NL8701792A - Werkwijze en inrichting voor het vertragen van ijsafzetting op verdampers in vriesinrichtingen. - Google Patents

Description

$ * - Werkwijze en inrichting voor het vertragen van ijsafzetting op verdampers in vriesinrichtingen -

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het vertragen van ijsafzetting op koelmiddelverdampers in vriesinrichtingen. ..

De rijp- respectievelijk ijsvorming op 5 verdampers in vriesinrichtingen is een algemeen bekend verschijnsel.

Op het verdamperoppervlak slaat het vocht van de binnenstromende lucht neer, zodat de luchtinlaatzijde van de verdamper binnen weinig seconden met rijp en ijs kan worden bedekt. Er is dan een ontdooiing van de verdamper bij onderbroken bedrijf van de vries-10 inrichting vereist. Derhalve streeft men ernaar de ijsafzetting op de verdamper zo lang mogelijk te vertragen, opdat de ononderbroken bedrijfstijd van de inrichting wordt verlengd. Zeer betekenend is daarbij een vertraging van de ijsafzetting op de verdamper, vooral ook met betrekking tot het rendement en het vermogen van 15 de verdamper, die met toenemende ijsafzetting slechter worden.

Men heeft reeds getracht de lucht voor de verdamper te ontvochtigen, indien men deze door hygroscopisch zout heeft geleid ( Duits octrooischrift 117 943).

Uit het Duitse Offenlegingsschrift 1.551.332 20 is het bovendien bekend voor een geribbelde verdamper een stelsel gladde buizen aan te brengen, waarop het luchtvocht moet neerslaan.

Dit stelsel van gladde buizen verhindert een te snelle ijsafzetting van de eigenlijke verdamperribbeling en kan gemakkelijker.van ijs worden ontdaan dan laatstgenoemde.

25 Voorts is het uit het Europese octrooi schrift 0089 991 bekend, voor een koelinrichting achter een ventilator een filter aan te brengen, waarop het luchtvocht moet neerslaan.

De uitvinding beoogt nu dat tenminste vroegtijdige ijsafzetting op verdampers in vriesinrichtingen nog 30 beter wordt verhinderd.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt door een werkwijze, welke hierin is gekenmerkt dat aan de luchtinlaatzijde voor de verdamper een condensatievlak daarlangs wordt verplaatst, *701792 - 2 - τ en dat dit condensatievlak aan een aansluitende regenereerinrichting wordt toegevoerd. Voorts bestaat de werkwijze volgens de uitvinding hierin dat het bewegen van het condensatievlak door een condensatie-en door een regenereerzone continu in een gesloten kringloop 5 plaats heeft. Daarbij wordt er volgens de uitvinding in voorzien dat het condensatievlak bij het doorlopen van de regenereerzone rijpvrij, gedroogd en gekoeld wordt.

De continue werkwijze volgens de uitvinding, dat wil zeggen het voortdurend voorbij verplaatsen van het condensatie-10 vlak voor de verdamper met aansluitende onmiddellijke regenerering leidt ertoe dat het condensatievlak niet te sterk met rijp wordt bedekt en dit dienovereenkomstig sneller en gemakkelijker kan worden geregenereerd.

Volgens de uitvinding is erin voorzien dat 15 het rijpvrij maken door ontdooien plaats heeft. Mogelijk is het echter ook dat volgens de uitvinding het rijpvrij maken mechanisch tot stand komt.

Een inrichting voor het vertragen van de ijsafzetting op verdampers bestaat volgens de uitvinding hierin 20 dat een vlak orgaan langs de luchtinlaatzijde voer de verdamper verplaatsbaar is aangebracht voor het hierop neerslaan van het lucht-vocht als rijp, en dat inrichtingen zijn aangebracht voor het regenereren van het met rijp bedekte vlakke orgaan. Een bijzonder voordeel wordt hierbij verkregen wanneer het vlakke orgaan als 25 omlopende band is uitgevoerd, die bestaat uit een fijnmazig draadvlechtwerk. Onder de genoemde regenereerinrichtingen zijn middelen te verstaan waarmede het omlopende vlakke orgaan, nadat hierop luchtvocht als rijp is neergeslagen, voor een nieuwe doorgang door de condensatiezone wordt voorbereid.

