NL8603115A - Dubbelstukweefgetouw, werkwijze voor het gebruiken ervan alsmede het ermee verkregen produkt. - Google Patents

Description

«I

Y

5i2^SiË-~ï~Ë2ê521iÏ£_ïier^w^i2e νοο£ het gebruiken ervan alsmede het ermee_verkregen produkt.

De uitvinding heeft betrekking op een dubbelstukweef-getouw, in hoofdzaak bestaande uit twee kettingbomen met een voorraad kettingdraden die via heveloogjes van een schaftmachine tot sprongen worden bewogen waardoorheen de inslagdraden kunnen 5 worden geschoten, een rietdrager met tussen een boven- en een onderbalk aangebracht riet voor het aandrukken van de inslagen, en een doekboom voor het opwikkelen van het dubbelweefsel.

Een dergelijk weefgetouw wordt tot nu toe gebruikt voor het maken van velours. Daarbij wordt een groot aantal van de 10 pooldraden, namelijk die het boven- en onderweefsel met elkaar verbinden, uiteindelijk doorgesneden om de pool te bereiken. Met stuk het bekende dubbelweefgetouw is het niet mogelijk om de lengte van de verbindingslussen een relatief aanzienlijke waarde, bijvoorbeeld van de orde van grootte van ongeveer 20 cm, te laten 15 bereiken. Toch vraagt de markt om dergelijke produkten, al worden die niet voor woningsinrichtingsdoeleinden gebruikt, maar voor het maken van isolatiewanden voor de bouwwereld.

Bekende werkwijzen voor het maken van dergelijke wanden gaan uit van korte verbindingsdraden en verlengen deze 20 door ze eenvoudig te rekken, of gaan uit van met een spiraalvormige wikkeling omgeven kerndraden, waarbij na het oplossen van de kerndraad uiteraard ook een grotere lengte wordt verkregen.

De werkwijze van het eenvoudig rekken heeft als nadeel, dat de verbindingsdraden bij te grote rek kunnen breken, zodat een on-25 regelmatig uiterlijk van het produkt wordt verkregen. De werkwijze van het oplossen van de kerndraad betekent een extra handeling die tijdens het fabricageproces moet worden ingepast.

De uitvinding beoogt in het voorgaande verbetering te brengen en een weefgetouw alsmede een werkwijze te leveren met 30 behulp waarvan het nieuwe produkt op efficiënte wijze kan worden vervaardigd.

8603115 % * - 2 -

Volgens de uitvinding is één en ander bereikt doordat stuk op het dubbel/ weefgetouw een garentoevoer is aangebracht voor ver-bindingslussen tussen het boven- en onderweefsel die in ketting-richting worden ingeweven, en doordat middelen zijn aangebracht voor 5 het afmeten en in stand houden van de lengte van die verbindings-lussen.

De middelen voor het afmeten en in stand houden van de lengte van de verbindingslussen kunnen bestaan uit een aantal op de bovenbalk van de rietdrager aangebrachte horizontaal beweegbare 10 lussenleggers en geleidingshaken. De lussenleggers en geleidings- haken kunnen zijn aangebracht op een zwenkbaar op de bovenbalk ondersteunde zwenkas waarop ook een scharnierarm is aangebracht die kan samenwerken met een leiwiel dat met het weefgetouw is verbonden. De lussenleggers hebben tenminste één om een vertikale as scharnierbare 15 pal die tijdens het achterwaarts bewegen van het riet voorwaarts langs of door de geleidingshaken beweegt.

Bij voorkeur is een poolstang aangebracht die door de schaftmachine .. beweegbaar is om de benodigde garenlengte te reserveren voor de vorming van de verbindingsdraden. De poolstang 20 is zodanig uitgevoerd dat hij een instelbaar aantal cycli na het wisselen van sprong van de verbindingslussen geen trekkracht op de garentoevoer uitoefent.

