NL8602511A - Verbeteringen met betrekking tot het expanderen van plantaardig materiaal. - Google Patents

Description

1 NO 34081 9 -^-,v

Verbeteringen met betrekking tot het expanderen van plantaardig materiaal

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het expanderen van 5 tabaks- en andere plantaardige materialen.

Uit de specifikatie 2.141.015 A van de Britse octrooiaanvrage 8413718 van aanvrager, is een werkwijze bekend voor het expanderen van tabakslaminaten, welke werkwijze omvat het in aanraking brengen van tabakslaminaten met een organisch expansiemiddel, met een kookpunttempe-10 ratuur bij een druk van een atmosfeer van tenminste ongeveer 10°C, het binnen het inwendige van een gesloten eerste vat verwarmen van zo in aanraking gebrachte tabakslaminaten, zodat de temperatuur van het middel in de vloeistoffase in de tabakslaminaten een temperatuurwaarde bereikt boven het kookpunt van het middel overeenkomend met een ont-15 lastdruk lager dan de druk in het eerste vat bij de temperatuurswaarde, en het vervolgens plotseling in stromende gasverbinding brengen van het inwendige van het vat met het inwendige van een gesloten tweede vat, waarin de druk direkt voor het instellen van die verbinding de ontlast-druk is, waardoor de vulwaarde van de tabakslaminaten tenminste 50% 20 toeneemt. Deze expansiewerkwijze kan gemakkelijk uitgevoerd worden met geringe tabaksladingen. Bij grote ladingen zijn echter moeilijkheden ondervonden met betrekking tot het verkrijgen van een gelijkmatig verwarmen van de tabak en een gelijkmatig impregneren van de tabak met het expansiemiddel. Deze problemen kunnen in het bijzonder uitgesproken 25 zijn in het geval waarin het middel, indien op de tabak opgebracht, zich in dampfase bevindt, waarbij het de bedoeling is dat het middel op de tabak kondenseert.

De onderhavige uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat de ver-warmings- en impregnatiestappen van de expansiewerkwijze volgens de 30 specifikatie 2141015 A, en van overeenkomstige expansiewerkwijzen, doelmatiger uitgevoerd kunnen worden, indien het middel in aanraking gebracht wordt met het materiaal dat geëxpandeerd moet worden, waarbij het materiaal zich in een gemobiliseerde toestand bevindt, zoals die uitdrukking hier gebruikt wordt.

35 Indien een hoeveelheid deeltjesvormig materiaal zich in een gemo biliseerde toestand bevindt, zoals deze uitdrukking hier gebruikt wordt, worden de afzonderlijke deeltjes in een gescheiden toestand gehouden, zodat de deeltjes vrij zijn om ten opzichte van elkaar te bewegen. Met betrekking tot gesneden tabakslaminaten, of ander materiaal 40 dat vezelachtige deeltjes bevat, betekent de uitdrukking mobilisatie 8602511 2 bovendien dat het materiaal geheel of in hoofdzaak, niet verward is en in een niet verwarde toestand met gescheiden deeltjes gehouden wordt.

Een mobilisatiewerkwijze wordt aangegeven, doelmatig voor het mobiliseren van het deeltjesvormige materiaal, waarbij het deeltjesvormi-5 ge materiaal in een gemobiliseerde toestand gehouden wordt in een mobi-lisatiegebied begrensd door wandmiddelen naar boven divergent vanaf de vertikaal, waardoor het horizontale dwarsdoorsnedeoppervlak van het mobil isatiegebied in bovenwaartse richting daarvan toeneemt, waarbij gasvormig mobilisatiemediurn toegevoerd wordt op een veelheid van plaatsen 10 van de wandmiddelen naar een mobilisatiegebied, waardoor in het gebied een circulerend patroon verkregen wordt, dat neerwaartse stroming bij de wandmiddelen omvat en opwaartse stroming vanaf een benedendeel van het gebied. Deze mobilisatiewerkwijze wordt hieronder aangeduid als "de beschreven mobilisatiewerkwijze". Voor verdere informatie met betrek-15 king tot de mobilisatiewerkwijze zoals beschreven kan verwezen worden naar de Britse octrooipublikatie 2.170.305 A.