50 Volgens de uitvinding wordt daarvoor een ontdooi-inrichting voor het met rijp bedekte vlakke orgaan verschaft. Een ander kenmerk van de uitvinding bestaat hierin dat borstels voor het mechanisch rijpvrij maken van het vlakke orgaan zijn aangebracht. Voorts bestaat de uitvinding hierin dat blaasluchtmondstukken 55 voor het vrijblazen van het vlakke orgaan van losse rijpdelen respectievelijk waterdruppels zijn aangebracht. Bovendien is volgens de uitvinding voorzien in een drooginrichting voor het rijpvrij gemaak- 8^0 1 7 δ 2 t * - 3 - te vlakke orgaan.Teneinde het vlakke orgaan weer op een voor de condensatie van het luchtvocht vereiste lage temperatuur te brengen,is volgens de uitvinding een koelinrichting voor het rijpvrij gemaakte en gedroogde vlakke orgaan aangebracht. De uitvinding ^ bestaat ook .hierin dat de overeenstemmende regenereerinrichtingen in de kringloop van het omlopende vlakke orgaan zijn geïntegreerd, zodat deze door het vlakke orgaan, dat , zoals reeds is vermeld, bij voorkeur als draadvlechtband is uitgevoerd, worden doorlopen.

Een variant volgens de uitvinding ^ bestaat hierin dat het omlopende vlakke orgaan in voorwaartse en teruggaande richting langs de luchtinlaatzijde voor de verdamper daarlangs wordt geleid, en dat een afzonderlijke koelinrichting voor de afkoeling van het vlakke orgaan is aangebracht.

Bij een dergelijke bandgeleiding worden ^ permanent twee achter elkaar gelegen condensatievlakken verkregen, waardoor de ijsafzetting op de verdamper nog meer wordt vertraagd.

Een andere variant van de bandgeleiding bestaat volgens de uitvinding hierin dat het omlopende vlakke orgaan om de verdamper heen wordt geleid en dat het vlakke orgaan op de achterzijde van 20 de verdamper wordt gekoeld. Hierdoor wordt een afzonderlijke koelinrichting voor de eigen koeling van de band vermeden. Een ander kenmerk van de uitvinding bestaat hierin dat de borstels als walsborstelpaar zijn uitgevoerd. Volgens de uitvinding zijn verder geleidingsmiddelen aangebracht voor de geleiding van 25 de omlopende draadvlechtband langs een bepaalde baan. Daarbij bestaat een gunstige uitvoeringsvorm hierin dat de geleidingsmiddelen uit geleidingsrails bestaan, waarin de draadvlechtband met een kruiskoppelingketting loopt.

Door de uitvinding wordt een verdere 30 vertraging van de ijsafzetting op de verdamper bereikt. Daarbij is het automatische kringloopvormige verloop van condensatie en regenerering voordelig, die een ingrijping met de hand, zoals bijvoorbeeld bij het verwisselen van stationaire toegevoegde filter-of eondensatieelementen , uitsluit.

35 ... .

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening.

8701792 r % - 4 -

Fig. 1 toont een bovenaanzicht van een verdamper met een inrichting voor de vertraging van de ijsafzetting daarop.

Fig. 2 toont de doorsnede II-II volgens 5 fig. 1.

Fig. 3 toont een aanzicht, zoals dat van fig. 1 , echter met een andere geleiding van de "vries-stop-band".

Fig. 4 toont de doorsnede IV-IV volgens fig. 3.

10 Een door een isoleerhuis 1 omgeven koelmiddel- verdamper 2 van een vriesinrichting moet tegen vroegtijdige ijsafzetting , die optreedt als gevolg van het neerslaan van het vocht in de lucht aan de luchtinlaatzijde, worden beschermd, dat wil zeggen de ijsafzetting daarop moet worden vertraagd.