Een werkwijze voor het vervaardigen van een dubbel-weefsel dat met elkaar verbonden blijft door in kettingrichting 25 lopende verbindingslussen, wordt gekenmerkt doordat de lengte van de verbindingslussen langs mechanische weg wordt afgemeten en in stand wordt gehouden door de verbindingslussen na het wisselen van sprong met een lage spanning te weven. De buitenoppervlakken van het dubbel-weefsel moeten voor het bereiken van een bruikbaar eindprodukt, vaak 30 worden bekleed.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een aanpassing van een bekend weefgetouw voor het bereiken van de doeleinden van de uitvinding, is weergegeven. In de tekening toont: 860 3 1 1 5 ψ - 3 - fig. 1 een schematische langsdoorsnede door het dubbelweefsel, fig. 2 een zijaanzicht van een dubbelstükweefgetouw fig. 3 een gedeeltelijk bovenaanzicht, tendele in 5 doorsnede volgens de lijn III-III van fig. 2, fig. 4 op grotere schaal een zijaanzicht van een lussenlegger, gezien volgens de lijn IV-IV van fig. 3, en zijn verbinding met de bovenbalk van de rietdrager, fig. 5 een bovenaanzicht van de lussenlegger van 10 fig. 4, fig. 6 op dezelfde schaal als in fig. 4 een zijaanzicht van een geleidingshaak, gezien volgens de lijn VI-VI van fig. 3, en zijn verbinding met de bovenbalk van de rietdrager, en 15 fig. 7 een bovenaanzicht van de lussenlegger van fig.

6.

Het dubbelweefsel bestaat uit een bovenweefsel 1 en een onderweefsel 2, die in werkelijkheid dichter bij elkaar worden geweven dan in de schematische langsdoorsnede van fig. 1. De boven-20 en onderweefseis 1 en 2 bestaan beide op bekende wijze uit kettingdraden 3 en inslagen 4. De boven- en onderweefseis 1 en 2 zijn echter ook met elkaar verbonden door in kettingrichting ingeweven verbindingsdraden 5 waarvan zowel het aantal per m2 als de lengte tussen de boven- en onderweefsels aan de eisen van het eindprodukt 25 kan worden aangepast. De aanpassing van de lengte van de verbindingsdraden tussen de boven- en onderweefsels vereist bijzondere maatregelen, omdat die groter , soms zelfs aanzienlijk groter moet zijn dan de afstand tussen de boven- en onderweefsels ten tijde van het weven. Eén van de onderdelen die daarbij een belangrijke rol speelt, 30 zijn de lussenleggers 6 waarvan er één zichtbaar is. De lussenleggers zorgen voor het afmeten van de lengte van de verbindingsdraden 5, in fig. 1 aangeduid door de afstand D, nadat deze gekruist zijn. Die verbindingsdraadgedeelten liggen dan lusvormig horizontaal in fig. 1.

Pas na het vullen met isolatiemateriaal ontstaat de situatie die 35 in fig. 1 schematisch is weergegeven.

860 3 1 1 5 * * * - 4 -

De lussenleggers zijn ondersteund op de bovenbalk 7 van de rietdrager 8 van het weefgetouw en bewegen derhalve in hoofdzaak horizontaal in fig. 1 mee met die rietdrager. Tussen de bovenbalk 7 en de onderbalk 9 van de rietdrager 8 is op bekende 5 wijze het riet 10 aangebracht dat het aanslaan van het weefsel verzorgt.

In de figuren 2 en 3 is een weefmachine 11 weergegeven van het fabrikaat Güsken type GMV 80 met als opvallende onderdelen de reeds genoemde rietdrager 8 en bovenop de bekende niet nader 10 gedetailleerde schaftmachine die de vertikale bewegingen stuurt van de kettingdraden 3 en de verbindingsdraden 5. Tevens stuurt de schaftmachine de bewegingen van een vergrendelingshaak 12 en een poolstang 13 voor de verbindingsdraden 5. Uit fig. 3 blijkt, dat de reeds genoemde lussenleggers 6, meer in detail weergegeven 15 in figuren 4 en 5, worden afgewisseld door geleidingshaken 14, meer in detail weergegeven in figuren 6 en 7, waarbij de einden van de reeks telkens worden gevormd door halve geleidingshaken 15.

De lussenleggers 6 en de geleidingshaken 14/15 moeten in fig. 1 horizontaal bewegen en zijn daartoe aangebracht op een 20 zwenkas 16 die in lagers 17 draaibaar is ondersteund op de bovenbalk 7 van de rietdrager, zich over de bevestigingsplaten 18 (fig.

3) van de rietdrager uitstrekt en aan tenminste één einde is verbonden met een scharnierarm 19 die aan zijn andere uiteinde rust op een met het weefgetouw verbonden leiwiel 20. De scharnierarm 19 25 is in fig. 1 aan de onderrand zodanig gevormd dat wanneer de rietdrager 8 om zijn draaipunt 21 in en tegen de bewegingsrichting van de wijzers van een uurwerk beweegt, de scharnierarm in een horizontale baan heen en weer beweegt.

