NL8602487A

NL8602487A - Koppelingsstuk voor het met elkaar verbinden van twee of meer stangen.

Info

Publication number: NL8602487A
Application number: NL8602487A
Authority: NL
Original assignee: Cornelis Franciscus De La Haye
Priority date: 1986-10-02
Filing date: 1986-10-02
Publication date: 1988-05-02
Also published as: EP0265981B1; US4915533A; EP0265981A1; DE3771168D1; ATE64969T1

Description

ê t > VO 8398

Titel: Koppelingsstuk voor het met elkaar verbinden van twee of meer stangen.

De uitvinding heeft betrekking op een koppelings-stuk voor het met elkaar verbinden van twee of meer stangen of dergelijke.

De uitvinding beoogt een dergelijk koppelingsstuk 5 zeer eenvoudig uit te voeren, waardoor niet alleen met een minimum aan eenvoudige, dus goedkoop te vervaardigen onderdelen kan worden volstaan, doch tevens een snelle montage respectievelijk demontage van buitenaf mogelijk is, en vrijwel in gelijke mate bestand is tegen zowel 10 druk als trekkrachten.

Hiertoe wordt bij het koppelingsstuk voor het met elkaar verbinden van twee of meer stangen, voor het telkens met het koppelingsstuk verbinden van een stang gebruik gemaakt van een vrij draaibaar met het 15 koppelingsstuk verbindbaar verbindingsstuk, waarvan het buitenwaarts gerichte uiteinde is ingericht voor samenwerking met een stangeinde door middel van schroefdraad.

Uiteraard kan ook gebruik gemaakt worden van 20 een constructie waarbij voor het met het koppelingsstuk verbinden van een stang in het betreffende stangeinde vrij draaibaar een verbindingsstuk is opgenomen, waarvan het buitenwaarts gerichte einde is ingericht voor samenwerking met het koppelingsstuk door middel van schroef-25 draad: hier is dus in wezen sprake van een kinematische omkering.

In verdere uitwerking van de uitvinding kan het verbindingsstuk middels een moer zijn opgesloten in het koppelingsstuk respectievelijk het stangeinde, 30 waardoor het verbindingsstuk vrij draaibaar is opgesloten.

Voor rotatie van het verbindingsstuk kan dit 0602487

"V

( >», -2- zijn voorzien van een polygonaal buitenomtreksgedeelte, dat kan samenwerken met een van een corresponderend inwendig polygonaal gedeelte voorziene ring, uitgerust met uitwendige aanvatoppervlakken. Deze laatste kunnen 5 eveneens bestaan uit een polygonale vorm, zodat de ring kan samenwerken met een normaal in de handel verkrijgbare sleutel, doch uiteraard is ook een anderszins gevormd oppervlak mogelijk.

Teneinde in geval van een compleet stangenstelsel 10 daaruit één stang te kunnen verwijderen, kan elk koppelingsstuk zijn uitgerust met zodanig diepe respectievelijk doorgaande boringen, dat een terugduwen van elk verbindingsstuk nagenoeg tot binnen het omtreksoppervlak van het koppelingsstuk in gemonteerde toestand mogelijk 15 is.

Om een "togen", dat is een enigszins gebogen constructie, mogelijk te maken, kan het van het koppelingsstuk afgekeerde oppervlak van de ring bolvormig zijn evenals het, in gemonteerde toestand, daar tegenaan 20 liggende stangeinde. Ook kan daarbij het naar het midden van het koppelingsstuk gerichte einde van de moer bolvormig zijn evenals het in gemonteerde toestand daarmee samenwerkende oppervlak van het verbindingsstuk.

Verder kan ook het naar het midden van het 25 koppelingsstuk toegkeerde einde van de ring en het daarmee in gemonteerde toestand samenwerkende oppervlak van het koppelingsstuk bolvormig zijn uitgevoerd. Doordat in dit geval de ring aan beide zijden van een bolvormig (in het uiterste geval van een schuin) oppervlak is 30 voorzien, vangt deze de afschuifkrachten op en worden deze niet overgebracht op het verbindingsstuk respectievelijk het borstvormige gedeelte daarvan.

In beide gevallen ligt het kromtestraalmiddelpunt bij voorkeur op de hartlijn van de betreffende boring 35 van het koppelingsstuk respectievelijk stangeinde.

Het verbindingsstuk kan in het stangeinde 860248/ it -3- tegen een ingebrachte borst worden vastgehouden door een schroefveer of dergelijke, welke anderzijds afsteunt tegen een veerring of dergelijke. Deze veerring kan daarbij op zodanige afstand van het betreffende stangeinde 5 zijn aangebracht, dat het vrije einde van het verbindingsstuk met daarop aangebrachte ring in samengedrukte toestand van de veer ongeveer in lijn ligt met het vrije ringopper-vlak, waardoor een gemakkelijke demontage van een enkele stang uit een stangenstelsel mogelijk is.

