NL8602752A - Inrichting voor het automatisch schouwen van broedeieren. - Google Patents

Inrichting voor het automatisch schouwen van broedeieren. Download PDF

Info

Publication number
NL8602752A
NL8602752A NL8602752A NL8602752A NL8602752A NL 8602752 A NL8602752 A NL 8602752A NL 8602752 A NL8602752 A NL 8602752A NL 8602752 A NL8602752 A NL 8602752A NL 8602752 A NL8602752 A NL 8602752A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
light
egg
light source
detector
hatching
Prior art date
Application number
NL8602752A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Staalkat Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Staalkat Bv filed Critical Staalkat Bv
Priority to NL8602752A priority Critical patent/NL8602752A/nl
Publication of NL8602752A publication Critical patent/NL8602752A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01NINVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
    • G01N33/00Investigating or analysing materials by specific methods not covered by groups G01N1/00 - G01N31/00
    • G01N33/02Food
    • G01N33/08Eggs, e.g. by candling
    • G01N33/085Eggs, e.g. by candling by candling

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Medicinal Chemistry (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Analytical Chemistry (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Immunology (AREA)
  • Pathology (AREA)
  • Investigating Or Analysing Materials By Optical Means (AREA)

Description

\
It VO 8267
Inrichting voor het automatisch schouwen van broedeieren.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het schouwen van broedeieren die onderworpen worden aan een lichtdoorlaatbaarheidsmeting, waarbij de lichtdoor-laatbaarheid een maat is voor het stadium van de ontwikkeling 5 in de broedeieren.
Bij de bekende schouwinrichtingen voor broedeieren worden de op een zg. broedraam geplaatste broedeieren tussen een lichtbron en een fotodetector of broedeidetector gemeten op hun lichtdoorlaatbaarheid, waarbij de broedeide-10 tector de lichtdoorlaatbaarheid meet van het van de lichtbron afkomstige en door de vrucht met bijgaande kiemschijf van het betrokken broedei gaande licht voor het vaststellen van het al dan niet bebroed zijn van het betrokken broedei.
Om vast te stellen of een ei al dan niet bebroed 15 is, was het tot nu toe gebruikelijk de bebroede eieren in hun zg. tweede of eventueel derde broedfase door te lichten. Het meten in de zg. eerste broedfase is met de huidige bekende inrichtingen niet betrouwbaar uit te'voeren.
Deze eerste broedfase houdt in het algemeen 20 in dat de vrucht, die op de in het eiwit drijvende dooier aanwezig is, nog erg klein is, daar eerst om de dooier de kiemschijf zich moet ontwikkelen. Aan het einde van deze eerste broedfase na 3 è. 4 dagen beginnen zich de bloedvaten te ontwikkelen in de kiemschijf.
25 In de daarop volgende tweede broedfase groeien de bloedvaten uit tot een netwerk, welke de onderkant van het ei - gezien vanaf de drijvende dooier - bereikt, waarbij in deze fase de vrucht zich verder ontwikkelt en een gedeelte van het ei vult.
30 In de derde en laatste broedfase groeit de vrucht zodanig, dat het ei grotendeels gevuld is met het kuiken.
Het in een vroegtijdig stadium vaststellen van het al dan niet bevrucht zijn van een ei is om diverse redenen zeer gewenst. Zo geldt er een EG-verordening dat 35 > t» j' ; ;· 2 * 4.
-2- wanneer blijkt dat de bebroede eieren niet bevrucht zijn, deze veelal nog mogen worden verkocht aan ei-verwerkende industrieën voor het maken van gepasteuriseerde eiprodukten, mits dergelijke eieren niet langer dan zes dagen zijn 5 bebroed.
Een probleem is echter dat als men in een vroeg stadium meet, d.w.z. vóór de 6e dag, het door de eischaal geabsorbeerde licht van de lichtbron vele malen groter is dan de absorbtie van de vrucht met bijbehorende kiemschijf. 10 De betrouwbaarheid van de meting is daardoor gering.
