NL8603292A - Inrichting voor het planten van bollen. - Google Patents

Inrichting voor het planten van bollen. Download PDF

Info

Publication number
NL8603292A
NL8603292A NL8603292A NL8603292A NL8603292A NL 8603292 A NL8603292 A NL 8603292A NL 8603292 A NL8603292 A NL 8603292A NL 8603292 A NL8603292 A NL 8603292A NL 8603292 A NL8603292 A NL 8603292A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
planting
common
devices
frame
drums
Prior art date
Application number
NL8603292A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Nimess
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nimess filed Critical Nimess
Publication of NL8603292A publication Critical patent/NL8603292A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C9/00Potato planters
    • A01C9/04Potato planters with bucket wheels

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Sowing (AREA)
  • Transplanting Machines (AREA)

Description

NL 33.975-Vo/hp ^ - 4 - >.
Inrichting voor het planten van bollen
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het planten van bollen, die voor het planten van bloembollen, knoflook, uien en knolbollen van bloemen, alsmede voor een ander plantmateriaal met overeenkomstige afmetingen 5 bedoeld is.
Er is een inrichting bekend voor het planten van bollen, die uit gelijke plantsecties bestaat, welke op een gemeenschappelijk gestel zijn gemonteerd, welk gestel op steun-aandrijfwielen is geplaatst. Elke plantsectie bestaat 10 uit een zaadmand met een regelbare opening in zijn V-vormige bodem en uit achter de zaadmand en lager dan de bodem daarvan geplaatste planttoestellen van het trommelzittingtype, die op een gemeenschappelijke as, die op het gestel is gelagerd en kinematisch met de steun-aandrijfwielen is verbonden, zijn 15 gemonteerd. De voorzijde van de V-vormige bodem van de zaadmand bezit de mogelijkheid voor schudden door een daaronder geplaatst nokkenmechanisme, en de achterzijde vormt een vlakke schuif. Door de stand van de schuif bepaalt men de grootte van de spleet, en men garandeert de toevoer van de noodzake-20 lijke plantmateriaalhoeveelheid onafhankelijk van de fysisch-mechanische eigenschappen daarvan. Onder de V-vormige bodem van de zaadmand bevindt zich een tweede hellende bodem, die deze met de planttoestellen verbindt. Het boveneinde van de hellende bodem is door veren tegen een nokkenmechanisme ge-25 drukt, hetgeen hieraan de mogelijkheid voor schudden biedt.
Het lagere achtereinde is door elastische verbindingen in het gemeenschappelijke gestel aangebracht. Op de hellende bodem zijn scheidingswanden gemonteerd, die zich onderling in de richting van de planttoestellen naderen. Boven elk toestel is 30 een zaaddoos met veranderlijke breedte gemonteerd, waarbij op zijn achterwand regelbare, horizontale en verticale schuiven voor het vormen van een uitgangsopening, die overeenkomt met de breedte van het toegepaste planttoestel en de grootte van de bollen, zijn gemonteerd. De planttoestellen zijn gevormd 35 door paren trommeltandwielen, waarbij van elk paar het ene 8603292 *·, -2- trommeltandwiel op de gemeenschappelijke as is gemonteerd en het tweede op een cilindrisch deel, dat buiten de vertanding van het eerste tandwiel met een mogelijkheid voor een axiale verschuiving is gevormd, is aangebracht. Op deze wijze bestaat 5 de mogelijkheid voor het regelen van de grootte van de zitting.
De nadelen van deze bekende inrichting bestaan uit het op moeilijke wijze in de zaaddozen binnentreden van sommige soorten plantmateriaal, bijvoorbeeld bloembollen met 10 lange valse stengels, en uit het beschadigen van grote bollen door de daarbijbehorende passieve horizontale schuiven. De mechanismen voor het verstoren van de bogen van het in de zaaddozen gestorte materiaal, alsmede van de toevoer daarvan tot aan de zaaddozen zijn gecompliceerd. Deze nadelen beïn-15 vloeden de technologische werking van de inrichting in zijn totaliteit nadelig. Een ander belangrijk nadeel bestaat uit het grote aantal regelingen bij de verandering van de rij-afstand en de grootte van de bollen, die zowel voor de zaaddozen alsmede voor de plaats van de planttoestellen op de as en 20 voor de onderlinge plaatsing van de trommeltandwielen in elk planttoestel, die de grootte van de zitting bepaalt, worden toegepast.
