NL8602407A

NL8602407A - Elektromagnetische afbuigeenheid.

Info

Publication number: NL8602407A
Application number: NL8602407A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1986-09-24
Filing date: 1986-09-24
Publication date: 1988-04-18
Also published as: YU176287A; DE3767102D1; US4785272A; KR880004530A; JPS6386226A; EP0261723A1; EP0261723B1; KR950006099B1

Description

* PHN 11875 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Elektromagnetische afbuigeenheid.

De uitvinding heeft betrekking op een elektromagnetische afbuigeenheid voor een kathodestraalbuis omvattende: - een holle ringvormige drager die een longitudinale as heeft en een nauw en een wijd einde, 5 - een stel beeldafbuigspoelen van het zadeltype voor beeldafbuiging van een elektronenbundel, welke afbuigspoelen gelegen zijn aan een respectieve zijde van een beeldspoelscheidingsvlak door de longitudinale as van de drager, en een veelheid van windingen met in hoofdzaak longitudinaal verlopende gedeelten hebben, 10 - een stel lijnafbuigspoelen van het zadeltype voor lijnafbuiging van een elektronenbundel, - waarbij de afbuigspoelen van beide stellen direkt op die drager gewikkeld zijn aan de binnenzijde daarvan.

Een dergelijke afbuigeenheid is bekend uit EP 15 0 102 658 A1 (PHN 10416).

Kathodestraalbuizen hebben een halsvormig deel, in welks ene einde een elektronenkanon is opgesteld en welks andere einde overgaat in een konisch deel, waarop een scherm aansluit. Om dit hals-vormige deel heen en tegen het konische deel aan, bevindt zich een 20 elektromagnetische afbuigeenheid. Het nauwe einde van de drager bevindt zich daarbij nabij het elektronenkanon, het wijde einde tegen het konische deel van de kathodestraalbuis.

Afbuigeenheden met direkt op de drager gewikkelde spoelen hebben belangrijke voordelen, b.v. dat minder assemblagewerk verricht 25 hoeft te worden om ze te vervaardigen, dat ze met betrekkelijk eenvoudige machines gewikkeld kunnen worden en goed reproduceerbaar zijn.

Zulke afbuigeenheden hebben tot nu toe echter ook een bezwaar.

De afbuigspoelen voor lijnafbuiging creëren bij bedrijf een hoogfrekwent magneetveld in de kathodestraalbuis. De 30 gevoeligheid van deze spoelen wordt sterk beïnvloed door hun afstand tot de kathodestraalbuis. Als zij zich dicht bij die buis bevinden, behoeft beduidend minder energie in die spoelen gedissipeerd te worden 8602407 * * PHN 11875 2 voor het verkrijgen van een zekere magneetveldsterkte dan wanneer zij dicht tegen de drager aan gelegen zijn, verder van die buis verwijderd. Hieruit volgt dat het uit oogpunt van energieverbruik van de lijnaf-buigspoelen gunstig is om tegen de binnenzijde van de drager aan eerst 5 de beeldafbuigspoelen aan te brengen (die een laagfrekwent magneetveld geven en waarvan de gevoeligheid minder afhankelijk is van de afstand tot de kathodestraalbuis) en vervolgens aan de binnenzijde van de beeldafbuigspoelen de lijnafbuigspoelen aan te brengen.

Voor het minimaliseren van Y-comafouten, dat zijn 10 comafouten in richtingen loodrecht op de lijnafbuigrichting, is het van belang dat de beeldafbuigspoelen zich tot dichter bij het elektronenkanon uitstrekken dan de lijnafbuigspoelen. Aan het nauwe einde van de drager moeten de beeldafbuigspoelen zich dus in de richting van de longitudinale as van de drager uitstrekken tot voorbij de lijnafbuig-15 spoelen. Dit heeft tot gevolg, dat de lijnafbuigspoelen eerst, direkt tegen de binnenzijde van de drager aan gewikkeld moeten worden en vervolgens aan de binnenzijde daarvan de beeldafbuigspoelen. Immers, als eerst de langere beeldafbuigspoelen op de drager gewikkeld zouden zijn, zou bij het wikkelen van de kortere lijnafbuigspoelen de wikkeldraad 20 steeds tussen de windingen van die langere spoelen door gestoken moeten worden. Een dergelijke wijze van wikkelen is op industriële schaal niet praktisch uitvoerbaar.