Met de bekende inrichtingen heeft men reeds pogingen ondernomen de invloed van de eischaal zoveel mogelijk te elimineren. Daartoe wordt de door de broedei-detector gemeten lichthoeveelheid in een vergelijker verge-15 leken met een referentiesignaal waarvan de grootte een maat is voor het type eischaal van het te meten ei. Echter wordt het referentiesignaal met de hand ingevoerd op basis van de aanschouwde eieren.
Als gevolg van de grote variatie van lichtabsorp-20 tie in witte en bruine eierschalen, maar ook tussen bruine eierschalen onderling, alsook van de schaaldikten van elk der eieren, waarbij zelfs in een en hetzelfde ei nog kleurverschillen en schaaldikteverschillen kunnen voorkomen, is het niet mogelijk het referentiesignaal steeds voor 25 elk ei exact op de gewenste grootte, behorende bij een bepaalde kleur en schaaldikte in te stellen. Men neemt derhalve genoegen met een zekere gemiddelde instelling. Weliswaar heeft men met deze vergelijkende methode een zekere eliminatie van de eischaal gerealiseerd, maar gebleken 30 is dat deze verre van optimaal is. Bovendien zal als de lichtbron verandert, ook met het instellen van het referentiesignaal hiermee rekening moeten worden gehouden. Verder werkt deze handinstelling betrekkelijk langzaam en met een grote kans op een foutieve instelling.
35 Het doel van de uitvinding is derhalve te voorzien in een inrichting voor het schouwen van bebroede eieren, 8 6 0 2 7 5 2 « -3- waarmee in een vroeg stadium tot op uiterlijk de 6e broeddag is vast te stellen of een bevruchting heeft plaatsgevonden, d.w.z. te voorzien in een meetmethode, waarbij onafhankelijk van de kleur en dikte van de eischaal in een vroeg stadium 5 een betrouwbare meting van de vruchtontwikkeling mogelijk is en waarbij bovendien de meting snel en foutloos kan worden uitgevoerd.
Daartoe is volgens de uitvinding de inrichting voor het schouwen van bebroede eieren aan de zijde van 10de lichtbron voorzien van een ijkdetector, die de lichtdoor-laatbaarheid van het broedei meet van het van de lichtbron afkomstige en niet door de vrucht met bijbehorende kiemschijf van het betrokken broedei gaande licht, en waarbij in de vergelijker de verhouding, die de mate van vruchtontwik-15 keling van het betrokken broedei geeft, vaststelbaar is uit de meting van de ijkdetector en de broedmeetdetector en welke verhouding is bepaald door l2 _ I»s* a1.a2.b ^ 1^
Ls. a^.a^.b.c c waarin I»i en L2 de door de broedeidetector resp. ijkdetector opgemeten lichthoeveelheid door het betrokken broedei 20 is; Ls de door de lichtbron in het ei ingestraalde hoeveelheid licht? ai^a2ssa3 de absorptiecoëfficiënten zijn van de eischaal ter plaatse van resp. het lichtinstraalgebied van de lichtbron, het ijkmeetgebied en het broedmeetgebied? b de absorptiecoëfficiënt is van de ei-inhoud; en c de 25 absorptiecoëfficiënt is van de vrucht met bijbehorend vruchtvlies.
Door ervoor te zorgen dat de lichtbron en de ijkdetector aan de onderzijde, en de broedmeetdetector aan de bovenzijde van het broedraam zijn geplaatst, zal 30de lichtbron steeds het betrokken ei instralen in zijn eiwitgedeelte, wat inhoudt dat de ijkdetector uitsluitend licht detecteert van het diffuus oplichtende eiwit, en dat de broedmeetdetector uitsluitend licht detecteert > f ·. i *·, 0 r t v Η -4- dat door de vrucht is gegaan en het derhalve mogelijk is geworden dat uit de hierboven aangegeven verhouding, de mate van vruchtontwikkeling bepaald kan worden onafhankelijk van de dikte en kleur van de eischaal.
5 Bovendien is uit de hierboven gegeven verhouding van Li en L2 de lichthoeveelheid Ls uit de lichtbron niet van belang, zodat de meting tevens onafhankelijk is van de sterkte van de lichtbron, door b.v. veroudering of vervuiling.Ook de grootte van de absorptie-coefficient 10 ai is niet van belang.