De vergrendelingshaak 12 heeft aan zijn onderrand een 30 uitsparing voor de poolstang 13, is roteerbaar om een naar voren gelegen draaipunt en dat roteren vindt plaats door een met het vrije einde verbonden kabel 23 die via leirollen 24 is verbonden met de: schaftmachine.

De poolstang 13 is opgehangen in kabels 25 waarvan in 35 fig. 2 de uiterste standen 25a en 25B gestippeld zijn weergegeven.

8603115 * - 5 -

Deze slingerbeweging wordt veroorzaakt door slingerkabels 26, eveneens bestuurd door de schaft-machine, waarbij gebruik wordt gemaakt van een zogenaamde dubbele as 27 daarvan. Als de poolstang 13 niet in de uitsparing van de vergrendelingshaak 5 12 zit, worden de verbindingsdraden 5 op spanning gehouden door een kabel 28 met gewichten 29. Er zijn dus zowel leirollen 30 voor de kabels 26 als 28, hetgeen duidelijk in fig. 2 zichtbaar is.

De kettingdraden 3 zijn afkomstig van twee ketting-bomen 31 en de verbindingsdraden 5 van een aantal klossen 32.

10 De inslagen en inslagaanbrengorganen zijn niet getekend.

De verbindingsdraden 5 lopen over een aantal draad-geleiders 33 en spanningsregelaars 34. Deze laatste kunnen ook dienst doen als draadwachter die ervoor zorgt dat de machine in geval van draadbreuk automatisch stopt.

15 De figuren 4 en 5 tonen enige details van de lussen- leggers 6. Deze bestaan uit een aan de as 16 hangend hoekgestel 35 dat in voorwaartse richting voorzien is van twee om vertikale assen 36 roteerbare pallen 37. De afstand waarover de lussenleggers 6 voor het riet 10 uitsteken, is instelbaar door het ver-20 schuiven van de instelstang 38 van het gestel.

De in figuren 6 en 7 weergegeven geleidingshaken 20 hebben een soortelijk instelbaar hoekgestel 35, dat echter in voorwaartse richting is uitgevoerd als een gebogen draadlichaam 39 dat de verbindingsdraden kan leiden naar het gebied tussen de 25 beide pallen 37 van de lussenleggers 6. De beide uiterste geleidingshaken 15 behoeven uiteraard slechts half te zijn uitgevoerd.

Uitgaande van een uitgangspositie waarin: - de vergrendelingshaak 12 in de hoogste stand staat, - de ophangkabels 25 van de poolstang 13 zuiver verti-30 kaal hangen en zich bevinden op de positie als aangegeven in fig. 2, en - het riet zich in de aanslag (in de voorste stand) bevindt, zal thans een cyclus van de weefmachine worden beschreven.

Als het riet 10 in de aanslag staat, dan bevinden zich 35 zowel de lussenleggers 6 als de geleidingshaken 14/15 tussen het 8603115

V

- 6 - \ onder- en het bovenweefsel. Op dat moment zorgt de schaftmachine ervoor dat de verbindingsdraden 5 (die tot nu toe ingeweven werden in onder- en bovenweefsel) gaan kruisen. Dat wil zeggen dat de draad die in het onderweefsel 2*. ingeweven was, naar het boven-5 weefsel 1 gestuurd wordt, en dat de draad in het bovenweefsel naar het onderweefsel gaat. Deze kruising bevindt zich dan vanuit de wever gezien achter de lussenleggers 6. Op hetzelfde moment heeft de schaftmachine ervoor gezorgd, dat de poolstang 13 achterwaarts beweegt teneinde de benodigde garenlengte te reserveren voor de 10 vorming van de lengte D van de verbindingsdraden.

Als het riet 10 naar achteren beweegt, kunnen de lussenleggers 6 de gekruisde verbindingsdraden 5 ongehinderd passeren, omdat aan iedere lussenlegger twee pallen 37 zijn gemonteerd die alleen voorwaarts kunnen scharnieren. Wanneer het riet 15 in de achterste stand is, bevinden de gekruisde verbindingsdraden zich voor de lussenleggers 6.

Tegelijk wordt door de schaftmachine de poolstang 13 weer vrijgegeven. De gereserveerde garenlengte wordt dan op spanning gehouden door: 20 - de gewichten 29 die via de kabel 28 aan de pool stang 13 trekken, - de spanningsregelaar 33 die tevens dienst doet als verbindingsdraadwachter.