De onderhavige uitvinding voorziet in een werkwijze voor het expanderen van deeltjesvormig plantaardig materiaal, waarbij een lading van het materiaal gemobiliseerd wordt in een eerste vat in overeenstem-20 ming met de beschreven mobilisatiewerkwijze, waarbij het zo gemobiliseerde materiaal in aanraking gebracht wordt met een expansiemiddel om het materiaal met dat middel in de vloeistoffase daarvan gelijkmatig te impregneren, en met het eerste vat gesloten en de temperatuur van het zich in vloeistoffase bevindende middel in het materiaal op een tempe-25 ratuurswaarde boven het kookpunt van het middel overeenkomend met een ontlastdruk lager dan de druk in het eerste vat bij die temperatuurs-waarde, wordt het inwendige van het eerste vat plotseling in stromende gasverbinding gebracht wordt met het inwendige van een gesloten tweede vat waarin de druk direkt voor het instellen van die verbinding de ont-30 lastdruk is.

Bij voorkeur omvat de mobil isatiewerkwijze zoals beschreven bij het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding de toevoeging van een gasvormig versnellend medium aan het mobilisatiegebied in opwaartse richting vanaf een plaats bij een benedendeel van het gebied. De ver-35 snelde stroom dient voor het bevorderen van de circulatie van de gemobiliseerde hoeveelheid deeltjes plantaardig materiaal.

Tabak onderworpen aan de expansiewerkwijze volgens de uitvinding kunnen gesneden tabakslaminaten zijn of een mengsel van gesneden tabakslaminaten en een gesneden steel tabakssoort.

40 Indien het expansiemiddel opgebracht wordt op tabaks- of andere 86 0 2 5 1 1 3 deeltjes plantaardig materiaal* kan het expansiemiddel zich in de damp-fase daarvan bevinden. Indien, zoals passend is, het materiaal dat geëxpandeerd moet worden indien geplaatst in het eerste vat zich op of nabij kamertemperatuur bevindt, zal het expansiemiddel in dampfase kon-5 denseren op de deeltjes van het materiaal en daarin impregneren. Bij het kondenseren op de deeltjes zal het expansiemiddel warmte afgeven aan de deeltjes.

Indien het expansiemiddel opgebracht wordt op het materiaal dat geëxpandeerd moet worden in de dampfase van het expansiemiddel, kan 10 het expansiemiddel gebruikt worden als het mobiliserende medium en kan een deel van het mobiliserende medium vormen. Alternatief of bovendien kan, indien een stroom versnellend medium gebruikt wordt, het expansiemiddel in de dampfase gebruikt worden als het versnellende medium of kan een deel van het versnellende medium vormen. Na een eerste mobili-15 satiefase, in welke fase een gas of gassen niet zijnde het expansiemiddel in dampfase gebruikt wordt of worden als mobiliserend en versnellend medium resp. media, worden een of beide mediastromen of een deel van beide vervangen door een stroming expansiemiddel in dampfase. Alternatief worden de mobiliserende en versnellende media gevormd door 20 een gas of gassen niet zijnde het expansiemiddel in dampfase, en in plaats van het expansiemiddel in dampfase vervolgens toegevoerd als of met een van beide mediastromen, waarbij de gemobiliseerde lading in aanraking gebracht wordt met expansiemiddel in de vloeistoffase van het expansiemiddel. Het expansiemiddel in vloeistoffase kan in dit geval op 25 de lading gemobiliseerd, deeltjesvormig materiaal gesproeid worden vanaf sproeimiddelen liggend boven het mobilisatiegebied, of middel kan in de gemobiliseerde lading ingebracht worden vanaf sondemiddelen stekend in het mobilisatiegebied.

Op van voordeel zijnde wijze is het expansiemiddel een organisch 30 expansiemiddel bestaande uit een of meer bestanddelen. Op passende wijze heeft het expansiemiddel een atmosferisch kookpunt van tenminste 10°C. Meer in het bijzonder moet het atmosferische kookpunt boven 20°C liggen. Het expansiemiddel kan overeenkomstig hetgeen bekend uit de Britse octrooipublikatie 2.160.408 A zijn.

35 Bij het uitvoeren van de expansiewerkwijze volgens de onderhavige uitvinding, kan tijdens de mobilisatie in het eerste vat met materiaal dat geëxpandeerd moet worden, het eerste vat verwarmd worden.

De ontlastdruk kan atmosferische druk zijn, maar is bij voorkeur lager dan atmosferisch, bij voorkeur in de orde van 15 kPa of minder.

40 De tijd gedurende welke drukontlasting plaatsvindt moet zo kort 3602511 Λ' ί 4 mogelijk zijn, en bij voorkeur niet meer dan vijf sekonden.