De benadering van de gelijkheid van de coëfficiënten, a2 en a3 kan volgens de uitvinding nog verder opgevoerd worden doordat voorzien is in tenminste een tweede broedmeet-detector die nabij de eerste broedmeetdetector is geplaatst 15 voor het aftasten van een ander broedmeetgebied van het ei dan het broedmeetgebied van de eerste broedmeetdetector, alsmede in tenminste een tweede ijkdetector die nabij de eerste ijkdetector is geplaatst voor het aftasten van een ander ijkmeetgebied van het ei dan het ijkmeetgebied 20 van de eerste ijkdetector, waarbij de gemeten lichthoeveelheid van zowel de eerste, als de tweede broedmeetdetector aan een eerste rekeneenheid wordt toegevoerd waarvan de uitgang is gekoppeld aan de ene ingang van de vergelijker, en waarbij de gemeten lichthoeveelheid van zowel de eerste 25 als tweede ijkdetector aan een tweede rekeneenheid wordt toegevoerd waarvan de uitgang is gekoppeld aan de andere ingang van de vergelijker.
Door het toepassen van de rekeneenheid heeft men de mogelijkheid verkregen, dat de door de diverse 30 detectoren gemeten waarden gemiddeld kunnen worden, of dat de hoogst of laagst gemeten lichtwaarden aan de vergelijker kunnen worden toegevoerd om de betrouwbaarheid van de meting binnen de gewenste grenzen vast te stellen.
Het is verder van voordeel dat de op het broedraam 35 8602752 -5- * gelegen broedeieren niet uit het broedraam behoeven te worden genomen, maar zelfs tijdens transport tussen de lichtbron en de detectoren contactloos kunnen worden gemeten; dit bevordert een snel transport door de schouwinrichting.
5 De uitvinding zal onderstaand aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden en onder verwijzing naar de tekening nader worden uiteengezet. Hierin toont:
Fig. 1 een eerste uitvoeringsvorm van de meetopstelling voor het schouwen van een in een broedraam geplaatst 10 ei;
Fig. 2 een schakeling behorende bij de meetopstelling van Fig. 1, voor het vaststellen van het al dan niet bebroed zijn van een ei;
Fig. 3 een tweede uitvoeringsvorm van de meetop-15 stelling voor het schouwen van een in een broedraam geplaatst ei;
Fig. 4 een schakeling, behorende bij de meetopstelling van Fig. 3 voor het vaststellen van het al dan niet bebroed zijn van een ei; 20 Fig. 5 de schakeling van Fig. 2 in een gewijzigde uitvoeringsvorm;
Fig. 6 een derde uitvoeringsvorm van een meetopstelling voor het schouwen van een in een broedraam geplaatst ei.
25 In Fig. 1 is een ei 1 geplaatst in een zg. broed raam 2, waarbij dit ei in het algemeen zodanig wordt aangebracht dat zijn brede deel, waarin steeds de luchtkamer 3 aanwezig is, naar boven wijst, terwijl zijn puntvormige gedeelte door het broedraam heen reikt en voor tenminste 30 een deel daarvan tot voorbij de plaats waar het broedraam het ei draagt, uitsteekt.
Een eigenschap van elk ei is dat de dooier 4 met de eventueel daarop aanwezige vrucht 5 altijd op het eiwit 6 drijft, waarbij de vruchtontwikkeling plaats vindt 35 vanuit de dooier, waartoe eerst om de dooier een vlies of kiemschijf 7 met een bloedvatstelsel 8 zich ontwikkelt, f " Λ ·> i·, o -6- waarbij de kiemschijf met het bloedvatstelsel volgens de pijlrichting p verder naar beneden toe uitgroeit en de vrucht 5 kan uitgroeien in de vorm van een kuiken dat het gehele ei vult. Van de eigenschap, dat aanvankelijk 5 het onder het dragende gedeelte van het broedraam uitstekende deel van het ei in hoofdzaak eiwit bevat, wordt gebruik gemaakt voor het meten van de vruchtontwikkeling in een vroeg stadium.
Daartoe is, zoals in Fig. 1 is aangegeven, aan 10 de onderzijde van het broedraam 2 een lichtbron 9 aangebracht, welke lichtbron met behulp van b.v. een lenzenstelsel met diafragma 10 een begrensde lichtbundel geeft op een instralingsgebied 11 van de eischaal, daar waar het eiwit zich bevindt.