15 Aan de inlaatzijde van de luchtstroom L is hiertoe voor de verdamper 2 een vlakorgaan 3 daarlangs geleid, dat als band 3a, bestaande uit een fijnmazig draadvlechtwerk, is uitgevoerd. Op deze draadvlechtband 3a slaat het luchtvocht als rijp neer, en daardoor wordt verhinderd dat op de verdamper 2 voortijdig 20 ijs wordt afgezet. Bij de uitvoering volgens de figuren 1 en 2 wordt de draadvlechtband 3a twee maal voor de verdamper 2 daarlangs geleid, dat wil zeggen voorwaarts (pijl 4) en achterwaarts ( pijl 6). De draadvlechtband 3a is als continu omlopende band zonder einde uitgevoerd, die over rollen 7, 8, 9, 11, 12 wordt geleid, waarvan 25 een rol 7 wordt aangedreven, bijvoorbeeld met behulp van een tandriem-aandrijving 13. De tijdens zijn voorbijlopen langs de verdamper-voorzijde met rijp bedekte draadvlechtband 3a doorloopt in aansluiting daarop regenereerinrichtingen 14, waarin deze rijpvrij wordt gemaakt en voor een nieuwe condensatiefase wordt voorbereid. Deze 30 regenereerinrichtingen 14 kunnen bestaan uit een ontdooiinrichting 16, die bijvoorbeeld als met warme lucht of elektrisch verwarmde kamer uitgevoerd kan zijn. Verder kunnen blaasluchtmondstukken 17 alsmede borstels 18, die bij voorkeur als walsborstelpaar 18a zijn uitgevoerd, aangebracht zijn. Daarop aansluitend is , nadat de draad-35 vlechtband 3a rijpvrij is gemaakt, een drooginrichting aangebracht waarin de band 3a volkomen wordt gedroogd. Daarna wordt de band 3a,teneinde weer een condensatievlak voor de vochtneerslag uit de luchtstroom L te kunnen bieden , in een 8 7 0 1 7 S 2 * 5 ► - 5 - koelinrichting 21 gekoeld. Zoals daaruit blijkt doorloopt de draadvlechtband 3a een continue kringloop met condensatie en regene-reerfasen.

Er dient nog te worden vermeld dat niet ^ in elk geval alle hier getoonde regenereermiddelen 16, 17, 18, 19 en 21 aanwezig moeten zijn. Heeft bijvoorbeeld het rijpvrij maken van de band 3a door ontdooien plaats, dan kan het voldoende zijn hiervoor behalve de ontdooiinrichting 16 alleen de drooginrichting 19 en de koelinrichting 21 aan te brengen.

10 ....

Moet het rijpvrij maken van de band 3a alleen mechanisch plaatshebben, hetgeen bij alleen geringe rijpaf- zetting beslist mogelijk is, dan kunnen reeds een plaatsing van het walsborstelpaar 18a alsmede de blaasmondstukken 17 voldoende zijn, waarbij ook een eigen koeling van de band 3a niet beslist vereist 15 is, daar deze geen verwarming m de ontdooiinrichting 16 en m de drooginrichting 19 heeft ondergaan.

Er zijn natuurlijk ook gecombineerde constructies mogelijk. Zo kunnen de blaasmondstukken 17 bijvoorbeeld ook na een rijpvrij maken door ontdooien, worden toegepast, teneinde 20 waterdruppels uit het draadvlechtwerk van de band 3a naar buiten te blazen en daarmede reeds een bepaalde droging van de band 3a uit te voeren.

In de figuren 3 en 4 is een uitvoeringsvorm getoond, die zich alleen in de geleiding van de draadvlechtband 25 . ...

3a onderscheidt van die in de figuren 1 en 2, zodat de overeenstemmende constructiedelen hier met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven.

Zoals blijkt uit de figuren 3 en 4 is de draadvlechtband 3a hier om de verdamper 2 heen omgeleid. Deze 30 .

wordt daarbij aan de verdamperachterzijde 22 gekoeld, zodat hier een afzonderlijke koelinrichting 21, zoals die in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 2 nodig is, kan vervallen.

In de figuren 2 en 4 zijn de geleidings- inrichtingen voor de draadvlechtband 3a in principe weergegeven.

35

De draadvlechtband 3a loopt langs een bepaalde baan in bovenste en onderste geleidingsrails 23a respectievelijk 23b, waarbij deze in de bovenste geleidingsrail 23a met behulp van 8)01792 f - 6 - een zogenaamde kruïskoppelingketting 24 loopt.