Aan afbuigeenheden van de besproken soort worden dus twee tegenstrijdige eisen gesteld: 25 ter wille van een hoge gevoeligheid van de afbuigeenheid, in het bijzonder van de lijnafbuigspoelen, moeten eerst de beeldafbuigspoelen gewikkeld zijn tegen de binnenzijde van de drager aan en vervolgens de lijnafbuigspoelen; ter wille van het minimaliseren van Y-comafouten, moeten 30 de lijnafbuigspoelen eerst gewikkeld zijn tegen de binnenzijde van de drager aan en vervolgens de beeldafbuigspoelen.

De uitvinding beoogt nu een oplossing te bieden voor deze tegenstrijdige eisen en een afbuigeenheid van de in de openingsparagraaf omschreven soort te verschaffen, waarbij met behoud van de voordelen van 35 direkt op de drager gewikkelde spoelenstellen van het zadeltype een hoge gevoeligheid, met name van de lijnafbuigspoelen, en een goede mogelijkheid tot minimaliseren van Y-comafouten verkregen is.

8602407 «r n PHN 11875 3

Dit doel is bij een elektromagnetische afbuigeenheid van de in de openingsparagraaf omschreven soort volgens de uitvinding daardoor gerealiseerd, dat de beeldafbuigspoelen elk een eerste deel en een tweede deel hebben die elektrisch in serie zijn geschakeld, waarbij 5 het eerste deel van elk der beeldafbuigspoelen het eerst gewikkeld is tegen de binnenzijde van de drager aan, en waarbij vervolgens het stel lijnafbuigspoelen en daarna het tweede deel van elk der beeldafbuigspoelen op die drager gewikkeld zijn, en dat het tweede deel van elk der beeldafbuigspoelen zich aan het nauwe einde van de drager in de richting 10 van diens longitudinale as uitstrekt tot voorbij de lijnafbuigspoelen.

Door de maatregel volgens de uitvinding liggen bij een afbuigeenheid met direkt op de drager gewikkelde spoelen van het zadeltype, de spoelen voor lijnafbuiging dicht bij de longitudinale as (en dus, bij die om een beeldbuis aangebrachte afbuigeenheid, dicht bij 15 het halsvormige deel van die buis). Desondanks bieden de aan het nauwe einde van de drager langere tweede delen van de beeldafbuigspoelen de mogelijkheid tot minimalisering van Y-comafouten.

Die mogelijkheid is al in voldoende mate aanwezig, indien minder dan 50% van het aantal windingen van de beeldafbuigspoelen zich 20 in de tweede delen bevinden. Met 20% - 40% van het aantal windingen in die tweede delen werden zeer goede resultaten verkregen.

Het is zeer gunstig gebleken juist die windingen van de beeldafbuigspoelen waarvan de in hoofdzaak longitudinaal verlopende gedeelten nabij het beeldspoelscheidingsvlak verlopen, in de tweede 25 delen onder te brengen. Nabij het beeldspoelscheidingsvlak lopen namelijk de regel geen of nagenoeg geen longitudinale gedeelten van windingen van de lijnafbuigspoelen. Door windingen van de beeldaf-buigspoel die hun longitudinale gedeelten nabij het beeldspoelscheidingsvlak hebben in de tweede delen te plaatsen, worden daardoor geen of 30 nagenoeg geen windingen van de lijnafbuigspoelen op grotere afstand van de longitudinale as gebracht en wordt de gevoeligheid van die spoelen dus niet of nagenoeg niet verminderd.

De holle, ringvormige drager van de elektromagnetische afbuigeenheid volgens de uitvinding kan een kunststof lichaam zijn, met 35 aan zijn nauwe en aan zijn wijde einde een flens met groeven waar windingen van de stellen afbuigspoelen doorheen lopen. In dat lichaam kan een yokering uit zacht-magnetisch materiaal zijn ingebed, maar een 8602407 *

V

PHN 11875 4 yokering kan anderszins dat lichaam omgeven. Een andere mogelijkheid is, dat een yokering zelf drager is en aan zijn nauwe en wijde einden kunststof flenzen met groeven voor windingen van de stellen afbuigspoelen draagt.