Bekend is een toestel van het trommeltype voor het uitzaaien van zaad, die direct onder de zaadmand met een ope-25 ning is aangebracht.. De bodem van de zaadmand omvat het zaai-toestel, dat als een as met aparte secties met een breedte, die gelijk is aan de breedte van een oppervlak, dat is gevormd uit langs de hartlijn van de as georiënteerde sleuven, is uitgevoerd. Tussen de afzonderlijke secties bezit de as een 30 glad oppervlak. De sleuven in de afzonderlijke secties verschillen met betrekking tot het aantal en de grootte van hun dwarsdoorsneden. Ter plaatse van de uitgang van elke opening van de bodem van de zaadmand is een vlakke schuif met de mogelijkheid voor een verticale regeling gemonteerd. De as 35 kan voor het regelen van de stand van de betreffende sectie, waarmee gewerkt zal worden, langs zijn as worden verschoven.
Het nadeel van dit zaaitoestel bestaat met name uit 8603292 -3- * « Μ het groepsgewijs zaaien, omdat in een enkele sleuf meer dan één korrel of meer dan één bol kan komen, hetgeen voor het afzonderlijk planten niet gewenst is. De toepassing van een passieve schuif verschaft omstandigheden voor beschadiging, 5 wanneer dit toestel voor het planten van bollen wordt toegepast. Bovendien moet men voor het regelen van de stand van de betreffende sectie de gehele as verschuiven, hetgeen constructief ondoelmatig is.
De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen 10 voor het planten van bollen, welke inrichting een stabiel technologisch proces onafhankelijk van de toestand van het plantmateriaal moet bezitten, doordat verstoppingen voor de planttoestellen en een beschadiging van de grote bollen wordt vermeden en gelijktijdig hieraan de regelingen voor de ver-15 schillende arbeidsomstandigheden beperkt en vereenvoudigd worden.
Dit doel wordt bereikt met een inrichting, die uit gelijke plantsecties bestaat, die op een gemeenschappelijk gestel, dat is aangebracht op steun-aandrijfwielen, zijn ge-20 monteerd. Elke plantsectie bestaat uit een zaadmand met een regelbare opening in zijn V-vormige bodem en uit achter de zaadmand en lager dan de bodem daarvan geplaatste planttoestellen van het trommelzittingtype, die op een gemeenschappelijke as, die op het gestel is gelagerd en kinematisch met de 25 steun-aandrijfwielen is verbonden, zijn gemonteerd. Tussen de V-vormige bodem van de zaadmand en de planttoestellen is een hellende bodem aangebracht. Elk planttoestel bestaat uit enige trommels met zittingen, die in een richting trapsgewijs wat betreft hun grootte veranderen. Onder de planttoestellen zijn 30 zaadleidingen en scharen geplaatst, die door een veer-hefboom-aandrijving ten opzichte van het grondgestel zijn aangebracht. Volgens de uitvinding bezitten de afzonderlijke trommels in de planttoestellen dezelfde breedte, en hun zittingen zijn in twee reeksen, die een halve stap ten opzichte van elkaar zijn 35 verdraaid, aangebracht. Alle planttoestellen zijn in een cilindrisch blok met een mogelijkheid voor een instellende verschuiving langs de hartlijn van de gemeenschappelijke as 8503292 * * -4- samengesteld, doordat ze onderling door tussenringen zijn gescheiden. De hellende bodem ligt onder een hoek, die groter is dan de hoek van de wrijving tussen deze en het plantmate-riaal, en zijn achterste uiteinde is geplaatst in een laad-5 trog, die voor alle planttoestellen van één sectie gemeenschappelijk is. Deze vormgeving verschaft de mogelijkheid, dat in de zaadmand een slechts weinig bewegend roerorgaan wordt aangebracht, dat het plantmateriaal niet beschadigt.
Het onderste gedeelte van de laadtrog bestaat uit boogvormige 10 deksels, die de planttoestellen van buiten omvatten. Tussen * de boogvormige deksels zijn openingen aangebracht met een breedte, die gelijk is aan de breedte van één der trommels van de planttoestellen, en de stap tussen de openingen komt overeen met de stap tussen twee gelijke trommels van twee 15 aangrenzende planttoestellen. Bovendien zijn de boogvormige deksels regelbaar op een drager van het gemeenschappelijke gestel en aan een begrenzer aangebracht, die op zijn beurt ook regelbaar op het gemeenschappelijke gestel is bevestigd.