Als het riet weer voorwaarts beweegt, dat raken de 25 lussenleggers 6 de gekruisde verbindingsdraden. Door de verdergaande voorwaartse beweging van het riet 10 worden de verbindingsdraden door de lussenleggers tussen het onder- en bovenweefsel gedrukt. Wanneer het riet dan weer in de aanslag staat is één rij van verbindingsdraden geweven. Hierbij is de lengte van de ver-30 bindingsdraden instelbaar tot ongeveer 20 cm. Terwijl het riet in de aanslag staat, beweegt de schaftmachine de vergrendelingshaak 12 omlaag om de poolstang 13 gedurende twee ê. drie schot te vergrendelen. Hiermee wordt voorkomen dat de zojuist gevormde verbindingsdraden teruggetrokken worden uit het weefsel. Nadat de lussen 35 tussen onder- en bovenweefsel zijn gevormd, worden de verbindings- 860 3 1 1 5 i - 7 - draden weer verder in het onder- en bovenweefsel ingeweven. Hierbij hebben de geleidingshaken 14/15 totdoel om de gevormde lussen eventueel ter correctie voor te leggen aan de lussenleggers 6 gedurende de eerstvolgende twee 6. drie schot. Nadat de verbindingsdraden een 5 vooraf bepaald aantal schot in onder- en bovenweefsel zijn ingeweven (één en ander wordt bepaald door het benodigde aantal verbindingsdraden per m2} zullen ze weer opnieuw gaan kruisen. Daarmede is dan één cyclus voltooid.

Binnen het kader van de conclusies vallen ook andere 10 uitvoeringsvormen dan hierboven zijn besproken en voor het verkregen produkt wordt afzonderlijke bescherming gevraagd, omdat aan het uiterlijk van dat produkt goed te zien is dat het vervaardigd is met de weef machine en werkwijze volgens de uitvinding.

8603115

Claims (10)

1. Dubbelstuk weefgetouw, in hoofdzaak bestaande uit twee kettingbomen met een voorraad kettingdraden die via heveloogjes van een 'schaftmachine tot sprongen worden bewogen waardoorheen de inslagdraden kunnen worden geschoten, een rietdrager met tussen een 5 boven- en een onderbalk aangebracht riet voor het aandrukken van de inslagen, en een doekboom voor het opwikkelen van het dubbelweef-sel, met het kenmerk, dat een garentoevoer (32) is aangebracht voor verbindingslussen (5) tussen het boven- en onderweefsel die in kettingrichting worden ingeweven, en dat middelen zijn aangebracht 10 voor het afmeten en in stand houden van de lengte (D) van die verbindingslussen.

2. Weefgetouw volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het afmeten en in stand houden van de lengte van de verbindingslussen bestaan uit een aantal op de bovenbalk 15 (7) van de rietdrager (8) aangebrachte horizontaal beweegbare lussenleggers (6) en geleidingshaken (14/15) .

3. Weefgetouw volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de lussenleggers en geleidingshaken zijn aangebracht op een zwenkbaar op de bovenbalk ondersteunde zwenkas (16) waarop ook een 20 schamierarm (19) is aangebracht die kan samenwerken met een lei-wiel (20) dat met het weefgetouw is verbonden.

4. Weefgetouw volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de lussenleggers (6) tenminste één om een vertikale as schamierbare pal (37) hebben die tijdens het achterwaarts bewegen van het riet 25 (10) voorwaarts langs of door de geleidingshaken (14/15) bewegen.

5. Weefgetouw volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een poolstang (13) is aangebracht die door 'de schaftmachine beweegbaar is om de benodigde garenlengte te reserveren voor de vorming van de verbindingsdraden.

6. Weefgetouw volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de poolstang (13) een instelbaar aantal cycli na het wisselen van sprong van de verbindingslussen weinig of geen trekkracht op de garentoevoer uitoefent. 86 0 3 1 t 5 .1 * - 9 -

7. Werkwijze voor het vervaardigen van een dubbel-weefsel dat met elkaar verbonden blijft door in kettingrichting lopende verbindingslussen, met het kenmerk, dat de lengte van de verbindingslussen langs mechanische weg wordt afgemeten en in 5 stand wordt gehouden door de verbindingslussen na het wisselen van sprong met een lage spanning te weven.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het dubbelweefsel aan beide buitenoppervlakken wordt bekleed.

9. Produkt verkregen met de werkwijze volgens 10 conclusie 7 of 8.

10. Inrichting en werkwijze zoals hierboven besproken en/of getoond in de tekening. -o-o-o-o-o-o-o-o- 8603115