10 Ter verduidelijking van de uitvinding zullen thans, onder verwijzing naar de tekening, enkele uitvoe-ringsvoorbeelden van het koppelingsstuk met toebehoren voor het met elkaar verbinden van twee of meer stangen, worden beschreven. In de tekening toont: 15 Fig. 1 een schematische dwarsdoorsnede van een koppelingsstuk volgens de uitvinding, geschikt voor het met elkaar verbinden van vier stangen;

Fig. 2 een dwarsdoorsnede van een bij de inrichting volgens fig. 1 toepasbare ring; 20 Fig. 3 een bovenaanzicht van de ring volgens fig. 2;

Fig. 4 een aanzicht overeenkomstig fig. 1 van een koppelingsstuk voor het met elkaar verbinden van drie stangen; en 25 Fig. 5 een doorsnede overeenkomstig fig. 1 van een koppelingsstuk voor het met elkaar verbinden van drie stangen, waarbij het verbindingsstuk telkens in het stangeinde is aangebracht.

Volgens de tekening is een koppelingsstuk 30 voor het met elkaar verbinden van twee of meer stangen voorzien van een koppelingsstuk 1 met in de figuren 1 en 4 vier respectievelijk drie koppelingsmogelijkheden voor een stang. Duidelijkheidshalve is het koppelingsstuk in de tekening, onafhankelijk van het aantal stangaansluit-35 mogelijkheden, steeds aangeduid met 1. In fig. 4 is een enkele stang 2 aangegeven. Zoals uit de tekening 8602487 -4- V- <· blijkt wordt de verbinding tussen het koppelingsstuk en de stang tot stand gebracht door middel van een verbindingsstuk 3, welke in wezen de vorm van een bout heeft, en welke telkens in een uitsparing resp. doorgaande 5 opening 4 van het koppelingsstuk 1 wordt vastgehouden door middel van een in de opening 4 geschroefde, uitwendig van schroefdraad voorziene moer 5. Het van schroefdraad voorziene buitenwaartse einde 6 van het verbindingsstuk 3 kan telkens samenwerken.met een vast in het einde 10 van de stang 2 aangebrachte, inwendig van schroefdraad voorziene bus 7.

Het vastdraaien van het verbindingsstuk 3 vindt plaats door middel van een daarop voor de montage schuifbare ring 8, waarvan de doorgaande middenopening 15 is voorzien van een tweetal vlakke kanten 9, welke kunnen samenwerken met op het verbindingsstuk aangebrachte, alleen in fig. 5 weergegeven, vlakke zijden (20). Deze vlakke zijden strekken zich uiteraard uit over een zodanige lengte, dat een goed vastklemmen van het verbindingsstuk 20 ten opzichte van het stangeinde mogelijk is, rekening houdende met o.a. de afmetingen van-de moer 5.

Ingeval het koppelingsstuk moet worden gebruikt bij een stangenstelsel waarbij een enigszins gebogen oppervlak nodig is, zoals een dak, (dit wordt in de 25 praktijk ook wel "togen" genoemd), zijn de met elkaar samenwerkende oppervlakken van de kop van het verbindingsstuk 3 en de met elkaar samenwerkende oppervlakken van de ring 8, het koppelingsstuk en het stangeinde 2 voorzien van bolvormige oppervlakken, waarvan het kromtestraalmid-30 delpunt telkens ligt op de hartlijn van de betreffende opening van het koppelingsstuk. In fig. 4 zijn de stralen van de boloppervlakken aangeduid met Rl, R2 respectievelijk R3. Op deze wijze wordt de zeer geringe hoek (tussen de hartlijnen van stangen en koppelingsstukken) die 35 voor het togen van de constructie nodig is, zodanig opgevangen dat een gelijkmatige aansluiting van de samen- 8602487 -5- i» werkende oppervlakken gewaarborgd blijft.

Het togen kan op eenvoudige wijze worden gerealiseerd door het toepassen van ringen van verschillende dikte op de vereiste plaatsen in het stangenstelsel.

5 Op die wijze kunnen de verschillende standaard maten van de stangen gehandhaafd blijven en toch een kromming aan het stangenstelsel worden gegeven.

Zoals uit fig. 2 en 3 blijkt, is de ring 8 voorzien van uitsparingen 10, waardoor de buitendiameter 10 van de ring 8 gelijk kan zijn aan de buitendiameter van de te verbinden stang 2, terwijl anderzijds toch een gemakkelijk draaien van de ring kan plaatsvinden met behulp van een op zich wel bekende haaksleutel.

De koppelingsstukken en stangen alsook de 15 andere onderdelen kunnen vervaardigd zijn van metaal of kunststof. Dit koppelingsstuk is voorzien van een drietal aansluitmogelijkheden voor een stang 12. In het koppelingsstuk zijn een drietal, van schroefdraad voorziene openingen 13 aangebracht.

20 In het einde van de stang 12 is een bus 14 gelast, waarvan het naar het vrije stangeinde toe gekeerde binneneinde is voorzien van schroefdraad ingericht voor samenwerking met een moer 15, welke dient voor het in de bus 14 vasthouden van een verbindingsstuk 16 dat 25 volledig correspondeert met het verbindingsstuk 3 weergegeven in fig. 1 en 4. Het van schroefdraad voorziene gedeelte van het verbindingsstuk 16 kan op dezelfde wijze als bij de constructie volgens fig. 1 en 4 middels platte kanten samenwerken met platte zijden van een 30 ring 17, welke volledig gelijk is aan de met 8 aangeduide ring zoals weergegeven in de fig. 1-4.