15 Eveneens is aan de onderzijde van het broedraam 2, op afstand van de lichtbron 9, een fotodetector 12 geplaatst, welke fotodetector werkt als ijkdetector voor het elimineren van de schaaldikte en de kleur van het ei. Deze ijkdetector 12 is zodanig opgesteld en heeft 20 een zodanige openingshoek, dat alleen het door de lichtbron 9 in het ei opgewekte diffuse licht door· de ijkdetector wordt ontvangen in een ijkmeetgebied 13 van de eischaal dat gelegen is in het eiwitgedeelte, wat alleen geldt voor zover de vruchtontwikkeling nog in zijn beginstadium 25 is.
Boven het broedraam 2 is een fotodetector 14 of broedmeetdetector met een smalle openingshoek geplaatst en wel zodanig, dat deze in een meetdetectiegebied 15 van de eischaal uitsluitend het diffuse, via de dooier 30 4 met de daaromheen groeiende kiemschijf 7 met bloedvatstelsel 8 gaande licht van de lichtbron 9 ontvangt.
De lichtbron 9 tezamen met de ijkdetector 12 enerzijds en de broedmeetdetector 14 anderzijds kunnen resp. zijn aangebracht op een onder en boven het broedraam 35 2 gelegen, niet nader aangegeven onder- en bovenslede, waarbij deze sleden t.o.v. het broedraam in de X- en Y- $ A 0 9 '/ H ? '«·* V»· v» fci» *·· * « -7- richting verplaatsbaar zijn, om volgens een bepaald patroon alle op het broedraam geplaatste eieren door te meten.
Mocht blijken, dat een van de eieren niet bevrucht is, kan de X-Y positie van de sleden voor het betrokken ei 5 in een geheugen worden vastgelegd teneinde in een volgende bewerking, b.v. nadat het broedraam in een volgend bewerkings-station is geplaatst, automatisch het betrokken ei m.b.v. het geheugen uit het broedraam kan worden verwijderd.
In Fig. 2 is een schakeling gegeven voor het 10 verwerken van de door de broedmeetdetector 14 en ijkdetector 12 gemeten lichthoeveelheid. De gemeten waarde Li van de broedmeetdetector 14, alsook de gemeten waarde L2 van " de ijkdetector 12 worden elk toegevoerd aan een afzonderlijke versterker 15 resp. 16, waarna de beide versterkte 15 meetwaarden worden toegevoerd aan een vergelijker 17 waarin de verhouding van de meetwaarden Lj en L2 wordt bepaald.
Een tussen de versterker 16 en vergelijker 17 aangebrachte drempelinstelinrichting 18 dient voor het instellen van de gewenste drempelwaarde van het meetsignaal 20 L2. Deze drempelinstelinrichting 18 werkt zodanig dat de drempelwaarde lineair verandert met de door de ijkdetector 12 gemeten waarde L2. Door deze wijze van uitsturen van de drempelwaarde wordt bepaald of het quotiënt van de in de vergelijker te bepalen verhouding van de meetwaarden 25 I*2/i*l groter of kleiner is dan een bepaalde grenswaarde.
Door deze grenswaarde met de drempelinstelinrichting 18 juist in te stellen, is het mogelijk onderscheid te maken tussen bevruchte eieren met een geringe vruchtontwikkeling en onbevruchte eieren.
30 Gevonden is dat de meetwaarde en L2 kunnen worden bepaald door
L2 = Ls .a]_.a2*b — Lg · a ^ · C
waarbij Ls de door de lichtbron in het ei in het meetgebied 8 G 0 . / a 2 -8- 11 ingestraalde hoeveelheid licht is; ai de absorptiecoëfficiënt van de eischaal ter plaatse van het meetgebied 11 is; a.2 de absorptiecoëfficiënt van de eischaal ter plaatse van het ijkmeetgebied 13 is; a3 de absorptiecoëfficiënt 5 van de eischaal ter plaatse van het broedmeetgebied 15 is; b de absorptiecoëfficiënt van de ei-inhoud is en c de absorptiecoëfficiënt van de vrucht 5 is.
Het quotient Q van L2/L1 is Q = ^2 = Ls·al·12·b = a2 L 3 Ls.a-j_.a3.b. c · ^3 · t (1)
Bij benadering kan worden gesteld dat a2%a3· 10 Een ei heeft over zijn gehele oppervlak ongeveer dezelfde kleur.
Derhalve kan bij benadering gesteld worden dat vergelijking (1) wordt Q = tl £ 3 (2) a3.c
Hieruit volgt dat de waarde Q nagenoeg onafhanke-15 lijk is van de absorptiecoëfficiënt van de eischaal» d.w.z. onafhankelijk van de kleur en dikte van de eischaal en derhalve nagenoeg uitsluitend afhankelijk van de vruchtontwik-keling.