De begrenzer bezit elastische stroken, die aan het uiteinde 20 naaldvormige uitstoters bezitten, die tot aan de planttoestellen reiken. Vanaf de achterzijde van de laadtrog zijn op een tweede as afstrijkers gemonteerd, die in aanraking zijn met de planttoestellen, waarbij de as van de planttoestellen kinematisch is verbonden met de as van de afstrijkers.
25 Bij een andere uitvoeringsvorm bestaan de trommels voor middelgrote en kleine bollen van elk planttoestel uit geschikte tandkransen met half-cilindrische zittingen. Vanaf de beide zijden van de kransen zijn ringen met een naar de tandkrans toe eenzijdig gevormde boogvormige zitting aange-30 bracht. De trommels voor de grote bollen bestaan slechts uit tandkransen, waarvan de buitenzijde tot aan de ringen van aangrenzende trommels reiken. Alle elementen van een planttoestel - ringen en tandkransen - zijn door pennen met elkaar verbonden, welke evenwijdig aan de as zijn aangebracht en 35 zich eenzijdig buiten het planttoestel uitstrekken, hetgeen voor de verbinding daarvan met het aangrenzende planttoestel noodzakelijk is. De planttoestellen van een gemeenschappelijk 8603292 -5- ' * -« m cilindrisch blok zijn door tapeinden met elkaar verbonden, die door naven, die aan beide uiteinden van het blok zijn aangebracht, passeren.
De voordelen van de inrichting volgens de uitvinding 5 bestaan hieruit, dat daarmee een stabiel technologisch proces kan worden gegarandeerd, omdat de tussen de zaadmand en de planttoestellen gemonteerde hellende bodem voor alle plant-toestellen van één sectie gemeenschappelijk is en onder een hoek ligt, die groter is dan de hoek van de wrijving met het 10 plantmateriaal, waardoor het plantmateriaal zonder haperen door de regelbare opening van de V-vormige bodem van de zaadmand uitstromen kan. Deze bijzonderheid maakt het raogelijk, dat in de zaadmand een slechts weinig bewegend roerorgaan wordt aangebracht, dat de bollen niet beschadigt, terwijl de 15 gemeenschappelijke laadtrog een storingsvrije opname van de bollen door de planttoestellen mogelijk maakt. Een ander voordeel van de inrichting bestaat uit de vormgeving van de planttoestellen in een gemeenschappelijk cilindrisch blok voor elke sectie, hetgeen met slechts één handeling - de 20 verschuiving daarvan langs de hartlijn van de as - het veranderen van de inrichting voor het planten van bollen met diverse grootten mogelijk maakt. De toepassing van afstrijkers, die gelijktijdig met de planttoestellen draaien, garandeert het verwijderen van de in de zittingen van de planttoestellen 25 aanwezige overvloedige bollen, zonder dat deze worden beschadigd.
Bij de vormgeving van de planttoestellen volgens de uitvoeringsvorm met aparte elementen - kransen en ringen met een eenzijdige boogvormige zitting - ontstaat de mogelijk-30 heid voor een vereenvoudiging van de technologie bij de uitwerking.
De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvoorbeel-den van de inrichting zijn weergegeven.
35 Fig. 1 toont een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 toont een planttoestel met een afstrijker met 8603292 ί;. '4 -6- een zijaanzicht van een dwarsdoorsnede door een laadtrog en de daarbij behorende werkzame delen; fig. 3 toont planttoestellen van het trommelzitting-type van een inrichtingssectie, die in één blok voor het 5 planten van een vijfrijig bed zijn gemonteerd; fig. 4 toont een andere uitvoeringsvorm van de planttoestellen, die tot een blok voor het planten van een zesrijig bed zijn samengesteld; fig. 5 toont een zijaanzicht van een schaar met 10 een zaadleiding en een veer-hefbomaandrijving voor het regelen van het schaarsysteem van een inrichtingssectie; fig. 6 toont de onderlinge plaatsing van de mechanismen voor de groepsgewijze regeling van de scharen bij een uitvoering van de inrichting met drie secties, in boven-15 aanzicht met één schaar per sectie; fig. 7 toont een zijaanzicht van een zaadleiding en schaar met een dichtstrijker en een beschermingssteun; fig. 8 toont de verbinding van een schaar met een veer-hefboomaandrijving, en 20 fig. 9 toont de beschermingssteun van een dicht- strijker.