Het verbindingsstuk 16 wordt in de bus 14 vastgehouden door enerzijds de moer 15 en anderzijds door middel van een schroefveer 18, waarvan het andere 35 einde aanligt tegen een veerring 19, zodat het verbindingsstuk niet kan uitvallen. De veerring moet uiteraard 6602487

V

-6- t op een zodanige afstand van de moer 15 zijn aangebracht, dat het verbindingsstuk zo ver in het stangeinde kan worden gedrukt, dat de voorzijde van het verbindingsstuk nagenoeg in lijn ligt met het tegen het koppelingsstuk 5 aanliggende oppervlak van de ring 17. In dat geval namelijk kan gemakkelijk een demontage plaatsvinden.

Door ringen van verschillende dikte toe te passen kan op eenvoudige wijze een "togen" tot stand worden gebracht: door de ringen en de daarmee samenwerkende 10 oppervlakken van een boiling te voorzien wordt het geheel tevens zelfinstellend, onder handhaving van een volledige aansluiting van de samenwerkende oppervlakken.

Hoewel in de tekening de koppelingsstukken zijn uitgerust met doorgaande boringen is dit uiteraard 15 geen noodzaak.

Uiteraard kan binnen het raam van de uitvindings-gedachte een groot aantal wijzigingen plaatsvinden: zo kunnen in de koppelingsstukken volgens 1 en 4 bijvoorbeeld ook maatregelen zijn genomen om een uitvallen 20 van de verbindingsstukken te voorkomen.

8602487

Claims

1. Koppelingsstuk voor het met elkaar verbinden van twee of meer stangen of dergelijke, waarbij voor het telkens met het koppelingsstuk verbinden van een stang gebruik wordt gemaakt van een vrij draaibaar met 5 het koppelingsstuk verbindbaar verbindingsstuk waarvan het buitenwaarts gerichte uiteinde is ingerieht voor samenwerking met een starigeinde door middel van schroefdraad.

2. Koppelingsstuk voor het met elkaar verbinden 10 van twee of meer stangen, waarbij voor het met het koppelingsstuk verbinden van een stang in het betreffende stangeinde vrij draaibaar een verbindingsstuk is opgenomen, waarvan het buitenwaarts gerichte einde is ingericht voor samenwerking met het koppelingsstuk door middel 15 van schroefdraad.

3. Koppelingsstuk volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het verbindingsstuk middels een moer is opgesloten in een uitsparing in het koppelingsstuk respectievelijk het stangeinde.

4. Koppelingsstuk volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het verbindingsstuk middels een polygonaal buitenomtreksgedeelte voor rotatie kan samenwerken met een van een corresponderend inwendig polygonaal gedeelte voorziene ring, uitgerust met uitwendige aanvat-25 oppervlakken.

5. Koppelingsstuk volgens conclusie 1, 3 of 4, met het kenmerk, dat het koppelingsstuk is voorzien van zodanig diepe respectievelijk doorgaande boringen, dat een terugduwen van elk verbindingsstuk tot nagenoeg 30 binnen het omtreksoppervlak van het koppelingsstuk in gemonteerde toestand mogelijk is.

6. Koppelingsstuk volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat het van het koppelingsstuk afgekeerde oppervlak van de ring bolvormig is evenals het, in gemon-

86 C 2 4 8 7 -8- teerde toestand, daar tegenaan liggende stangeinde.

7. Koppelingsstuk volgens conclusie 3 en 4, 5 of 6, met het kenmerk, dat het naar het midden van het koppelingsstuk gerichte einde van de moer bolvormig 5 is evenals het in gemonteerde toestand daarmee samenwerkende oppervlak van het verbindingsstuk.

8. Koppelingsstuk volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat het naar het midden van het koppelingsstuk toegekeerde einde van de ring en het daarmee in gemonteerde 10 toestand samenwerkende oppervlak van het koppelingsstuk bolvormig zijn uitgevoerd.

9. Koppelingsstuk volgens conclusie 6, 7 of 8 met het kenmerk, dat het kromtestraalmiddelpunt telkens ligt op de hartlijn van betreffende boring van het koppe- 15 lingsstuk respectievelijk de buis.

10. Koppelingsstuk volgens conclusie 2 of volgende, met het kenmerk, dat het verbindingsstuk in het stangeinde tegen een ingebrachte borst wordt vastgehouden door een schroefveer of dergelijke, welke anderzijds afsteunt 20 tegen een veerring of dergelijke.

11. Koppelingsstuk.volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de veerring op een zodanige afstand van het betreffende stangeinde is aangebracht, dat het vrije einde van het verbindingsstuk met daarop aangebrachte 25 ring in samengedrukte toestand van de veer ongeveer in lijn ligt met het vrije ringoppervlak.

12. Koppelingsstuk volgens een of meer van de voorgaande conclusies gekenmerkt door ringen van verschillende dikte. ¢602487