) ongeveer 62 cm bedraagt. ( 8701919