De inrichting voor het planten van bollen bestaat uit gelijke plantsecties, die op een gemeenschappelijk gestel 1 zijn gemonteerd, dat op steun-aandrijfwielen 2 is ge-25 plaatst. Op het gemeenschappelijke gestel 1 zijn een half automatisch driepuntssysteem 3 voor de verbinding met een trekker, een spoorvormer 4, twee in hoogte instelbare steunen 5 en een werkplaats 6 aangebracht. Het aantal plantsecties en de verbinding hiertussen hangt af van de werkbreedte van de 30 inrichting. De steun-aandrijfwielen 2 zijn verbonden met een aandrijfdrijfwerk 7, dat op het gemeenschappelijke gestel 1 is gemonteerd en gemeenschappelijk is voor alle plantsecties.
Elke plantsectie is bedoeld voor slechts ëén bed en bezit een eigen zaadmand 8 met een V-vormige bodem 9, die een 35 opening 10 over de gehele werkbreedte van de sectie bezit, boven welke opening een slechts weinig bewegend meervoudig meerschijven roerorgaan 43 is gemonteerd. De grootte van de 86 0 3 2 9 2'' — t — ' Λ- % opening 10 wordt bepaald door een vlakke schuif 11. Achter de zaadmand 8 en lager dan zijn V-vormige bodem 9 zijn planttoe-stellen 12 van het trommelzittingtype aangebracht, die op een gemeenschappelijke as 13 zijn gemonteerd, die door planken 14 5 op het gemeenschappelijke gestel 1 is gelagerd en kinematisch is verbonden met het aandrijfdrijfwerk 7 en een tweede as 15 van de met de planttoestellen 12 in contact staande afstrijkers 16. Tussen de zaadmand 8 en de planttoestellen 12 zijn een hellende bodem 17, die zichtbaar is, en een laadtrog 18, 10 welke voor alle planttoestellen 12 gemeenschappelijk is, aangebracht. De hellende bodem 17 ligt onder een hoek, die groter is dan de hoek van de wrijving tussen deze en het plant-materiaal. De laadtrog 18 bezit zijwanden en een achterwand, terwijl zijn onderste gedeelte bestaat uit boogvormige dek-15 seis 19, die van buitenaf met speling de planttoestellen 12 omvatten. De boogvormige deksels 19 bezitten in hun beide rechtlijnige gedeelten rechthoekige openingen voor het regelbaar aanbrengen op een drager 20 van het gemeenschappelijke gestel 1 en op een begrenzer 21, die eveneens regelbaar door 20 bekende boutverbindingen op het gemeenschappelijke gestel 1 is aangebracht. De planttoestellen 12 bestaan uit drie wat betreft hun breedte en doorsnede identieke trommels 22, 23 en 24, die geschikt zijn voor kleine, middelgrote en grote bollen.
25 De zittingen van elke trommel zijn in twee reeksen, die ten opzichte van elkaar een halve stap zijn verdraaid, aangebracht. Alle planttoestellen 12 van een plantsectie zijn in een gemeenschappelijk cilindrisch blok 25 gemonteerd, waarbij zij trommels 22, 23 en 24 bezitten, die op dezelfde 30 wijze zijn aangebracht. De trommels zelf zijn onderling door bekende constructieve elementen verbonden, bijvoorbeeld door zich op hun frontale oppervlakken afwisselende kanalen en randen. De afzonderlijke planttoestellen 12 in het blok 25 kunnen door tussenringen 26 met een breedte, die overeenkomt 35 met de voor de uitvoering voorziene plantschema1s, zijn gescheiden. Het gemeenschappelijke cilindrische blok 25 is door middel van tapeinden 27 gevormd, die door holle ruimte van de 8603252 * v -8- trommels 22, 23, 24 en door openingen in naven 28 passeren, welke naven aan de beide uiteinden zijn aangebracht, wanneer ze door moeren worden gespannen. Het aldus gevormde gemeenschappelijke cilindrische blok 25 is op de gemeenschappelijke 5 as 13 gemonteerd, die vierhoekig kan zijn. De gewenste plaats van het blok 25 ten opzichte van de as 13 wordt door twee be-grenzingsringen 29 bereikt. Tussen de boogvormige deksels 19 zijn openingen met de breedte van één der trommels van de planttoestellen 12 aangebracht. De stap tussen de openingen 10 is gelijk aan de stap tussen twee identieke trommels van twee aangrenzende planttoestellen 12.
Bij een uitvoeringsvorm bestaan de trommels van de planttoestellen 12 uit afzonderlijke elementen. De trommels voor kleine 22 en middelgrote 23 bollen zijn gevormd uit ge-15 schikte tandkransen 30 en 31 met half cilindrische zittingen. Aan de beide zijden van elke tandkrans 30, 31 zijn geschikte ringen 32, 33 met een naar de tandkrans toe eenzijdige boogvormige zitting aangebracht. De trommel 24 voor de grote bollen is slechts uit tandkransen 34 met half cilindrische z.it-20 tingen gevormd, waarbij de tandkransen 34 met hun buitenzijden tot aan de corresponderende ringen 32, 33 van de aangrenzende trommels 23 en 22 reiken. Alle ringen en tandkransen van een planttoestel 12 zijn door drie pennen 35, die zich eenzijdig buiten het planttoestel 12 uitstrekken en evenwijdig aan de 25 as 13 daarvan zijn geplaatst, verbonden. De omzetting van de zittingen van twee aangrenzende reeksen in een trommel 22, 23 en 24 is gerealiseerd door de herhaling van de openingen voor de pennen 35 in de tandkransen 30, 31, 34, doordat de tweede groep van drie openingen ten opzichte van de eerste tot een 30 hoek, die de helft van de stap tussen de corresponderende zittingen bedraagt, is verplaatst.
Voor het garanderen van een precieze werking van de inrichting is bij de beide uitvoeringsvormen van de planttoestellen 12 een met deze in aanraking zijnde afstrijker 16 35 aangebracht, die de as 15 met daarop aangebrachte cilindrische borstels 36, die geborgd zijn tegen een verdraaiing en een willekeurige asverschuiving, omvat. Natuurlijk kunnen in 86 0 3 29 2' -9- * t plaats van borstels elastische rubber·" of plastische rollen met een ongelijk oppervlak worden toegepast. Het aantal borstels is gelijk aan het aantal planttoestellen 12 in een gemeenschappelijk cilindrisch blok 25. De borstels 36 zijn zo-5 danig gemonteerd, dat ze aankomen tegen de onderste rand van de achterwand van de laadtrog 18 en het werkoppervlak van de planttoestellen 12. Hierbij is de cirkelsnelheid van de borstels 36 groter dan die van de planttoestellen 12. Ter plaatse van de achterwand van de laadtrog 18 met de breedte van de 10 boogvormige deksels 19 en daarboven zijn regelbare scheidingswanden 39 aangebracht. In deze stand is elke borstel 36 ter plaatse van het achterste uiteinde van de tussen de deksels 19 gevormde opening geplaatst en bezit een breedte, die iets groter is dan de breedte van de opening, en bedekt de opening 15 tussen twee aangrenzende scheidingswanden 39 en de achterwand van de laadtrog. Onder de borstels 36 zijn verende kleppen 40 aangebracht, die regelbaar op de drager 20 zijn geplaatst, en tegengesteld aan de verende kleppen 40 zijn op de begrenzer 21 elastische stroken 41 aangebracht. Een bijzonderheid 20 van de begrenzer 21 bestaat hieruit, dat zijn voorste gedeelte, dat op het gemeenschappelijke gestel 1 is aangebracht en de boogvormige deksel 19 vasthoudt, een lengte bezit, die gelijk is aan de lengte van de laadtrog 18, waarbij de elastische stroken 41 slechts onder de openingen in de laadtrog 25 18 zijn geplaatst. Aan het uiteinde van de elastische stro ken 41 zijn naafvormige uitstoters 42 gevormd, die voor het uitstoten van in de zittingen van de planttoestellen 12 achtergebleven niet standaardmatige bollen dienen.
Afhankelijk van het gekozen plantschema zijn onder 30 de planttoestellen 12 zaadleidingen 37 op het gemeenschappelijke gestel 1 aangebracht.
Elke zaadleiding 37 bestaat uit een opneemtrechter 38, een buis 43 en een daartussen aangesloten elastisch deel 44, dat bijvoorbeeld als een cilindrische veer kan zijn uit-35 gevoerd. De buis 43 is ter plaatse van zijn onderste gedeelte omhuld door een buisopnemer 45 (voortzetting van de zaadleiding 37), die scharniervormig is aangebracht aan een schaar 46.
8603292 v, * -10-
De opneemtrechters 38 van alle zaadleidingen 37 van een sectie zijn, met de mogelijkheid voor een verschuiving langs een spleet, die in een drager 47 is gevormd, op deze geschikte drager 47 van het gemeenschappelijke gestel 1 door telkens 5 twee bouten bevestigd. Afhankelijk van de bedrijfsnoodzaak is aan het voorste uiteinde van elke voorste trechter 38 een naaldvormige uitstoter 42 aangebracht, die deze, aan begrenzers 21 gemonteerd, herhaalt of vervangt. Elke schaar bezit aan zijn voorste gedeelte een houder 48 met een cilindrisch 10 scharnier, waardoor hij schommelend in een verticaal langs-vlak aansluit op een schaarbalk 49 van de plantsecties. Het achterste einde van de schaar 46 is opgehangen aan een veerhef aandrijving 50 voor de groepsgewijze regeling. Het bestaat uit een klem 51 met een spleet, waarin twee armen 52 schar-15 nierend zijn aangebracht en die aan de beide uiteinden van een as 53, die op het gestel 1 is gelagerd, zijn gemonteerd. Star op de as 53 is een vork 54 gemonteerd, waarbij het andere uiteinde van de vork een moer 55 met een daarin aangebrachte schroef 56, waarvan het uiteinde door een star op het 20 gemeenschappelijke gestel 1 gemonteerde geleiding 57 bestuurd wordt, draagt. Door de spleet van de klem 51 passeren schaarstangen 58 met daarop aangebrachte veren 59. Het bovenste uiteinde van elke stang 58 eindigt met een begrenzer 60 en is op de klem 51 op een bepaalde plaats met behulp van een 25 in de spleet door bouten aangebrachte plank 61 met een opening voor het vrij passeren van de stangen 58 bevestigd, en zijn onderste uiteinde is in een opening van een U-vormige haak 62 aangebracht, waarbij hij met een demonteerbare begrenzer eindigt. De U-vormige haak 62 is door cilindrische scharnie-30 ren 63 en 64 aangesloten op het gestel van de schaar 46. De as van het cilindrische scharnier 64 houdt in de zitting 56, star ten opzichte van de schaar 46, een vork 66 en een veer 67 van een wat betreft zijn uitvoeringsvorm bekende dicht-strijker 68 vast. Aan de staart van de vork 66 is een bescher-35 mingssteun 69 met een mogelijkheid voor het schommelen om een cilindrische as 70 gekoppeld.
De inrichting functioneert als volgt: Het in elke 86 0 3 29 2.............
-11- * »- v zaadmand 8 aangebrachte plantmateriaal vloeit door de regelbare opening 10 van de V-vormige bodem 9 naar buiten. Met behulp van de vlakke schuif 11 wordt de noodzakelijke grootte van de opening afhankelijk van de grootte van de bollen be-5 paald. De slechts weinig bewegende roerorganen 71 verstoren in de zaadmand gevormde bogen zonder de bollen te beschadigen, welke daarna op de zichtbaar hellende bodem 17 komen en in de laadtrog 18 komen. Dank zij de geschikt gekozen hoek van de hellende bodem blijft het plantmateriaal hierop niet hangen, 10 en de gemeenschappelijke laadtrog 10 maakt het mogelijk, dat de bollen zonder haperen in de zittingen van de planttoestel-len binnentreden, doordat ze door de openingen tussen de boogvormige deksels 19 passeren. De planttoestellen 12 zijn door een asverschuiving van het gemeenschappelijke cilindrische 15 blok 25 aangepast aan een met de grootte van de bollen corresponderende trommel. Alle cilindrische blokken 25 worden door het gemeenschappelijke aandrijfdrijfwerk 7 in de richting van de wijzers van de klok, gezien vanaf de linkerzijde van de inrichting, verdraaid. In dezelfde richting draaien even-20 eens de afstrijkers 16, echter met een grotere cirkelsnelheid dan van de blokken 25, waardoor de borstels 36 van de af-strijker 16 de overvloedige bollen uitstoten uit de zone, waarin de gevulde zittingen de laadtrog 18 verlaten. De verende kleppen 40 verhinderen het niet op tijd uit de zittingen 25 vallen van de bollen ter plaatse van het gedeelte van de borstels 36 tot aan de opnametrechters 38. De bollen passeren door de zaadleidingen 37 en bereiken de door de scharen 46 gevormde voren, die door de uit zichzelf verschuivende bodem worden bedekt en door de dichtstrijkers 68 definitief worden 30 afgedekt. In de aanvangspositie van de inrichting in de werk-stand raken dé beschermingssteunen 69 als eerste de bodem, zodat ze op deze wijze geen mogelijkheid voor het beschadigen van de dichtstrijkers 68 bieden, en bij het starten van de inrichting bewegen ze naar achteren.
8503252

