NL8602806A

NL8602806A - Afmeerinrichting.

Info

Publication number: NL8602806A
Application number: NL8602806A
Authority: NL
Original assignee: Bluewater Terminal Systems Nv
Priority date: 1986-11-06
Filing date: 1986-11-06
Publication date: 1988-06-01
Also published as: NL192797C; NL192797B

Description

9

865140/Ti/AP

9

Korte aanduiding: Afmeerinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een afmeerinrichting zoals beschreven in de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke afmeerinrichting is bekend uit de terinzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 8403978. Met deze bekende 5 afmeerinrichting wordt beoogd een speciaal verloop van de op het af te meren vaartuig uitgeoefende terugstelkrachten te realiseren waartoe de verbindingselementen tussen het vaartuig en het juk op dit aangrijpen op een punt dat gezien vanuit het vaartuig ligt, voorbij de hartlijn van de in de bodem ver-10 ankerde structuur.

De uitvinding gaat uit van een geheel andere doelstelling en beoogt met name een afmeerinrichting te verschaffen waarmee vaartuigen zeer snel, doch veilig aan de afmeerinrichting kunnen worden afgemeerd, bijvoorbeeld voor het laden of 15 ontladen van vloeistoffen of gassen.

De afmeerinrichting volgens de uitvinding is hiertoe uitgevoerd op de in de hoofdconclusie beschreven wijze.

Gunstige uitvoeringsvormen der uitvinding zijn beschreven in de conclusies 2-9.

20 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Figuur 1 is een zijaanzicht van de-afmeerinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 is een eindaanzicht van de afmeerinrichting.

Figuur 3 is een bovenaanzicht der afmeerinrichting.

25 Figuur 4 is een bovenaanzicht op vergrote schaal van een voorkeursuitvoering van een gedeelte van de constructie volgens figuur 3.

In de figuren is met het verwijzingscijfer 2 aangegeven de in de bodem 4 verankerde kolom van de afmeerinrichting volgens 30 de uitvinding waarvan het boveneinde boven het wateroppervlak 6 uitsteekt en, verdraaibaar om de verticale as 8, de drager 10 draagt. Aan de beide, op afstand van de as 8 gelegen einden 12 en 14 daarvan zijn de kettingen 16 respectievelijk 18 bevestigd waarvan de ondereinden bij 20 respectievelijk 22 zijn 35 verbonden met de armen 24 respectievelijk 26 van een in hoofdzaak U-vormig juk 28. Het dwarsbeen daarvan is aangegeven met het verwijzingscijfer 30.

8602806 2 *

Aan dit dwarsbeen 30 is een langsarm 32 bevestigd waarvan het eindgedeelte op vergrote schaal is afgebeeld in figuur 4. Het eindgedeelte 34 van deze arm 32 ondersteunt - vast of, zoals figuur 4 toont, scharnierend om de verticale as 36 -5 de dwarsarm 38 en de einden 40 respectievelijk 42 daarvan werken, verdraaibaar om de langas van de dwarsarm 38 samen met de vaste verbindingsorganen 44 respectievelijk 46 van een aan de afmeerinrichting volgens de uitvinding af te meren vaartuig 48. Zoals in het bijzonder figuur 1 toont zijn deze ver-10 bindingsorganen 44, 46 uitgevoerd met een half-ronde uitsparing 50 welke past rond het einde 40 respectievelijk 42 van de dwarsarm 38, waarbij een niet getekend borgorgaan in de afgemeerde toestand van het vaartuig de delen bijeen houdt.

Een kabel 52 waarvan het ene einde is vastgezet aan het armeinde 15 34 en het andere einde op een kabeltrommel 54 wordt opgewikkeld, maakt het mogelijk het vaartuig 48 naar de afmeerinrichting te trekken, waarna de verbindingsorganen 44 en 46 aan de einden 40 en 42 van de arm 38 worden vergrendeld.

Teneinde het afmeren te vergemakkelijken, in het bijzonder 20 wanneer de langas van het vaartuig niet in lijn ligt met de langsas van de arm 32 is voorzien in een mechanisme dat de mogelijkheid geeft de arm 38 vrij te laten scharnieren rond de verticale as 36 en de arm in de gewenste stand later weer vast te zetten. Dit mechanisme omvat in de getekende uitvoerings-25 vorm twee dwars uit de arm 32 uitstekende hulparmen 60, 62 elk via een scharnier 64 respectievelijk 66 gekoppeld met een vastzetmechanisme 68 respectievelijk 70 waarvan het andere einde 72 respectievelijk 74 via een scharnieras 76 respectievelijk 78 is gekoppeld met de flens 80 respectievelijk 82, 30 elk bevestigd aan het einde van de,arm 38.

Een dergelijk mechanisme, aangegeven met 84, kan ook zijn aangebracht tussen een uithouder 86 en de dwarsarm 30 van het juk 28, via scharnieren 88 en 90 daarmee verbonden - zie figuur 1. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat door een geschikte keuze 35 van de ligging van het zwaartepunt van de jukconstructie kan worden bereikt dat het juk in de vrije toestand een voor het koppelen gunstige stand inneemt.

8602806

Claims

1. Afmeerinrichting voor een vaartuig, omvattende een aan de bodem verankerde structuur met aan het boveneinde een om een verticale as draaibare drager waarvan tenminste twee aan weerskanten van de as gelegen punten zodanig via trekvaste 5 verbindingselementen zijn verbonden met de, aan weerskanten van de as gelegen benen van een met het af te meren vaartuig te koppelen geballast juk dat dit laatste vrij ten opzichte van de verankerde structuur kan bewegen, gekenmerkt door een druk- en trekvast verbindingsorgaan, stijf gekoppeld met ener-10 zijds de vaartuigzijde van het juk en met anderzijds het vaartuig.

2. Afmeerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vaartuigzijde van het juk een naar het af te meren vaartuig gerichte langsarm draagt met aan het vrije einde een dwars- 15 arm Waarvan de respectievelijke einden samenwerken met twee, op trek en druk te belasten, op afstand van elkaar gelegen en door het vaartuig gedragen verbindingsorganen, welke een snel te maken en te verbreken verbinding vormen.

3. Afmeerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 20 dat de dwarsarm om een verticale as scharnierend door de langsarm wordt gedragen en daaraan kan worden vastgezet.

4. Afmeerinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de dwarsarm via twee, aan weerskanten van de scharnieras gelegen in lengte veranderlijke vastzetorganen met de langsarm 25 is gekoppeld.

5. Afmeerinrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de zwaartepuntsligging van de totale jukconstructie zodanig is gekozen dat het in de losgekoppelde toestand een vooraf bepaalde, voor het koppelen gunstige stand inneemt.

6. Afmeerinrichting volgens conclusies 1-5, gekenmerkt door een in lengte veranderlijk vastzetorgaan,aangebracht tussen een door de verankerde structuur gedragen uithouder en het 8602806 » * juk.

7. Afmeerinrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de verankerde structuur een in de bodem verankerde toren is.

8. Afmeerinrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de verankerde structuur een met het ondereinde aan de bodem verankerde kolom met drijfvermogen is.

9. Afmeerinrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de verankerde structuur een aan de bodem verankerde drijvende boei is. 8 6 0 2 P 0 6