In Fig. 3 is een uitvoeringsvorm gegeven die 20 identiek is aan die van Fig. 1, met dien verstande, dat thans voorzien is in een viertal broedmeetdetectoren 14a, b, c, d met elk een bijbehorend meetgebied 15a, b, c, d van de eischaal en een tweetal ijkdetectoren 12a, b met elk een bijbehorend ijkmeetgebied 13a, b van de eischaal. 25 Het gekozen aantal detectoren 12 en 14 is niet specifiek.
Ook bij deze uitvoeringsvorm geldt dat alle broedmeetdetectoren 14a, b, c, d de van de lichtbron 9 afkomstige hoeveelheid licht meten via de dooier 4 met de daaromheen aangroeiende kiemschrijf 7 met bloedvatstelsel 8, en dat alle 30 ijkdetectoren 12a, b de van de lichtbron 9 afkomstige 8 V k fe / - r -9-.
hoeveelheid licht meten van niet door de dooier en de kiemschijf gaande licht, d.w.z. uitsluitend het diffuse licht meten verspreid door het eiwit.
Fig. 4 toont een schakeling voor het verwerken 5 van de gemeten lichthoeveelheden Lia/ib,lc,ld' L2a,2b*
Elke broedmeetdetector 14a,b,c,d is via een afzonderlijke versterker 15a,b,c,d aangesloten op een rekeninrichting 19, terwijl elke ijkdetector 12a,b eveneens via een afzonderlijke versterker 16a,b is aangesloten op een rekeninrichting 10 20. De door de beide rekeninrichtingen geleverde meetwaarden worden aan een vergelijker 21 toegevoerd, in welke vergelijker het quotient Qs van de beide meetwaarden wordt bepaald op een wijze, identiek aan die van de bij de Fig. 1 en 2 besproken uitvoeringsvorm.
15 Met de rekeninrichtingen 19 en 20 is het mogelijk om op eventuele verschillen in de meetwaarden in de meetge-bieden 15a,b,c,d resp. 13a,b diverse bewerkingen uit te voeren, b.v. dat als meetwaarden aan de vergelijker 21 worden toegevoerd, een gemiddelde meetwaarde van de gemeten 20 waarden, de hoogst of laagst gemeten meetwaarde. Met behulp van deze bewerkingen in de rekeninrichtingen is het mogelijk om invloeden door plaatselijke afwijkingen in kleur en schaaldikte van de eischaal te onderdrukken, d.w.z. dat de hierboven gegeven vergelijking (2) in de uitvoeringsvorm 25 van Fig. 3 en 4 een nog betere benadering geeft, en dat derhalve gesteld kan worden dat de door de vergelijker geleverde meetwaarde Qs = — is.
Verder is tussen de rekeninrichting 20 en de vergelijker 21 een drempelinstelinrichting 22 aangebracht., 30 waarvan de werking identiek is aan de drempelinstelinrichting 18 van Fig. 2.
In plaats van een aantal broedmeetdetector 14a,b,c, en ijkdetector 12a, kunnen deze detectoren ook gecombineerd worden tot één systeem, b.v. een fotodiodestelsel, een 35 lijncamera, een videocamera. Eveneens kunnen de beide 8 6 U 2 ? 2 -10- rekeninrichtingen gecombineerd worden.
In Fig. 5 is een uitvoeringsvorm gegeven van de schakeling van Fig. 2 gecombineerd met een extra schakeling waarmee met de hand een vaste referentie kan worden 5 ingesteld, waarbij deze uitvoeringsvorm een zg. universele schakeling of schouwapparaat is voor het meten van de vruchtontwikkeling in elk van de broedfasen. Deze extra schakeling omvat een tussen de versterker 16 en drempelin-stelinrichting aangebrachte schakelaar 23 met twee schakel-10 standen, waarvan de ene schakelstand de versterker 16 verbindt met de drempelinstelinrichting 18, terwijl de andere schakelstand de uitgang van een met de hand instelbare referentiebron 24 verbindt met de drempelinstelinrichting 18. De uitgang van de referentiebron 24 is tevens via 15 een drempelinstelinrichting 25 - waarvan de werking identiek is aan de drempelinstelinrichting 18 - verbonden met de ene ingang van een vergelijker 26, waarvan de andere ingang is verbonden met de uitgang van de versterker 16, terwijl de uitgang van de vergelijker is gekoppeld aan de schakelaar 20 23 teneinde deze te bedienen.
Is de vrucht 5 weinig ontwikkeld, dan zal door de ijkdetector 12 relatief veel licht worden gemeten en zal de vergelijker 26 de schakelaar 23 in stand zetten dat de versterker 16 verbonden met de drempelinstelinrichting 25 18, zodat men in feite de schakeling van Fig. 2 heeft.