De onderhavige uitvinding voorziet eveneens in een expansie-in-richting omvattende een eerste afsluitbaar vat, een mobilisatiegebied in dat eerste vat, welk gebied begrensd wordt door wandmiddelen, waar-5 bij de wandmiddelen naar boven divergeren van de vertikaal, waardoor het horizontale dwarsdoorsnedeoppervlak van dat gebied in bovenwaartse richting daarvan toeneemt, mobilisatiemondstukmiddelen werkzaam om gasvormig mobilisatiemedium toe te voeren op een veelheid van plaatsen van die wandmiddelen, een tweede afsluitbaar vat, en afsluitermiddelen 10 werkzaam om het inwendige van het eerste vat plotseling in stromende gasverbinding te brengen met het inwendige van dat tweede vat.

Op van voordeel zijnde wijze omvat de inrichting versnellende mondstukmiddelen werkzaam om gasvormig versnellend medium toe te voeren aan het mobilisatiegebied van het eerste vat in bovenwaartse richting 15 vanaf een gebied bij een benedendeel van het gebied.

Bij voorkeur is een bevattend middel aanwezig, in te brengen en te verwijderen uit het inwendige van het eerste vat door afdichtend afsluitbare toegangsmiddelen, waarbij de basiswanden van die bevattende middelen, of delen van de basiswanden, bij het volledig inbrengen van 20 het bevattende middel in het eerste vat in de wandmiddelen of een belangrijk deel daarvan voorzien, het mobilisatiegebied begrenzend.

De expansie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding kan eveneens gascirculatiemiddelen omvatten, werkzaam om gas en/of damp te circuleren uit het inwendige van het eerste vat boven het mobilisatiege-25 bied naar het mobilisatiegebied via de mobilisatiemondstukmiddelen.

De expansie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding kan op van voordeel zijnde wijze bovendien vacuummiddelen omvatten, werkzaam om een gedeeltelijk vacuum in het tweede vat te trekken.

Indien beoogd wordt dat het expansiemiddel in de vloeistoffase van 30 het middel ingébracht moet worden in het mobilisatiegebied, kan de inrichting eveneens sproeimiddelen omvatten aangebracht boven het mobilisatiegebied of sondemiddelen uitstekend in het mobilisatiegebied.

De inrichting kan op van voordeel zijnde wijze verwarmingsmiddelen omvatten, werkzaam om de wanden van het eerste vat en onderdelen van 35 het bevattende middel, indien het bevattende middel aanwezig is, op een temperatuur boven de kookpunttemperatuur van het expansiemiddel bij de maximum werkdruk verkregen in het eerste vat te houden. Indien koud expansiemiddel in de vloeistoffase ingebracht wordt in het mobilisatiegebied, is het verwarmingsmiddel op van voordeel zijnde wijze werkzaam om 40 warmte aan het gemobiliseerde materiaal toe te voeren.

8602511 9' r*.

5

Teneinde de onderhavige uitvinding beter te begrijpen en gemakkelijker te verwezenlijken, zal thans als voorbeeld een beschrijving volgen aan de hand van de schematische tekeningen, waarin:

Fig. 1 een expansie-inrichting toont; en 5 Fig. 2 op enigszins grotere schaal een detail van de inrichting uit fig.1 toont.

De expansie-inrichting afgebeeld in fig.1 omvat een eerste drukvat 1, een tweede drukvat 2 en een pijp 3, door welke pijp het inwendige van de vaten 1 en 2 met elkaar in verbinding gebracht kan worden, in-10 dien een kogelasluiter 4 aangebracht in de pijp 3 in de open toestand daarvan geplaatst wordt.

Het drukvat 1 omvat een cilindrisch benedendeel 5, waarvan zich naar boven een cilindrisch bovendeel 6 met kleinere diameter uitstrekt.

Bij het boveneinde van het deel 6 is het vat 1 voorzien van een verwij-15 derbaar deksel 7.

Een eerste gastoevoerpijp 8 strekt zich uit door een basiswand 9 van het deel 5 van het vat 1 en vertikaal naar boven binnen het deel 5.

Bij het boveneinde daarvan aangebracht binnen het deel 5 is de pijp 8 inwendig voorzien van een plaat 10 met opening (zie fig.2) die in ver-20 snellingsmondstukmiddelen voorziet. Een lagerflens 11 strekt zich bij het boveneinde van de pijp 8 naar buiten uit. Buiten het vat 1 is de pijp 8 voorzien van een afsluiter 12.