5 De flenzen hebben tangentiële groeven, waarin de windingen van de afbuigspoelen omgeslagen zijn. Aan het wijde einde van de drager kan de flens een of meer groeven hebben, afhankelijk van de plaats tot waar de lijnafbuigspoelen en de eerste en de tweede delen van beeldafbuigspoelen doorlopen. Die spoelen en die delen kunnen samen in één 10 tangentiële groef omgeslagen zijn, danwel elk in een eigen tangentiële groef. De lijnafbuigspoelen en de eerste en de tweede delen van de beeldafbuigspoelen lopen aan de binnenzijde van de drager van de flens aan het wijde einde naar de flens aan het nauwe einde. De flens aan het nauwe einde heeft in de regel twee of meer tangentiële 15 groeven: een het verst van het wijde einde verwijderde tangentiële groef voor het tweede deel van elk der beeldafbuigspoelen en een dichterbij gelegen groef waarin eerst de windingen van het eerste deel van de beeldafbuigspoelen zijn omgeslagen en vervolgens de windingen van de lijnafbuigspoelen. Het is anderszins mogelijk dat er een eerste 20 tangentiële groef is voor de eerste delen van de beeldafbuigspoelen, een tweede voor de lijnafbuigspoelen en een derde tangentiële groef voor de tweede delen van de beeldafbuigspoelen.

Er zijn elektromagnetische afbuigeenheden bekend, waarbij de beeldafbuigspoelen elk uit meer dan een deel bestaan. Bij de vervaar-25 diging van die eenheden moeten echter verscheidene onderdelen worden samengevoegd.

Een dergelijke afbuigeenheid is bijvoorbeeld bekend uit EP 0 011 56 59 A1 (PHN 10536). Daarbij hebben de beeldafbuigspoelen elk een eerste en een tweede deel. De spoelen zijn niet direkt op de drager 30 gewikkeld, bevinden zich aan de buitenzijde van de drager en zijn in axiale richting van de drager van elkaar gescheiden.

Een uitvoeringsvorm van de elektromagnetische afbuigeenheid volgens de uitvinding wordt in de tekening getoond. Daarin is: 35 Fig. 1 een op een kathodestraalbuis aangebrachte afbuigeenheid in zijaanzicht.

Fig. 2, 3 en 4 een doorsnede door Fig. 1 volgens II-II, 8602407 ¥ s PHN 11875 5 III-III resp. IV-IV.

In Fig. 1 is de elektromagnetische afbuigeenheid 1 aangebracht op een kathodestraalbuis met een halsvormig gedeelte 2 en een konisch gedeelte 3.

5 De afbuigeenheid 1 heeft een holle, ringvormige drager 4, die een nauw en een wijd einde 5 resp. 6 heeft en een longitudinale as 7. Een stel beeldafbuigspoelen 8, 8' (Fig. 2) van het zadeltype voor beeldafbuiging van een elektronenbundel is direkt op de drager 4 gewikkeld aan de binnenzijde daarvan. De beeldafbuigspoelen 8, 8' zijn gelegen aan een 10 respektieve zijde van een beelspoelscheidingsvlak (9, Fig. 2) door de longitudinale as 7 van de drager 4 en hebben een veelheid van windingen met in hoofdzaak longitudinaal verlopende gedeelten 22, 22' (Fig. 3, 4).

Een stel lijnafbuigspoelen 10, 10' van het zadeltype voor lijnafbuiging van een elektronenbundel is eveneens direkt op de drager 4 gewikkeld aan 15 de binnenzijde daarvan.

De beeldafbuigspoelen 8, 8' hebben elk een eerste deel 11 resp. 11' (Fig. 4) en een tweede deel 12 resp. 12' (Fig. 2), die (11, 12 resp. 11', 12') elektrisch in serie zijn geschakeld. Het eerste deel 11, 11' is het eerst gewikkeld tegen de binnenzijde van de drager 4 aan, 20 vervolgens is het stel lijnafbuigspoelen 10, 10' en daarna het tweede deel 12, 12' van de beeldafbuigspoelen 8 resp. 8' gewikkeld aan de binnenzijde van die drager 4. Het tweede deel 12, 12' van de beeldafbuigspoelen 8, 8' strekt zich aan het nauwe einde 5 van de drager 4 in de richting van de longitudinale as 7 daarvan uit tot voorbij de 25 lijnafbuigspoelen 10, 10'.