Is de vrucht 5 zodanig ontwikkeld dat het eiwit grotendeels is verdwenen, dan zal door de ijkdetector 12 relatief weinig licht worden gemeten, en zal de vergelijker 26 de schakelaar 23 in de stand zetten dat de referentie-30 bron 24 via de drempelinstelinrichting 18 is gekoppeld aan de vergelijker 17.
De drempelinstelinrichting 25 zorgt ervoor, dat de omschakeling van de schakelaar 23 met behulp van de vergelijker 26 op het juiste tijdstip plaats vindt 35 en is dus afhankelijk van de broedfase van het te meten ei.
S 6 Q 2 7 5 2 *4 -11-
In het geval dat de referentiebron 24 is gekoppeld aan de vergelijker 17 heeft men een schakeling verkregen, waarbij alleen de meetwaarde van de broedmeetdetector 14 en de met de hand ingestelde meetwaarde van de referen-5 tiebron 24 in de vergelijker 17 wordt vergeleken, d.w.z. dat de ijkdetector 12 is uitgeschakeld. Men heeft derhalve de bekende schakeling verkregen voor een zg. "eenvoudige detectie" methode en welke methode specifiek geschikt is voor het meten van de derde broedfase. Is de schakelaar 10 in de stand dat de ijkdetector 12 is gekoppeld aan de vergelijker, dan is de schakeling geschikt voor het meten van in het bijzonder de eerste broedfase, alsook de tweede broedfase.
In Fig. 6 is een variant van de in Fig. 1 aangege-15 ven meetopstelling aangegeven waarbij gebruik is gemaakt van het principe van omkeerbaarheid van lichtstralen wat inhoudt dat de lichtontvangende punten broedmeet- en ijkdetector 14,12 van Fig. 1 elk vervangen zijn door een broedmeetlichtbron 9a en 9b met bijbehorende optiek, 9b 20 en 10b terwijl de ijklichtbron 9 met bijbehorende optiek 10 van Fig. 1 is vervangen door een broedmeetdetector 27. Doordat er nu gebruik gemaakt wordt van tenminste twee lichtbronnen en ten minste één broedmeetdetector 27, dient een voorziening getroffen te worden om de beide 25 metingen te scheiden. Dit is mogelijk door bijv. achtereenvolgens de broedmeetlichtbron en de ijklichtbron in te schakelen en het uittredende licht te meten met de broedmeetdetector 27, waardoor de lichtwaarden bekend zijn en daarmee de verhouding, die bepaald kan worden door
Lo Ls_ * al*a2,b Lsa*a2 Lsa q = — = —-- = - £ - L4 Lgb .a-j^.b.c Lsb-a3*c Lsb 'c 30 waarin L3 en L4 de door de broedmeetdetector 27 gemeten hoeveelheid licht door het betrokken broedei afkomstig is van de ijklichtbron 9b resp, de broedmeetlichtbron 8002752 4 * -12- 9a; LSa resp. Lg^ de door ijklichtbron resp, de broedmeet-lichtbron in het ei ingestraalde hoeveelheid licht is; alS3a2 5ia3 de absorptie coëfficiënten zijn van de eischaal ter plaatse van resp. het meetgebied van de fotodetector, 5 het lichtinstraalgebied van de ijklichtbron en het lichtin-straalgebied van de broedmeetlichtbron; b de absorptie coëfficiënt is van de ei-inhoud; en c de absorptie coëfficiënt is van de vrucht met bijbehorende kiemschijf. Indien nu gebruik wordt gemaakt van lichtbronnen van bekende sterkte, 10 is ook de absorptie coëfficiënt c bekend en daarmee de mate van vruchtontwikkeling.
In bovenstaande beschrijving zijn een aantal mogelijke uitvoeringsvormen beschreven. Zonder buiten het kader van de uitvinding te geraken zijn vele modificaties 15 en wijzigingen mogelijk. Zo kunnen de lichtbronnen bijv. elektronisch geschakeld worden, of kunnen de lichtstralen onderbroken worden door schijven met gaten erin enz. Ook is het mogelijk om de beide metingen in het geval van de uitvoeringsvorm van Fig. 6 ruimtelijk te scheiden, 20 zodat op één positie de broedeimeting, en op een andere positie de ijkmeting gedaan wordt, of dat de ijkmeting gebruik maakt van een lichtbron, die licht van een andere frequentie uitzendt, dan die van de broedmeetlichtbron, zodat deze gescheiden kunnen worden met optische middelen, 25 bijv. filters.
8 G O 27 f. 2