Claims (2)

1. Inrichting voor het planten van bollen, bestaande uit gelijke plantsecties, die op een gemeenschappelijk gestel zijn gemonteerd, welk gestel op steun-aandrijfwielen is geplaatst, waarbij elke plantsectie een zaadmand met een regel-5 bare opening in zijn V-vormige bodem en achter de zaadmand en lager dan zijn V-vormige bodem aangebrachte planttoestellen van het trommelzittingtype bezit, die op een gemeenschappelijke as, die op het gestel is gelagerd en kinematisch is verbonden met de steun-aandrijfwielen, zijn gemonteerd, waar-10 bij tussen de V-vormige bodem van de zaadmand en de planttoestellen een hellende bodem is aangebracht, terwijl elk plant-toestel uit enige trommels met zittingen is gevormd, die in een richting trapsgewijs wat betreft hun grootte veranderen, en waarbij onder de planttoestellen zaadleidingen en scharen 15 zijn aangebracht, die ten opzichte van het grondgestel door een veer-hefboomaandrijving zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de afzonderlijke trommels (22, 23, 2.4) in de planttoestellen (12) even breed zijn en hun zittingen in twee reeksen, die ten opzichte van elkaar over een halve stap 20 zijn verdraaid, zijn geplaatst, terwijl alle planttoestellen (12) in een gemeenschappelijk cilindrisch blok (25) met de mogelijkheid voor een instellende verschuiving langs de hartlijn van de gemeenschappelijke as (13) zijn samengesteld, doordat ze door tussenringen (26) van elkaar zijn gescheiden, 25 waarbij de hellende bodem (17) onder een hoek is gelegen, die groter is dan de hoek van de wrijving met het plantmateriaal, terwijl zijn achterste uiteinde in een laadtrog (18) , die voor alle planttoestellen (12) van een sectie gemeenschappelijk is, is aangebracht, waarbij het onderste gedeelte van de 30 trog (18) uit boogvormige deksels (19) , die de planttoestellen (12) van buiten omvatten, is gevormd, waarbij verder tussen de boogvormige deksels (19) openingen met de breedte van ëën der trommels (22, 23, 24) van de planttoestellen (12) zijn aangebracht, terwijl de stap tussen de openingen gelijk is 35 aan de stap tussen twee gelijke trommels van twee aangrenzende 86 0 3 23 2'...................... - I J- r 'V planttoestellen (12), waarbij de boogvormige deksels (19) regelbaar aan een drager (20) van het gemeenschappelijke gestel (1) en aan een begrenzer (21) zijn aangebracht, welke begrenzer eveneens regelbaar aan een gemeenschappelijk gestel (1) 5 is aangebracht en elastische stroken (41) bezit, die naaldvormige uitstoters (42) omvat, die tot aan de planttoestellen (12) reiken, welke met afstrijkers (16), die op een gemeenschappelijke tweede as (15), die kinematisch is verbonden met de as (13) van de planttoestellen (12), zijn gemonteerd, in 10 aanraking zijn.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij elk planttoestel (12) de trommels voor kleine (22) en middelgrote (23) bollen door geschikte tandkransen (30, 31) met half cilindrische zittingen zijn ge-15 vormd, aan de beide zijden waarvan corresponderende ringen (32, 33) met een naar de corresponderende tandkrans (30, 31) toe eenzijdig gevormde boogvormige zitting zijn geplaatst, terwijl de trommel voor de grote bollen slechts uit tandkransen (34) met half cilindrische zittingen, waarvan de buiten-20 zijden tot aan de ringen (30, 31).van de aangrenzende trommels (23, 22) reiken, is gevormd, waarbij de ringen (32, 33) en de kransen (30, 31, 34) in een planttoestel (12) door pennen (35), die evenwijdig aan de as (13) zijn geplaatst en zich eenzijdig buiten het planttoestel (12) uitstrekken, zijn 25 verbonden, terwijl de planttoestellen (12) van een gemeenschappelijk blok (25) onderling door tapeinden (27), die door aan de beide uiteinden aangebrachte naven (28) passeren, zijn verbonden. 8603292
NL8603292A 1985-12-30 1986-12-23 Inrichting voor het planten van bollen. NL8603292A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BG7297685A BG41481A1 (en) 1985-12-30 1985-12-30 Machine for planting bulbs
BG7297685 1985-12-30

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8603292A true NL8603292A (nl) 1987-07-16

Family

ID=3916557

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8603292A NL8603292A (nl) 1985-12-30 1986-12-23 Inrichting voor het planten van bollen.

Country Status (5)

Country Link
BG (1) BG41481A1 (nl)
CS (1) CS269791B2 (nl)
HU (1) HUT42902A (nl)
NL (1) NL8603292A (nl)
PL (1) PL151300B1 (nl)

Also Published As

Publication number Publication date
HUT42902A (en) 1987-09-28
CS269791B2 (en) 1990-05-14
PL263040A1 (en) 1987-10-19
PL151300B1 (en) 1990-08-31
BG41481A1 (en) 1987-07-15
CS971686A2 (en) 1988-12-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE2702418C2 (de) Vorrichtung zum Abgeben von Saatgut
EP2936986B1 (de) Schaschlikmaschine und verfahren zum herstellen von schaschlikspiessen
IE47622B1 (en) High-speed planting methods and machines
US3963138A (en) Cane planter
EP0135004A1 (en) Transplantor provided with seedlings selector
NL8601765A (nl) Verspeeninrichting en -werkwijze.
KR101365158B1 (ko) 뿌리작물 선별장치
NL8603292A (nl) Inrichting voor het planten van bollen.
AU2003253294B2 (en) A seedling transplanting unit with rotary distributor for planting seedlings arranged in two rows
JPH0551124A (ja) 選別装置の供給装置
EP0596851A1 (en) Machine for planting slip plants
DE60201314T2 (de) Vorrichtung zum Zuführen von teilchenförmigem Gut für Anlagen zur Herstellung von gefüllten Keksen
KR101542327B1 (ko) 마늘 파종장치
US533716A (en) Machine for perforating and grading fruit
GB2101462A (en) Planting machine
BE1026437B1 (nl) Zaaiwerkwijze en inrichting voor het verdelen van zaden
JP3056822B2 (ja) 選別装置の供給装置
DE2719069B2 (de) Verteil- und Streuvorrichtung für fließfähige Güter
DE2548359C2 (de) Legemaschine, insbesondere zum Legen von Kartoffeln
SU936839A1 (ru) Высевающий аппарат
SU818530A1 (ru) Рассадопосадочна машина
US1738218A (en) Bulb dropper
US859671A (en) Raisin-seeding machine.
CH628310A5 (en) Apparatus for transferring plates from a first endless conveyor to a second endless conveyor
JPH07298718A (ja) 移植機

Legal Events

Date Code Title Description
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
BV The patent application has lapsed