Het vlakke orgaan 3 voor de neerslag van het luchtvocht zou eventueel ook zo uitgevoerd kunnen zijn dat dit uit een weefsel van fijne capillairbuisjes bestaat, waardoor ^ een koud medium , koude lucht of koude vloeistof stroomt.

8)01792

Claims (18)

1. Werkwijze voor het verhinderen, tenminste voor het vertragen van de ijsafzetting op koelmiddelver-dampers in vriesinrichtingen met het kenmerk, dat aan de lucht-inlaatzijde voor de verdamper een condensatievlak daarlangs voorbij ^ beweegt, waarop het luchtvocht als rijp neerslaat, en dat dit condensatievlak aan een aansluitende regenereerinrichting wordt toegevoerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bewegen van het condensatievlak door een condensatie-en door een regenereerzone continu in een gesloten kringloop plaats heeft.

3. Werkwijze volgens de conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het condensatievlak bij het doorlopen van de regenereerzone rijpvrij wordt gemaakt, gedroogd en gekoeld wordt. 1**

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het rijpvrij maken door ontdooien plaats heeft.

5. Werkwijze volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat het rijpvrij maken mechanisch plaats heeft.

6. Inrichting voor het verhinderen, ten- ΟΛ # u minste voor het vertragen van de ijsafzetting op koelmiddelverdampers in vriesinrichtingen met het kenmerk, dat een vlak orgaan (3) aan de luchtinlaatzijde langs de voorzijde van de verdamper (2) verplaatsbaar is voor het hierop neerslaan van het luchtvocht als rijp, en dat inrichtingen (14) zijn aangebracht voor het regenereren van 2-> het met rijp bedekte vlakke orgaan (3).

7. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat het vlakke orgaan (3)als omlopende band (3a) is uitgevoerd, die uit een fijnmazig draadvlechtwerk bestaat.

8. Inrichting volgens conclusie 6 met het 3° kenmerk, dat een ontdooiinrichting (16) voor het met rijp bedekte vlakke orgaan (3) is aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat borstels (18) voor het mechanisch rijpvrij maken van het vlakke orgaan (3) zijn aangebracht. 35 8701792 > - 8 -

10. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk dat blaasluchtmondstukken (17) voor het vrijblazen van het vlakke orgaan (3) van rijpdelen respectievelijk waterdruppels zijn aangebracht. C ...

11. Inrichting volgens conclusie 6 , met het kenmerk, dat een drooginrichting (19) voor het rijpvrij gemaakte vlakke orgaan (3) is aangebracht.

12. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een koelinrichting (21) voor het rijpvrij gemaakte ^0 en gedroogde vlakke orgaan (3) aanwezig is.

13. Inrichting volgens één of meer der conclusies 6 tot en met 12, met het kenmerk, dat de overeenstemmende regenereerinrichtingen (16, 17, 18, 19 , 21) in de kringloop van het omlopende vlakke orgaan (3) zijn geïntegreerd.

14. Inrichting volgens één of meer der conclusies 6 tot en met 13, met het kenmerk, dat het omlopende vlakke orgaan (3) in de voorwaartse en achterwaartse beweging (4 respectievelijk 6) bij de luchtinlaatzijde langs de voorzijde van de verdamper (2) wordt geleid, en dat een afzonderlijke koelinrichting (21) voor de koeling van het vlakke orgaan (3) aanwezig is.

15. Inrichting volgens één of meer der conclusies 6 tot en met 13, met het kenmerk, dat het omlopende vlakke orgaan (3) om de verdamper (2) heen wordt geleid en dat het vlakke orgaan (3) op de achterzijde van de verdamper (22) wordt gekoeld. O C # ,

16. Inrichting volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat de borstels (18) als walsborstelpaar (18a) zijn uitgevoerd.

17. Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk, dat geleidingsmiddelen (23a,23b) zijn aangebracht voor de 30 geleiding van de omlopende draadvlechtband (3a) langs een bepaalde baan.

18. Inrichting volgens conclusie 17 , met het kenmerk , dat de geleidingsmiddelen bestaan uit geleidingsrails (23a, 23b) waarin de draadvlechtband (3a) met een kruiskoppelingketting 33 (24) loopt. -o-o-o-o- 810 17 9 2