Claims (8)

1. Inrichting voor het schouwen van broedeieren, waarbij de op een zgn. broedraam plaatsbare broedeieren gemeten worden op hun lichtdoorlaatbaarheid voor het vaststellen van het al dan niet bebroed zijn van het betrokken 5 broedeif met het kenmerk dat de lichtdoorlaatbaarheid van het broedei op twee plaatsen op het ei gemeten wordt, nl. een broedmeting daar waar het van een lichtbron afkomstig en door de vrucht met bijbehorende kiemschijf van het betrokken broedei gaande licht gemeten wordt en een ijkmeting 10 daar waar het van een lichtbron afkomstig en niet door de vrucht met bijbehorende kiemschijf van het betrokken broedei gaande licht gemeten wordt waarbij de ijkmeting als referentie of als correctie dient voor de broedmeting.
2. Inrichting volgens conclusie 1 waarbij de op 15 het broedraam plaatsbare broedeieren tussen een lichtbron en een broedmeetdetector worden gemeten op hun lichtdoorlaatbaarheid, waarbij de broedmeetdetector de lichtdoorlaatbaarheid meet van het van de lichtbron afkomstige en door de vrucht met bijbehorende kiemschijf van het betrokken 20 broedei gaande licht, en waarbij de door de broedmeetdetector gemeten lichthoeveelheid in een vergelijker wordt vergeleken met een referentiesignaal voor het vaststellen van het al dan niet bebroed zijn van het betrokken broedei, met het kenmerk, dat aan de zijde van de lichtbron (9) een 25 ijkdetector (12) is aangebracht die de lichtdoorlaatbaarheid van elk der broedeieren meet van het van de lichtbron afkomstige en niet door de vrucht (5) met bijbehorende kiemschijf (7) van het betrokken broedei gaande licht, en waarbij in de vergelijker (17;21) de verhouding, die 30 de mate van vruchtontwikkeling van het betrokken broedei geeft, vaststelbaar is uit de meting van de ijkdetector (12) en de broedmeetdetector (14) en welke verhouding is bepaald door I»2 · al* a2 · ^ — ζ " Ls · al> "3-b-e ^ c f-1· L' 2 f 5?. -14- waarin en L2 de door de broedeidetector resp. ijkdetector opgemeten lichthoeveelheid door het betrokken broedei is, Ls de door de lichtbron in het ei ingestraalde hoeveelheid licht; aiifca2^ja3 de absorptiecoëfficiënten zijn 5 van de eischaal ter plaatse van resp. het lichtinstraalgebied van de lichtbron het ijkmeetgebied en het broedmeetgebied; b de absorptiecoëfficiënt is van de ei-inhoud; en c de absorptiecoëfficiënt is van de vrucht met bijbehorend vruchtvlies.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat voorzien is in tenminste een tweede broedmeetdetector (14a,b,c) die nabij de eerste broedmeetdetector (14) is geplaatst voor het aftasten van een ander broedmeetgebied (15a,b,c) van het ei dan het broedmeetgebied (15) van 15 de eerste broedmeetdetector, alsmede in tenminste een tweede ijkdetector (12a) die nabij de eerste ijkdetector (12) is geplaatst voor het aftasten van een ander ijkmeetgebied (13a) van het ei dan het ijkmeetgebied (13) van de eerste ijkdetector, waarbij de gemeten lichthoeveelheid 20 van zowel de eerste als de tweede broedmeetdetector aan een eerste rekeneenheid (19) wordt toegevoerd waarvan de uitgang is gekoppeld aan de ene ingang van de vergelijker (21), en waarbij de gemeten lichthoeveelheid van zowel de eerste als tweede ijkdetector aan een tweede rekeneenheid 25 (20) wordt toegevoerd waarvan de uitgang is gekoppeld aan de andere ingang van de vergelijker (21).
4. Inrichting volgens conclusie 1 waarbij de op de broedraam plaatsbare broedeieren tussen ten minste een broedmeetlichtbron en een broedmeetdetector worden 30 gemeten op hun lichtdoorlaatbaarheid, waarbij de broedmeetdetector de lichtdoorlaatbaarheid meet van het van de ten minste ene broedmeetlichtbron afkomstige en door de vrucht met bijbehorende kiemschijf van het betrokken broedei gaande licht, en waarbij de door de broedmeetdetector 35 ε Γ. Ü2752 c -15- gemeten lichthoeveelheid in een vergelijker wordt vergeleken met een referentiesignaal voor het vaststellen van het al dan niet bebroed zijn van het betrokken broedei, met het kenmerk, dat aan de zijde van de broedmeetdetektor 5 (27) een ijklichtbron (9b) is aangebracht, die de lichtdoor- laatbaarheid van elk der broedeieren meet van het van de ijklichtbron afkomstige en niet door de vrucht (5) met bijbehorende kiemschijf (7) van het betrokken broedei gaande licht, en waarbij in de vergelijker de verhouding, 10 die de mate van vruchtontwikkeling van het betrokken broedei geeft, vaststelbaar is uit de meting van de broedmeetdetektor (27) met de ijklichtbron (9b) en die met de broedmeetlicht- bron (9a) en welke verhouding is bepaald door L . a . a . b L3 a 1 L_^1 L. L · a . a. · b . c c Ί sb 1 3 waarin L3 en L4 de door de detektor opgemeten lichthoeveel-15 heid door het betrokken broedei is bij resp. de ijklichtbron en de broedmeetlichtbron; Ls& en Lg^ de door ijklichtbron resp. de broedmeetlichtbron in het ei ingestraalde hoeveelheid licht; de absorptiecoëfficiënten zijn van de eischaal ter plaatse van resp. het lichtinstraalgebied 20 van de lichtbron het ijkmeetgebied en het broedmeetgebied; b de absorptiecoëfficiënt is van de ei-inhoud; en c de absorptiecoëfficiënt is van de vrucht met bijbehorend vruchtvlies.
5. Inrichting volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, 25 dat de op het broedraam (2) gelegen broedeieren tijdens het transport tussen de ten minste ene lichtbron en de ten minste ene detector contactloos worden gemeten.
6. Inrichting volgens tenminste een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de opstelling van de detectoren 30 zodanig is dat alleen licht uit de ten minste ene lichtbron wordt gemeten dat door het betrokken broedei gaat.
7. Inrichting volgens tenminste een der conclusies * G O : · . . * <λ -16- 1-6, met het kenmerk, dat de lichtbronnen een smalle bundel hebben.
8. Inrichting volgens tenminste een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de ijklichtbron (9b) en de broed-5 meetlichtbron (9a) pulserende lichtbronnen zijn, en zodanig werkzaam zijn dat zij na elkaar licht emitteren. 860 1? 52
NL8602752A 1986-10-31 1986-10-31 Inrichting voor het automatisch schouwen van broedeieren. NL8602752A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602752A NL8602752A (nl) 1986-10-31 1986-10-31 Inrichting voor het automatisch schouwen van broedeieren.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602752A NL8602752A (nl) 1986-10-31 1986-10-31 Inrichting voor het automatisch schouwen van broedeieren.
NL8602752 1986-10-31