In Fig. 1 heeft de drager 4 van de afbuigeenheid 1 aan zijn nauwe einde 5 een flens 13, aan zijn wijde einde een flens 14. De flens 14 heeft in de getekende uitvoeringsvorm één tangentiële groef 15, waarin zowel de windingen van de eerste delen 11, 11' van de 30 beeldafbuigspoelen 8 resp. 8', als de lijnafbuigspoelen 10, 10', alsook de tweede delen 12, 12' van de beeldafbuigspoelen 8 resp. 8' zijn omgeslagen. Aan het wijde einde 6 van de drager 4 eindigen de lijnafbuigspoelen 10, 10', de eerste delen 11, 11' en de tweede delen 12, 12' van de beeldafbuigspoelen 8 resp. 8' dus op dezelfde plaats.

35 Aan het nauwe einde 5 van de drager 4 heeft de flens 13 drie tangentiële groeven 16, 17, 18. In de getekende uitvoeringsvorm is het eerste deel 11 resp. 11' van de beeldafbuigspoelen 8, 8' in de groef 16 86 0 2 ¥ 0 7 k PHN 11875 6 omgeslagen. De lijnafbuigspoelen 10, 10' strekken zich in de richting van de longitudinale as 7 verder uit en hun windingen zijn in de groef 17 omgeslagen, overlappen de eerste delen 11, 11' dus volledig. De windingen van de het laatst gewikkelde tweede delen 12, 12' zijn in 5 groef 18 omgeslagen. De tweede delen 12, 12' overlappen de eerste delen 11, 11' en de lijnafbuigspoelen 10, 10' dus volledig en zijn het langste.

Fig. 2 toont het beeldspoelscheidingsvlak 9 door de longitudinale as 7 van de drager 4.

De windingen van de tweede delen 12, 12' van de beeldafbuigspoelen 8, 10 8' hebben hun in hoofdzaak longitudinaal verlopende gedeelten 22, 22' nabij het beeldspoelscheidingsvlak 9.

Fig. 3 toont dat de lijnafbuigspoelen 10, 10' althans aan het getoonde nauwe einde (5) van de drager (4) geen windingen met longitudinaal verlopende gedeelten nabij het beeldspoelscheidingsvlak 9 15 hebben, zodat de windingen van de tweede delen 12, 12' niet over windingen van de lijnafbuigspoelen 10, 10' heen liggen. In de onmiddellijke nabijheid van het wijde einde 6 hebben windingen van de lijnafbuigspoelen 10, 10' nabij het beeldspoelscheidingsvlak 9 longitudinaal verlopende gedeelten, maar dat zijn er maar zeer weinige.

20 Fig. 4 toont de bundels windingen van de eerste delen 11, 11' van de beeldafbuigspoelen 8, 8', omgeslagen in groef 16 en die groef passerende bundels windingen van de lijnafbuigspoelen 10, 10' en de tweede delen 12, 12'.

In de getoonde uitvoeringsvorm liggen ca. 30% van de 25 windingen van de beeldafbuigspoelen 8, 8' in de tweede delen 12, 12' daarvan.

8602*07

Claims

1. Elektromagnetische afbuigeenheid voor een kathode-straalbuis omvattende: - een holle ringvormige drager die een longitudinale as heeft en een nauw en een wijd einde, 5. een stel beeldafbuigspoelen van het zadeltype voor beeldafbuiging van een elektronenbundel, welke afbuigspoelen gelegen zijn aan een respectieve zijde van een beeldspoelscheidingsvlak door de longitudinale as van de drager, en een veelheid van windingen met in hoofdzaak longitudinaal verlopende gedeelten hebben, 10. een stel lijnafbuigspoelen van het zadeltype voor lijnafbuiging van een elektronenbundel, - waarbij de afbuigspoelen van béide stellen direkt op die drager gewikkeld zijn aan de binnenzijde daarvan, met het kenmerk, dat de beeldafbuigspoelen elk een eerste deel en een 15 tweede deel hebben die elektrisch in serie zijn geschakeld, waarbij het eerste deel van elk der beeldafbuigspoelen het eerst gewikkeld is tegen de binnenzijde van de drager aan, en waarbij vervolgens het stel lijnafbuigspoelen en daarna het tweede deel van elk der beeldafbuigspoelen op die drager gewikkeld zijn, en dat het tweede deel van elk der 20 beeldafbuigspoelen zich aan het nauwe einde van de drager in de richting van diens longitudinale as uitstrekt tot voorbij de lijnafbuigspoelen.

2. Elektromagnetische afbuigeenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede delen van de beeldafbuigspoelen windingen omvatten, waarvan de in hoofdzaak longitudinaal verlopende gedeelten 25 nabij het beeldspoelscheidingsvlak verlopen. 8602^07