Een tweede gastoevoerpijp 13, voorzien van een afsluiter 14, mondt uit bij het inwendige van het deel 5 van het vat 1.

25 Een gascirculatiepijp 15 strekt zich uit van een bovenliggende plaats van het deel 6 naar het deel 5 van het vat 1. In de pijp 15 zijn afsluiters 16 en 17 aangebracht alsmede een gaswasinrichting 18, een gaspomp 19 en een afsluiter 20. Een spoel pijp 21, waarin een afsluiter 22 aangebracht is, takt af van de pijp 15 tussen de afsluiters 16 en 30 17.

Een stoommantel 23 strekt zich uit om het deel 6 van het vat 1. Stoominlaat- en uitlaatleidingen 24 en 25 strekken zich naar en van de mantel 23 uit.

Een houder 26 met open bovenzijde, die in het bevattende middel 35 voorziet, wordt in het vat 1 opgenomen en kan bij het verwijderen van het deksel 7 daaruit verwijderd worden. De houder 26, die bijvoorbeeld van aluminium vervaardigd kan zijn, omvat een cilindrisch bovendeel 27 en een benedendeel 28 met omgekeerd conische vorm. Het deel 28, dat in wandmiddelen voorziet die een mobilisatiegebied begrenzen, is voorzien 40 van omcirkelende boven- en benedenrijen met perforaties 29 en 30, het 06 0 2 5 1 1 6 inwendige van deel 5 van vat 1 in verbinding brengend met de houder 26 en in mobilisatiemondstukmiddelen voorziende.

Bij het benedeneinde is het deel 28 van de houder 26 voorzien van een zich naar binnen uitstrekkende flens 31, die, indien de houder 26 5 zich in de laagste stand binnen het vat 1 bevindt, gedragen wordt op de lagerflens 11 van de pijp 8. De flens 31 begrenst een opening met een diameter die enigszins groter is dan de bovenste uitlaatdiameter van de plaat 10 met openingen. "0"-ring 32 voorziet in een gasdichte afdichting tussen de flenzen 11 en 31. Een verdere "0"-ring 33 voorziet in 10 een gasdichte afdichting tussen het deel 28 van de houder 26 en het boveneinde van het deel 28 en het vat 1 in de nabijheid van het samenkomen van de delen 5 en 6 van het vat 1.

Om het snel inbrengen en verwijderen van de houder 26 in en uit het vat 1 te vergemakkelijken, kunnen (niet afgebeelde) geleidingsmid-15 delen aanwezig zijn bij het uitwendige van het deel 27 van de houder 26 en/of het inwendige van het deel 6 van het vat 1. Dergelijke gelei-dingsmiddelen dienen eveneens om de warmteoverdracht vanaf de stoomman-tel 23 naar de wanden van het deel 27 van de houder 26 te bevorderen.

Het vat 2 is voorzien van een verwijderbaar deksel 34. Een vacuum-20 pomp 37 is met het vat 2 verbonden, via een leiding 35 voorzien van een afsluiter 36.

Indien de expansie-inrichting gebruikt moet worden om gesneden tabakslaminaten te expanderen, wordt een lading van de tabak in het deel 28 van de houder 26 geplaatst. Met de houder 26 in de laagste stand 25 daarvan in het vat 1, met het deksel 7 in de gesloten stand daarvan, de afsluiters 14, 16 en 32 in de open stand daarvan en de afsluiters 4, 12, 17 en 20 in de gesloten stand daarvan, wordt stikstofgas, van een (niet afgebeelde) bron onder druk staande stikstof toegevoerd naar het deel 5 van het vat 1 door de pijp 13 gedurende een tijd voldoende om 30 beide delen 5 en 6 van het vat 1 door spoelen van lucht te ontdoen. Bij het voltooien van de stap van het spoelen van de lucht worden de afsluiters 16 en 22 gesloten, terwijl afsluiter 14 in de open toestand daarvan blijft voor het voortgezet toevoeren van stikstof aan vat 1. Vervolgens wordt afsluiter 12 geopend om een stroom expansiemiddel in 35 dampfase toe te laten door de pijp 8 uit een (niet afgebeelde) bron onder druk staand expansiemiddel.

Terwijl gasvormig stikstof door de perforaties 29 stroomt in de houder 26 en terwijl expansiemiddel in dampfase in de houder 26 stroomt vanaf de pijp 8, wordt de lading tabak in de houder 26 volledig gemobi-40 liseerd. Bijgevolg wordt het expansiemiddel, dat bijvoorbeeld een 88025 1 1 3* 7 80 gew.%:20 gew.fc n-pentaanraceton expansiemiddel kan zijn, in gelijkmatige aanraking gebracht met de tabaksdeeltjes. Doordat de tabak indien aangebracht in de houder 26 zich op kamertemperatuur bevindt, terwijl het expansiemiddel in dampfase zich op een verhoogde temperatuur 5 van bijvoorbeeld 100°C bevindt, kondenseert expansiemiddel op de tabaksdeel t jes , waarbij deze laatste geïmpregneerd worden met het kon-densaat en verwarmd worden door de latente warmte van het expansiemid-del.

Door middel van de stoommantel 23 worden de wanden van het deel 6 10 van het vat 1 en de wanden van het deel 27 van de houder 6 op een temperatuur boven, met bijvoorbeeld 5°C, de temperatuur van het expansiemiddel in dampfase gehouden. Bijgevolg wordt belet dat het expansiemiddel op bovengenoemde wanden kondenseert.

Indien de druk in het vat 1 een bepaalde waarde bereikt, bijvoor-15 beeld 680 kPa (100 pounds per square inch gauge), wordt afsluiter 14 gesloten en worden afsluiters 16, 17 en 20 geopend om de circulatie van stikstofgas en expansiemiddel in dampfase mogelijk te maken onder invloed van de pomp 19 vanaf het boveneinde van het vat 1 door de pijp 15 naar het deel 5 van het vat 1 buiten het deel 28 van de houder 26. Het 20 gas/damp-mengsel dat door de perforaties 29 gaat samen met de voortgezette toevoer van het expansiemiddel in dampfase uit de pijp 8 dienen om de gemobiliseerde toestand van de tabak in de houder 26 te handhaven.

Bij het begin of tijdens de circulatie via pijp 15 kan de toevoer 25 van expansiemiddel uit de pijp 8 vervangen worden door een toevoer van stikstofgas daaruit.

Na het verloop van voldoende tijd om de gemobiliseerde tabak volledig te impregneren met zich in vloeistoffase bevindend expansiemiddel, wordt de pomp 19 uitgeschakeld en worden de afsluiters 12, 16, 17 30 en 20 gesloten, waardoor de lading tabak in vat 1 niet langer gemobiliseerd wordt.

Met een partieel vacuum van bijvoorbeeld 15 kPa absoluut opgewekt in het vat 2 door de werking van de vacuumpomp 37 en met de afsluiter 36 in de gesloten toestand daarvan gebracht, wordt de afsluiter 4 ge-35 opend, waardoor de druk in het vat 1 plotseling afneemt, hetgeen tot een snel wegbewegen van het vloeibare expansiemiddel in de tabaksdeeltjes leidt, d.w.z. een direkt omzetten van het middel in de dampfase daarvan. Het snel wegbewegen van het expansiemiddel veroorzaakt expansie van de tabaksdeeltjes. De tabak wordt eveneens gekoeld vanwege de 40 warmte uit de tabak onttrokken bij het verdampen van het expansiemid- 8602311

Jk 8 del.

Teneinde de geëxpandeerde tabak uit het vat 1 te verwijderen, wordt afsluiter 4 gesloten en worden de afsluiters 16 en 22 vervolgens geopend, om de druk binnen het vat 1 op atmosferische druk te brengen.

5 Het deksel kan vervolgens verwijderd of naar de open stand daarvan gezwenkt worden en de houder 26 uit vat 1 verwijderd worden.

Volgens een wijziging van de hierboven beschreven inrichting zijn in plaats van gebruik te maken van een verwijderbare houder in vat 1, geperforeerde wanden overeenkomstig aan de wanden die deel 28 van de 10 houder 26 begrenzen, aanwezig als onderdelen van het vat 1. In een dergelijk geval kan de lading materiaal die geëxpandeerd moet worden, na voltooiing van het expansieproces verwijderd worden uit het vat 1 door (niet afgebeelde) pneumatische ontlaadmiddelen. Een pneumatisch ont-laadmiddel kan de vorm van een masker hebben, dat zich naar buiten van 15 een zich vertikaal uitstrekkend ontlaadkanaal uitstrekt naar de wanden van het deel 6 van het vat 1, waarbij het masker en het kanaal naar het mobilisatiegebied beweegbaar zijn.

3602511

Claims (12)

1. Werkwijze voor het expanderen van deeltjesvormig plantaardig materiaal, waarbij het materiaal in aanraking gebracht wordt in een 5 eerste vat met een expansiemiddel om het materiaal gelijkmatig te impregneren met dat middel in de vloeistoffase daarvan, en waarbij met het eerste vat gesloten en met de temperatuur van het middel in vloeistoffase in het materiaal op temperatuurswaarden boven het kookpunt van het middel overeenkomend met een ontlastdruk lager dan de druk in het 10 eerste vat bij die temperatuurwaarde, het inwendige van het eerste vat plotseling in stromende gasverbinding gebracht wordt met het inwendige van een gesloten tweede vat, waarin de druk direkt voor het instellen van die verbinding die ontlastdruk is, met het kenmerk, dat wanneer dat materiaal in aanraking gebracht wordt met dat middel, dat materiaal in 15 een gemobiliseerde toestand gehouden wordt in een mobilisatiegebied begrensd door wandmiddelen (28) van boven divergent ten opzichte van de verticaal, waardoor het horizontale dwarsdoorsnedeoppervlak van het mobilisatiegebied toeneemt in een bovenwaartse richting daarvan, waarbij gasvormig mobilisatiemedium toegevoerd wordt op een veelheid van plaat-20 sen van de wandmiddelen (28) naar het mobilisatiegebied, waardoor in het gebied een circulerend patroon verkregen wordt omvattende neerwaartse stroming bij de wandmiddelen en opwaartse stroming vanaf een benedendeel van het gebied.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gasvor-25 mige versnellende medium toegevoerd wordt aan het mobilisatiegebied in een opwaartse richting vanaf een plaats bij een benedendeel van het gebied.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het gemobiliseerde materiaal in aanraking gebracht wordt met expansiemiddel 30 in de dampfase daarvan.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het mobiliserende medium het expansiemiddel omvat.

5. Werkwijze volgens conclusie 3 afhankelijk van conclusie 2, met het kenmerk, dat het versnellende medium het expansiemiddel omvat.

6. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het gemobiliseerde materiaal in aanraking gebracht wordt met expansiemiddel in de vloeistoffase daarvan.

7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het materiaal deeltjesvormig tabaksmateriaal is.

8. Expansie-inrichting omvattende een eerste afsluitbaar vat, een 36 0 2 5 1 1 *· tweede afsluitbaar vat en afsluitermiddelen werkzaam om het inwendige van het eerste vat plotseling in stromende gasverbinding te brengen met het inwendige van dat tweede vat, met het kenmerk, dat een mobilisatie-gebied aanwezig is in het eerste vat (1), welk gebied begrensd wordt 5 door wandmiddelen (28), welke wandmiddelen (28) naar boven divergeren van de vertikaal, waardoor het horizontale dwarsdoorsnedeoppervlak van dat gebied in bovenwaartse richting daarvan toeneemt, en waarbij een mobilisatiemondstukmiddel (30) werkzaam is om gasvormig mobilisatieme-dium op een veelheid van plaatsen van die wandmiddelen (28) toe te voe-10 ren.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat deze versnel! ingsmondstukmiddel en (10) omvat werkzaam om gasvormig versnellend medium toe te voeren aan dat mobilisatiegebied in een bovenwaartse richting vanaf een plaats bij een benedendeel van dat gebied.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat deze bevattende middelen (26) omvat, die in en uit dat eerste vat (1) te brengen en te verwijderen zijn, waarbij basiswanden van de bevattende middelen (26) of delen van die basiswanden, indien dat bevattende middel (26) volledig ingébracht is in dat eerste vat (1) in die wandmidde-20 len (28) of een belangrijk deel daarvan voorzien, het mobilisatiegebied begrenzend.

11. Inrichting volgens conclusie 8, 9 of 10, met het kenmerk, dat deze gascirculatiemiddelen (16-20) omvat, werkzaam om gas en/of damp uit het inwendige van dat eerste vat boven het mobilisatiegebied naar 25 het mobilisatiegebied te circuleren via die mobilisatiemondstukmidde-len.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 8 t/m 11, met het kenmerk, dat deze verwarmingsmiddelen (23) omvat werkzaam om gemobiliseerd materiaal in dat mobilisatiegebied te verwarmen. 860 25 1 f