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8602752A true NL8602752A (nl) 1988-05-16

Family

ID=19848758

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8602752A NL8602752A (nl) 1986-10-31 1986-10-31 Inrichting voor het automatisch schouwen van broedeieren.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8602752A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1006504C2 (nl) * 1997-07-07 1999-01-08 Instituut Voor Dierhouderij En Werkwijze en inrichting voor het selecteren van eieren.

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1006504C2 (nl) * 1997-07-07 1999-01-08 Instituut Voor Dierhouderij En Werkwijze en inrichting voor het selecteren van eieren.
EP0890838A1 (en) * 1997-07-07 1999-01-13 Stichting Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO) Method and apparatus for selecting eggs
US6149956A (en) * 1997-07-07 2000-11-21 Stichting Instituut Voor Dierhouderij En Diergezondheid Method for selecting eggs

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10945415B2 (en) System and method for monitoring eggs during incubation
Silversides et al. Effect of storage and layer age on quality of eggs from two lines of hens
US4259020A (en) Automatic calibration control for color grading apparatus
US8400621B2 (en) Egg examining device
EP0386123B1 (en) An apparatus for colour control of objects
ATE356986T1 (de) On-line prüfeinrichtung für einen inneren teil mit mehreren, auf zwei seiten angeordneten lampen
US4063822A (en) System for detecting a first light transmissive substance, such as for instance blood, in a second light transmissive, different substance
KR20130121729A (ko) 농산물 검사장치 및 농산물 검사방법
WO2008016309A1 (en) Multi-modal machine-vision quality inspection of food products
ATE248366T1 (de) Vorrichtung und verfahren zur messung des bräunungsgrades eines gargutes
NL8602752A (nl) Inrichting voor het automatisch schouwen van broedeieren.
US4743775A (en) Absorption gauge for determining the thickness, moisture content or other parameter of a film of coating
CN217766054U (zh) 一种在线光谱检测的校正装置及检测系统
BE1025300B1 (nl) Inrichting voor het meten van de hartslag van een embryo in een ei
JPH0854350A (ja) 海苔の検査方法および装置
CN110456010A (zh) 一种无损快速检测鸡蛋新鲜度的方法
KR101002656B1 (ko) 포도 비파괴 당도 선별장치
NL8006097A (nl) Inrichting voor het automatisch vaststellen en beoordelen van kwaliteiten van afdrukken.
JPH06258225A (ja) 同軸反射型計測装置の校正方法及び同軸反射型計測装置
NL1001633C2 (nl) Inrichting voor het detecteren van kleurverloop in bewegende gekleurde materiaalbanen.
JP4733490B2 (ja) 青果物選別システム
JP2004163226A (ja) 卵殻色の褐色度合い測定装置およびその方法
JPH0763674A (ja) 青果物の糖度測定方法
WO1993022659A1 (en) Method and system for detection of defects on the surface of a wood article
JPH0650873A (ja) シート状物の密度むら検査方法

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed